Erasmus Universiteit Rotterdam
4 september 2002
Proefschrift 'Studeren (G)een punt' van Muriël van den Berg
Bijbaan zorgt voor studievertraging
Een bijbaan van meer dan 12 uur per week levert studievertraging op,
goede vwo-leerlingen zijn snelle studenten en technische studies zijn
relatief zwaarder dan andere. Dat zijn enkele conclusies van Muriël
van den Berg in haar proefschrift Studeren (G)een punt, waarop zij op
woensdag 4 september promoveert aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Zij onderzocht de studievoortgang in het Nederlandse wetenschappelijk
onderwijs in de tweede helft van de jaren negentig. Studievoortgang
wordt verklaard aan de hand van studentkenmerken, zoals aanleg, inzet
en sociale omgeving en door opleidingskenmerken, zoals curriculum- en
tentamenorganisatie.
Om vast te stellen welke factoren van belang zijn is in de periode
1996-2000 jaarlijks een enquête afgenomen onder studenten en
opleidingen aan de Universiteit van Amsterdam, de Universiteit
Maastricht, de Technische Universiteit Delft en de Erasmus
Universiteit Rotterdam. In totaal hebben zestig opleidingen en ruim
acht en half duizend studenten aan het onderzoek meegewerkt.
De studievoortgang van studenten is in de periode 1996-2000 vrijwel constant. Eerstejaars studenten behalen gemiddeld tachtig procent van de jaarlijks geprogrammeerde studielast terwijl dit voor ouderejaars studenten gemiddeld vijfenzeventig procent is. Opvallend is dat de tijdsbesteding aan de studie in dezelfde periode afneemt van gemiddeld drieëndertig uren per week naar dertig uren per week, hetgeen wordt veroorzaakt door een dalend aantal zelfstudie-uren. Het lijkt waarschijnlijk dat studenten efficiënter zijn gaan studeren (de onderwijsprogrammas zijn in de tijd constant gebleven).
De tijdsbesteding aan betaald werk neemt in dezelfde periode juist toe, van vijf naar zeven uren per week voor de eerstejaars studenten en van acht naar negen uren per week voor de ouderejaars studenten. Werken tot acht uren per week blijkt de studievoortgang niet te schaden. Studenten die meer werken, met name zij die meer dan twaalf uren per week betaald werk verrichten, lopen studievertraging op.
Voor de studenten met een vwo-vooropleiding blijkt het
eindexamencijfer een krachtige voorspeller van studiesucces: de goede
vwo-scholier is de snelle wo-student. Derhalve concludeert de
promovenda dat toelating tot een universitaire opleiding op grond van
behaalde resultaten in de vooropleiding als serieus selectiecriterium
overwogen dient te worden.
Op opleidingsniveau is zij van mening dat het systeem van Probleem
Gestuurd Onderwijs (het Maastrichtse systeem) tot een grotere
studievoortgang leidt. Indien in een onderwijsperiode minder
verschillende vakken worden geprogrammeerd heeft dit een grotere
studievoortgang tot gevolg.
Studenten in de sector techniek behalen, ondanks hun hogere
vooropleidingresultanten en hogere studie-inzet, minder
studievoortgang (negenentwintig studiepunten per jaar) dan studenten
uit de overige studiesectoren. Alhoewel het aantal studieonderdelen
per onderwijsperiode relatief hoog is (negatief voortgangseffect)
worden in de technische sector tal van voortgangsstimulerende
maatregelen aangeboden (zoals een collegevrije week voorafgaand aan
tentamenperioden en het compensatiemogelijkheden voor onvoldoende
tentamenresultaten). Van den Berg komt tot de conclusie dat de
technische studie relatief zwaar is in vergelijking tot andere
opleidingen, zoals bijvoorbeeld medische opleidingen waarin de
studie-inspanning vergelijkbaar is, maar waarin de studievoortgang
(zesendertig studiepunten per jaar) het hoogst is van alle
studie-sectoren.
Promotor: prof. dr. J.M.G. Leune, Sociologie en sociaal beleid, in het
bijzonder op het terrein van educatie en cultuur
Noot voor de pers
Promotie: woensdag 4 september
Plaats: Erasmus MC, Faculteitsgebouw, Collegezaal 7
Info: bij de promovenda: tel. (010) 4087393
e-mail: vandenberg@epib.fgg.eur.nl
INLINE] INLINE]