De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
VVA. 2002/2862
datum
04-09-2002
onderwerp
Stand van zaken MPA
bijlagen
Geachte Voorzitter,
De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft mij op 3 september 2002 verzocht op zo kort mogelijke termijn de Tweede Kamer schriftelijk op de hoogte te stellen van de stand van zaken in het MPA-dossier. Tevens is mij verzocht te reageren op recente berichtgeving over de vermeende schending van de afspraken met de Europese Commissie over de MPA-aanpak. Eén en ander ter voorbereiding en ter bespreking in het Algemeen Overleg over de Landbouwraad op donderdag 5 september. Gaarne voldoe ik door middel van deze brief aan dit verzoek.
datum
04-09-2002
kenmerk
VVA. 2002/2862
bijlage
Stand van zaken
Onder toezicht geplaatste bedrijven
De in mijn brief van 26 juli aangekondigde hulp voor de 26 getroffen
bedrijven in het zogenaamde spoor 1 is door het Productschap Vee,
Vlees en Eieren in overleg met de sectororganisaties uitgewerkt in een
opkoopregeling voor de varkens van deze bedrijven. De regeling
voorziet in een opkoop van de varkens voor zover deze in aanraking
zijn geweest met voeder dat met MPA vervuild is. De opgekochte varkens
zijn gedood in een slachterij en vervolgens ter destructie afgevoerd.
Middels voorfinanciering heb ik bijgedragen aan de uitvoering van deze
regeling onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de voorfinanciering
binnen 4 jaar wordt terugbetaald aan LNV.
Niet alle 26 veehouders hebben zich aangemeld voor de regeling. Een
drietal eigenaren van 12 bedrijven heeft gemeend niet aan de
voorwaarden in de regeling te kunnen voldoen of heeft om andere
redenen de aanvraag ingetrokken. Deze bedrijven staan nog onder
toezicht van de AID. Pas nadat de dieren die met MPA-vervuild voeder
hebben gegeten zijn afgevoerd, kan er sprake zijn van opheffing van de
Onder Toezicht Plaatsing (OTP). De afvoer kan, zoals ook eerder
gesteld in mijn brief van 26 juli, geschieden ter destructie of ter
slacht nadat de dieren individueel getest zijn op MPA. Het vlees van
de negatief geteste dieren mag in het laatste geval alleen worden
afgezet op de nationale markt. Het gaat hier om circa 55.000 varkens
van de in totaal 78.000 varkens.
Ingevolge de geldende regelgeving, zowel de Europese als de nationale,
is het verboden dieren waaraan op enigerlei wijze niet-toegestane
stoffen zijn toegediend in de handel te brengen. Desalniettemin is in
Europees verband op 24 juli afgesproken dat de dieren die in aanraking
zijn geweest met veevoeder dat met MPA is vervuild op de nationale
markt mogen worden afgezet mits elk dier is getest op MPA en de
uitslag daarvan negatief is. Op deze wijze wordt enerzijds
gegarandeerd dat geen vervuild vlees in de voedselketen terechtkomt,
en anderzijds toch een alternatief geboden voor destructie.
Ik meen dat LNV zich maximaal heeft ingespannen om de schade voor de
getroffen bedrijven te beperken.
Op drie groepen van bedrijven rust nog steeds een OTP. De eigenaren
van deze bedrijven hebben zich inmiddels via advocaten tot het
ministerie gewend. In eerste instantie is door de advocaten bezwaar
aangetekend tegen de oplegging van de OTP, vervolgens is verzocht om
opheffing van de OTP.
Deze verzoeken zijn afgedaan of worden zeer binnenkort afgedaan. Tegen
één van deze besluiten is inmiddels alweer een bezwaar ingediend,
waarbij gelijktijdig bij de President van het College van Beroep voor
het bedrijfsleven verzocht is in deze zaak te voorzien bij voorlopige
voorziening. Deze zaak dient donderdag 12 september 2002.
Vooruitlopend daarop kan ik hierover thans geen nadere mededelingen
doen.
Stand van zaken recall diervoeder
De recall van diervoeder is inmiddels uitgevoerd. Vijftien procent van
de totale geleverde hoeveelheid vervuild veevoer is teruggehaald door
de veevoederindustrie. Uiteraard kan in dit geval nooit alles worden
teruggehaald omdat veevoeder in de meeste gevallen vrijwel direct na
levering op de veehouderijen wordt vervoederd. Desalniettemin ben ik
van oordeel dat de recall door het bedrijfsleven niet voldoende
energiek is opgepakt. Zoals gesteld in mijn brief van 26 juli zijn
ondernemers zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de producten
die zij produceren, en dienen zij garanties te eisen van leveranciers.
De veevoedersector heeft zich naar mijn mening in eerste aanleg
onvoldoende van haar verantwoordelijkheid bewust getoond. Ik vind dat
teleurstellend. Ik heb dat ook aan de voorzitter van het Productschap
Diervoeder kenbaar gemaakt.
Monitoringsprogramma
Teneinde vast te stellen dat de maatregelen voor de verwijdering van
MPA uit vee en veevoeders tot het gewenste resultaat hebben geleid,
heb ik een monitoringsprogramma laten uitvoeren door de AID en de RVV.
Daarbij zijn per dag tientallen monsters van dieren genomen en enkele
tientallen voedermonsters per week. Tot eind augustus is in dieren
geen MPA meer aangetroffen. Wel is enkele malen licht verontreinigd
veevoeder aangetroffen. Dit veevoer is onmiddellijk teruggehaald.
Berichtgeving in de pers
In de Boerderij van 3 september 2002 wordt bericht over een
versoepeling van het protocol voor de afvoer van varkens ter slacht.
In het artikel wordt een onjuist beeld neergezet van de rol van LNV en
die van het bedrijfsleven.
Ter toelichting hierop het volgende:
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de afspraken die zijn
gemaakt met de Europese Commissie en de lidstaten inzake de recall van
veevoeder en veevoedergrondstoffen is neergelegd bij het
bedrijfsleven, onder regie van het Productschap Diervoeder. Met het
bedrijfsleven zijn hierover afspraken gemaakt, onder meer in
bijeenkomsten van het basisoverleg in de tweede helft van juli.
De in het artikel van de Boerderij vermelde 'schoonvoerverklaring' is
een vrijwillige maatregel van Nederland. De verklaring houdt in dat
een veehouder pas zijn dieren mag laten slachten nadat zijn dieren 7
dagen schoon voer hebben gegeten en de veehouder dat kan aantonen. De
Europese Commissie vond de verklaring in eerste instantie niet nodig.
Desalniettemin heeft LNV met het betrokken bedrijfsleven afgesproken
de schoonvoerverklaring uit te voeren om richting de lidstaten en de
Europese Commissie garanties te kunnen bieden dat Nederlandse varkens
en varkensvlees vrij zijn van MPA.
In dit verband heeft LNV in het basisoverleg op 16 juli als eis
gesteld dat de veehouder moet kunnen aantonen dat zijn dieren 7 dagen
schoon voer hebben gegeten, voordat de dieren geslacht worden. Het
bedrijfsleven heeft een aanvullende maatregel voorgesteld: de
veehouder moet een verklaring van de mengvoederindustrie afgeven bij
het ter slacht aanbieden van de varkens, zodat de slachterij kan
bepalen dat de veehouder inderdaad 7 dagen schoon voer op zijn bedrijf
heeft.
Op verzoek van enkele leden van het bedrijfsleven heeft een overleg
plaatsgevonden op 20 juli waarin werd voorgesteld om op een andere
manier tot invulling van de schoonvoerverklaring te komen, omdat
anders de eerste dagen niet of nauwelijks zou kunnen worden geslacht.
Vervolgens bleek het bedrijfsleven niet in staat om op adequate wijze
hun eigen aanvullende eis in te vullen. Van de zijde van LNV is
meegedeeld dat zou worden vastgehouden aan een schoonvoerverklaring
van de betreffende varkenshouders. Er is dus op geen enkele wijze
afbreuk gedaan aan de afspraken met de Europese Commissie en de andere
lidstaten.
Tenslotte
De MPA-affaire heeft duidelijk gemaakt dat de rijksoverheid moet
kunnen ingrijpen in de veevoedersector. Het ontbreekt in de huidige
situatie aan de instrumenten hiervoor. Het productschap Diervoeder
heeft wel bevoegdheden, zoals het afgeven van een GMP-erkenning en de
ter beschikkingshoudingsplicht (TBH). Ik acht deze instrumenten echter
onvoldoende om daadwerkelijk grip te krijgen op de veevoedersector. Ik
vind het daarom van groot belang dat de bevoegdheden van LNV op korte
termijn worden uitgebreid. In de Kaderwet Diervoeders die thans ter
behandeling bij de Tweede Kamer ligt, is voorzien in een uitbreiding
van die bevoegdheden.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
dr. C.P. Veerman
---