Instituut zet zich in voor asbestslachtoffers
Het Instituut Asbestslachtoffers (IAS) heeft vorig jaar 850 aanvragen
ontvangen voor schadevergoedingen. In de loop van 2002 is dat aantal
tot ruim 1.000 opgelopen. Dat blijkt uit het jaarverslag van het IAS,
dat vorige week is verschenen. Het IAS heeft vorig jaar 615 van de 850
aanvragen afgerond. Daarvan hebben er 120 geleid tot een
schadevergoeding van de werkgever en in 234 gevallen heeft de Sociale
Verzekeringsbank (SVB) een tegemoetkoming betaald.
In Nederland hebben in het verleden ongeveer 340.000 werknemers aan asbest blootgestaan. Geschat wordt dat vijf procent van hen aan de ziekte maligne mesothelioom zal overlijden, een gezwelvorming in het long- of buikvlies. Om complexe en tijdrovende juridische procedures voor deze slachtoffers te voorkomen, werd in januari 2000 het IAS opgericht. Asbestslachtoffers kunnen bij het IAS aanvragen voor schadevergoedingen of een tegemoetkoming indienen.
Om de schadeafhandeling te versnellen, is een convenant gesloten
tussen negen partijen: het Comité van Asbestslachtoffers, de
ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Defensie,
werkgevers- en werknemersorganisaties en het Verbond. Deze partijen
proberen de schadeafhandeling te versnellen via stroomlijning van het
medisch en arbeidsrechtelijk onderzoek en de normering van
schadebedragen. In de gevallen waarbij de aansprakelijke partij niet
meer is te vinden of failliet is, en in gevallen waarbij de claim is
verjaard, komt het slachtoffer in aanmerking voor een uitkering door
de SVB.
Resultaten 2001
In totaal rondde het IAS vorig jaar 615 aanvragen af. In 120 van die
aanvragen keerde de werkgever een schadevergoeding uit van 49.278,- of
meer. In 234 gevallen heeft de SVB, na advisering door het IAS, een
tegemoetkoming betaald ( 15.882,-) in het kader van de Regeling
tegemoetkoming asbestslachtoffers. In de overige 261 gevallen leidde
de aanvraag niet tot een schadevergoeding of tegemoetkoming. Oorzaken
hiervoor waren onder meer dat de ziekte maligne mesothelioom niet kon
worden bevestigd of dat een concrete asbestsituatie onvoldoende kon
worden aangetoond.
Bondig, september 2002