Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
d.d. 19 augustus 2002 ASEA/LIV/2002/61475
nr. 2010213910
Onderwerp Datum
Kamervragen van het lid Rosenmöller 6 september 2002
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Rosenmöller (Groen Links) over de
gevolgen van de kabinetsplannen voor de koopkracht van huishoudens in Nederland.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Vragen van het lid Rosenmöller (GroenLinks) aan de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid over de gevolgen van de kabinetsplannen voor de koopkracht van
huishoudens in Nederland.
1. Kent u het artikel in De Volkskrant van 14 augustus j.l. dat onder de titel `Huishoudens
dupe plannen kabinet' verscheen op de voorpagina?
Ja.
2. Hoe denkt u over de berekeningen van het CPB waaruit zou blijken dat minstens 250
duizend huishoudens er de komende jaren in inkomen op achteruit gaan in het licht van de
belofte tijdens de formatie dat niemand erop achteruit zou gaan?
---
3. Hoe beoordeelt u de stellingname van de Groningse econoom Flip de Kam dat het aantal
mensen dat als gevolg van de plannen van het kabinet erop achteruitgaat makkelijk kan
oplopen tot een half miljoen?
Het CPB heeft een eerste doorrekening gemaakt van de in het Strategisch Akkoord opgenomen
beleidsvoorstellen. Een onderdeel van die doorrekening betreft de gevolgen voor de
inkomensontwikkeling van huishoudens. Het CPB hanteert daarbij een model dat op basis van
een gestileerde weergave van de werkelijkheid een indicatie geeft van de effecten op
huishoudniveau. Op basis hiervan zou 4% van de huishoudens (250.000) er op achteruit gaan
in de komende jaren. Overigens is de geraamde omvang van de gemiddelde achteruitgang
voor degenen die er op achteruit gaan in de CPB-berekeningen niet groot1.
De heer De Kam stelt dat als rekening gehouden wordt met de afschaffing van het spaarloon
en de lijfrente-aftrek, de groep verliezers bijna dubbel zo groot wordt.
Het CPB geeft zelf nadrukkelijk aan dat het in haar berekeningen om een benadering van de werkelijkheid gaat. Het is moeilijk om een goede indicatie te geven van het aantal mensen dat er als gevolg van de gepresenteerde plannen in de komende kabinetsperiode op achteruit zal gaan. Hiertoe is informatie nodig over de exacte doorwerking van maatregelen op het niveau van individuele huishoudens. Het effect van veel maatregelen kan tussen individuele huishoudens sterk verschillen. Van belang is bijvoorbeeld de mate waarin een huishouden daadwerkelijk van het spaarloon gebruik maakt. Omdat de uiteindelijke doorwerking op de inkomens van huishoudens een gevolg is van de cumulatie van verschillende regelingen, is vervolgens informatie nodig over de mate waarin meerdere lastenverlichtende en lastenverzwarende maatregelen tegelijkertijd effect hebben bij individuele huishoudens. Deze informatie is niet beschikbaar. Er zijn dus onvoldoende gegevens om een exacte indicatie te geven van het aantal huishoudens voor wie de cumulatie van lastenverzwarende maatregelen (zoals afschaffen spaarloon en basisaftrek lijfrente) zwaarder weegt dan de lastenverlichting in de vorm van onder andere de afschaffing van de OZB voor particuliere huishoudens, de extra maatregelen voor gezinnen met kinderen en de verlaging van de benzineaccijns.
Overigens zijn op onderdelen door het CPB veronderstellingen gemaakt over de vormgeving
van maatregelen die nog niet tot in details vaststaan. De definitieve vormgeving van deze
maatregelen kan leiden tot een ander inkomensbeeld.
Het kabinet heeft in het Strategisch Akkoord haar streven naar een evenwichtige
inkomensontwikkeling verwoord. In het debat over de regeringsverklaring is duidelijk
gemaakt dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. De
inkomensontwikkeling voor het jaar 2003 zal in de Sociale Nota 2003 nader toegelicht
worden.
4. Is het mogelijk om nieuwe berekeningen te laten maken waarbij wel rekening wordt
gehouden met de afschaffing van het spaarloon en de lijfrente-aftrek?
Zoals in het antwoord op de vragen 2 en 3 is verwoord is het moeilijk om bij het berekenen van het aantal huishoudens (figuur 4.1 op pagina 22 van het CPB-werkdocument) dat er op achteruit gaat rekening te houden met de afschaffing van het spaarloon en de lijfrente-aftrek. Hiervoor is de verdeling van de effecten naar individuele huishoudens en met name de cumulatie hiervan met andere maatregelen een te grote onbekende factor.
1 CPB-werkdocument 22, juli 2002, figuur 4.1. pagina 22
---
In de door het CPB gepresenteerde gemiddelde koopkrachtcijfers voor de komende
kabinetsperiode (tabel 4.1 op pagina 21 van het CPB-werkdocument) is het (gemiddelde)
effect van de afschaffing van het spaarloon wel meegenomen. Enkele maatregelen zijn door
het CPB niet in de gemiddelde koopkrachtcijfers opgenomen. Dit betreft onder meer de
maatregelen in het kader van levensloop en het afschaffen van de basisaftrek lijfrente. Het
CPB geeft aan dat indien deze maatregelen meegenomen zouden worden de gepresenteerde
koopkracht over de periode 2003-2006 gemiddeld per jaar bijna 0,1%-punt lager uit zou
komen2.
2 CPB-werkdocument 22, juli 2002, p.18.