Ministerie van Algemene Zaken
Antwoorden op de vragen van de heer F. Teeven (LN) mede namens de minister van Verkeer en Waterstaat d.d. 20 augustus 2002, nr. 2010214160
1. Vraag:
Heeft u kennisgenomen van het artikel in het dagblad de Telegraaf van 19 augustus
2002 over minister De Boer?
Antwoord:
Ja.
2. Vraag:
Bent u reeds ten tijde van de kabinetsformatie op de hoogte gebracht van
geruchten/verhalen rondom onrechtmatige belangenverstrengeling door minister De
Boer?
3. Vraag:
Wat is de inhoud van deze geruchten/verhalen over onrechtmatige
belangenverstrengeling? Kunnen deze geruchten/verhalen het functioneren van de
minister van Verkeer en Waterstaat beïnvloeden?
2 en 3 Antwoord:
Minister De Boer heeft mij desgevraagd de volgende reactie op de genoemde
berichtgeving gegeven:
"De relatie tussen de heer De Boer en JBR is begonnen bij zijn in diensttreding als
directeur van Lehnkering Logistics, toen geheten Lehnkering Montan Nederland bv.
Tussen JBR en Lehnkering Logistics bestond reeds een relatie voordat de heer De
Boer bij deze laatste in dienst trad.
De relatie met de heer De Boer groeide uit tot een professionele vertrouwensrelatie
tussen opdrachtgever en adviesbureau. Als opdrachtgever was de heer De Boer
tevreden over de adviezen van JBR. Vanuit deze ervaring introduceerde hij JBR bij
één van zijn maritieme relaties. Deze relatie groeide uit tot een belangrijke
opdrachtgever van JBR.
Vanuit deze ervaring ontstond het idee om met behulp van de heer De Boer de positie
van JBR in de maritieme markt uit te bouwen. Dit heeft echter geen concrete vorm
gekregen. In 1995 verhuisde JBR na 11 jaar van Rotterdam naar Zeist. In 1997 komen
de partners van JBR tot de slotsom dat de verhuizing geen goed heeft gedaan aan de
Rotterdamse klantenkring. Op dat moment komt de gedachte op om de heer De Boer
in te zetten als ambassadeur voor JBR. Een samenwerking behoort dan tot de
mogelijkheden.
Het was in de tijd dat de heer De Boer overwoog voor zichzelf te beginnen en hij in
het bezit komt van een huurverplichting voor een onverhuurde kantoorruimte aan de
Eendrachtsweg in Rotterdam. JBR huurt voor een bedrag van f 18.000,- voor een
periode van 6 maanden deze kantoorruimte. Dit bedrag is het door de NRC genoemde
"potje", waarbij het in eerste aanzet de bedoeling was de lengte en de hoogte van de
huur mede te relateren aan, door de heer De Boer binnen te halen opdrachten voor
JBR. Hier ligt ook een verband met de eerdergenoemde maritieme relatie, alhoewel
hij, zoals gezegd, bij deze opdracht niet als directe opdrachtgever was betrokken en
ook niet was betrokken bij het besluitvormingsproces rond de verstrekking van deze
opdracht. Op basis van persoonlijke omstandigheden besluit de heer De Boer
uiteindelijk niet voor zichzelf te beginnen en wordt de "samenwerking" met JBR
beëindigd".
Op basis van deze uiteenzetting kan geconcludeerd worden dat geen sprake is geweest
van een vergoeding aan de heer De Boer voor een verstrekte adviesopdracht aan JBR
op een plaats waar hij zelf directe verantwoordelijkheid droeg voor de besluitvorming
rond de verstrekking van deze adviesopdracht en dus ook niet van onrechtmatige
belangenverstrengeling. Op het functioneren van de de heer van Verkeer en
Waterstaat zullen deze "geruchtenverhalen" dan ook geen invloed hebben.
4. Vraag:
Heeft minister De Boer met u gesproken over een mogelijk aftreden zijnerzijds? Wat
was daarvoor de aanleiding?
Antwoord:
Neen, daar was ook geen aanleiding voor.