CMHF
CMHF bezorgd om sociale gevolgen bezuinigingsplannen kabinet
Onnodige bureaucratie en inefficiëntie in de Sector Rijk moeten worden aangepakt, tot zover is de CMHF het eens met het kabinet. De Centrale maakt zich daarbij wel zorgen over de (sociale) gevolgen van deze bezuinigingsplannen voor de werksituatie van de leden. Ook de betrouwbaarheid van de overheid als werkgever staat op het spel.
De Centrale vraagt aandacht voor deze zaken van minister Remkes als
werkgever van het personeel in de sector Rijk omdat nieuw beleid zijn doel
voorbij schiet als het niet goed doordacht is. Op z'n minst is het dan
inefficiënt. In een brief nodigt de CMHF de minister uit een gesprek aan te
gaan over:
- Koopkrachtbehoud, met daarbij aandacht voor pensioenen, afschaffing
spaarloonregeling en de versobering van de regeling tegemoetkoming
ziektekosten.
- Sociaal beleid: Als de taakstellingen leiden tot overplaatsingen
en/of te hoge werkdruk, moet dit worden opgevangen met sociaal beleid. De
Centrale denkt dan aan zaken als begeleiding bij het zoeken naar een andere
werkplek en een plaatsingsgarantie.
Een afschrift is gestuurd naar de Tweede-Kamerfracties, SG's van alle
ministeries en de directeur-generaal Management en Personeelsbeleid bij het
ministerie van Binnenlandse Zaken.
Brief aan minister:
Geachte heer Remkes,
Betreft: uitwerking van het Strategisch Akkoord voor de sector Rijk
Het bestuur van de Sector Functionarissen Overheid (sector FO) van de CMHF , dat zich inzet voor de belangen van het hogere en middelbare personeel in de Sector Rijk, nodigt u als werkgever van die sector uit, met ons overleg te voeren over de visie van het Kabinet over de rol en de arbeidsmarktpositie van de sector Rijk en met ons afspraken te maken over de wijze van invulling van de taakstellingen uit het Strategisch Akkoord. Ook vragen wij u met ons overleg te voeren over normen en waarden als basis van het sociaal beleid binnen onze sector.
De CMHF kiest voor een goede, efficiënte en op de arbeidsmarkt concurrerende overheid. Onnodige bureaucratie en inefficiëntie moeten worden aangepakt en teruggedrongen. De CMHF is het daarmee eens. De bovenstaande overweging neemt niet weg dat wij ons zorgen maken over de gevolgen van de in het Strategisch Akkoord 'Werken aan vertrouwen, een kwestie van aanpakken', verwoorde bezuinigingsmaatregelen en over de huidige macro-economische problematiek. Voor het in gang zetten en realiseren van nieuw beleid is het Kabinet in hoge mate afhankelijk van de capaciteit, kwaliteit en loyaliteit van de ambtelijk dienst. Nieuw beleid vraagt om een evenwicht in de kwantitatieve en kwalitatieve verhoudingen tussen het beleidsontwikkelende, het uitvoerende en het handhavende werkapparaat. Verstoring van die balans heeft een vertragende weerslag op de effectuering van het voorgestane kabinetsbeleid.
Om te beginnen vrezen wij de gevolgen van de taakstellingen voor de arbeidssituatie van onze leden. Daarom willen wij met u als directe werkgever voor de Rijkssector over de uitwerking van het Strategisch Akkoord en over de meer recente bezuinigingsvoorstellen van het Kabinet nadere afspraken maken in het belang van de sector en van de werknemers. Zeker, nu de taakstellingen qua personeelsvolume in de eerste periode zijn opgehoogd ten opzichte van het Strategisch Akkoord. Een voorbeeldfunctie van de sector Rijk op grond van politieke belangen achten wij niet altijd in het belang van die sector. Een loonontwikkeling die geen koopkrachtbehoud oplevert kan de CMHF niet plaatsen tegen de achtergrond van de problematiek, waar de sector reeds geruime tijd mee kampt. Problematiek zoals aangegeven in onder meer de rapporten van de Commissie Van Rijn van vorig jaar.
In het kader van koopkrachtbehoud maakt de CMHF zich zorgen om de volgende drie zaken: In de eerste plaats zijn wij zeer verontrust over de situatie van het pensioenfonds ABP. In de Rijkssector zal vóór alles gestreefd moeten worden naar minimaal koopkrachtbehoud voor de huidige én de gepensioneerde medewerkers. Hoewel over de inhoud van de pensioentoezegging gesproken wordt in de Pensioenkamer van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid, hebben de financiële effecten van de problematiek wel degelijk betrekking op de Rijkssector. Wij zijn uiterst bezorgd over de houdbaarheid van de indexatie van ingegane pensioenen. Het vertrouwen dat de werknemers bij de overheid hebben in hun pensioenfonds mag niet beschaamd worden. Wij roepen u daarom op om, voor zover deze zaken sectoroverstijgend van karakter zijn, uw beste krachten op dit gebied in te zetten in het overleg in de Pensioenkamer. Een vaste constante in het arbeidsvoorwaardenpakket van de overheid, namelijk de continuïteit en betaalbaarheid van de pensioenvoorziening, vormt de lakmoesproef van uw betrouwbaarheid als werkgever. Ten tweede zijn wij zeer bezorgd over de door u voorgenomen afschaffing van de spaarloonregeling. Het inkomenseffect hiervan bedraagt volgens onze berekeningen 1,5% tot 3%, hetgeen een zware druk legt op ons uitgangspunt om te streven naar koopkrachtbehoud. De levensloopregeling compenseert dit koopkrachtverlies slechts ten dele. Wij roepen u op om in uw wetgevende rol rekening te houden met deze kwestie; wij wijzen u er voor wat betreft het sectoroverleg reeds nu op dat het doorzetten van deze fiscale beperking zonder meer repercussies zal hebben op ons overleg, daar waar wij - hopelijk met u - streven naar koopkrachtbehoud. Ten derde hebben wij in het Strategisch Akkoord kunnen lezen dat u streeft naar een versobering van de tegemoetkomingen inzake ziektekosten voor ambtenaren. In het sectoroverleg zijn in deze tegemoetkomingen gedurende de afgelopen jaren reeds de nodige versoberingen doorgevoerd en een jaar geleden hebben werkgevers en werknemers dan ook gezamenlijk kunnen vaststellen dat de tegemoetkomingen inzake ziektekosten in de Rijkssector op gelijk niveau liggen met de gemiddelde tegemoetkoming in de marktsector. Er is dan ook geen enkele reden om de genoemde versobering door te voeren. Wij roepen u dan ook op om af te zien van deze verslechtering in de arbeidsvoorwaarden en wij wijzen u er met klem op dat, indien u toch van mening bent dat deze lijn doorgezet zou moeten worden, dit consequenties heeft voor het behoud van koopkracht. Kortom, de CMHF maakt zich dan ook grote zorgen over de financiële effecten van de bezuinigingsplannen op de koopkrachtontwikkeling van het overheidspersoneel. Daarbij merken wij op, dat wij een eenzijdig opgelegde norm voor de loonontwikkeling in de Rijkssector niet als een gegeven accepteren. De aantoonbare achterstanden van het middelbare en hogere personeel zijn voor ons aanleiding in te zetten op een gedifferentieerde loonontwikkeling.
Wij wijzen u ook op de gevolgen van de invulling van de taakstelling bij de Rijkssector op motivatie, werkdruk, toename van het aantal herplaatsingskandidaten en het imago van de Rijksoverheid als werkgever. Reeds enkele decennia zijn ingrijpende taakstellingen doorgevoerd. Het motto 'hetzelfde werk met minder mensen', leidt naar ons inzicht tot een ongewenste verhoging van de toch al hoge werkdruk. Er zijn grenzen aan de werkbelasting van mensen. Gedifferentieerde taakstellingen vragen gedifferentieerde keuzes in prioriteiten en een daarop afgestemd sociaal beleidskader. Eerst dient bekeken te worden welke taken wel en welke taken niet meer zullen worden verricht. Daarna pas kan worden bepaald op welke wijze de bezuinigingen vormgegeven worden.
Ervan uit gaande dat de taakstellingen zonder gedwongen ontslagen worden gerealiseerd, houdt dit in dat medewerkers zullen moeten worden herplaatst. Het is niet altijd mogelijk om mensen met een bepaald specialisme te belasten met andersoortig werk. De omvang van de taakstellingen, de periode waarin deze gerealiseerd dienen te worden en het gedifferentieerde karakter vraagt een op deze operatie toegesneden sociaal beleidskader, gericht op een adequate begeleiding van medewerkers naar ander werk, dat past bij hun arbeidsmarktpositie. Een plaatsingsgarantie is nodig om te voorkomen dat mensen in een latere fase alsnog werkloos worden. In de marktsector is het gebruikelijk dat geïnvesteerd wordt om bezuinigingen te realiseren. Het koopmansprincipe "de kost gaat voor de baat uit" missen wij bij de overheid. In dit opzicht kan de overheid iets leren van de markt.
Een ander onderwerp waarop wij u willen aanspreken is de thans lopende discussie over herstel van waarden en normen. In 1981 heeft de SER geadviseerd over het 'sociaal beleid in de onderneming'. In dat advies werd uitgegaan van fundamentele menselijke waarden en normen als basis voor de arbeidsverhoudingen. Het eerste Kabinet Lubbers heeft dat advies overgenomen als leidraad voor sociaal beleid in de collectieve sector. Een dialoog met de ambtenarencentrales over de betekenis voor de arbeidsverhoudingen bij de overheid van dat SER-advies en de aanbevelingen van het Kabinet, heeft echter nooit plaatsgevonden. In die tijd werd de arbeidsverhouding bij de overheid nog bepaald door één CAO voor het gehele overheidspersoneel. Het laatste decennium zijn de arbeidsverhoudingen binnen de overheid gedecentraliseerd en meer vergelijkbaar geworden met die in de marktsector. De CMHF signaleert in toenemende mate een spanning tussen de (politieke) doelstellingen van het Kabinet en de rol van (vak-)ministers als werkgever. Ook constateren wij dat binnen de Sector Rijk verschillen in cultuur bij ministeries leidt tot verschil in interpretatie van de arbeidsverhoudingen. Mede in het licht van veranderende maatschappelijke opvattingen, staan wij daarom open voor een dialoog over de betekenis van waarden en normen voor de arbeidsverhoudingen in de sector Rijk. Primair betreft het hier overigens een kwestie die aan de orde is binnen de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid. Het gaat immers om het hanteren van waarden en normen in de arbeidsverhoudingen binnen de overheid als geheel. Wij roepen u dan ook op het initiatief te nemen dit onderwerp in de Raad aan de orde te stellen. Maar ook binnen sectoren kan dit onderwerp, meer specifiek gericht op de situatie binnen de sector, aan de orde zijn. Binnen de sector Lagere Overheden is een soortgelijk gesprek reeds gaande. Wij stellen ons voor om ook binnen de Sector Rijk tot een dergelijke discussie te komen. Dit Kabinet werkt aan vertrouwen. Dat komt terug in het motto van het Strategisch Akkoord. Werken aan vertrouwen houdt in onze opvatting óók in het hanteren van fundamentele waarden. Vertrouwen moet 'verdiend worden'. Rechtvaardigheid, billijkheid, bieden van rechtszekerheid, bieden van waarborgen voor de gezonde arbeidsomstandigheden en voldoende ontwikkelingsperspectief bijvoorbeeld, zijn essentiële onderliggende waarden.
De betrouwbaarheid van de overheid als werkgever is, tenslotte, in volle omvang aan de orde met de huidige in het Strategisch Akkoord voorgestelde bezuinigingen. Inmiddels hebben wij begrepen dat de kwaliteitsimpuls die volgde op het rapport-Van Rijn gecontinueerd wordt en wij vertrouwen er dan ook op dat u wat dit betreft uw toezegging gestand zal doen. Een deel van de inefficiëntie bij de overheid echter is evident. Het is inherent aan het werken in een politieke omgeving. Met de wijziging van de politieke kleur van een Kabinet, kunnen ook politieke prioriteiten wisselen. Wat de ene dag nog hoge prioriteit heeft, is de volgende dag niet meer relevant. Elke vier jaar kan zich een essentiële koerswijziging voordoen en mogelijk zelfs eerder. Zo'n koerswijziging is niet voorspelbaar en niet in te plannen. Evenmin is de ambtelijke capaciteit die nodig is voor politiek geladen onderwerpen en dossiers goed in te schatten. De inconsistentie en onvoorspelbaarheid van politieke keuzes kunnen daarom een grote discontinuïteit met zich brengen in het logisch managen van het ambtelijke apparaat. Veel geld en energie gaan naar ons idee verloren aan het steeds opnieuw (in)richten van het werkapparaat van de politiek. Daarnaast vraagt het werken voor de overheid een grote mate van zorgvuldigheid en nauwkeurigheid, juist door het hanteren van fundamentele waarden en normen. Deze zorgvuldigheid kan soms (te) bureaucratisch en inefficiënt overkomen en wordt niet altijd begrepen. Minder zorgvuldig werken brengt echter grote maatschappelijke risico's met zich mee en is bovendien niet in overeenstemming met de hernieuwde aandacht voor het hanteren van waarden en normen. Daar waar u een andere koers inslaat wat betreft de prioritering van beleid is dat een politiek gegeven, maar dat ontslaat u niet van de plicht u op te stellen als een betrouwbaar werkgever. Het is dan ook onterecht om uw medewerkers af te rekenen op de door de politiek veroorzaakte (evidente) inefficiëntie.
Met deze brief hebben wij u aangesproken op uw verantwoordelijkheid als werkgever voor de Rijkssector. De CMHF nodigt u uit het overleg over arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden met ons aan te gaan en wij spreken het vertrouwen uit dat u, in het belang van de Rijkssector en van de werknemers daarin, bereid zult zijn dat overleg reëel en constructief met ons te voeren.
Hoogachtend,
Het Bestuur van de Sector FO van de CMHF
W.B.M. Treu,
voorzitter.