De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
VVA. 2002/2844
datum
11-09-2002
onderwerp
Kamervragen wijziging Besluit biotechnologie bij dieren
TRC 2002/5068
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de door de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij gestelde vragen over het besluit tot wijziging van het Besluit biotechnologie bij dieren (uitzondering ongewervelden).
datum
11-09-2002
kenmerk
VVA. 2002/2844
bijlage
1
De hoorzittingen in het kader van de vergunningprocedure zijn
openbaar. Verslagen van hoorzittingen worden ter inzage gelegd in de
bibliotheek van het ministerie van LNV. De minister van LNV geeft in
het besluit op een aanvraag voor het verrichten van biotechnologische
handelingen bij dieren een reactie op de bedenkingen die tijdens de
hoorzittingen naar voren zijn gebracht. De besluiten worden op de
website van het ministerie van LNV gepubliceerd. Naast de
hoorzittingen gaat het ministerie van LNV ook discussiebijeenkomsten
over biotechnologie bij dieren organiseren. Professor F.C.L.M. Jacobs,
hoogleraar ethiek aan de Universiteit van Amsterdam zal deze
bijeenkomsten voorzitten. De eerste bijeenkomst zal dit najaar
plaatsvinden. De exacte datum van de bijeenkomst zal binnenkort op de
LNV-website en in enkele dagbladen bekend worden gemaakt.
2
Het besluit treedt in werking op een bij Koninklijk Besluit te bepalen
tijdstip.
Indien uitstel van de inwerkingtreding van het besluit is gewenst, kan
hiermee rekening worden gehouden bij het bepalen van de datum van
inwerkingtreding die in het Koninklijk Besluit wordt vermeld.
3
De Europese wetgeving met betrekking tot ingeperkt gebruik van
genetisch gemodificeerde organismen beperkt zich tot micro-organismen
(richtlijn 98/81/EG tot wijziging van richtlijn 90/219/EEG).
Regulering van biotechnologische handelingen met ongewervelde dieren
is derhalve overgelaten aan de lidstaten. In Nederland vallen alle
genetisch gemodificeerde organismen, dus ook ongewervelde dieren,
onder het Besluit genetisch gemodificeerde organismen (Besluit GGO).
Met betrekking tot genetische modificatie van ongewervelde dieren moet in alle gevallen (dus ook in geval van biomedisch onderzoek) op basis van het Besluit GGO een vergunning worden aangevraagd. Deze vergunning heeft betrekking op milieu- en veiligheidsvoorwaarden. Een dergelijke constructie komt ook in veel andere lidstaten voor.
4
Het belangrijkste argument om ongewervelde dieren uit te sluiten van
de vergunningplicht is dat er geen zinvolle uitspraken kunnen worden
gedaan over de aantasting van het welzijn en de gezondheid van deze
dieren. Dit argument blijft bestaan, ook nadat er een integraal
toetsingskader voor biotechnologische ontwikkelingen is opgesteld. De
regering zal dit toetsingskader naar verwachting in het najaar 2002
aanbieden aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
5 en 7
De regering blijft inzicht en toezicht houden op onderzoek naar
genetische modificatie van ongewervelde dieren. Dit onderzoek moet
namelijk voldoen aan de vereisten uit het Besluit GGO. De
beschikkingen en/of vergunningen die de minister van VROM in het kader
van het Besluit GGO verleent, zijn openbaar. Alle
onderzoeksinstellingen kunnen hiervan kennisnemen.
6
Zowel het gebruik van geïmporteerde genetisch gemodificeerde dieren
als het gebruik van in Nederland gegenereerde genetisch gemodificeerde
dieren moeten in Nederland voldoen aan de wettelijke eisen uit de Wet
op de dierproeven en het Besluit GGO. Import van genetisch
gemodificeerde dieren levert derhalve geen problemen op met betrekking
tot regelgeving in andere landen.
Nederland blijft echter de enige lidstaat in de Europese Unie met een
vergunningplicht voor het verrichten van biotechnologische handelingen
bij dieren, waarbij aanvragen getoetst worden op ethische
aanvaardbaarheid.
8
Nee. Artikel 66, lid 3 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
noemt als belangrijk criterium bij de beoordeling van aanvragen voor
een vergunning dat de handelingen geen onaanvaardbare gevolgen hebben
voor de gezondheid of het welzijn van dieren. Als dit criterium niet
getoetst kan worden, valt een essentieel element van de ethische
beoordeling weg. Het belang van het onderzoek kan immers niet
afgewogen worden tegen de mogelijke aantasting van de gezondheid en
het welzijn van het ongewervelde dier. De regering erkent dat de
integriteit van dieren - dus ook van ongewervelde dieren - aangetast
kan worden door het verrichten van biotechnologische handelingen bij
dieren. De regering is zich ervan bewust dat in de maatschappij
ethische bezwaren kunnen bestaan tegen deze aantasting van integriteit
bij ongewervelde dieren. De regering is echter van mening dat het
belang van onderzoek dat betrekking heeft op het vergroten van kennis
ten behoeve van medische toepassingen opweegt tegen de aantasting van
de integriteit van ongewervelde dieren.
Op grond van deze overweging wil de regering de vergunningplicht voor
biotechnologische handelingen laten vervallen voorzover zij worden
verricht bij ongewervelde dieren in het kader van wetenschappelijk
onderzoek naar levensprocessen of in het kader van biomedisch
onderzoek gericht op het verbeteren van de volksgezondheid.
9
De regering gaat niet over tot een ja, tenzij benadering. De
vergunningplicht vervalt voor biotechnologische handelingen bij
ongewervelde dieren, voorzover deze handelingen worden verricht in het
kader van wetenschappelijk onderzoek naar levensprocessen of in het
kader van biomedisch onderzoek gericht op het verbeteren van de
volksgezondheid. Het nee, tenzij beleid blijft gehandhaafd indien de
biotechnologische handelingen bij ongewervelde dieren worden verricht
in het kader van andere dan de hierboven genoemde
onderzoeksdoelstellingen.
10
In het Besluit biotechnologie bij dieren is gekozen voor een
stapsgewijze bepaling van de grenzen van het aanvaardbare. De toetsing
van individuele aanvragen voor een vergunning is nodig om uiteindelijk
te komen tot algemene regels waarin de maatschappelijke
overeenstemming over de aanvaardbaarheid van bepaalde
biotechnologische handelingen tot uiting komt. Als na verloop van tijd
uit een reeks concreet getoetste vergelijkbare gevallen een bepaalde
lijn duidelijk wordt, is het mogelijk om over bepaalde categorieën van
biotechnologische handelingen te oordelen dat ze zonder voorafgaande
toetsing toegestaan kunnen worden of geheel verboden moeten worden.
Artikel 68 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren biedt
daarvoor de mogelijkheid. De toetsing van aanvragen voor
biotechnologische handelingen met ongewervelde dieren en de discussie
daarover heeft duidelijkheid gegeven over de ethische aanvaardbaarheid
van biotechnologische handelingen bij deze dieren. Het voordeel van
het gedeeltelijk laten vervallen van de vergunningplicht voor
ongewervelde dieren is dat hiermee een eerste stap gezet is in de
richting van de stapsgewijze bepaling van de ethisch aanvaardbare
grenzen van biotechnologische handelingen bij dieren.
11
De vergunningenprocedure is vastgelegd in het Besluit biotechnologie
bij dieren. Aanpassing van de procedure is mogelijk; dit vergt een
wijziging van het Besluit.
Bij brief van 20 april 2000 hebben de voormalige ministers van VWS en
LNV voorgesteld om de vergunningenprocedure te wijzigen. Voorgesteld
werd om de vergunningverlening te laten verlopen volgens de procedure
beschreven in afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Deze procedure is sneller en flexibeler dan de huidige uitgebreide
openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.5 van de
Awb.
Naar aanleiding van het debat in de Tweede Kamer over dit voorstel, is
besloten de procedure voorlopig niet te wijzigen.
12
Twee zittingstermijnen, ofwel een periode van in totaal 8 jaar, bieden
voldoende mogelijkheden om optimaal gebruik te kunnen maken van de
expertise van de CBD leden.
13
Ja.
14
De CBD kan de dynamiek in de Commissie verder versterken door
deskundigen uit te nodigen voor overleg over bepaalde vraagstukken.
Artikel 7, lid 4 van het Besluit biotechnologie bij dieren biedt
hiervoor de mogelijkheid. Daarnaast dragen de studiedagen die de CBD
organiseert bij aan de dynamiek binnen de commissie.
15
De Keuringsdienst van Waren houdt toezicht op de naleving van het
verbod om zonder vergunning biotechnologische handelingen bij dieren
te verrichten en op het naleven van de voorwaarden in de vergunningen.
De Keuringsdienst van Waren inspecteert jaarlijks alle instellingen
die dieren genetisch modificeren. De rechter bepaalt mede op basis van
de bevindingen van de Keuringsdienst van Waren of er sprake is van een
misdrijf of een overtreding.
16
Sinds de inwerkingtreding van het Besluit biotechnologie bij dieren
zijn 4 vergunningen verleend voor het verrichten van biotechnologische
handelingen bij ongewervelde dieren. Al deze vergunningen hebben
betrekking op fundamenteel wetenschappelijk biomedisch onderzoek. De
onderzoeken worden gefinancierd uit publieke middelen en geld uit
'collectebusfondsen'. Eén onderzoek is voor een beperkt deel
gefinancierd via het Stimuleringsprogramma innovatief
geneesmiddelonderzoek (Stigo). Doel van dit programma was het
stimuleren van de overgang van innovatief geneesmiddelonderzoek aan
Nederlandse universiteiten naar bedrijfsgerichte activiteiten op
farmaceutisch gebied.
Om in aanmerking te komen voor middelen uit het programma, diende het
onderzoek medegefinancierd te worden door een participerend bedrijf.
De ministeries van EZ, VWS en OC&W hebben financieel bijgedragen aan
Stigo.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
dr. C.P. Veerman
---