PERSBERICHT
---
Lichter voedsel, maar meer gewicht
De voedselconsumptie van de Nederlandse bevolking laat over de periode
1987-1997 een aantal duidelijke - en niet altijd gunstige -
ontwikkelingen zien. De consumptie van groente en fruit is verder
afgenomen, terwijl de inname van bijvoorbeeld graanproducten, snacks
en frisdranken steeg. De energie per gram voedsel is over het geheel
genomen gedaald. Wat we eten en drinken is dus `lichter' geworden,
met name door een sterk toegenomen gebruik van suikervrije (light)
frisdranken. Toch is het aantal personen met overgewicht en obesitas
aanzienlijk toegenomen, tot respectievelijk 34 en 11%. Dit komt
doordat de daling in de energiewaarde van de voeding wordt overtroffen
door de daling in het verbruik van energie. De lichamelijke activiteit
van de bevolking is namelijk verder afgenomen. Dit schrijft de
Gezondheidsraad in een vandaag verschenen advies aan de minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij.
In het advies geeft de Gezondheidsraad aan dat de grootste wijzigingen
zich hebben voorgedaan in de eerste vijf jaar van de verslagperiode.
De stijgingen en dalingen hebben zich in de tweede vijf jaar, van 1992
tot 1997, voortgezet. Veel genoemde trends, zoals `grazen', overslaan
van het ontbijt en kant-en-klaarmaaltijden, zijn niet altijd duidelijk
terug te zien in de cijfers. Wellicht waren trendsetters
ondervertegenwoordigd in de groepen die voor de peilingen over hun
consumptie rapporteerden.
Het traditionele patroon van drie maaltijden per dag heeft zich
blijkens de cijfers in ieder geval goed gehandhaafd. Wel werd er wat
minder vaak ontbeten. Het groenten- en fruitgebruik daalde met
respectievelijk 15 en 18%, terwijl de bevolking meer graanproducten,
vis, noten, snacks en frisdranken (een stijging van maar liefst 580%)
tot zich nam. Het gebruik van vruchtensappen nam met 55% toe, wat de
daling in fruitconsumptie enigszins compenseerde. Jongeren dronken in
1997 aanmerkelijk meer alcohol dan in 1987: een toename met circa 85%.
De consument ging in diezelfde periode minder vet eten, onder
andere door de zich voortzettende trend om halfvolle en magere
zuivelproducten te kiezen en margarine te vervangen door halvarine.
Ook de samenstelling van de vetzuren in de voeding vertoonde een
gunstige ontwikkeling: het percentage verzadigde vetzuren en
transvetzuren nam af tot respectievelijk ongeveer 14% en 1,7%. Toch is
de inname nog steeds hoger dan de 10% en 0,8% die vanuit
gezondheidskundig oogpunt aanvaardbaar wordt geacht. De veranderingen
in consumptie hebben van 1987 tot 1997 geleid tot een verminderde
inname van vitamines (vooral A, E, D en foliumzuur) en mineralen
(zoals ijzer).
De inname van groenten en fruit en vetzuren heeft belangrijke
implicaties voor de gezondheid, zo heeft de Gezondheidsraad berekend.
Als de groenten- en fruitconsumptie weer zou stijgen, en als de
hoeveelheid verzadigde en transvetzuren in de voeding blijft dalen,
kan de komende veertig jaar een substantiële reductie van de sterfte
als gevolg van hart- en vaatziekten en kanker worden bereikt.
Wat moet er gebeuren om de gunstige ontwikkelingen voort te zetten
en de ongunstige om te buigen? Omdat bepaalde ongunstige trends zich
juist onder jongeren scherp aftekenen, beveelt de raad aan om in het
onderwijs structureel meer aandacht te gaan besteden aan het belang
van gezonde voeding en beweging. Daarnaast zou ontmoediging van
gebruik van alcohol onder jongeren moeten worden geïntensiveerd.
De Gezondheidsraad pleit ervoor dat het bedrijfsleven door de
overheid wordt gestimuleerd grondstoffen te kiezen en producten te
ontwikkelen die leiden tot een verdere daling van de inname van
verzadigde vetzuren en transvetzuren, en tot een grotere vezelinname.
Waar bedrijven het vetgehalte van producten verlagen, is het raadzaam
de vaak daarmee gepaard gaande daling in vetoplosbare vitamines te
compenseren.
Daarnaast dringt de Gezondheidsraad aan op een Nederlands
initiatief om de regelgeving in de EU zodanig te veranderen dat het
gehalte aan transvetzuren opgenomen wordt in informatie over de
voedingswaarde op etiketten. Overigens zijn etiketten met informatie
over de voedingswaarde op dit moment nog niet in alle gevallen
verplicht. Nederland zou zich volgens de raad dan ook in EU-verband
sterk moeten maken voor een algemeen geldende verplichte vermelding
van de voedingswaarde op etiketten.
Het advies is opgesteld door de commissie Trends van de
Gezondheidsraad. In deze commissie hebben zitting :
· prof. dr ir FJ Kok, Wageningen Universiteit en Research Centrum,
voorzitter · prof. dr ir PA van den Brandt, Universiteit
Maastricht · ir BC Breedveld, Voedingscentrum, 's-Gravenhage ·
prof. dr GJ Hiddink, St. Zuivel, Voeding en Gezondheid, Utrecht ·
mevr dr KFAM Hulshof, TNO Voeding, Zeist · mevr prof. dr EMH
Mathus-Vliegen, AMC, Amsterdam · mevr dr ir MC Ocké, RIVM Bilthoven,
adviseur · prof. dr ir JC Seidell, Vrije Universiteit, Amsterdam ·
prof. dr C van Weel, Katholieke Universiteit Nijmegen · ir W Bosman,
Gezondheidsraad, secretaris
Nadere inhoudelijke inlichtingen verstrekt ir W Bosman, tel.070 - 340
74 47, e-mail: w.bosman@gr.nl.
Datum: 30 september 2002
---