Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Algemeen ambtsbericht Jordanië/Palestijnen april 2002
1 Inleiding
---
Dit rapport bevat informatie over de positie van Palestijnen in Jordanië.
Het document is opgesteld mede met het oog op de beoordeling van
asielaanvragen van Palestijnen uit Jordanië in Nederland en de eventuele
verwijdering van uitgeprocedeerde Palestijnen vanuit Nederland naar
Jordanië.
In het algemeen ambtsbericht van 6 december 2000 (kenmerk DPC/AM-663895)
inzake asiel in derde landen wordt in hoofdstuk 2 onder meer aandacht
besteed aan de asielpraktijk in Jordanië en de rol daarbij van UNHCR.
Onderhavig rapport dient gelezen te worden in samenhang met en in aanvulling
op bovenstaand ambtsbericht.
Bij de totstandkoming van dit rapport is gebruik gemaakt van rapportages van
de Nederlandse ambassade in Amman, alsmede van informatie van UNHCR, UNRWA,
Amnesty International, Human Rights Watch en het Amerikaanse ministerie van
Buitenlandse Zaken. Ook is gebruik gemaakt van vakliteratuur en
berichtgeving in de media. De tekst van dit rapport is in een aantal
gevallen gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen.
Een overzicht van de openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst.
Na een kort historisch overzicht in hoofdstuk 2 en algemene gegevens in
hoofdstuk 3 wordt in hoofdstuk 4 de positie van UNRWA behandeld. In de
hoofdstukken 5 en 6 komen politieke en sociaal-economische factoren aan bod.
In hoofdstuk 7 volgt een schets van de situatie in de diverse
vluchtelingenkampen. Documenten en terugkeer komen aan de orde in de
daaropvolgende hoofdstukken. Hoofdstuk 10 geeft het asielbeleid van een
aantal Westeuropese landen weer met betrekking tot personen van Palestijnse
identiteit afkomstig uit Jordanië, waarna wordt afgesloten met een algehele
samenvatting in hoofdstuk 11.
2 Historische achtergrond
---
Het latere Britse mandaatgebied Palestina (hiermee wordt ruwweg het gebied
bedoeld dat het huidige Israël, de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook
bestrijkt) stond in de periode van 636 tot l099 onder Arabisch gezag. In dat
jaar kwam het gebied onder bewind van de kruisvaarders, een bewind dat bijna
honderd jaar zou duren. Onder de Arabieren was het gebied verdeeld in twee
militaire districten, ter weerszijden van de rivier de Jordaan. De
westelijke oever werd Falastin (naar het Romeinse Palaestina) genoemd, het
gebied ten oosten van de Jordaan stond bekend als Urdun (Arabisch voor
Jordaan en voor Jordanië). Na de kruisvaarders namen de Mamelukken de
heerschappij over het gebied over. Zij werden op hun beurt in l516 opgevolgd
door de Turken. De daaropvolgende vierhonderd jaar maakte Palestina deel uit
van het O ttomaanse Rijk. Gedurende de Eerste Wereldoorlog veroverden de
Engelsen het gebied op de Turken.
In l897 werd te Basel de World Zionist Organization door Theodor Herzl
opgericht. Deze organisatie had als doel het stichten van een 'joods
nationaal tehuis in Palestina'. Op 2 november l917 maakte A.J. Balfour, de
toenmalige Britse minister van Buitenlandse Zaken, bekend dat het Verenigd
Koninkrijk de stichting van een joods nationaal tehuis in Palestina zou
steunen. Toen de Volkenbond in l920 Palestina en Transjordanië als
Britse mandaatgebieden aanwees, werd expliciet naar deze 'Balfour
Declaration' verwezen.
Was tot l920 het aantal joden in Palestina gering geweest, vanaf dat jaar
nam de joodse immigratie aanmerkelijk toe. Dit leidde tot de eerste
anti-joodse rellen. In de jaren dertig namen de onlusten tussen de Arabische
en joodse bevolkingsgroepen in aantal en hevigheid toe. Mede ten gevolge van
de jodenvervolging door nazi-Duitsland trokken joden in groten getale naar
Palestina.
Op 29 november l947 nam de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties
resolutie l81 aan. In deze resolutie werd de aanbeveling gedaan het Britse
mandaat te beëindigen en Palestina te verdelen in een joodse en een
Arabische staat. Op Jeruzalem zou een internationale regeling van toepassing
worden. Het voorstel werd door het Joods Agentschap aanvaard, doch
verworpen door de Arabische bevolking van Palestina en door alle Arabische
landen.
Op 14 mei l948 werd de staat Israël uitgeroepen, vlak voordat het Britse
mandaat zou aflopen. Bijna gelijktijdig vielen legereenheden van de
omringende Arabische landen de nieuwe staat binnen en brak de eerste
Arabisch-Israëlische oorlog uit. Na deze oorlog, die ruim een jaar zou
duren, controleerde Israël het overgrote deel van het voormalige
mandaatgebied Palestina. Uitzonderingen waren de Westelijke Jordaanoever en
de Gazastrook, die onder ( Trans-)Jordaanse respectievelijk Egyptische
controle stonden.
Als gevolg van de oorlog van l948/l949 werden ongeveer driekwart miljoen
Palestijnen uit hun huizen en van hun land verdreven. Zij zochten hun
heil voornamelijk in de Gazastrook , de Westelijke Jordaanoever ,
Jordanië, Libanon en Syrië, waar zij in afwachting van terugkeer in
geïmproviseerde tentenkampen terechtkwamen. Kleinere groepen vluchtelingen
vestigden zich in l948 in andere Arabische landen in het Midden-Oosten .
Ongeveer 150.000 Palestijnen bleven achter. Zij verkregen na verloop van
tijd het Israëlische staatsburgerschap en werden zo een Arabische minderheid
in de joodse staat.
Al gauw bleek dat van een spoedige terugkeer van de gevluchte Palestijnen
geen sprake kon zijn. De instelling van strenge grenscontroles aan de
Israëlische zijde van de grens maakte bijvoorbeeld een einde aan de
mogelijkheid om de eigen bezittingen te inspecteren en achtergebleven
familieleden te bezoeken. Vervolgens gingen de Israëlische autoriteiten
ertoe over om Palestijnen die langere tijd van huis waren weggebleven als
'afwezig' te classificeren, hetgeen de weg opende om hen het recht op
terugkeer te ontzeggen en hun bezittingen verbeurd te verklaren. Joodse
nederzettingen verrezen in wat eens Palestijnse gebieden waren. Het verblijf
van de gevluchte Palestijnen in de gebieden en landen van opvang kreeg
daarmee een steeds permanenter karakter.
Intussen had de internationale gemeenschap besloten dat de Palestijnse
vluchtelingen niet onder het mandaat van het Bureau of the United Nations
High Commissioner for Refugees (UNHCR) zouden vallen, maar dat voor hen
een aparte VN-organisatie in het leven zou worden geroepen. Op 8 december
l949 werd het United Nations Relief and Works Agency for Palestine
Refugees in the Near East (UNRWA) opgericht, dat zich richt op
gezondheidszorg, onderwijs, opleiding, sociale bijstand en noodhulp ..
De annexatie van de Westelijke Jordaanoever door Transjordanië in l950 resulteerde in de totstandkoming van het Hasjemitische Koninkrijk Jordanië, dat zowel op de Westelijke Jordaanoever als Transjordanië omvatte.
In de vluchtelingenkampen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook
ontstond een veelheid aan Palestijnse groeperingen (waaronder Al-Fatah
van Mohammed Abdul-Rauf Al-Qudwa Al-Husseini ('Yasser Arafat' )) die
zich verzetten tegen de staat Israël. Met de oprichting in l964 van de
Palestine Liberation Organization (PLO) onder leiding van de
Palestijnse advocaat Ahmed Shukairy kwam een overkoepelende organisatie
tot stand, die bijdroeg tot een verdergaande structuur en onderlinge
samenhang tussen de verschillende Palestijnse groeperingen , waarbij
'the PLO was supposed to preserve the national identity of the Palestinians
and to provide them with the political and military mechanism they needed to
reclaim their national rights from Israel' .
Op 11 september l965 namen de lidstaten van de Arabische Liga in Casablanca
een Protocol on the Treatment of Palestinians aan, waarbij de onderscheiden
lidstaten (waaronder Jordanië) Palestijnse vluchtelingen gelijk stelden aan
de overige ingezetenen van die staten wat verblijf en recht op werk
betreft .
Gedurende de Arabisch-Israëlische oorlog van juni l967 bezette Israël in
enkele dagen het Sinaï-schiereiland, de Gazastrook, de Westelijke
Jordaanoever en de Golan-hoogvlakte. Deze gebieden werden niet
geannexeerd, maar onder militair bestuur geplaatst; alleen Oost-Jeruzalem
werd geannexeerd. Als gevolg van deze oorlog vond er opnieuw een exodus van
Palestijnen plaats . Vanuit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook
waar velen van hen nog maar kort tevoren een bestaan hadden opgebouwd,
vertrokken ongeveer 355.000 vluchtelingen naar Arabische buurlanden.
Van dit aantal waren zo'n 210.000 personen niet eerder vluchteling geweest;
zij werden door UNRWA als 'displaced' aangemerkt . UNRWA bleef ook na
l967 actief in de Palestijnse vluchtelingenkampen op de Westelijke
Jordaanoever .
Vanwege de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever en de
Gazastrook trokken veel PLO-strijders naar de Arabische buurlanden. De
belangrijkste bases van de Palestijnse guerilla's in die tijd waren te
vinden in Jordanië en Syrië. Gefrustreerd door de eerdere Arabische
nederlagen raakten veel Palestijnen in toenemende mate geradicaliseerd en
zochten zij in hun gastlanden de nodige bewegingsvrijheid voor militaire
acties tegen Israël. De Palestijnse guerillastrijders vormden op den duur in
Jordanië een dermate machtige en soeverein opererende beweging dat de
Jordaanse binnenlandse stabiliteit hierdoor ernstig werd ondermijnd.
Uiteindelijk heeft dit in september l970 ('Zwarte September') geresulteerd
in een gewapend optreden van het Jordaanse regeringsleger en een
kortstondige burgeroorlog. Hoewel op 23 september l970 een wapenstilstand
van kracht werd tussen PLO-leider Arafat en koning Hoessein, braken er
sindsdien toch weer gevechten uit. In juli l971 kon het Jordaanse leger de
Palestijnse fedayeen een beslissende slag toebrengen. Daarop werden alle
Palestijnse politieke bewegingen uit Jordanië verbannen . Veel
Palestijnen zochten vanuit Jordanië hun toevlucht tot Libanon en Syrië.
In oktober l973 raakte Israël wederom in oorlog toen Egypte en Syrië
aanvallen op Israëlische stellingen lanceerden. Deze oorlog genereerde geen
nieuwe stroom Palestijnse vluchtelingen.
Na de Golfoorlog in l99l kwam een stroom van 200.000 tot 300.000 Palestijnen
naar Jordanië . Het ging hierbij voornamelijk om Palestijnen die
bij UNRWA geregistreerd stonden. Velen uit deze groep waren in het bezit van
de Jordaanse nationaliteit.
Onderhandelingen tussen Jordanië en Israël waarbij met name de onderlinge
samenwerking centraal stond, leidden op 26 oktober l994 tot ondertekening
van een vredesverdrag tussen beide landen. Delicate onderwerpen als de
kwestie van de Palestijnse vluchtelingen of een eerlijkere verdeling van
water uit de rivier de Jordaan werden doorgeschoven naar de toekomst.
Hoewel het in economisch opzicht met Jordanië de laatste jaren minder
florissant gaat , zijn er sinds het uitbreken van de zogenaamde
'Al-Aqsa-intifadah' in september 2000 vanuit de Gazastrook en de Westelijke
Jordaanoever talrijke Palestijnen naar Jordanië gekomen, op zoek naar betere
levensomstandigheden.
3 Aantallen31
---
Het gebied dat nu het Hasjemitsche Koninkrijk Jordanië vormt, was
oorspronkelijk dunbevolkt. Vóór l950 woonden er zo'n 450.000 mensen, waarvan
ongeveer een kwart bedoeïenen. Als gevolg van de oorlog van l948/l949
vluchtten zo'n 450.000 Palestijnen naar de Westelijke Jordaanoever en zo'n
70.000 Palestijnen naar Transjordanië . Na de formele annexatie van de
Westelijke Jordaanoever in l950 nam de bevolking van het land toe met zo'n
670.000 Palestijnen. Zij kenden een bloeiende stedelijke cultuur, waren
beter opgeleid en vooral politiek bewuster dan de oorspronkelijk
Transjordaanse bevolking, die vooral een semi-nomadische achtergrond had.
Hoewel door de annexatie van de Westelijke Jordaanoever de daar wonende
Palestijnen het Jordaanse staatsburgerschap konden verwerven en een Jordaans
paspoort konden krijgen, bestond er bij Transjordaniërs twijfel aan hun
loyaliteit. Veel Transjordaniërs konden het niet verkroppen dat deze
Palestijnen het staatsburgerschap en een paspoort kregen, terwijl zij geen
duidelijkheid gaven over hun loyaliteit. Deze 'tweeslachtige identiteit' of
'tegenstrijdige identiteit' van de Palestijnen riep weerstand op bij de
oorspronkelijke Jordaniërs.
Vanwege de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever en de
Gazastrook in l967 kwam een nieuwe vluchtelingenstroom van ongeveer 300.000
personen opgang. Een belangrijk deel van hen vluchtte naar Jordanië. Door
deze demografische verschuiving dreigde er een 'Palestinisering' van
Jordanië.
Het aantal inwoners van Jordanië wordt geschat op vijf miljoen personen
.
Hoeveel personen van Palestijnse afkomst in Jordanië wonen is niet
duidelijk. Van officiële zijde worden daarover geen cijfers gepubliceerd
. Bij UNRWA/Jordanië stonden per 30 juni 2000 1.570.192 Palestijnen
geregistreerd. Dit is ongeveer eenderde deel van de bevolking, en 42 procent
van het totale aantal bij UNRWA geregistreerde Palestijnen. Van hen staan
zo'n 280.000 personen geregistreerd als woonachtig in kampen. Het merendeel
van de bij UNRWA/Jordanië geregistreerde Palestijnen heeft de Jordaanse
nationaliteit.
4 UNRWA
---
Palestijnse vluchtelingen als gevolg van de oorlog van l948/l949 vallen
buiten zowel de internationale bescherming van UNHCR als buiten de
kaders van het Vluchtelingenverdrag van l951. Krachtens artikel 1d van het
Vluchtelingenverdrag is het verdrag niet van toepassing op personen die
bescherming of bijstand genieten van andere VN-organen of - instellingen dan
UNHCR. Wanneer de bescherming of bijstand van dergelijke andere VN-organen
of -instellingen zoals UNRWA om welke reden dan ook is beëindigd, dan zullen
deze personen van rechtswege alsnog onder het Vluchtelingenverdrag komen te
vallen .
UNRWA kan op grond van het bestaande mandaat geen bescherming bieden aan
Palestijnen die stellen te vrezen te hebben voor vervolging van
overheidswege. De organisatie treedt dan ook niet in rechte op voor
Palestijnen, zoals bijvoorbeeld UNHCR dit zou kunnen doen. UNHCR-Jordanië
treedt niet op voor onder UNRWA-auspiciën in Jordanië verblijvende
Palestijnen, noch voor overige Palestijnen aldaar.
UNRWA definieert een Palestijnse vluchteling als 'any person whose normal
place of residence was Palestine during the period 1 June l946 to 15 May
l948 and who lost both home and means of livelihood as a result of the l948
conflict.'
UNRWA maakt onderscheid tussen (nazaten van) vluchtelingen die naar Jordanië
kwamen als gevolg van de oorlog van l948/l949 enerzijds, en (nazaten van)
vluchtelingen die later naar Jordanië kwamen anderzijds. Palestijnen die
behoren tot de eerste categorie kunnen zich als zodanig laten registreren
bij UNRWA. De laatste categorie valt niet onder het formele UNRWA-mandaat.
Desondanks kunnen niet bij UNRWA geregistreerde Palestijnse vluchtelingen in
aanmerking komen voor speciale UNRWA-noodhulpprogramma's , waaronder
medische noodhulp en eventuele voedselpakketten.
UNRWA kreeg bij oprichting het mandaat om, in samenwerking met de landen van
opvang, hulp- en werkprojecten op te zetten voor Palestijnse vluchtelingen
als gevolg van de oorlog van l948/l949. Met de verschillende gastlanden
(Jordanië, Syrië, Libanon en Egypte) sloot UNRWA bilaterale overeenkomsten;
met Jordanië gebeurde dit op 14 maart en 20 augustus l951 .
Het reguliere UNRWA-budget voor Jordanië voor het jaar 2000 bedroeg ruim US$
70 miljoen . Geregeld worden additionele contributies ontvangen van
donorlanden, waaronder Nederland.
Registratie
Registratie van Palestijnen bij UNRWA geschiedt op vrijwillige basis .
Palestijnen laten regelmatig geboortes registreren, maar verzuimen vaak om
sterfgevallen aan te geven. Men kan zich ook op latere leeftijd bij UNRWA
laten registreren.
Aanspraak op voorzieningen
Alle Palestijnen die bij UNRWA geregistreerd staan, kunnen aanspraak maken
op de voorzieningen onder UNRWA-auspiciën. Ook kinderen van bij UNRWA
geregistreerde Palestijnen die buiten het UNRWA-mandaatgebied zijn geboren,
kunnen aanspraak maken op UNRWA-assistentie. In beginsel kunnen
niet-geregistreerde Palestijnen geen beroep doen op UNRWA. Wel zouden zij in
uitzonderlijke gevallen in aanmerking kunnen komen voor speciale
UNRWA-noodhulpprogramma's .
Palestijnen die niet bij UNRWA/Jordanië geregistreerd staan, maar wel bij
een UNRWA-kantoor elders, kunnen op basis van die registratie een beroep
(blijven) doen op UNRWA.
Indien een bij UNRWA geregistreerde vrouw trouwt met een niet bij UNRWA
geregistreerde Palestijn, krijgt dit gezin geen steun van UNRWA. Hierbij
wordt uitgegaan van de door UNRWA bepaalde definitie van vluchteling, welke
de mannelijke lijn volgt.
Voor de dienstverlening door UNRWA in de vorm van onderwijs, gezondheidszorg
of bijstand maakt het niet uit of Palestijnen in of buiten kampen wonen.
Medische zorg
UNRWA voorziet in medische zorg door middel van een netwerk van eigen
artsen, eigen gezondheidscentra en Jordaanse privé-klinieken. UNRWA
verschaft geneesmiddelen en medicamenten aan de door haar beheerde
gezondheidscentra. Aan medische zorg zijn voor bij UNRWA geregistreerde
Palestijnen geen kosten verbonden. Indien het gaat om bijzonder
gecompliceerde medische ingrepen, worden deze buiten het UNRWA-systeem
verricht (in lokale privé-ziekenhuizen) met behulp van een geldelijke
UNRWA-bijdrage. Ziekenhuizen van de Jordaanse staat staan open voor
Palestijnen.
Door minder bijdragen vanuit donorlanden heeft het gezondheidsprogramma van
UNRWA te kampen met problemen, zoals een gebrek aan medicijnen, artsen en
verpleegkundigen. Sinds l996 zijn de uitgaven voor spoedbehandelingen van
vluchtelingen in privé-ziekenhuizen bevroren, evenals de kosten voor
onderhoud van medische centra. UNRWA heeft het doorverwijzen van patiënten
naar privé-klinieken beperkt tot spoedgevallen.
Onderwijs
Onderwijs vormt het grootste programma-onderdeel van UNRWA. Bijna de helft
van het jaarlijkse UNRWA-budget is gereserveerd voor onderwijs.
Het onderwijsprogramma van UNRWA in Jordanië biedt de mogelijkheid tot het volgen van vakopleidingen en technische opleidingen in een tweetal centra, het Wadi Seer Training Centre (WSTC) en het Amman Training Centre (ATC).
Op de UNRWA-Education Science Faculty in Amman wordt onderwijs op universitair niveau gegeven. Naast UNRWA-onderwijsfaciliteiten hebben Palestijnen toegang tot Jordaanse lagere en middelbare scholen.
UNRWA heeft door geldgebrek te kampen met een tekort aan leraren en goede
lesruimten. Er zijn overvolle leslokalen en er is onvoldoende lesmateriaal.
Ook is er sprake van achterstallig onderhoud aan de schoolgebouwen. Vanwege
het grote aantal leerlingen en een gebrek aan faciliteiten wordt op een
aantal scholen dagelijks een dubbel lesprogramma afgewerkt. Dit zogenaamde
'double-shift schooling system' vindt in 93 procent van de UNRWA-scholen
plaats, tegen zeven procent van de openbare scholen. UNRWA-klaslokalen
hebben een gemiddelde van 41 leerlingen. Voor openbare scholen is dit cijfer
dertig.
De afgelopen jaren is het aantal leerlingen op UNRWA-scholen waar het
onderwijs voor bij UNRWA geregistreerde Palestijnen gratis is, afgenomen,
omdat ouders de voorkeur gaven aan openbare scholen.
Sociale en financiële ondersteuning
Het sociale hulpprogramma van UNRWA geeft bijstand aan een beperkt aantal
bijzondere noodgevallen. Dit gebeurt met een toelage die uit voedsel en geld
(per persoon US$ 120 per jaar) bestaat. Doelgroep vormen gezinnen die geen
mannelijke kostwinner hebben tussen de negentien en zestig jaar. Dergelijke
financiële ondersteuning aan éénouder-gezinnen wordt stopgezet indien de
oudste zoon achttien jaar wordt.
UNRWA heeft ook gemeenschapscentra, vrouwencentra en centra voor
gehandicapten. Deze centra worden gedeeltelijk gefinancieerd door UNRWA,
deels door de Palestijnse gemeenschap zelf.
UNRWA verzorgt daarnaast de vuilnisophaal in de door haar erkende
vluchtelingenkampen, en verstrekt kleine leningen en financiële garanties in
het kader van inkomensgenererende projecten.
Budgettaire problemen
UNRWA heeft steeds meer te kampen met budgettaire problemen. Sinds enkele
jaren kent UNRWA substantiële financiële tekorten die elk jaar met moeite
worden gedicht. Daarbij moeten salarissen van UNRWA-personeel worden
bevroren, moet onderhoud aan UNRWA-materieel worden uitgesteld en moet het
aantal uitgezonden medewerkers aanzienlijk worden teruggebracht. Ook
UNRWA/Jordanië kent budgettaire problemen. Deze kunnen van invloed zijn op
de kwaliteit van de dienstverlening, hetgeen bijvoorbeeld blijkt uit
bezuinigingen op basisgezondheidszorg, onderwijs en bijstand.
5 Politieke factoren
---
5.1 Integratie en nationaliteit
---
Na de annexatie van de Westelijke Jordaanoever door Transjordanië, die in
l950 resulteerde in de totstandkoming van het Hasjemitische Koninkrijk
Jordanië, werd
de op de Westelijke Jordaanoever en de in het gebied ten oosten van de
Jordaan vigerende wet- en regelgeving geunificeerd. Hierdoor verwierven alle
Palestijnen in Jordanië automatisch de Jordaanse nationaliteit. Het duurde
echter tot de inwerkingtreding van de Jordaanse nationaliteitswet van l954
voordat duidelijk werd onder welke voorwaarden Palestijnen het Jordaanse
staatsburgerschap hadden verkregen.
Artikel 3 van wet nr. 6 van 4 februari l954 betreffende de Jordaanse
nationaliteit (in werking getreden op 16 februari l954 en laatstelijk
gewijzigd per 1 oktober l987 bij wet nr. 22 van 27 juli l987) luidt als
volgt:
'De Jordaanse nationaliteit bezit:
1. iedere persoon die de Jordaanse nationaliteit heeft verkregen of in het
bezit is van een Jordaans paspoort op grond van de wet op de Jordaanse
nationaliteit van l928, of de uitgevaardigde wijzigingswetten;
2. iedere persoon, geen jood zijnde, die vóór 15 mei l948 de Palestijnse
nationaliteit bezat en die werkelijke woonplaats had in het Hasjemitische
Koninkrijk Jordanië gedurende het tijdvak 20 december l949 tot 16 februari
l954;
3. iedere persoon wiens vader de Jordaanse nationaliteit bezit;
4. iedere persoon die in het Hasjemitische Koninkrijk Jordanië is geboren
uit een Jordaanse moeder en een vader zonder dan wel van een onbekende
nationaliteit of een vader wiens afstamming niet wettelijk is vastgesteld;
5. iedere persoon die in het Hasjemitische Koninkrijk Jordanië is geboren
uit onbekende ouders. Een in Jordanië gevonden pasgeboren kind wordt geacht
in het Koninkrijk te zijn geboren tenzij het tegendeel wordt getoond;
6. iedere persoon die als bedoeïen van het noorden in de zin van artikel
25(z) van de voorlopige kieswet nr. 24 van l960 sedert l930 in de bij
Jordanië aangesloten gebieden gewoond heeft.'.
Deze nationaliteitswet vergemakkelijkte de integratie van Palestijnen in
Jordanië; ook werd voor hen de toegang tot allerlei overheidsvoorzieningen
vereenvoudigd. Velen van hen werden als Jordaans staatsburger beschouwd; zij
kregen de Jordaanse nationaliteit en Jordaanse identiteits- en
reisdocumenten. Hierdoor hadden zij dezelfde rechten (zoals actief en
passief kiesrecht) en verplichtingen (waaronder militaire dienstplicht) als
andere Jordaanse ingezetenen.
Van l950 tot l988 bestond er geen officieel onderscheid in Jordaans
staatsburgerschap tussen Palestijnen die op de Westelijke Jordaanoever
woonden en Palestijnen die in het gebied ten oosten van de Jordaan woonden.
In december l987 brak in de Palestijnse gebieden een intifadah uit tegen de
Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook. In
l988 deed Jordanië eenzijdig afstand van aanspraken op het gezag op de
Westelijke Jordaanoever. Op 31 juli van dat jaar hield koning Hoessein in
Amman een speech, waarbij hij aankondigde dat 'the legal and administrative
links between the two banks would be severed' . Daarbij verklaarde de
koning: 'At the same time, it has to be understood in all clarity, and
without any ambiguity or equivocation, that our measures regarding the West
Bank, concern only the occupied Palestinian land and its people. They
naturally do not relate in any way to the Jordanian citizens of Palestinian
origin in the Hashemite Kingdom of Jordan. They have the full rights of
citizenship and all its obligations, the same as any other citizen
irrespective of his origin'.
Op een persconferentie op 7 augustus l988 verklaarde koning Hoessein met
betrekking tot de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever dat 'passports
will remain until such time as the Palestinian state hopefully is created
and then obviously Palestinians have their own passports representing them
as citizens of that state' .
Na het eenzijdig opzeggen van aanspraken op de Westelijke Jordaanoever
beschouwt Jordanië Palestijnen woonachtig op de Westelijke Jordaanoever niet
meer als Jordaans staatsburger. Deze Palestijnen kunnen niet meer beschikken
over een geldige Jordaanse identiteitskaart met een Jordaans nationaal
nummer . Wel kunnen deze Palestijnen een Jordaans paspoort krijgen.
Hierin staat geen Jordaans nationaal nummer vermeld. Het paspoort is twee
jaar geldig en biedt geen recht op een permanent verblijf in Jordanië.
Omdat de Gazastrook tot de Zesdaagse Oorlog van l967 onder militair bestuur
van Egypte viel en de Palestijnse inwoners van dat gebied formeel door
Egypte werden geregistreerd, beschouwt Jordanië Palestijnse inwoners uit de
Gazastrook als Egyptische staatsburgers . Palestijnse inwoners uit de
Gazastrook, met name de 100.000 Palestijnen die in l967 vanuit de Gazastrook
naar Jordanië zijn gekomen , kunnen geen aanspraak maken op het
Jordaanse staatsburgerschap. Wel kunnen zij een Jordaans reisdocument
aanvragen, dat twee jaar geldig is.Jordanië beschouwt dit document als
identiteitsbewijs en laissez-passer.
Begin 2001 heeft de Jordaanse overheid het Jordaanse staatsburgerschap aan
deze categorie Palestijnen wederom geweigerd. Een bron uit de regering
stelde naar aanleiding hiervan dat 'Jordan's stand concerning the right of
all Palestinian refugees to repatriation and compensation precludes granting
citizenship in this case.' .
5.2 Department of Palestinian Affairs (DPA)
---
Op last van de Jordaanse koning Abdullah I werd in l949 het Ministry of
Refugees ingesteld dat verantwoordelijk werd voor Palestijnse
vluchtelingenzaken. Op 24 april l950 werd vervolgens het Ministry of
Construction and Restoration opgericht dat in nauwe samenwerking met UNRWA
verantwoordelijk werd voor de opvangmogelijkheden van Palestijnse
vluchtelingen.
Na de Zesdaagse Oorlog van l967 stelden de Jordaanse autoriteiten een High
Ministerial Committee in, belast met de opvang van Palestijnen afkomstig van
de Westelijke Jordaanoever. In l972 werd een Executive Special Office
ingesteld met aan het hoofd een door de Jordaanse minister-president
aangewezen lid afkomstig van het High Ministerial Committee. Taak van deze
organisatie was onder andere uitvoering geven aan het door het High
Ministerial Committee geformuleerde beleid.
In l980 werd ter vervanging van de al eerder ingestelde organen een Ministry
of Occupied Territories Affairs ingesteld. Tot l988 was dit ministerie
actief op de Westelijke Jordaanoever met betrekking tot toezicht op de
aldaar gevestigde Palestijnse vluchtelingenkampen. Toen Jordanië in l988
alle administratieve en juridische banden met de Westelijke Jordaanoever
verbrak , kwam er een einde aan die taak. Het desbetreffende ministerie
werd omgedoopt in Department of Palestinian Affairs (DPA) en
ondergebracht onder het ministerie van Buitenlandse Zaken. In l997 werd DPA
ondergebracht bij het ministerie van de minister-president. DPA rapporteert
rechtstreeks aan de minister-president.
DPA houdt geen registratie bij van de Palestijnen in Jordanië.
DPA heeft getracht de betrokkenheid van de kampbewoners te bevorderen door
in elk vluchtelingenkamp een lokale organisatie 'Camp Service Improvement
Committee' (CSIC) in het leven te roepen. DPA selecteert de leden van deze
commissie in overleg met de gouverneur van de betreffende regio. De
commissie vervult zijn werkzaamheden in elk kamp in nauw overleg en onder
toezicht van DPA. DPA voorziet in een gedeelte van het jaarlijkse budget dat
is toegewezen aan het CSIC. Er zijn voor kampbewoners verschillende
culturele activiteiten en sportverenigingen die worden ondersteund door
overheidsinstellingen.
DPA beschikt over trainingscentra voor vrouwen in Irbid Camp, Zarqa Camp en
Marka Camp. In deze centra wordt getracht vrouwen vaardigheden bij te
brengen om hen in staat te stellen werk te vinden en zichzelf een inkomen te
verschaffen.
5.3 Politieke activiteiten
---
Ingevolge de Political Parties Law no. 32 (l992) is het ontplooien van
politieke activiteiten is in Jordanië toegestaan, mits deze activiteiten op
vreedzame wijze worden ontplooid en betrekking hebben op de Jordaanse
samenleving . Dit laatste impliceert dat een politieke partij geen
extra-territoriale doelstellingen dient na te streven. Politieke bewegingen
die zich hieraan niet kunnen of willen conformeren, zijn - uitzonderingen
daargelaten - niet toegestaan. Daarom zijn enkele bij de PLO
aangesloten organisaties als Al-Fatah, Palestine Liberation Front (PLF) en
Arab Liberation Front (ALF) die hun aspiraties richten op politieke
doeleinden die buiten de Jordaanse landsgrenzen liggen, verboden. Leden van
Al-Fatah, PLF en ALF kunnen alleen activiteiten voor de PLO verrichten, maar
niet voor Al-Fatah, PLF en ALF. Zolang leden van Al-Fatah, PLF en ALF
uitsluitend voor de PLO actief zijn, zullen zij van de zijde van Jordaanse
autoriteiten, inclusief de inlichtingendiensten, geen problemen ondervinden.
Palestijnse politieke activisten kunnen na veroordeling soms kiezen tussen
detentie of deportatie . Sinds l996 zijn er geen Al-Fatah-leden
gearresteerd, gedetineerd of berecht .
In Palestijnse vluchtelingenkampen worden af en toe met toestemming van de
overheid demonstraties gehouden. Het vluchtelingenkamp waar zo'n
demonstratie plaatsvindt, wordt door de Jordaanse politie hermetisch
afgezet; niemand kan het vluchtelingenkamp meer binnenkomen of verlaten.
Er bestaan geen speciale Palestijnse tijdschriften of kranten.
Er bestaan evenmin specifieke organisaties voor Jordaniërs van Palestijnse afkomst. Wel zijn er verenigingen voor personen die uit een bepaalde stad komen, zoals bijvoorbeeld de Jeruzalem Society en de Nablus Society.
Er is in Amman een officiële diplomatieke vertegenwoordiging van de
Palestijnse Nationale Autoriteit. Ook is er in Amman een officiële
vertegenwoordiging van de PLO, die fungeert als verbindingskantoor tussen de
PLO en de Jordaanse autoriteiten. Naast het onderhouden van politieke
contacten met de autoriteiten kan de PLO in Jordanië ook activiteiten van
sociaal-economische aard ontplooien. Zo verzorgt de PLO via speciale
afdelingen onder meer medische, onderwijskundige en
werkgelegenheidsprogramma's voor Palestijnen. Dergelijke activiteiten worden
door de autoriteiten toegestaan.
6 Sociaal-economische factoren
---
De meeste Palestijnen hebben veelal een geheel geïntegreerd bestaan,
onafhankelijk van hulpverlening, opgebouwd. Zij zijn volledig in de
Jordaanse samenleving opgenomen. Zij leven niet (meer) in de
vluchtelingenkampen en doen zelden een beroep op de diensten en
voorzieningen van UNRWA.
Sommigen zijn afkomstig uit notabele families die al tijdens de
mandaatperiode in de jaren twintig en dertig contacten onderhielden aan de
andere kant van de Jordaan. Zij zien geen tegenstrijdigheid tussen een
Palestijnse identiteit en een Jordaanse nationaliteit. Over het algemeen
wonen zij in de rijkere buitenwijken van Amman.
Andere Palestijnen behoren tot de middenklasse, de kleine handelaren en
lagere beambten. Veel Palestijnse zakenlieden zijn in goede doen geraakt
door investeringen in de landbouw, industrie, handel en in de financiële
wereld. De grootste financiële instelling in Jordanië is in het bezit van
Palestijnen.
De Palestijnen die eind jaren veertig in Jordanië aankwamen en in
vluchtelingenkampen zijn blijven wonen, zijn het minst geïntegreerd. Zij
houden de herinnering levend aan de plaatsen waar hun familie vandaan komt.
Zij wonen onder armoedige omstandigheden. Het gaat hierbij om ongeveer
280.000 personen. Ongeveer vijf procent van hen ontvangt voedselrantsoenen
in de vorm van meel, suiker, plantaardige olie, melk, rijst en rode linzen.
De 200.000 tot 300.000 Palestijnen die na de Golfoorlog van l990/l99l naar
Jordanië terugkeerden, beschouwen hun Jordaanse paspoort meer als een gemak
dan als uitdrukking van hun identiteit. Zij hebben over het algemeen geen
banden met Jordanië.
Onderscheid tussen oorspronkelijke Jordaniërs en Jordaniërs van Palestijnse
afkomst doet zich onder meer gelden in bepaalde maatschappelijke sectoren.
Zo bekleden oorspronkelijke Jordaniërs belangrijke functies in het leger en
in de bureaucratie, terwijl Jordaniërs van Palestijnse afkomst een groot
deel van de particuliere sector in handen hebben. De financiële wereld wordt
gedomineerd door Palestijnse J ordaniërs. Ondanks de maatschappelijke
tegenstellingen tussen oorspronkelijke Jordaniërs en Jordaniërs van
Palestijnse afkomst is er ook sprake van integratie tussen beide
bevolkingsgroepen. Zo gaan de kinderen uit beide groepen vaak naar dezelfde
scholen. Jonge Palestijnen kennen vaak geen ander vaderland dan Jordanië.
Huwelijken tussen jongere generaties Palestijnen en oorspronkelijke
Jordaniërs zorgen voor een nieuwe, gemengde bevolkingsgroep.
Op basis van hun Jordaanse nationaliteit bestaat voor Jordaniërs van
Palestijnse afkomst de mogelijkheid om bij de Jordaanse overheid, de
grootste werkgever in het land, te gaan werken. Topfuncties in het leger,
bij de inlichtingen- en veiligheidsdienst, of bij andere sectoren binnen de
overheid worden in de praktijk veelal niet door Jordaniërs van Palestijnse
afkomst vervuld. Uit dien hoofde voelen Jordaniërs van Palestijnse afkomst
zich soms door de Jordaanse overheid gediscrimineerd en vinden zij dat zij
als tweederangs burger worden behandeld.
Ook bij de toelating tot staatsuniversiteiten en bij de toewijzing van
studiebeurzen zouden Jordaniërs van Palestijnse afkomst zich soms
gediscrimineerd voelen .
Jordaniërs van Palestijnse afkomst zouden zich niet voldoende
vertegenwoordigd weten in de regering en wetgevende macht. Van de
achtentwintig ministers, veertig senatoren, en tachtig afgevaardigden in het
Huis van Afgevaardigden zijn vijf ministers, zes senatoren en elf
afgevaardigden van Palestijnse afkomst. Geen van de twaalf gouverneurs die
aan het hoofd staan van een provincie, is van Palestijnse afkomst .
De Kieswet zou weloverwogen kiezers van het platteland en het zuiden van het land, die bekend staan om hun traditionele pro-regeringsgezinde opvattingen, bevoordelen ten nadele van de stedelijke gebieden met een bevolking van voornamelijk Palestijnse afkomst .
7 Vluchtelingenkampen
---
Als gevolg van de instroom van Palestijnse vluchtelingen in Jordanië ten
tijde van de Israëlisch-Arabische oorlogen van l948/l949 en l967 werden er
aan de rand van de voornaamste steden vluchtelingenkampen opgericht. Sommige
van deze kampen werden opgetrokken op de plaats waar Palestijnen bij
aankomst in Jordanië het eerst waren neergestreken. Andere kampen werden
jaren na de instroom van de vluchtelingen gebouwd toen de Jordaanse regering
aan UNRWA stukken land verstrekte. Deze bouwde op dit land behuizing en
droeg dit vervolgens over aan de vluchtelingen. Veel grond waarop de kampen
werden ingericht, is door de Jordaanse overheid van de oorspronkelijke
eigenaars gehuurd.
Huisvesting in vluchtelingenkampen is kosteloos. In de praktijk ontstaat er
vaak een soort de-facto eigendomsrecht met betrekking tot een woning. Bij
vertrek uit het kamp kan dit eigendomsrecht aan achterblijvers of
nieuwkomers worden overgedaan.
Voorzieningen als water, elektriciteit en telecommunicatiemiddelen in de
kampen zijn afkomstig van de overheid. Wegenaanleg en -onderhoud vallen
onder de verantwoordelijkheid van de overheid en zijn uitbesteed aan DPA.
UNRWA is belast met gezondheidszorg, onderwijs en sociaal-financiële zorg in
de door UNRWA erkende kampen.
UNRWA erkent een tiental kampen in Jordanië. De regering verstrekt
voorzieningen aan alle vluchtelingenkampen, ook aan de drie kampen die niet
door UNRWA worden erkend. Deze laatste liggen bij de steden Amman, Zarqa en
Madaba.
In Jordanië bevinden zich de volgende Palestijnse vluchtelingenkampen
(inclusief de door UNRWA erkende kampen ):
naam ligging oprichting inwoners
Azmi El-Mufti Camp 2 km van Al-Husn
Baqa'a Camp 20 km van Amman 1968 83.127
Hitteen Camp 11 km van Amman60 1968 45.550
El-Hussein Camp 3 km van Amman 1952 27.891
Irbid Camp 95 km van Amman 1950 21.753
Jerash Camp 5 km van Jerash 1968 26.000
Madaba Camp61 ½ km van Madaba 1956 5.500
Prince Hassan Camp62 5 km van Amman 1967 9.000
Souf Camp 3 km van Jerash l967 15.000
Al-Sukhneh Camp63 23 km van Amman l969 4.750
Talbieh Camp 27 km van Amman l968 8.754
Al-Wihdat Camp 3 km van Amman l955 44.395
Zarqa Camp 11 km van Amman64 1949 16.494
De vluchtelingenkampen kunnen als volgt worden gekenschetst :
Al-Husn/Azmi El-Mufti
Het Husn-vluchtelingenkamp, ook wel 'Martyr Azmi El-Mufti-vluchtelingenkamp
genoemd, was een van de zes vluchtelingenkampen opgezet in l968 ten behoeve
van Palestijnen die de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook verlieten in
verband met de oorlog van l967. Het vluchtelingenkamp bevindt zich ongeveer
tachtig kilometer ten noorden van Amman.
In het kamp heeft UNRWA een viertal scholen en een gezondheidscentrum.
Al-Baqa'a
Ook het Baqa'a-vluchtelingenkamp is een van de zes vluchtelingenkampen
opgezet in l968 ten behoeve van Palestijnen die de Westelijke Jordaanoever
en de Gazastrook verlieten in verband met de oorlog van l967. Dit kamp ligt
twintig kilometer ten noorden van Amman.
In het kamp heeft UNRWA een zestiental scholen, een kliniek en twee
moeder/kind gezondheidscentra.
Al-Marka/Al-Hitteen
Het Marka-vluchtelingenkamp is eveneens een van de zes vluchtelingenkampen
die in l968 zijn opgezet ten behoeve van Palestijnen die de Westelijke
Jordaanoever en de Gazastrook hebben verlaten in verband met de oorlog van
l967. Het vluchtelingenkamp bevindt zich tien kilometer ten noordoosten van
Amman.
In het kamp heeft UNRWA een tiental scholen, een gezondheidscentrum en een
moeder/kind kliniek.
Jabel El-Hussein
Het Jabel El-Hussein-vluchtelingenkamp is een van de vier
vluchtelingenkampen die zijn opgezet ten behoeve van de Palestijnen die naar
aanleiding van de oorlog van l948/l949 moesten vluchten. Het ligt ten
noordwesten van Amman.
In het kamp heeft UNRWA een zestal scholen en een gezondheidscentrum.
Bovendien zijn er in de omgeving van Jabal El-Hussein nog een twaalftal
scholen van UNRWA.
Al-Irbid
Het Irbid-vluchtelingenkamp is een van de vier vluchtelingenkampen die zijn
opgezet ten behoeve van Palestijnen die naar aanleiding van de
Arabisch-Israëlische oorlog van l948 moesten vluchten. Het ligt vlakbij
Irbid, een stad in het noorden van Jordanië.
In het kamp heeft UNRWA een viertal scholen. Bovendien zijn er in de stad
Irbid nog een elftal scholen van UNRWA.
Voorts zijn er in het kamp een gezondheidscentrum en een tweetal klinieken,
waaronder een moeder/kind-kliniek.
Al-Jerash
Het Jerash-vluchtelingenkamp, ook wel bekend onder de naam 'Gaza camp', is
in l968 opgezet als vluchtelingenkamp ten behoeve van 11.500 Palestijnen die
de Gazastrook verlieten naar aanleiding van de oorlog van l967. Het ligt
ongeveer vijf kilometer van de bekende Romeinse ruïnes van Jerash. In het
kamp heeft UNRWA een viertal scholen en een gezondheidscentrum.
Al-Madaba
Het Palestijnse vluchtelingenkamp in Madaba is in l956 door de Jordaanse
regering opgezet; dit kamp wordt niet officieel door UNRWA erkend. Het
bevindt zich op 500 meter van het centrum van Madaba.
In het kamp heeft UNRWA een viertal scholen. Het Jordaanse ministerie van Gezondheid is verantwoordelijk voor een gezondheidscentrum in het kamp.
Prince Hassan
Het vluchtelingenkamp Prince Hassan werd in l967 door de Jordaanse overheid
opgezet; het wordt niet officieel erkend door UNRWA. Het ligt vijf kilometer
ten noordoosten van Amman.
In het kamp heeft UNRWA een viertal scholen en een gezondheidcentrum.
Al-Souf
Het Souf-vluchtelingenkamp is een van de zes vluchtelingenkampen die zijn
opgezet in l968 ten behoeve van Palestijnen die de Westelijke Jordaanoever
en de Gazastrook hebben verlaten in verband met de oorlog van l967. Het
vluchtelingenkamp ligt vlakbij Jerash, ongeveer vijftig kilometer ten
noorden van Amman.
In het kamp heeft UNRWA een viertal scholen en een gezondheidscentrum.
Al-Sukhneh
Het vluchtelingenkamp Sukhneh is in l969 door de Jordaanse overheid opgezet;
het wordt niet officieel erkend door UNRWA. Het bevindt zich op 23 kilometer
ten noordoosten van Amma.
In het kamp heeft UNRWA een school en een gezondheidscentrum.
Al-Talbieh
Het Talbieh-vluchtelingenkamp is een van de zes vluchtelingenkampen die in
l968 zijn opgezet ten behoeve van Palestijnen die de Westelijke Jordaanoever
en de Gazastrook hebben verlaten in verband met de oorlog van l967. In
tegenstelling tot de andere vluchtelingenkampen in Jordanië verblijven hier
voornamelijk ontheemden. Het vluchtelingenkamp ligt ongeveer 35 kilometer
ten zuiden van Amman.
In het kamp heeft UNRWA een viertal scholen en een gezondheidscentrum.
Al-Wihdat/Amman New Camp
Amman New Camp is een van de vier vluchtelingenkampen die zijn opgezet ten
behoeve van Palestijnen die als gevolg van de oorlog van l948/l949 moesten
vluchten. Het bevindt zich ten zuidoosten van Amman.
In dit kamp heeft UNRWA een twintigtal scholen en twee gezondheidscentra.
Al-Zarqa
Het Zarqa-vluchtelingenkamp is het oudste Palestijnse vluchtelingenkamp in
Jordanië; het werd opgezet na de oorlog van l948/l949.
In het kamp heeft UNRWA een negental scholen, een gezondheidscentrum, een moeder/kind kliniek en een gespecialiseerde kliniek voor oogaandoeningen.
8 Documenten
---
Identiteitskaart
Bij geboorte of naturalisatie wordt aan iedere Jordaanse staatsburger
een civiel registratienummer (ook wel 'nationaal nummer' genoemd) toegekend.
Dit registratienummer komt voor op de nationale identiteitskaart en in het
familieboekje. Civiele registratienummers, nationale identiteitskaarten en
familieboekjes worden alleen aan Jordaanse staatsburgers verstrekt.
Een identiteitskaart dient te worden aangevraagd bij een kantoor van het Civil Status and Passport Department van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Deze kantoren bevinden zich op diverse plaatsen in het land. Voor het aanvragen van een identiteitskaart bestaat geen leeftijdsgrens. Minderjarigen hebben geen schriftelijke toestemming van hun ouders nodig. Wel dient de vader in persoon zijn minderjarige kind te begeleiden bij de aanvraag van een identiteitskaart. Indien de vader is overleden, dient de moeder of de toeziend voogd deze taak over te nemen.
Bij de aanvraag van een (gratis) identiteitskaart dient een Jordaans
staatsburger zijn Jordaanse paspoort, het familieboekje, twee pasfoto's en
een ingevuld aanvraagformulier te overleggen.
De identiteitskaart dient te worden afgehaald bij het kantoor van het Civil
Status and Passport Department waar de aanvraag voor een dergelijke
identiteitskaart is ingediend. Het is niet noodzakelijk dat de aanvrager de
identiteitskaart in persoon afhaalt. Ook een andere persoon kan dit doen,
mits hij/zij zich kan legitimeren, een schriftelijke machtiging van de
aanvrager en het ontvangstbewijs van de aanvraag van de identiteitskaart kan
overleggen.
Indien een Jordaanse vrouw in het huwelijk treedt, kan zij haar
identiteitskaart op haar meisjesnaam houden of haar identiteitskaart op naam
van haar echtgenoot laten zetten. Dit laatste is niet verplicht.
Men is niet verplicht een identiteitskaart te bezitten of deze bij zich te
dragen. Zonder identiteitskaart kan men niet deelnemen aan de nationale
verkiezingen.
Eind 2001 is Jordanië begonnen met de afgifte van nieuwe identiteitskaarten.
Alle Jordaanse staatsburgers werd verzocht binnen een bepaalde termijn een
identiteitskaart aan te vragen. Men diende een boete te betalen indien na
deze termijn een identiteitskaart werd aangevraagd.
De nieuwe identiteitskaarten zijn tien jaar geldig.
UNRWA-identiteitskaart
Ongeveer een derde deel van de Jordaanse bevolking staat geregistreerd bij
UNRWA en heeft een eigen UNRWA-identiteitskaart met bijbehorend
registratienummer. Dit registratienummer mag bekend worden verondersteld. In
het geval dat iemand stelt dit UNRWA-registratienummer niet te kennen, kan
hij/zij dit registratienummer zelf of eventueel via familieleden zonder
problemen bij UNRWA achterhalen.
Het UNRWA-registratienummer bestaat uit een achttal cijfers aan de hand
waarvan de geografische plaats waar men geregistreerd staat, kan worden
nagegaan.
Paspoort
Een Jordaans staatsburger dient een paspoort aan te vragen bij een kantoor
van het Civil Status and Passport Department van het ministerie van
Binnenlandse Zaken. Voor het aanvragen van een paspoort bestaat geen
leeftijdsgrens. Indien een minderjarige een paspoort wil aanvragen, moet
hij/zij hiervoor schriftelijke toestemming van zijn/haar vader te hebben.
Mocht de vader zijn overleden, dan is schriftelijke toestemming van de
moeder of toeziend voogd noodzakelijk.
Vrouwen kunnen zelfstandig een paspoort aanvragen. Slechts indien zij
minderjarig zijn, moeten zij een schriftelijke toestemming van de vader, de
moeder of toeziend voogd overleggen.
Bij de aanvraag voor een paspoort dient een Jordaans staatsburger vier
pasfoto's, een geboorteakte en een familieboekje te overleggen.
Minderjarigen dienen daarbij een schriftelijke authorisatie van de vader of,
in geval van diens overlijden, van de moeder of toeziend voogd te
overleggen.
De kosten van een paspoort met een nationaal nummer geldig voor vijf
jaar alsmede van een paspoort zonder nationaal nummer geldig voor twee
jaar , bedragen 20 Jordaanse Dinar.
Een paspoort kan worden afgehaald bij het kantoor van het Civil Status and
Passport Department waar de aanvraag voor het desbetreffende paspoort is
ingediend. Het is niet noodzakelijk dat de aanvrager in persoon het paspoort
komt afhalen. Ook een andere persoon kan dit doen, mits hij/zij zich kan
legitimeren, een schriftelijke machtiging van de aanvrager en het
ontvangstbewijs van de paspoortaanvraag kan overleggen.
Uitreisvisum
De houder van een geldige identiteitskaart en een geldig paspoort (met of
zonder nationaal nummer) (eventueel voorzien van een visum voor het land van
bestemming) heeft geen uitreisvisum nodig om het land te verlaten. Het is
niet mogelijk om alleen met een identiteitskaart het land te verlaten.
Iedere Jordaanse staatsburger dient bij vertrek uit Jordanië 25 Jordaanse
Dinar belasting te betalen indien men het land per vliegtuig verlaat, en 8
Jordaanse Dinar belasting indien men Jordanië over land verlaat. Na betaling
van deze belasting ontvangt men hiervoor een ontvangstbewijs dat bij de
paspoortcontrole wordt afgegeven.
Inreisvisum
B ij aankomst op de internationale luchthaven Queen Alia kunnen houders van
een geldig paspoort tegen betaling van 10 Jordaanse Dinar een inreisvisum
krijgen. De geldigheidsduur van dit visum kan bij ieder dichtstbijzijnde
politiebureau worden verlengd.
9 Terugkeer
---
Jordaanse staatburgers, ook die van Palestijnse identiteit, met een geldig
nationaal paspoort kunnen naar Jordanië terugkeren. Volgens de Jordanian
Society for Citizens' Rights (JSCR) kan het voorkomen dat Jordaanse
diplomatieke en/of consulaire vertegenwoordigingen in het buitenland
weigeren nieuwe paspoorten te verstrekken aan Jordaniërs van Palestijnse
afkomst die niet in Jordanië woonachtig zijn . Het gaat hierbij met name
om aanhangers van PLO-leider Arafat die in l970 Jordanië zijn uitgezet en
hun gezinnen. Na het verlopen van hun paspoort werd hen veelal een nieuw
paspoort geweigerd. Hierdoor kunnen zij niet naar Jordanië terugkeren.
Jordaanse inlichtingendiensten die ingevolge de Jordaanse Paspoortwet
vantevoren geraadpleegd dienen te worden, geven geen toestemming voor de
afgifte van een paspoort aan deze groep. In de praktijk komt het nauwelijks
voor dat aan personen uit deze groep een ander document (bijvoorbeeld een
laissez-passer) wordt verstrekt.
10 Beleid van andere West-Europese landen
---
West-Europese landen hebben geen vaststaand asielbeleid met betrekking tot
asielaanvragen van Palestijnen uit Jordanië. Het aantal asielaanvragen en
asielbeslissingen met betrekking tot Palestijnen uit Jordanië is niet
bekend. Duitsland, Zweden en België hanteren het uitgangspunt dat
Palestijnen in Jordanië kunnen verblijven zonder dat zij vervolging hoeven
te vrezen. Dit neemt evenwel niet weg dat in een individueel geval op grond
van bijzondere omstandigheden toch sprake zou kunnen zijn van een gegronde
vrees voor vervolging, of dat er kans bestaat op een lijfstraf of een andere
vorm van vernederende behandeling.
Uitgangspunt bij de Britse beoordeling en honorering van asielaanvragen van
Palestijnen afkomstig uit Jordanië is dat zij geen ingezetene van een ander
land zijn. Voorts dient er ten aanzien van deze personen geen 'country of
habitual residence' te zijn waarheen deze personen in redelijkheid naar toe
zouden kunnen gaan. Iedere asielaanvraag dient op eigen gronden te worden
beoordeeld. Over eventuele verwijdering wordt in het licht van individuele
omstandigheden besloten.
11 Samenvatting
---
Als gevolg van achtereenvolgende Israëlisch-Arabische oorlogen hebben zich
in de loop der jaren talrijke Palestijnen gevestigd in Jordanië, dat
voorheen Transjordanië werd genoemd. De Nationaliteitswet van l954
vergemakkelijkte de integratie van deze Palestijnen en hierdoor werd voor
hen de toegang tot allerlei overheidsvoorzieningen vereenvoudigd. Op basis
van deze wet kregen veel Palestijnen het Jordaanse staatsburgerschap en
Jordaanse identiteits- en reisdocumenten. Hierdoor hebben zij dezelfde
rechten (zoals actief en passief kiesrecht) en plichten (waaronder militaire
dienstplicht) als de oorspronkelijke bevolking.
Hoewel het aantal inwoners van Jordanië geschat wordt op vijf miljoen
personen, is het aantal personen van Palestijnse afkomst niet bekend. Bij
UNRWA/Jordanië staan 1½ miljoen Palestijnen geregistreerd, vanwie het
merendeel de Jordaanse nationaliteit heeft. Het Department of Palestinian
Affairs (DPA), verantwoordelijk voor de opvang van Palestijnse
vluchtelingen, houdt geen registratie bij van Palestijnen in Jordanië.
De meeste Palestijnen hebben een geïntegreerd bestaan, onafhankelijk van hulpverlening, opgebouwd. Zij leven niet (meer) in vluchtelingenkampen en doen zelden (meer) een beroep op diensten en voorzieningen van UNRWA.
Een klein deel van de Palestijnen leeft in armoedige omstandigheden in
vluchtelingenkampen, is nauwelijk geïntegreerd en grotendeels afhankelijk
van UNRWA-voorzieningen.
Jordaanse staatsburgers, ook die van Palestijnse afkomst, met een geldig
nationaal paspoort kunnen naar Jordanië terugkeren.
The Council of Foreign Ministers of the Member States,
Recalling the Pact of the L eague of Arab States and its special Annex Regarding Palestine, the resolutions of the Council of the League of Arab States on the question of Palestine and in particular the resolution concerning the preservation of the Palestinian Entity,
Meeting in Casablanca on 10 September l965,
Has agreed to the following provisions and has called upon the member states
to take the necessary measures for their implementation:
1. While keeping their Palestinian nationality, Palestinians presently
residing in the territory of .... shall be accorded the same treatment as
regards the right to do business (work) and to be employed as if they were
nationals.
2. When their interests so require, Palestinians presently residing in the
territory of ... shall have the right to leave the territory of this state
and return to it.
3. Palestinians residing in the territory of other Arab states shall have
the right to enter and leave the territory of ... when their interests so
require. Unless otherwise agreed by the competent authorities, this right to
enter does not lead to a right of residence, except for the period and
purpose specified.
4. Palestinians residing at present in the territory of ..., as well as
those who previously resided there prior to having emigrated, shall, upon
their request, be provided with valid travel documents. The competent
authorities, wherever located, shall issue or renew these documents without
delay.
5. The member states of the Arab League shall accord to the holders of these
travel documents the same treatment with respect to visas and residence as
is accorded to nationals of Arab League States.
Done at Casablanca, 11 September l965
The positions of Arab States on the Casablanca Protocol
· Arab States which have ratified the Protocol without reservations:
The Hashemite Kingdom of Jordan
The People's Democratic Republic of Algeria
The Democratic Republic of Sudan
The Iraqi Republic
The Syrian Arab Republic
The United Arab Republic (at the time of ratification comprised of Egypt
only)
The Yemen Arab Republic (the former state of North Yemen)
· Arab States which have ratified the Protocol with reservations:
The State of Kuwait
(The State of Kuwait has ratified the Protocol subject to a reservation in
respect of its article 1: 'national treatment' in respect of doing business
(work) does not extend to self-employment which is subject to Kuwaiti law
The Lebanese Republic
(The Lebanese Republic has ratified the Protocol subject to reservations in
respect of its first three articles:
Article 1: While keeping their Palestinian nationality and to the extent the
social and economic conditions in the Lebanese Republic allow for this,
Palestinians presently residing there are accorded the right to do business
(work) and be employed as if they were nationals.
Article 2: The following is to be added to this article: 'as if they were
Lebanese nationals and in accordance with the applicable rules and
regulations'.
Article 3: The following sentence is to be added after the first sentence
(ending with the words '.... when their interests so require.'): 'The right
to enter Lebanese territory is conditional on having obtained an entry visa
from the competent Lebanese authorities before.).
The Kingdom of Libya (Libya ratified the Protocol before the revolution of
September l969)
(The Kingdom of Libya has ratified the Protocol subject to a reservation in
respect of article 1: in respect of the right to do business (work) and to
be employed Palestinians shall be accorded the same treatment as the other
nationals of Arab states.
· Arab States which have not yet ratified the Protocol
The Kingdom of Saudi Arabia
The Kingdom of Morocco
· Arab States which joined the Arab League after the Protocol was signed
The People's Democratic Republic of Yemen (12 December l967)
The State of Bahrain (11 September l971)
The State of Qatar (11 September l971)
Oman (29 September l971)
The United Arab Emirates (6 December l971)
The Islamic Republic of Mauritania (26 November l973)
The Democratic Republic of Somalia (14 February l974)
Palestine (9 September l976)
The Republic of Djibouti (4 September l977)
The Republic of Tunisia did not attend the Summit Conference during which
the Casablanca Protocol was adopted and no information regarding its
position on the Protocol is available.
CIA, The World Factbook 2000 - Jordan, website, homepage
Elseviers Bedrijfsinformatie bv, Nationaliteitswetgeving (Den Haag, 2001)
Freedom in the World l999 - 2000: Jordan (Washington, 2000)
Heijnneman, Marcel, De UNRWA en Palestijnse vluchtelingen, Migrantenrecht
l990, nr. 10
Hilal, Jamil, PLO Institutions: The Challenge Ahead, Journal of Palestine
Studies, jrg. XXIII, no. 1 (herfst l993)
Koninklijk Instituut voor de Tropen/NOVIB, Jordanië (Amsterdam/Den Haag,
l997)
Le Troquer, Yann en Al-Oudat, Rozenn Hommery, From Kuwait to Jordan: The
Palestinians' Third Exodus, Journal of Palestine Studies, jrg. xxviii, no
(voorjaar l999)
Middle East International
Mideast Mirror
Ministerie van Buitenlandse Zaken, Landenoverzicht Jordanië (08/01) (Den
Haag, 2001)
Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht asiel in derde
landen (Den Haag, 6 december 2000)
Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht Libanon/Palestijnen
(Den Haag, 21 december 2001)
Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht Syrië/Palestijnen
(Den Haag, 31 januari 2001)
Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht Koeweit/Palestijnen
(Den Haag, 29 december 2000)
Ministerie van Buitenlandse Zaken, Het dilemma van de Palestijnse
vluchtelingen in Jordanië, Internationale Samenwerking (Den Haag, december
l999)
Minority Rights Group International, The Palestinians, report 97/5 (Londen,
juli l998)
Refugee Studies Centre/University of Oxford, Children and Adolescents in
Palestinian Households: T he Effects of Living with Prolonged Conflict and
Forced Migration (Oxford, oktober 2000)
Salibi, Kamal, The Modern History of Jordan, I.B. Tauris Publishers
(Londen/New York, l998)
Takkenberg, Lex, The Status of Palestinian Refugees in International law,
Clarendon Press (Oxford, l998)
The Department of Palestinian Affairs, Five Decades of Responsibility in the
refugee camps of Jordan (Amman, 1999)
The Economist Intelligence Unit, Country Report Jordan (Londen, februari
2002)
The Economist Intelligence Unit, Country Profile Jordan (Londen, januari
2001)
The Jordan Times
The Middle East and North Africa 2001, Europa Publications Limited, 47th
edition (Londen, 2000)
US Department of State, Background notes: Jordan (Washington, januari 2002)
US Department of State, Annual Report on International Religious Freedom for
2000: Jordan (Washington, 5 september 2000)
US Department of State, 2001 Country Reports on Human Rights Practices:
Jordan (Washington, 4 maart 2002)
'Transjordanië' was de benaming voor het grondgebied ten oosten van de
rivier de Jordaan, het huidige Jordanië.
Voor de letterlijke tekst van de 'Balfour Declaration' zie The Middle
East and North Africa l996, 'Palestine Documents', blz. 107, Europa
Publications Limited (Londen, l995).
Als uitvloeisel van artikel 4 van het Britse mandaat voor Palestina
hadden de joodse inwoners van dit gebied deze bestuurlijke
vertegenwoordiging gekregen. Deze vertegenwoordiging had als taak om in
samenwerking met het Britse bestuur een joods nationaal tehuis te stichten.
Dat wil zeggen: de Arabische inwoners van het oorspronkelijke Britse
mandaatgebied Palestina.
De oorspronkelijke bevolking van ca. 80.000 personen werd in dat
gebied vermeerderd met zo'n 200.000 Palestijnse vluchtelingen.
Na de annexatie van de W estelijke Jordaanoever in l950 omvatte het daarmee totstandgekomen Hasjemitische Koninkrijk Jordanië een bevolking van ongeveer 1.280.000 personen, van wie ongeveer 670.000 Palestijnen.
In de afgelopen decennia hebben talrijke Palestijnse vluchtelingen de
landen waar zij oorspronkelijk hun toevlucht hadden gezocht, verlaten om te
gaan werken op het Arabisch schiereiland.
Palestijnse vluchtelingen uit l948/l949 worden in de volksmond in het
Arabisch aangeduid met de term 'ladji'ien', in het Nederlands:
vluchtelingen.
Bij resolutie 319 (IV) van 3 december l949 had de Algemene
Vergadering van de Verenigde Naties besloten tot de oprichting van UNHCR. De
oorspronkelijke tekst van het Statuut van UNHCR dat een bijlage vormde bij
de resolutie 319 (IV), werd uiteindelijk vervangen door de tekst van de
bijlage bij resolutie 428 (V) van de Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties van 14 december l950.
Met deze term wordt gedoeld op de Arabische inwoners van het
oorspronkelijke Britse mandaatgebied Palestina, en hun nakomelingen.
Palestijnen noemen UNRWA doorgaans Al-Wikala (in het Engels: the Agency) of Wikalat Al-Gawt (in het Engels: the Relief Agency).
Zie ook hoofdstuk 4.
Ook wel Cis-Jordanië genoemd.
Volledige benaming van deze organisatie luidt 'Harakat Al-Tahrir
Al-Watani Al-Falastini' (Beweging voor de Palestijnse Nationale Bevrijding).
Hiervan afgeleid en in omgekeerde volgorde: Fatah ('verovering').
Codenaam: 'Abu Ammar'.
In het Arabisch Munazamat Tahrir Falastin.
Ahmed Shukairy was in l948 lid van het Higher Arab Committee for
Palestine. Later was hij vertegenwoordiger van Syrië bij de Arabische Liga
en vertegenwoordiger van Saoedi-Arabië bij de Verenigde Naties. In februari
l969 nam Al-Fatah-leider Yasser Arafat het leiderschap over de PLO van Ahmed
Shukairy over.
The Middle East and North Africa 2001, 47 edition, Europa
Publications Limited (Londen, 2000).
Kamal Salibi, 'The Modern History of Jordan', I.B. Tauris Publishers
(Londen/New York, l998).
Voor de Engelse tekst van dit Protocol zie bijlage 1.
Tot l988 heeft Jordanië zich in overeenstemming met resolutie nr van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van november l967 op het standpunt gesteld dat de Westelijke Jordaanoever een onafscheidelijk deel uitmaakte van het Koninkrijk Jordanië. Pas in juli l988 heeft Jordanië - ten gunste van een nieuw te vormen Palestijnse staat - formeel afstand gedaan van haar aanspraken op de Westelijke Jordaanoever.
Intussen vond in l956 de Suez-crisis plaats, die echter niet leidde
tot het opgang komen van een nieuwe stroom Palestijnse vluchtelingen in de
regio.
In de volksmond worden deze Palestijnse vluchtelingen uit l967
aangeduid met de Arabische term nazihien, in het Nederlands: emigranten.
Minority Rights Group International, 'The Palestinians', report 97/5
(Londen, juli l998).
De vluchtelingenkampen (Aqabat Jaber, Ein el-Sultan, Shu'fat, Am'ari,
Kalandria, Deir Ammar, Jalazone, Fawwar, Arroub, Dheisheh, Aida, Beit
Jibrin, Far'a, Camp no. 1, Askar, Balata, Tulkarm, Nur Shams en Jenin) op
de Westelijke Jordaanoever bestonden al vóór l967. Het vluchtelingenkamp
Nu'ema met veel vluchtelingen uit de Gazastrook is inmiddels verlaten. In
het voorheen enorme vluchtelingenkamp Aqabat Jabar bij de stad Jericho wonen
enkele duizenden bewoners.
In het Arabisch 'fedayeen' (d.i. 'zij die zich opofferen') genoemd.
The Middle East and North Africa 2001, 47ste edition, Europa
Publications Limited (Londen, 2000).
Yann Le Troquer/Rozenn Hommery Al-Oudat, 'From Kuwait to Jordan: the
Palestinians'third exodus', Journal of Palestine Studies, jrg. XXVIII, no.
3, voorjaar 1999, pp. 37-51.
Zie ook algemeen ambtsbericht Koeweit/Palestijnen, Ministerie van
Buitenlandse Zaken, Den Haag, 29 december 2000.
In contrast met de hoge economische groei die vanaf l993 werd
bereikt, is de Jordaanse economie sinds l997 maar zeer beperkt gegroeid.
Doordat de economische groei sindsdien is achtergebleven bij de hoge
bevolkingsgroei van circa 3%, is de armoede toegenomen. Andere problemen van
de economie zijn de hoge werkeloosheid en scheve inkomensverhoudingen.
Voorts heeft Jordanië een hoge buitenlandse schuld. Aangezien de
belangrijkste inkomstenbronnen van Jordanië (overslag, transport, handel en
toerisme) alle politiek kwetsbaar zijn, is de economische ontwikkeling van
Jordanië sterk afhankelijk van vooruitgang in het Midden-Oosten
vredesproces.
Onderstaande informatie is gedeeltelijk ontleend aan de uitgave
'Jordanië' uit de Landenreeks van het Koninklijk Instituut voor de
Tropen/NOVIB (A msterdam/Den Haag, l997).
Transjordanië werd Jordanië (zie hoofdstuk 2).
US Department of State, 'Background Note: Jordan' (Washington,
januari 2002).
Uit deze cijfers zou kunnen blijken dat Jordaniërs van Palestijnse
afkomst een meerderheid van de bevolking in Jordanië uitmaken, maar ook dat
een meerderheid van Jordaniërs van Palestijnse afkomst in Jordanië woont.
Volgens paragraaf 7 van het Statuut van UNHCR, dat een bijlage vormt van resolutie no. 428 (V) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 14 december l950, '.... the competence of the High Commissioner .... shall not extend to a person: .... Who continues to receive from other organs or agencies of the United Nations protection or assistance.'.
Artikel 1d van het Vluchtelingenverdrag luidt: 'This Convention shall not apply to persons who are at present receiving from organs or agencies of the United Nations other than the United Nations High Commissioner for Refugees protection or assistance.'. When such protection or assistance has ceased for any reason, without the position of such persons being definitely settled in accordance with the relevant resolutions adopted by the General Assembly of the United Nations, these persons shall ipso facto be entitled to the benefits of this Convention.'.
De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties ondersteunde bij
resolutie no. 2252 (ES-V) van 4 juli l967 'the efforts of the United Nations
Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East to provide
humanitarian assistance, as far as practicable, on an emergency basis and as
a temporary measure, to other persons in the area who are at present
displaced and are in serious need of immediate assistance as a result of the
recent hostilities.' (bron: Takkenberg, Lex, 'The Status of Palestinian
Refugees in International Law', Clarendon Press, Oxford, l998, blz. 77 en
82).
De tekst van deze overeenkomst is te vinden in de United Nations
Treaties Series (UNTS) 120, no. 394.
Het totale UNRWA-budget voor 2000 bedroeg ruim US$ 300 miljoen.
Voor bijzonderheden over het UNRWA-registratienummer zie paragraaf 6 van het algemeen ambtsbericht Syrië/identiteitsnummer van 21 december 2001.
Zie eerder in dit hoofdstuk.
Een Nederlandse vertaling van de Jordaanse nationaliteitswet van l954
is gepubliceerd in de uitgave 'Nationaliteitswetgeving', Elseviers
Bedrijfsinformatie bv (Den Haag, april 2001).
De Engelse vertaling van deze oorspronkelijk in de Arabische taal
uitgesproken speech is geplaatst in de New York Times van 1 augustus l988
Reuters, 7 augustus l988.
Zie ook hoofdstuk 8.
Deze visie wordt door Egypte overigens niet gedeeld.
Zie hoofdstuk 2.
The Jordan Times, 18 juli 2001.
Bij die gelegenheid verklaarde de Jordaanse koning: 'Since there is a
general conviction that the struggle to liberate the occupied Palestinian
lands could be enhanced by dismantling the legal and administrative links
between the two banks, we have to fulfil our duty and do what is required of
us....' (uit 'Five Decades of Responsibility in the refugee camps of
Jordan', The Department of Palestinian Affairs (Amman, l999).
In het Arabisch: Da'erat Al-Shou'oun Al-Falastiniyyeh.
Ingevolge artikel 24(d) van de Political Parties Law no. 32 (l992) staat op overtreding van deze wet een gevangenisstraf van maximaal drie maanden of een geldstraf van maximaal tweehonderd Jordaanse Dinar.
Een specifieke uitzondering is bijvoorbeeld het 'Iraqi National
Accord', dat in Amman een kantoor heeft.
Na de vijandelijkheden tussen het Jordaanse leger en de Palestijnse
fedayeen (l970/l971) zijn diverse Palestijnse politieke activisten naar
omringende landen als Syrië, Libanon en Irak gedeporteerd. In november l999
is een aantal Hamas-leden na veroordeling naar Qatar gedeporteerd. Hen werd
het Jordaanse staatsburgerschap ontnomen. Op 14 juni 2001 werd één van deze
gedeporteerde Hamas-leden, Ibrahim Ghosneh, door Qatar naar Jordanië
uitgewezen. Jordanië weigerde hem echter toegang. Na een verblijf van twee
weken in de transithal van de luchthaven van Amman heeft hij een verklaring
ondertekend waarin hij stelt geen politieke activiteiten meer te zullen
ontplooien. Daarna is hij in vrijheid gesteld en tot Jordanië toegelaten.
Overige deportaties zijn niet bekend.
De Jordaanse autoriteiten laten weinig ruimte op Jordaans grondgebied
voor politieke activiteiten (van bijvoorbeeld Al-Fatah-aanhangers en leden
van Hamas) die strijdig zijn met de bepalingen van de Political Parties Law
no. 32 (l992). De inlichtingendiensten houden daarvan afwijkende
ontwikkelingen nauwgezet in de gaten en treden ingeval van noodzaak
preventief op.
US Department of State, 'Jordan - Country Reports on Human Rights
Practices, 2001' (Washington, 4 maart 2002).
Ibidem.
Ibidem.
De meeste Palestijnse vluchtelingenkampen zijn vaak nauwelijks te
onderscheiden van wijken waarin de lagere inkomensgroepen van Jordanië
woonachtig zijn. Deze kampen mogen dan ook niet worden vergeleken met
bijvoorbeeld Afghaanse vluchtelingenkampen in Pakistan.
Erkenning van UNRWA van deze kampen houdt in dat UNRWA destijds de
grond van deze kampen onder de bewoners heeft verdeeld. Met betrekking tot
de drie, niet door UNRWA erkende kampen was de Jordaanse overheid
verantwoordelijk voor de verdeling van de beschikbare grond onder de
bewoners.
Ongeveer 15 km ten zuidwesten van de stad Zarka.
Dit Palestijnse vluchtelingenkamp wordt niet door UNRWA erkend.
Dit Palestijnse vluchtelingenkamp wordt niet door UNRWA erkend.
Dit Palestijnse vluchtelingenkamp wordt niet door UNRWA erkend.
Ongeveer 15 km ten zuidwesten van de stad Zarqa.
Onderstaande informatie is overgenomen van de website van UNRWA
(www.unrwa.org.).
Dus ook aan degene met een Palestijnse achtergrond.
d.w.z. personen beneden de achttien jaar.
Personen onder de achttien jaar dienen voor een identiteitskaart 2
Jordaanse Dinar te betalen.
Dit is hetzelfde nationale nummer dat op een identiteitskaart
voorkomt.
De geldigheidsduur van dit paspoort kan worden verlengd met maximaal
vijf jaar. Het is echter ook mogelijk en goedkoper om de geldigheidsduur van
dit paspoort voor één jaar te verlengen.
Zie ook paragraaf 5.1.
De geldigheidsduur van deze paspoorten kan niet worden verlengd.
US Department of State, 'Jordan - Country Reports on Human Rights
Practices - 2001' (Washington, 4 maart 2002).
===