Den Haag, 10 september 2002
Vragen van het lid Koenders aan de Minister-President en de Minister van Buitenlandse Zaken over de uitspraak inzake de steniging van Amina Lawal van het sharia-Hof van beroep in Nigeria
1. Heeft u kennis genomen van de uitspraak van het sharia-Hof van beroep in Funtua, Nigeria, waarin wordt besloten het doodvonnis door steniging van mevrouw Amina Lawal Kurami te handhaven?
2. Herinnert u zich het gesprek met President Obasanjo van Nigeria, dat onder voorzitterschap van uw voorganger op 12 maart plaatsvond op het Catshuis, en in het bijzonder het deel van het gesprek over de mensenrechtensituatie in Nigeria en twee andere vonnissen 'dood door steniging'?
3. Bent u bereid zich in rechtstreeks démarche tot de President van Nigeria te wenden, mede gezien het gesprek van 12 maart 2002, teneinde te bewerkstelligen dat dit vonnis en vergelijkbare vonnissen die in flagrante strijd zijn met de mensenrechten niet worden uitgevoerd?
4. Wat heeft de regering tot nu toe gedaan om de uitvoering van dit vonnis en andere vergelijkbare vonnissen te voorkomen?
5. Heeft u de VN-mensenrechtencommissie ingeschakeld en zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
6. Heeft de EU-trojka in Nigeria inmiddels actie ondernomen?
7. Bent u al dan niet via de ambassade in Nigeria op de hoogte van nog meer vergelijkbare gevallen waarin op ontoelaatbare wijze de mensenrechten worden geschonden?
8. Bent u bereid om via de EU en de VN-mensenrechtencommissie initiatieven te nemen om de consequenties van sharia wetgeving grondig te onderzoeken en deze internationaal aan de kaak te stellen?
Aanvullend op de vragen van het lid Van Bommel (ingezonden 3 september 2002)
Onder andere NRC 20 augustus 2002
Brief van de Minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer d.d. 4
april 2002 (buza 020182) met een verslag van het gesprek met President
Obasanjo waarbij de Minister President als gastheer optrad.