Arts (weer) aan de slag
De resultaten van een eerste verkennende studie naar het potentieel
aan vrouwelijke artsen dat herintreding overweegt, geven geen directe
aanleiding te veronderstellen dat er een grote pool niet-werkzame
vrouwelijke artsen zou zijn. Ook de gedachte dat vrouwelijke artsen
frequenter zouden afhaken dan de mannelijke collegae, zowel in de
opleiding als in het vervolgtraject, lijkt door de tijd ingehaald. Dat
zijn de belangrijkste conclusies van de studie die op initiatief van
de VNVA in samenwerking met het ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport gehouden is onder alle BIG-geregistreerde vrouwelijke
artsen jonger dan 65 jaar. De studie is uitgevoerd door
onderzoeksinstituut Intomart.
Aanleiding onderzoek
Aanleiding tot de studie waren signalen die bij de VNVA binnenkwamen
dat een aanzienlijk aantal vrouwelijke artsen specialisten, huisartsen
en basisartsen onder de pensioengerechtigde leeftijd niet meer als
medicus werkzaam zou zijn. Doel van het onderzoek was zicht te krijgen
op het potentieel aan artsen dat herintreding overweegt en op
achtergronden bij deze overweging. Actuele items nu er grote behoefte
is aan artsen van alle pluimage én de mogelijkheden voor
herregistratie opnieuw worden bekeken. Met nadruk is ervoor gekozen
alleen vrouwelijke artsen te benaderen.
Symposium
Op basis van de ervaringen met en de uitkomsten van de studie willen
de KNMG, VNVA en VWS, de artsen die hebben aangegeven te willen
herintreden, persoonlijk benaderen voor een advies op maat. Dit vindt
plaats op 3 december a.s. in een symposium Arts (weer) aan de slag met
een informatiemarkt en workshops over de verschillende mogelijkheden.
De VNVA biedt artsen die willen herintreden een speciaal ontwikkelde
cursus aan, gericht op effectief herintreden.
Er komen vragen aan de orde als:
* Welke bij- of nascholing heb ik nodig?
* Welke stages kan ik waar lopen en welke werkgevers bieden welke
vacatures?
* Hoe solliciteer ik zo effectief mogelijk en hoe onderhoud ik mijn
netwerk?
* Welke verwachtingen kan ik hebben van een nieuwe baan?
* Wat kan ik (nog) wel doen en wat ik toch echt een gepasseerd
station?
Datum: 3 december 2002 van 10:00 - 16:00 uur
Plaats: Domus Medica, Utrecht
De verkennende studie
In december 2001 zijn ongeveer 18.000 enquêtes verstuurd aan alle BIG
geregistreerde vrouwelijke artsen met daarbij de vraag of ze de
enquête ingevuld wilden retourneren indien herintreden overwogen werd.
Er zijn 500 bruikbare enquêtes geretourneerd. De resultaten geven aan
dat er 186 vrouwen zijn die momenteel herintreden in de eigen
specialisatie overwegen. Tevens zijn er 141 vrouwen die aangeven te
willen omscholen. Deze vrouwelijke artsen waarvan het grootste deel
valt in de leeftijdscategorieën 30-39 jaar (N=155) en 40-49 jaar
(N=216) zijn allemaal op (zeer) korte termijn beschikbaar. Het
merendeel van de respondenten blijkt te streven naar een aanstelling
van 0,4 - 0,6 FTE. Het merendeel geeft bovendien aan bereid te zijn
aanvullend onderwijs of een stage te willen volgen, mits dit parttime
kan.
Belangrijkste redenen om (tijdelijk) te stoppen met werk blijken de te
lange arbeidstijden (27,5%) en de onhaalbaarheid van de combinatie
zorg en werk (47,1%). De onmogelijkheid een vaste aanstelling te
krijgen, de mate waarin de gekozen professie niet de juiste bleek en
de onmogelijkheid een opleidingsplaats te vinden speelden bij de
minderheid van de respondenten een rol. Als andere redenen zijn onder
meer genoemd privé-omstandigheden (ziekte, verhuizing), financiën (te
weinig beloning voor veel inzet) en taalproblemen (bij buitenlandse
artsen).
Opvallend is verder de bevinding dat 95% van degenen die aangeven te
willen herintreden de laatste vijf jaar nog werkzaam is geweest.
Onduidelijk is of hier daadwerkelijk gesproken kan worden van
herintreders. Het is mogelijk dat respondenten die langer dan vijf
jaar niet werkzaam zijn geweest zodanige belemmeringen ervaren dat zij
herintreden niet overwegen. Ook is het mogelijk dat slechts een klein
potentieel aanwezig is van vrouwen die willen herintreden en de
afgelopen vijf jaar niet gewerkt hebben.
KNMG