Algemene inleiding: Eigenbouw in België
24-09-2002
Inleiding SEV-congres door Marc Santens Adjunct Vlaams Bouwmeester
Vraagstelling vanuit Nederlands perspectief: Wat kunnen wij leren van
de Belgische traditie van het zelf bouwen? Wie bewaakt de kwaliteit?
En doen we in het in Nederland zo slecht? Allereerst wil ik u
hartelijk danken voor de uitnodiging om op dit congres te kunnen
spreken. Ik wil u niet vervelen met een langdradige toespraak, maar
wil werken met stellingen en beelden om de discussie aan te zwengelen.
Eveneens laat ik mij niet verleiden tot het rollenspel België
Nederland. Wel wil ik zoeken naar de vraag van wat de logica is van
bouwen in Vlaanderen, zonder mij te bekommeren om wat slecht is en wat
goed is. Dit op voorwaarde dat anders zijn over cultuur gaat, en niet
over trends markt en mode.
Stellingen
Stelling 1:
Particulier opdrachtgeverschap is een oefening in democratie. Het
sluit aan bij één van de basisspanningen in de democratie; met name
het samenspel tussen gelijkheid en verscheidenheid en de verhouding
tussen individu en gemeenschap.
Bouwen is meer dan een individuele verantwoordelijkheid. Het is een
culturele daad die de gemeenschap raakt. De gemeenschap moet in het
kader van de globalisering leren omgaan met verscheidenheid zonder dat
de gemeenschap in haar bestaan onherkenbaar wordt. Dit geldt dus ook
voor de uitwerking van een beleidsvisie op de gebouwde omgeving. In
het huidig politieke klimaat is de verbeelding van die verscheidenheid
een belangrijk gegeven en dus is het particulier opdrachtgeverschap
een oefening in gelijkheid en verscheidenheid. Het is een oefening in
democratie, waarbij het individu zijn plaats in de gemeenschap
versteend, zonder die gemeenschap aan te tasten. Particulier
opdrachtgeverschap is niet in de eerste plaats een kwestie van dromen
en wensen, maar van democratisch omgaan met gelijkheid en
verscheidenheid. De beroemde marktplaatsen van Brugge, Brussel, Gent
en Antwerpen laten geen beeld zien van een totaalensemble met de
ambities van de gemeenschap, maar een optelling van een
verscheidenheid aan woningen die naast elkaar staan om samen een
geheel te vormen. Dit is een culturele traditie met een politieke
grondslag. Totalitaire landen/regimes hebben de neiging mensen gelijk
te maken in hun gebouwde omgeving.
Stelling 2: Bouwen in Vlaanderen is in de eerste plaats,zoals in elk
land een cultureel gegeven met eigen wortels. Het gaat om een
handelingstraditie en vaardigheidstraditie. Eigen woningbouw is een
cultuur en geen beleid.
Een culturele traditie veranderen vraagt een culturele benadering en
geen marktaanpak of regelgevingsbeleid. Wonen in Vlaanderen is een
betrokkenheid op drie belevingsvelden, die gekoppeld zijn aan de
doorgevoerde lintbebouwing: de voorkant van de woning en de
betrokkenheid op de straat; de achterkant van de woning en de
betrokkenheid op de omgeving; tussen de voorkant en de achterkant
wordt er gewoond. Deze driedeling is een hiërarchie. Deze hiërarchie
is cultureel bepaald. De woonplek bij lintbebouwing heeft een vaste
hiërarchie op het vlak van betrokkenheid en vrijheid. Vooraan houd je,
je aan de regels, achter mag je knoeien. Elk gevecht om de achterkant
in België te ordenen is tot op heden mislukt.
* De vrijheid vertrekt aan de achterkant van het publieke leven en
wordt opgebouwd naar de gemeenschapskant, de maatschappij - de
straat en voorkant is de gemeenschap, maar met herkenbaarheid
zonder identiteit. Individualiteit is: zich bescheiden invoegen
met de sporen van de vrijheid aan de achterkant. De voorkant
ontstaat uit de achterkant en niet omgekeerd. Wonen is het
vrijheidsidee, zij het binnen een gemeenschap.
* Wonen tussenin, is de hiërarchie van de gerichtheid, de oriëntatie
op de achterkant. Men bouwt een nieuw huis, maar pas wanneer het
er net staat, begint het echte knoeien pas.
* Wonen is niet functioneel, maar hiërarchisch emotioneel. Geen
kamers maar ruimtelijke hiërarchie waarbinnen kamers een plaats
krijgen. Dit is cultuur en geen functionalisme of wenselijkheid.
* Vlaanderen heeft geen traditie van ruimtelijke dichtheid en het
bewonen van binnengebieden.
De vraag is niet wat wens je, maar hoe cultureel bepaald is de wens
als de wens geen gril van het moment is. Cultuur is verkoopbaar niet
koopbaar!
* Welke zijn de culturele wortels van het wonen in Nederland?
* Wat is voor-, en achterkant? En welke hiërarchie is cultureel?
Stelling 3:
De Vlaming is geboren met de baksteen in de maag, is een verhaal over
traditie en duurzaamheid.
In België bestaat 80% van de woningvoorraad uit eigenbouw, als die
allemaal op maat waren gebouwd, moesten wij om de 30 jaar alles
afbreken.
* Het is investeren om door te geven, anderen moeten het ook kunnen
gebruiken: het permanente van de verandering, het bouwen en niet
het ontwerpen.
* Het huis is het plezier van het zelf bouwen om het later door te
geven.
* Duurzaamheid is omgaan met het permanente en de eigenheid van de
eigen veranderende leefwereld. Het is niet de catalogus van de
voorbije, actuele en toekomstige functies.
* Het belang van de footprint. Dit is het bewust omgaan met de
inplanting ofwel, omdat er al een geschiedenis ligt ofwel omdat
elke inplanting een zaak is van lange duur.
* Het casco en de gevel. Dit is de draagstructuur en de gevels zijn
gemaakt om zowel cultureel als materieel te overleven.
* De uitrusting. Dit is het technisch comfort om een leefbaarheid te
scheppen en niet alleen om de temperatuur te egaliseren.
* De veranderbaarheid en de evolutie binnen het permanente. De
veranderbaarheid begint te leven als de woning af is.
* Het actuele leefdecor. Dit is de sfeer en aankleding van de woning
die van zeer korte duur is.
Wanneer is duurzaamheid als conceptueel uitgangspunt voor woningbouw
strijdig met het bouwen op basis van individuele woonwensen?
Duurzaamheid is geen opsomming van ecologische gadgets op het niveau
van de uitrusting.
Stelling 4:
Bouwen is een plek bezetten en niet een plek bezitten.
Hoe mag ik die plek bezetten? Elke particulier opdrachtgever raakt aan
de toekomst en de maatschappij. Kan wat jij bouwt, morgen ook door
anderen worden gebruikt?
* Gemeentelijke verantwoordelijkheid en architecturale
verantwoordelijkheid.
* Geen esthetische kwestie, maar een maatschappelijke kwestie. Dus
geen esthetische commissies of normen. Het gaat niet om vrijheid
en schoonheid wat beleid, markt en architectuur zo graag willen
doen geloven. Het gaat om onze stedelijkheid als erfenis voor
morgen.
* De plek is de aanleiding voor architectuur.
Geeft het bezitten van de plek ook het recht op de vrijheid van
invulling? Mensen willen kunnen zeggen: Ik woon daar!. Mensen hebben
recht op leven en verscheidenheid.
Stelling 5:
Ontwerpers in Vlaanderen worden opgeleid om individuele woningen te
bouwen of om het zelfbouwen te legaliseren.
* Architectuur is het bevestigen van de identiteit in het naast
elkaar staan.
* Het is tegelijk gelijk zijn en anders zijn. Het is niet gewild
anders zijn; het is gewoon er naast staan, er op een andere manier
bijstaan.
* Ontwerpen is tonen hoe je er naast kan staan en hoe je voor de
rest je zin kan doen. Het is dus een maatschappelijke afweging die
soms ontaardt in architecturaal exhibitionisme of individuele
eigenzinnigheid.
Heeft Nederland anders opgeleide ontwerpers die klaar zijn voor de
relativiteit van het individuele opdrachtgeverschap of is het
individuele opdrachtgeverschap de aanleiding voor een nieuwe
architecturale identiteit en signatuur?
Het professionalisme van de ontwerper kan niet herleid worden tot het
ontwerpen van woonwensen. Samenwerking tussen architectuurinstituten
in Vlaanderen en Nederland kan hier nieuwe concepten en nieuwe
interpretaties over het wonen genereren.
Stelling 6:
Bouwen om te wonen gaat niet over bewonerswensen maar over
bewonerspotenties en bouwpotenties.
De uitdrukking die in Vlaanderen bestaat: Je moet twee keer bouwen om
echt te kunnen wonen, is wellicht duidelijk. Bouwen verwarren met
bewonerwensen van het ogenblik moet je afleren. De eerste keer bouw je
op basis van je wensen om te wonen, de tweede keer bouw je omdat je
wil wonen.
Het programma gaat over de voorwaarden om te kunnen doen wat men wil
doen en niet over de manier waarop men het wil doen. Bewoners moeten
meegroeien met het bouwproces om zich het huis toe te eigenen.
Bewoners moeten niet ontwerpen, maar wel toetsen welke potenties er
nodig zijn om persoonlijk te wonen. Ze moeten leren die potenties te
benoemen. Te gemakkelijk worden er door de markt functies benoemd, de
functie van een kamer is iets anders dan leven in een ruimte.
Verandering is geen doel wel een mogelijkheid.
Stelling 7:
Wonen naar wens is een verkeerd uitgangspunt. Immers wonen is geen
wensprogramma met samenstellende delen, maar een levenswijze die
permanent verandert binnen vastgelegde contouren.
Dus een maatpak knelt en kan door niemand anders nog gedragen worden. Een woning moet een meerwaarde vertegenwoordigen en geen minwaarde. Slechts het unieke wordt monument en laat zich bevriezen.
Stelling 8:
Zo doe je dat, is geen recept maar een zoektocht.
Bestaande uit:
* Wonen is geen product maar een cultuur.
* Wonen is geen programma, maar een uitdaging.
* Leren formuleren wat wonen is, zonder het te hebben over wensen.
* Leren formuleren wat wonen is, zonder het te benoemen in functies.
* Leren formuleren met een sociale gevoeligheid, zonder de vrijheid
te beschouwen als de extreme sociale gevoeligheid.
* Leren formuleren, waar het over gaat, wat leven is.
* Leren toetsen van mogelijkheden, zonder oplossingen te bouwen.
* Leren kiezen, zonder telkens opnieuw te praten in oplossingen.
* Leren ontwerpen, zonder de dingen te benoemen als het anekdotische
van de actualiteit.
* Leren om wonen te verkopen, zonder woningen aan te bieden.
* Leren in plaats van weten, producten maken en verkopen op maat.
Als particulier opdrachtgeverschap te maken heeft met een culturele
omslag waarbij in het wonen meer aandacht komt voor gelijkheid en
verscheidenheid, dan vraagt dit omkaderende begeleiding op het vlak
van culturele duurzaamheid, woonanalyse en toetsingskaders voor
woonpotenties. Er zijn in het bewerkstelligen van die culturele omslag
twee hoofdsleutels te benoemen:
1) weet waar de culturele wortels zitten;
2) maak dat de culturele omslag omkaderd wordt met: geld, binding
democratische toekomst, duurzaamheid en wensen vertaald in potenties.
Commissies worden professionele studie en ateliergroepen, die de juiste vragen stellen en niet de antwoorden en de oplossingen en de regels aanreiken. Praten over processen en niet over producten, daar gaat het om en niet omgekeerd. Dit zijn enkele hopelijk uitdagende ochtendbedenkingen waar sommigen niets aan hebben en anderen zich wellicht vragen bijstellen. Wellicht is het dat wat Vlaanderen te bieden heeft aan Nederland en omgekeerd, want cultuurverschillen moeten vragen oproepen en geen antwoorden geven.
Ik dank u voor uw aandacht.