Ministerie van Economische Zaken


http://www.minez.nl

MINEZ:Vragen De Haan, Spies, Alblas en Stuger aangaande verven

06-09-2002
123
Jan van Diepen
(070) 379 60 73

KAMERVRAGEN DE HAAN, SPIES, ALBLAS EN STUGER AANGAANDE TBT VERVEN

Kamervragen van het leden De Haan, Spies, Alblas en Stuger aan de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van VROM op 5 augustus 2002. De minister van Economische Zaken, mr. H.Ph.J.B. Heinsbroek heeft deze vragen als volgt beantwoord.

Vraag 1: Is het u bekend dat er verschillende ..schonere TNT vrije .. aangroeiwerende verfsoorten zijn welke in verschillende Europese landen wel mogen worden gebruikt en in Nederland niet? Antwoord: Aannemende dat uw vragen betrekking hebben op aangroeiwerende verven op basis van de werkzame stof tributyltin(oxide) (TBT-verven) is mij dat bekend.

Vraag 2: Hoe beoordeelt u deze situatie in het licht van het feit dat juist Nederland actief was om te komen tot TNT vrije verfsoorten in Europees verband met name om te voorkomen dat er concurrentieverstoringen op de markt voor ondermeer scheepsreparatie en scheepsnieuwbouw zou ontstaan?
Antwoord: Ik betreur het ten zeerste. Een deel van de problematiek wordt veroorzaakt doordat de toelating van sommige innovatieve bestrijdingsmiddelen, die in andere landen wel zijn toegestaan, nog niet heeft plaatsgevonden. Ik heb begrepen van de branche dat er aanvragen voor toelating zijn ingediend bij het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen (CTB) voor alternatieven voor TBT. Navraag bij het CTB heeft opgeleverd dat de beoordeling van deze aanvragen verloopt binnen de wettelijke termijnen. In sommige gevallen kost het verkrijgen van een toelating meer tijd dan nodig is omdat de aanvragen niet op de juiste wijze worden ingediend. Het CTB heeft aangegeven in overleg met de biocidebranche te zullen treden over de volledigheid van de ingediende aanvraagdossiers voor biociden.

Vraag 3: Is het u bekend dat verschillende Nederlandse reparatie- en onderhoudswerven (veel) werk verliezen aan buitenlandse concurrenten, die deze verven wel mogen toepassen?
Antwoord: Uit informatie van de branchevereniging VNSI heb ik begrepen dat er in de sector werk verloren is gegaan ten bate van de buitenlandse concurrentie, omdat de gevraagde aangroeiwerende verf in ons land niet is toegelaten. Er zijn echter alternatieve oplossingen voorhanden zijn, namelijk de wel in Nederland toegelaten alternatieven voor TBT. Hiervan zijn er meerdere op de markt.

Vraag 4: Is het u bekend dat er nieuwbouwwerven zijn die nieuwbouwschepen naar het buitenland moeten brengen om ze aldaar, op eigen kosten, van de laatste verflagen te laten voorzien indien de reder (klant) een schonere TNT-vrije verfsoort wil toepassen? Antwoord: Ja, dit is mij van één opdracht bij een scheepswerf bekend.

Vraag 5: Hoe beoordeelt u het effect van het verschil tussen Nederland en de omringende landen betreffende het al dan niet toelaten van deze verfsoorten
Vraag 5a: voor wat betreft het gegeven dat reders die graag ..schonere.. verfsoorten willen toepassen op hun varende schepen, hiertoe moeten uitwijken naar buitenlandse werven die, -los van de verfsoorten . veelal minder milieuvriendelijk werken dan Nederlandse werven, en
Vraag 5b: voor wat betreft de concurrentieverslechtering die de Nederlandse werven, zowel nieuwbouw als reparatie, ondervinden? Antwoord 5a: Voor wat betreft het gebruik van .schonere. verfsoorten is het zo dat de toelating in de toekomst voor het overgrote deel geharmoniseerd zal zijn als de EU het beoordelingsprogramma in het kader van de biociderichtlijn heeft afgerond.
Antwoord 5b: Met betrekking tot de concurrentiepositie van de Nederlandse werven acht ik het onwenselijk als verschillen in de snelheid waarmee landen de Europese regelgeving implementeren leiden tot verstoring van het level playingfield. Ik neem de signalen van de branche daarom zeer serieus. Ambtelijk wordt van de zijde van VROM en V&W momenteel overleg gevoerd met de branche. Daarbij is afgesproken dat de branche zal onderzoeken waarom er voor minder milieubelastende verven vaak wel een toelating is aangevraagd in Scandinavische landen (die qua kosten en milieubeoordeling vergelijkbaar zijn met Nederland) en in Nederland niet. V&W en VROM zullen in overleg met het CTB vast stellen wat de stand van zaken is met betrekking tot lopende toelatingsprocedures, en verkennen in hoeverre de Scandinavische beoordelingen door het CTB gebruikt kunnen worden om zo de beoordelingstermijn te verkorten.
Vraag 6: Bent u bereid om per onmiddellijk maatregelen te ontwikkelen om deze situatie te beëindigen, al dan niet in overleg met de branchevereniging.
Antwoord:. Zoals blijkt uit antwoord 5 is reeds overleg gaande tussen VROM, V&W en de branche over mogelijke oplossingen voor deze problematiek.

06 sep 02 16:57