---

Brieven aan de Kamer
---

informele vergadering van de Navo-ministers van Defensie in Warschau

26-09-2002

Op 24 en 25 september jl. waren de Navo-ministers van Defensie informeel in Warschau bijeen. In deze brief doe ik verslag van de bijeenkomst. Onderwerp van gesprek was de voorbereiding van de militaire aspecten van de Navo-top voor regeringsleiders en staatshoofden in Praag op 21 en 22 november a.s. De versterking van de militaire capaciteiten (new capabilities) van de Europese Navo-bondgenoten stond in Warschau centraal. Een tweede agendapunt betrof de aanpassing van de Navo-commandostructuur. Verder deed de Verenigde Staten een voorstel voor een NATO Response Force. Met de Russische minister van Defensie Ivanov werd van gedachten gewisseld over de voortgang van de werkzaamheden van de Navo-Rusland Raad (opvolger van de vroegere Permanente Gemeenschappelijke Raad) en over de situatie in Georgië.

Ook de eventuele Duits-Nederlandse leiding over ISAF en de daaraan verbonden mogelijke inzet van delen van het Duits-Nederlandse hoofdkwartier is aan de orde geweest, zowel tijdens de vergadering als in een ontmoeting met de Duitse minister van Defensie. In vervolg op de kennisgeving over ISAF die u deze week is toegegaan, doe ik in deze brief verslag van hetgeen in Warschau over ISAF is besproken.

Gesprek Rumsfeld Voorafgaand aan de informele Navo-vergadering ontmoette ik de Amerikaanse minister van Defensie Rumsfeld. Deze sprak zijn waardering uit voor de Nederlandse bijdrage aan de internationale strijd tegen het terrorisme. Voor het welslagen van de top van Praag hoopte Rumsfeld op concrete voorstellen van de bondgenoten voor de versterking van de bondgenootschappelijke militaire capaciteiten. Daarbij moest bijzondere aandacht worden besteed aan mogelijkheden tot multilaterale projecten en de pooling van middelen. Niet alle bondgenoten hoeven alles te kunnen; er is geen enkel bezwaar tegen specialisatie. Voorts onderstreepte minister Rumsfeld het belang van de vorming van een Nato Response Force en van de aanpassing van de commandostructuur van de Navo. Ik heb dit onderschreven. Ten slotte wisselden wij van gedachten over ISAF (zie verderop in deze brief). Irak was geen onderwerp van gesprek.

Capaciteiten De Navo is juni jl. overeengekomen in Praag een nieuw initiatief te lanceren voor de versterking van de militaire capaciteiten van het Bondgenootschap. Het vervolg op het Defence Capabilities Initiative (DCI) van 1999, dat waarschijnlijk Prague Capability Commitment (PCC) gaat heten, krijgt een minder vrijblijvend karakter. De Navo-landen zullen tijdens de Navo-top in Praag concreet moeten aangeven wat zij hieraan zullen bijdragen. Het PCC is gericht op vier terreinen: 1) de verdediging tegen chemische, biologische, radiologische, en nucleaire aanvallen; 2) het verzekeren van veilige verbindingen en commandovoering en information superiority; 3) de verbetering van de gevechtskracht en de interoperabiliteit van ontplooide eenheden en 4) de verzekering van de snelle ontplooiing en het voortzettingsvermogen van strijdkrachten. De Navo heeft deze terreinen uitgewerkt tot een lijst met cruciale militaire capaciteiten.

De Secretaris-Generaal van de Navo Robertson beklemtoonde het belang van een geloofwaardig initiatief. Hij riep de Navo-lidstaten op voldoende toezeggingen te doen om van het PCC een succes te maken. Robertson erkende dat het economische tij niet meezat en spoorde de Navo-ministers van Defensie aan binnen hun begrotingen te zoeken naar doelmatigheidswinst. Daarmee zouden aanvullende militaire capaciteiten kunnen worden gefinancierd. Ook de Amerikaanse minister van Defensie Rumsfeld onderstreepte de noodzaak van het welslagen van het PCC-initiatief. In het licht van de nieuwe dreigingen van na 11 september 2001 diende de Navo haar structuren en capaciteiten aan te passen. Anders dreigde het Bondgenootschap zijn relevantie te verliezen en verliezen de Europese bondgenoten de aansluiting met de Verenigde Staten. Bij afwezigheid van extra geld moest volgens Rumsfeld verspilling worden stopgezet en dienden betere prioriteiten te worden gesteld.

Ik heb het belang van een succesrijk initiatief onderstreept. De cruciale militaire capaciteiten, waarop het Navo-initiatief zich richt, moeten werkelijk worden versterkt en de bondgenootschappelijke militaire samenwerking moet worden bevorderd. Volgens Nederland dient het PCC ruimte te bieden voor multinationale invulling van tekortschietende militaire capaciteiten. Verder moet het PCC onderkennen dat niet ieder land over een all-round krijgsmacht moet beschikken, maar dat ook via specialisatie kan worden bijgedragen aan het militair vermogen van de Navo. In dat verband dient het Navo-initiatief te worden gebruikt om keuzes te maken. Ten slotte heb ik aangekondigd dat Nederland zich concreet zal committeren aan het PCC. Daartoe stelt het ministerie van Defensie een lijst op met aanvullende projecten, waarmee Nederland kan bijdragen aan het opheffen van militaire tekortkomingen van de Europese NAVO-bondgenoten. De Kamer wordt hierover geïnformeerd vóór de Navo-top in Praag. De Nederlandse bijdrage aan het Navo-initiatief wordt gefinancierd uit de EVDB-intensivering van het regeerakkoord, die oploopt tot 50 miljoen euro in 2006. In verband met het PCC heb ik verder gewezen op de ingrijpende modernisering van de Nederlandse krijgsmacht tijdens het afgelopen decennium en op de aanvullende projecten die Nederland de afgelopen twee jaar in het kader van de verwezenlijking van de Helsinki Headline Goal van de Europese Unie ter hand heeft genomen. Daarnaast worden de mogelijkheden onderzocht om in het licht van het PCC prioriteiten te heroverwegen

Commandostructuur In Warschau is de voortgang besproken rondom de aanpassing van de Navo-commandostructuur. De command arrangements van het Bondgenootschap moeten worden aangepast aan de eisen van de meest waarschijnlijke toekomstige operaties en scenario´s. Dat is nodig om het hoofd te kunnen bieden aan veranderde dreigingen en risico´s. In dat kader moet het accent komen te liggen op mobiele high readiness hoofdkwartieren (aan te bieden door Navo-lidstaten) en dient het aantal staande tactische hoofdkwartieren te worden verminderd. Verder kunnen langs deze weg - schaarse - financiële en personele middelen worden vrijgemaakt om te investeren in militaire capaciteiten (minder beton, meer capaciteiten). Verschillende lidstaten stellen zich tot dusver terughoudend op ten aanzien van de aanpassing van de Navo-commandostructuur. De op te heffen hoofdkwartieren zijn voor hen van politiek (Navo-aanwezigheid) en/of economisch (werkgelegenheid) van belang. Het is de bedoeling tijdens de Navo-top in Praag overeenstemming te bereiken over de uitgangspunten voor de aanpassing, alsmede het aantal resterende hoofdkwartieren. Nederland stelt zich op het standpunt de Navo-commandostructuur tot het minimum te beperken. Daarbij geeft Nederland de voorkeur aan de handhaving van twee strategische commandanten. Naast SACEUR in Bergen (België) blijft de aanwezigheid van een Navo-commandant in de Verenigde Staten ter verzekering van de politieke en militaire transatlantische band gewenst.

NATO Response Force De Verenigde Staten heeft in Warschau een voorstel gedaan voor de oprichting van een NATO Response Force (NRF). De VS denkt aan een Navo-reactiemacht van 5.000 tot 20.000 militairen die tussen een week en een maand voor alle mogelijke missies kan worden ingezet binnen en buiten het Navo-verdragsgebied. De NRF zou zee-, land- en luchtstrijdkrachten omvatten. Deelneming aan de NRF zou gebeuren op rotatiebasis. De NRF zou kunnen worden ingezet onder bevel van een Combined Joint Taskforce HQ en al naar gelang de opdracht worden toegesneden op de missie. De NRF zou eind 2004 operationeel kunnen zijn. Volgens minister Rumsfeld zou de Navo met de NRF slagvaardig kunnen reageren op crisissituaties. Verder zou de NRF de blijvende relevantie van de Navo onderstrepen. Het Amerikaanse voorstel werd positief ontvangen. Ook Nederland heeft dat gedaan. Er is nog wel een aantal vragen te beantwoorden, onder meer over de plaats van de NRF binnen de geïntegreerde militaire structuur van de Navo en (in verband met het Toetsingskader) over de besluitvormingsprocedure voor de inzet van de NRF. De Kamer wordt, in het geval van verdere, positieve besluitvorming over de NRF, geïnformeerd over de uiteindelijke invulling en aansturing van de NRF.

ISAF Tijdens de vergadering legde de Duitse minister van Defensie, de heer Struck, mede namens ondergetekende, een verklaring af over ISAF. Daarin werd gemeld dat Duitsland en Nederland de mogelijkheden onderzoeken om delen van het hoofdkwartier van het Duits-Nederlandse Legerkorps in te zetten in ISAF, en Turkije af te lossen als lead nation. Ten behoeve van de politieke besluitvorming in beide landen, doch zonder daarop vooruit te lopen, verzochten beide landen de NAVO te bezien hoe zij de eventuele inzet van delen van het Duits-Nederlandse hoofdkwartier - een snel inzetbaar hoofdkwartier uit de NAVO-structuur - zou kunnen ondersteunen. Daarbij werd in het bijzonder gedacht aan de operationele planning en de coördinatie van de bijdragen van alle bij ISAF betrokken landen (force generation). Aangezien het vooral NAVO-landen zijn die in aanmerking komen als lead nation van ISAF, zou ook de kwestie van de opvolging van een eventuele Duits-Nederlandse leiding in NAVO-verband besproken moeten worden. Het verzoek de mogelijkheden tot NAVO-ondersteuning te bezien, is vervolgens schriftelijk bevestigd bij de Secretaris-Generaal van de NAVO.

In de Navo-vergadering en in het afzonderlijke gesprek dat ik met hem voerde, stelde de Amerikaanse minister Rumsfeld voor dat de volgende lead-nation wellicht langer zou kunnen blijven, bij voorkeur één à twee jaar. De Amerikaanse regering heeft laten weten een Duits-Nederlandse leiding van ISAF op prijs te stellen.

En marge van de vergadering heb ik voorts een bilateraal gesprek gehad met de Duitse minister van Defensie. Daarbij stond de eventuele gezamenlijke leiding over ISAF en de inzet van delen van het Duits-Nederlandse hoofdkwartier als hoofdkwartier van ISAF centraal. De Duitse minister bevestigde dat er, in tegenstelling tot de indruk die in de media was ontstaan, thans slechts sprake was van een onderzoek naar de wenselijkheid en haalbaarheid. Besluitvorming in kabinet en parlement is in beide landen pas aan de orde als eind oktober het voorbereidend onderzoek is voltooid. Zoals bekend, wordt er inmiddels overlegd tussen Duitse en Nederlandse militaire experts. In het kader van het onderzoek wordt er verder op korte termijn een gezamenlijke verkenningsmissie naar Kaboel en naar Turkije gestuurd.

In het gesprek met mijn Duitse collega kwamen voorts de gemeenschappelijke uitgangspunten voor het onderzoek aan de orde. Een eventuele Duits-Nederlandse leiding over ISAF en daarmee de inzet van de delen van het hoofdkwartier zou gebonden moeten zijn aan een periode van maximaal zes maanden. Het mandaat van ISAF dient ongewijzigd te blijven. De huidige arrangementen tussen de VS en ISAF, in het bijzonder de Amerikaanse toezegging te hulp te komen als de nood aan de man zou komen, worden voortgezet. Verder is de verwachting gerechtvaardigd dat de grote landen die thans deelnemen aan ISAF, zoals Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Italië, hun bijdrage zullen handhaven.

Ten behoeve van de uiteindelijke afweging van de Nederlandse Regering wordt vanzelfsprekend ook een gedegen risicoanalyse gemaakt en een financiële onderbouwing opgesteld. Ook zal de mate van ondersteuning door de NAVO dan bekend zijn. De uitkomst van het onderzoek zal, nadat het kabinet zich een oordeel heeft gevormd, aan de Kamer worden voorgelegd.

DE MINISTER VAN DEFENSIE,

Nieuws Ministerie van Defensie