Antwoorden op kamervragen over verdrinkingen
De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
DBO-K-U-2311777
12 september 2002
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Arib
(PvdA) over verdrinkingen (2010214330).
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. Eduard J. Bomhoff
Antwoorden op kamervragen van Arib (PvdA) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport over verdrinkingen (2010214330).
---
Vraag 1.
Hebt u kennisgenomen van het aantal slachtoffers dat afgelopen weekend als gevolg van verdrinking
is omgekomen?
Antwoord
Ja.
Vraag 2.
Om hoeveel verdrinkingen en bijna verdrinkingen gaat het per jaar? Om welke leeftijden gaat
het? Wat is de grootste risicogroep? Klopt het dat de migrantengroepen wereldwijd de grootste
groep zijn? Geldt dit ook voor Nederland, en om hoeveel migranten gaat het? In het geval
er geen gegevens hierover bekend zijn, bent u dan bereid hiernaar onderzoek te laten doen?
Antwoord
In Nederland komen in totaal ongeveer 290 mensen per jaar door verdrinking om het leven. Dit
aantal omvat zowel slachtoffers van zuiver accidentele verdrinking, verdrinkingsdood door het te
water geraken van de auto alsmede suïcide slachtoffers. Het aantal bijna-verdrinkingen waarvoor
behandeling in een ziekenhuis nodig is, bedraagt in totaal gemiddeld 387 per jaar. Het aantal
bijna-verdrinkingen waarvoor geen medische behandeling nodig was, wordt 10 maal hoger ingeschat.
Van de genoemde 290 verdrinkingsslachtoffers per jaar overlijden gemiddeld 98 mensen door
zuiver accidentele verdrinking. Bij een kwart van deze 98 ongevalslachtoffers gaat het om kinderen
tussen de 0 en 5 jaar. Zo'n 130 kinderen in deze leeftijd worden per jaar in ziekenhuizen opgenomen
als gevolg van bijna-verdrinkingen. 0 tot 5 jarigen vertegenwoordigen ongeveer 5 %
van de bevolking.
Kinderen van deze leeftijd verdrinken merendeels in de woning (badje) of in de directe omgeving
daarvan (tuinvijver/open water nabij de woning). Kinderen van 5 tot 14 jaar lopen daarentegen
meer risico's in zwembaden en open water (strand of in de woonwijk).
Of migranten wereldwijd het hoogste aantal doden door verdrinking kennen is mij niet bekend.
Migranten vormen in Nederland wel een kwetsbare groep. Ingezetenen van Turkse, Marokkaanse
en Surinaamse afkomst hebben een 2 tot 3 maal zo grote kans om ten gevolge van een verdrinking
te overlijden. 1
Vraag 3.
Kunt u aangeven onder welke omstandigheden (zwembaden, thuis, sloten, zee, enz.) verdrinking
en bijna-verdrinking plaatsvindt en in welke mate?
Antwoord
Het door mij gesubsidieerde onderzoeks- en preventie-instituut Stichting Consument en Veiligheid
houdt statistische informatie bij over dodelijke ongevallen en over letsels die leiden tot
behandeling in ziekenhuizen. Daaruit blijkt dat verdrinkingen bij kinderen tussen 0 en 14 jaar
merendeels plaatsvinden in en om het huis ( bad, vijver, sloot: 30%), in het zwembad (30%)
en in open water (strand, waterpartijen in woonwijken: 25%).
1 Verweij & Bierens. Verslag op World Congress on drowning, 26-28 juni 2002).
2
Vraag 4.
Bent u op de hoogte van de conclusies en aanbevelingen van het Wereld Congres over Verdrinking
dat in juni jl. in Amsterdam heeft plaatsgevonden? Zo ja, wat gaat u met deze aanbevelingen
en conclusies doen?
Vraag 5.
Bent u het met de stelling eens dat verdrinking en bijna-verdrinking voor 80% vermijdbaar zijn?
Welke maatregelen gaat u nemen om dit te verwezenlijken?
Antwoord
Ja. Ik heb aan de organisatoren een bijdrage toegezegd om dit congres te realiseren. Ik ben
het tevens met de organisatoren eens dat "preventie de sleutel is tot de oplossing van het
probleem". Blijvende inspanningen zijn nodig om de op zich lage incidentie in Nederland van
verdrinkingsslachtoffers ten gevolge van een ongeval (0,6 per 100.0000 inwoners in 2000)
te behouden en waar mogelijk verder terug te dringen met name door preventie inspanningen
te richten op jonge kinderen.
In situaties waarin kinderen verdrinken is gebrek aan toezicht de belangrijkste oorzaak.
Zwemvaardigheid kan het risico op een verdrinking verkleinen, maar is alleenstaand zeker niet
een afdoende maatregel. Daarom is intensivering van toezicht maar ook afdoende afscherming
van open water waar kinderen vaak langskomen bijvoorbeeld langs de schoolroutes, van groot
belang. Het treffen van hierop gerichte maatregelen is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van
ouders van jonge kinderen, gemeenten en de zwembadbranche. Vanuit de Stichting Consument
en Veiligheid geef ik ondersteuning aan dit soort maatregelen.
Vraag 6.
Bent u het eens met de stelling dat specifiek beleid noodzakelijk is voor risicogroepen? Zo ja, wat
gaat u hieraan doen, en op welke termijn?
Vraag 7.
Bent u bereid actief een voorlichtingscampagne te starten, gericht op de verschillende leeftijdsrisicogroepen,
zoals jongeren en ouders? Zo ja, bent u bereid hier op zeer korte termijn
mee te starten?
Antwoord
Op dit moment voert de Stichting Consument en Veiligheid de campagne "Vlug als water" uit die
zich vooral richt op de zeer kwetsbare groep van jonge kinderen (0 tot 4 jaar). Daarbinnen lopen
ook activiteiten die gericht zijn op specifieke groepen zoals kinderen van migranten.
Op basis van evaluatiegegevens die dit najaar beschikbaar komen, zullen keuzes gemaakt worden
voor een vervolgcampagne in 2003. Overigens vindt deze campagne plaats in samenwerking
met tal van organisaties in de zwem- en reddingswereld en de consultatiebureaus voor zuigelingen
en kleuters.
In het kader van haar activiteiten brengt de Stichting Consument en Veiligheid in mijn opdracht
alle kennis en ervaring in Nederland bijeen die bijdragen tot de preventie van verdrinkingen en
zorgt de stichting voor bundeling van preventie-inspanningen.
3
Vraag 8.
Ziet u in het kader van preventie hier een taak voor de jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar, waar -
voor de jonge leeftijdscategorie kinderen - ouders voorgelicht en gewezen worden op de risico's
van verdrinking?
Antwoord
Zoals in het antwoord op vraag 7 al is aangeduid, spelen de consultatiebureaus voor zuigelingen
en kleuters een centrale rol in de voorlichting over kinderveiligheid in het algemeen en verdrinkingsgevaar
in het kader van de campagne "Vlug als water" in 2003 en 2004 in het bijzonder.
De jeugdgezondheidszorg (GGD's) heeft verdere taken waar het gaat om het signaleren van gevaar
van open water in woonwijken en begeleiding van scholen bij het uitvoeren van zwemvaardigheidsbeleid
en voorlichting aan risicogroepen zoals migranten.
Vraag 9.
Acht u het noodzakelijk maatregelen te nemen om hulpverleners (toezichthouders, zweminstructeurs,
conciërges, enz.) die betrokken zijn bij het water, te verplichten een EHBO-cursus te volgen?
Zo ja, welke concrete maatregelen gaat u nemen om dit te verwezenlijken?
Antwoord
Ingevolge de Wet hygiëne en veiligheid zwem- en badinrichtingen, dient ten minste een toezichthouder
binnen een dergelijke inrichting over een geldig EHBO diploma te beschikken. Het
behalen van een EHBO-diploma maakt tevens onderdeel uit van de opleiding tot zweminstructeur.
Ik acht deze voorzieningen toereikend.
Vraag 10.
Klopt het dat er minder deskundige centra aanwezig zijn voor behandeling van bijna-verdrinking?
Acht u het noodzakelijk dat een aantal centra aangewezen wordt waar expertise en deskundigheid
aanwezig is? Bent u bereid ten behoeve van versterking van kennis en deskundigheid een
landelijke task-force van specialisten in te stellen die zich hierover buigt, en richtlijnen en consensus
ontwikkelt over de behandeling en die deze kennis verspreidt.
Antwoord
Ten aanzien van de medische behandeling van bijna-verdrinkingspatiënten is in Nederland in een
voldoende aantal ziekenhuizen gespecialiseerde kennis aanwezig.