Voorkomen decubitus kwaliteitsindicator gezondheidszorg
Eén op drie patiënten in verpleeghuis heeft last van doorligwonden
Decubitus (doorligwonden), een belangrijke indicator voor de kwaliteit van
de gezondheidszorg, komt nog steeds veel voor bij patiënten in
verpleeghuizen, ziekenhuizen en thuiszorginstellingen. Dit blijkt uit
onderzoek van drs. Bours en dr. Halfens van de Universiteit Maastricht (UM)
onder 153 gezondheidszorginstellingen. Eén op de drie patiënten in een
verpleeghuis heeft een vorm van decubitus. In algemene ziekenhuizen heeft
twintig procent van de patiënten decubitus, terwijl dit in de thuiszorg iets
minder is.
Decubitus treedt op als een plaats in de huid niet goed doorbloed wordt
doordat er langdurig druk op wordt uitgeoefend. Dit verschijnsel treedt met
name op bij patiënten die lange tijd stil liggen of zitten. Decubitus gaat
gepaard met veel pijn voor de patiënt en een langere ligduur en intensieve
zorg, hetgeen aanzienlijke kosten met zich meebrengt. Volgens de
Gezondheidsraad bedragen de kosten van de zorg voor decubitus ruim 450
miljoen Euro. Daarmee staat decubitus op de vierde of vijfde plaats wat
betreft de duurste ziekten, hoewel het feitelijk geen ziekte, maar een
complicatie bij ziekte is.
Decubitus wordt steeds meer geaccepteerd als kwaliteitsindicator voor de
zorg. De mate van het aanwezig zijn van decubitus binnen een
gezondheidszorginstelling blijkt een goede indicatie te geven van de
kwaliteit van de geleverde zorg van die instelling. Wellicht het
belangrijkste probleem bij decubitus is de aandacht voor het probleem. Bij
instellingen die jaarlijks in kaart brengen hoeveel patiënten decubitus
hebben, blijkt het aantal patiënten met decubitus namelijk af te nemen.
Blijkbaar geven de resultaten van de metingen de deelnemende instellingen
voldoende aanleiding om het probleem serieus aan te pakken, bijvoorbeeld
door een decubitusconsulent aan te stellen, het protocol te herzien of
nieuwe matrassen aan te schaffen.
Decubitus zal wel nooit helemaal voorkomen kunnen worden, aldus Dr Halfens,
maar een aanzienlijke reductie moet mogelijk zijn als er meer aandacht
ontstaat voor dit probleem en zorgverleners de reeds bekende preventieve
maatregelen toepassen. Onderzoek naar welke methoden werkzaam zijn in de
preventie van decubitus zal echter onontbeerlijk zijn. Tot nu toe is er
weinig bekend op dit terrein, hetgeen in schril contrast staat met de kosten
die gepaard gaan met decubitus. Hetzelfde geldt voor onderzoek naar de wijze
waarop deze kennis verspreid kan worden (implementatie) naar de
zorgverleners.
De metingen, die sinds 1998 jaarlijks door de Universiteit Maastricht worden
uitgevoerd, vinden plaats op initiatief van de landelijke Stuurgroep
Decubitus, die pleit voor meer expliciete aandacht binnen de gezondheidszorg
voor de preventie van decubitus. Het Nationaal Instituut voor
Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ) werkt samen met de UM door
deelnemende instellingen te ondersteunen bij het ontwikkelen en invoeren van
een actief decubitusbeleid, zodat niet alleen meer geconstateerd wordt dat
decubitus te vaak voorkomt maar dat instellingen ook handvatten krijgen om
problemen aan te pakken. Op donderdag 26 september a.s. worden de resultaten
van de vijfde meting aan de deelnemende gezondheidszorginstellingen
gepresenteerd.
Noot voor de pers:
Dr. Halfens en drs. Bours zijn bereikbaar via 043 388 1570.
De afdeling Communicatie van de UM is bereikbaar via 043 388 2044. Voor
urgente zaken buiten kantooruren 06 21275612.
Mailto: pers@bu.unimaas.nl. De persberichten van de UM staan op Internet
www.pers.unimaas.nl.