---
Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal Binnenhof4 Den Haag
Directie Mensenrechten en Vredesopbouw Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum 30 september 2002 Behandeld Karen Burbach
Kenmerk DMV/MR-432/02 Telefoon 070 - 348.53.13
Blad /1 Fax 070 - 348.50.49
Bijlage(n) 1 E-Mail Karen.burbach@minbuza.nl
Betreft Beantwoording vragen van de leden Karimi en Tonkens (beiden
GroenLinks), van Aartsen (VVD), van Bommel (SP), Dittrich (D66), Eurlings
(CDA), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Janssen van Raaij (LPG), Koenders
(PvdA), van der Staaij (SGP) en Teeven (LN) over de dreigende dood door
steniging van een Nigeriaanse vrouw.
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld
door leden Karimi en Tonkens (beiden GroenLinks), van Aartsen (VVD), van
Bommel (SP), Dittrich (D66), Eurlings (CDA), Huizinga-Heringa
(ChristenUnie), Janssen van Raaij (LPG), Koenders (PvdA), van der Staaij
(SGP) en Teeven (LN) over de dreigende dood door steniging van een
Nigeriaanse vrouw. Deze vragen werden ingezonden op 20 september 2002.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Mr. J.G. de Hoop Scheffer
Antwoord van de heer De Hoop Scheffer, Minister van Buitenlandse Zaken, op
vragen van de leden Karimi en Tonkens (beiden GroenLinks), van Aartsen
(VVD), van Bommel (SP), Dittrich (D66), Eurlings (CDA), Huizinga-Heringa
(ChristenUnie), Janssen van Raaij (LPG), Koenders (PvdA), van der Staaij
(SGP) en Teeven (LN) over de dreigende dood door steniging van een
Nigeriaanse vrouw.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van een Nigeriaans 'appeal court' in
de zaak tegen Amina Lawal?
Antwoord
---
Ja.
Vraag 2
---
Waarin verschilt dit vonnis van het vonnis van het 'appeal court' in de
vergelijkbare zaak tegen mevrouw Safiya Hussaini?
Antwoord
Mevrouw Hussaini werd vrijgesproken omdat er volgens het Sharia-hof in de
aanklacht geen datum en geen plaats waren vermeld waarop de vermeende
misdaad had plaatsgevonden. Daarnaast was volgens het 'appeal court' de
aanklacht onvoldoende uitgelegd aan mevrouw Hussaini en werd geen rekening
gehouden met haar gemoedstoestand tijdens het voorlezen van de aanklacht,
terwijl dit wordt voorgeschreven door de Koran.
Bovenstaande was niet van toepassing in de zaak tegen mevrouw Lawal met als
gevolg dat zij werd veroordeeld.
Vraag 3
Bent U bereid om bijvoorbeeld via een démarche de Nigeriaanse overheid te
overtuigen van het belang van naleving van verschillende
mensenrechtenverdragen die deze praktijken ten stelligste verbieden?
Antwoord
Zoals ik reeds aangegeven heb in mijn antwoorden op de vragen van het lid
Van Bommel en het lid Koenders , heb ik samen met mijn collega's van
de lidstaten van de Europese Unie mijn afkeuring over de opgelegde straf
uitgesproken in de EU-verklaring over deze zaak d.d. 21 augustus jl. Het
Deense voorzitterschap van de EU heeft de kwestie rechtstreeks opgenomen met
de autoriteiten in Abuja.
Daarnaast ben ik voornemens de Ambassadeur van Nigeria uit te nodigen voor
een gesprek waarin ik het belang van naleving van internationale
mensenrechtenverdragen onder de aandacht zal brengen.
Vraag 4
Op welke wijze zult u, zowel bilateraal als in EU-verband, alles in het werk
stellen om uitvoering van dit vonnis te voorkomen?
Antwoord
Tot dusverre is in de praktijk steeds gebleken dat doodstraf
middels steniging in Nigeria door hogere rechterlijke instanties ongedaan
werd gemaakt.
Momenteel is het vonnis in de zaak Lawal nog voor beroep op federaal niveau
vatbaar. Indien nodig, kan in een later stadium, in overleg met de andere
lidstaten van de EU, de druk op Nigeria verder worden opgevoerd.
Aanvullend op de vragen van het lid Van Bommel (ingezonden 3 september
2002).
TK vergaderjaar 2002-2003, nr. 16
TK vergaderjaar 2002-2003, nr. 15
===