Nieuws en publicaties
---
Actueel
6 September 2002
De CPMP beperkt het gebruik van cisapride (Prepulsid®) fors
Er is al enkele malen in het GEBU en op de website van het CBG
aandacht gegeven aan de risico's van een behandeling met cisapride
en hoe deze te verminderen.¹ Cisapride is een prokineticum dat
gebruikt wordt bij motiliteitstoornissen van maag en darm. Uit
klinische studies, spontane meldingen van bijwerkingen en
epidemiologische studies is duidelijk geworden dat het gebruik van
cisapride gepaard kan gaan met QT verlenging met daardoor
veroorzaakte ernstige ritmestoornissen en acute hartdood. Tot juni
2000 werden wereldwijd in totaal 386 spontane meldingen
gerapporteerd van ernstige ventriculaire aritmie. In 125 gevallen
was de afloop fataal. Plotse hartdood werd in 50 gevallen aan
registratie autoriteiten gemeld. De QT verlenging is
dosisafhankelijk. Het risico van deze cardiotoxiciteit wordt
bovendien nog verhoogd door gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen
die een interactie met cisapride vertonen en bij toediening aan
patiënten met bekende cardiale risico factoren.
Deze bijwerkingen waren voor de CPMP aanleiding om opnieuw
werkzaamheid en het risico van bijwerkingen te beoordelen. Recent
zijn na een langdurige evaluatie van alle beschikbare gegevens en
met name van gecontroleerde studies over werkzaamheid en potentiële
risico's de volgende conclusies getrokken:²
Wat betreft de werkzaamheid bij volwassenen kan worden gesteld dat
de effectiviteit bij onder andere gastro-oesofageale reflux of
dyspepsie eigenlijk onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Alleen wat
betreft gastroparese kan worden gesteld dat cisapride een plaats
heeft bij acute en ernstige exacerbaties van bewezen chronische
idiopatische of diabetische gastroparese, die onvoldoende reageren
op andere behandelingen.
Wat betreft het gebruik bij kinderen is de conclusie dat cisapride
effectief kan zijn als behandeling van bewezen pathologische
gastro-oesofageale reflux (GOR) die onvoldoende reageert op andere
behandelingen bij pasgeborenen, zuigelingen en kinderen tot 36
maanden. Deze indicatie was tot nu toe in Nederland niet officieel
geaccepteerd.
De CPMP meent dat voor de twee bovenstaande beperkte indicaties de
balans werkzaamheid / veiligheid onder bepaalde voorwaarden gunstig
is. De product informatie is inmiddels fors aangepast met name wat
betreft het risico van cardiotoxiciteit.³ Er wordt een opsomming
gegeven van een aantal situaties waarin cisapride niet mag worden
toegepast. Tevens moet de behandeling klinisch worden begonnen en
voortzetting moet plaatsvinden onder controle van een specialist
met ervaring in bovenstaande aandoeningen. Dat betekent dat
patiënten die nu nog met cisapride worden behandeld eventueel
specialistisch moeten worden herbeoordeeld of hij / zij nog gebaat
is met voortzetting van de therapie. Indien behandeling met
cisapride noodzakelijk blijkt te zijn, zullen aanvullende
onderzoeken (bloed en ECG) moeten worden uitgevoerd om onder andere
cardiale risicofactoren op te sporen.
Tevens is aan de registratiehouder de verplichting opgelegd nadere
studies te doen bij de genoemde beperkte indicaties terwijl tevens
daarnaast door de registratiehouder een register van behandelde
patiënten moet worden bijgehouden. Halfjaarlijks zullen
veiligheidsrapporten door de registratiehouder moeten worden
opgesteld die door de CPMP zullen worden beoordeeld.
Een speciale suspensie formulering voor kinderen zal op de
Nederlandse markt worden gebracht. Gezien de dosis afhankelijkheid
van de QT verlenging is er geen plaats meer voor tabletten met 20
mg en zetpillen met 30 mg cisapride.
¹. Eerdere GEBU artikelen: februari 2002, september 2000; Website
CBG: 18 januari 2002, 31 juli 2000 en 24 maart 2000
². Epar: http://www.emea.eu.int/index/indexh1.htm
³. Nederlandse SPC: www.cbg-meb.nl (Geneesmiddeleninformatiebank)