Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Algemeen ambtsbericht Jordanië/Palestijnen april 2002


1 Inleiding

---

Dit rapport bevat informatie over de positie van Palestijnen in Jordanië. Het document is opgesteld mede met het oog op de beoordeling van asielaanvragen van Palestijnen uit Jordanië in Nederland en de eventuele verwijdering van uitgeprocedeerde Palestijnen vanuit Nederland naar Jordanië.

In het algemeen ambtsbericht van 6 december 2000 (kenmerk DPC/AM-663895) inzake asiel in derde landen wordt in hoofdstuk 2 onder meer aandacht besteed aan de asielpraktijk in Jordanië en de rol daarbij van UNHCR. Onderhavig rapport dient gelezen te worden in samenhang met en in aanvulling op bovenstaand ambtsbericht.

Bij de totstandkoming van dit rapport is gebruik gemaakt van rapportages van de Nederlandse ambassade in Amman, alsmede van informatie van UNHCR, UNRWA, Amnesty International, Human Rights Watch en het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook is gebruik gemaakt van vakliteratuur en berichtgeving in de media. De tekst van dit rapport is in een aantal gevallen gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen. Een overzicht van de openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst.

Na een kort historisch overzicht in hoofdstuk 2 en algemene gegevens in hoofdstuk 3 wordt in hoofdstuk 4 de positie van UNRWA behandeld. In de hoofdstukken 5 en 6 komen politieke en sociaal-economische factoren aan bod. In hoofdstuk 7 volgt een schets van de situatie in de diverse vluchtelingenkampen. Documenten en terugkeer komen aan de orde in de daaropvolgende hoofdstukken. Hoofdstuk 10 geeft het asielbeleid van een aantal Westeuropese landen weer met betrekking tot personen van Palestijnse identiteit afkomstig uit Jordanië, waarna wordt afgesloten met een algehele samenvatting in hoofdstuk 11.


2 Historische achtergrond

---

Het latere Britse mandaatgebied Palestina (hiermee wordt ruwweg het gebied bedoeld dat het huidige Israël, de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook bestrijkt) stond in de periode van 636 tot l099 onder Arabisch gezag. In dat jaar kwam het gebied onder bewind van de kruisvaarders, een bewind dat bijna honderd jaar zou duren. Onder de Arabieren was het gebied verdeeld in twee militaire districten, ter weerszijden van de rivier de Jordaan. De westelijke oever werd Falastin (naar het Romeinse Palaestina) genoemd, het gebied ten oosten van de Jordaan stond bekend als Urdun (Arabisch voor Jordaan en voor Jordanië). Na de kruisvaarders namen de Mamelukken de heerschappij over het gebied over. Zij werden op hun beurt in l516 opgevolgd door de Turken. De daaropvolgende vierhonderd jaar maakte Palestina deel uit van het O ttomaanse Rijk. Gedurende de Eerste Wereldoorlog veroverden de Engelsen het gebied op de Turken.

In l897 werd te Basel de World Zionist Organization door Theodor Herzl opgericht. Deze organisatie had als doel het stichten van een 'joods nationaal tehuis in Palestina'. Op 2 november l917 maakte A.J. Balfour, de toenmalige Britse minister van Buitenlandse Zaken, bekend dat het Verenigd Koninkrijk de stichting van een joods nationaal tehuis in Palestina zou steunen. Toen de Volkenbond in l920 Palestina en Transjordanië als Britse mandaatgebieden aanwees, werd expliciet naar deze 'Balfour Declaration' verwezen.

Was tot l920 het aantal joden in Palestina gering geweest, vanaf dat jaar nam de joodse immigratie aanmerkelijk toe. Dit leidde tot de eerste anti-joodse rellen. In de jaren dertig namen de onlusten tussen de Arabische en joodse bevolkingsgroepen in aantal en hevigheid toe. Mede ten gevolge van de jodenvervolging door nazi-Duitsland trokken joden in groten getale naar Palestina.

Op 29 november l947 nam de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties resolutie l81 aan. In deze resolutie werd de aanbeveling gedaan het Britse mandaat te beëindigen en Palestina te verdelen in een joodse en een Arabische staat. Op Jeruzalem zou een internationale regeling van toepassing worden. Het voorstel werd door het Joods Agentschap aanvaard, doch verworpen door de Arabische bevolking van Palestina en door alle Arabische landen.

Op 14 mei l948 werd de staat Israël uitgeroepen, vlak voordat het Britse mandaat zou aflopen. Bijna gelijktijdig vielen legereenheden van de omringende Arabische landen de nieuwe staat binnen en brak de eerste Arabisch-Israëlische oorlog uit. Na deze oorlog, die ruim een jaar zou duren, controleerde Israël het overgrote deel van het voormalige mandaatgebied Palestina. Uitzonderingen waren de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, die onder ( Trans-)Jordaanse respectievelijk Egyptische controle stonden.

Als gevolg van de oorlog van l948/l949 werden ongeveer driekwart miljoen Palestijnen uit hun huizen en van hun land verdreven. Zij zochten hun heil voornamelijk in de Gazastrook , de Westelijke Jordaanoever , Jordanië, Libanon en Syrië, waar zij in afwachting van terugkeer in geïmproviseerde tentenkampen terechtkwamen. Kleinere groepen vluchtelingen vestigden zich in l948 in andere Arabische landen in het Midden-Oosten . Ongeveer 150.000 Palestijnen bleven achter. Zij verkregen na verloop van tijd het Israëlische staatsburgerschap en werden zo een Arabische minderheid in de joodse staat.

Al gauw bleek dat van een spoedige terugkeer van de gevluchte Palestijnen geen sprake kon zijn. De instelling van strenge grenscontroles aan de Israëlische zijde van de grens maakte bijvoorbeeld een einde aan de mogelijkheid om de eigen bezittingen te inspecteren en achtergebleven familieleden te bezoeken. Vervolgens gingen de Israëlische autoriteiten ertoe over om Palestijnen die langere tijd van huis waren weggebleven als 'afwezig' te classificeren, hetgeen de weg opende om hen het recht op terugkeer te ontzeggen en hun bezittingen verbeurd te verklaren. Joodse nederzettingen verrezen in wat eens Palestijnse gebieden waren. Het verblijf van de gevluchte Palestijnen in de gebieden en landen van opvang kreeg daarmee een steeds permanenter karakter.

Intussen had de internationale gemeenschap besloten dat de Palestijnse vluchtelingen niet onder het mandaat van het Bureau of the United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) zouden vallen, maar dat voor hen een aparte VN-organisatie in het leven zou worden geroepen. Op 8 december l949 werd het United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA) opgericht, dat zich richt op gezondheidszorg, onderwijs, opleiding, sociale bijstand en noodhulp ..

De annexatie van de Westelijke Jordaanoever door Transjordanië in l950 resulteerde in de totstandkoming van het Hasjemitische Koninkrijk Jordanië, dat zowel op de Westelijke Jordaanoever als Transjordanië omvatte.

In de vluchtelingenkampen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook ontstond een veelheid aan Palestijnse groeperingen (waaronder Al-Fatah van Mohammed Abdul-Rauf Al-Qudwa Al-Husseini ('Yasser Arafat' )) die zich verzetten tegen de staat Israël. Met de oprichting in l964 van de Palestine Liberation Organization (PLO) onder leiding van de Palestijnse advocaat Ahmed Shukairy kwam een overkoepelende organisatie tot stand, die bijdroeg tot een verdergaande structuur en onderlinge samenhang tussen de verschillende Palestijnse groeperingen , waarbij 'the PLO was supposed to preserve the national identity of the Palestinians and to provide them with the political and military mechanism they needed to reclaim their national rights from Israel' .

Op 11 september l965 namen de lidstaten van de Arabische Liga in Casablanca een Protocol on the Treatment of Palestinians aan, waarbij de onderscheiden lidstaten (waaronder Jordanië) Palestijnse vluchtelingen gelijk stelden aan de overige ingezetenen van die staten wat verblijf en recht op werk betreft .

Gedurende de Arabisch-Israëlische oorlog van juni l967 bezette Israël in enkele dagen het Sinaï-schiereiland, de Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever en de Golan-hoogvlakte. Deze gebieden werden niet geannexeerd, maar onder militair bestuur geplaatst; alleen Oost-Jeruzalem werd geannexeerd. Als gevolg van deze oorlog vond er opnieuw een exodus van Palestijnen plaats . Vanuit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook waar velen van hen nog maar kort tevoren een bestaan hadden opgebouwd, vertrokken ongeveer 355.000 vluchtelingen naar Arabische buurlanden. Van dit aantal waren zo'n 210.000 personen niet eerder vluchteling geweest; zij werden door UNRWA als 'displaced' aangemerkt . UNRWA bleef ook na l967 actief in de Palestijnse vluchtelingenkampen op de Westelijke Jordaanoever .

Vanwege de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook trokken veel PLO-strijders naar de Arabische buurlanden. De belangrijkste bases van de Palestijnse guerilla's in die tijd waren te vinden in Jordanië en Syrië. Gefrustreerd door de eerdere Arabische nederlagen raakten veel Palestijnen in toenemende mate geradicaliseerd en zochten zij in hun gastlanden de nodige bewegingsvrijheid voor militaire acties tegen Israël. De Palestijnse guerillastrijders vormden op den duur in Jordanië een dermate machtige en soeverein opererende beweging dat de Jordaanse binnenlandse stabiliteit hierdoor ernstig werd ondermijnd. Uiteindelijk heeft dit in september l970 ('Zwarte September') geresulteerd in een gewapend optreden van het Jordaanse regeringsleger en een kortstondige burgeroorlog. Hoewel op 23 september l970 een wapenstilstand van kracht werd tussen PLO-leider Arafat en koning Hoessein, braken er sindsdien toch weer gevechten uit. In juli l971 kon het Jordaanse leger de Palestijnse fedayeen een beslissende slag toebrengen. Daarop werden alle Palestijnse politieke bewegingen uit Jordanië verbannen . Veel Palestijnen zochten vanuit Jordanië hun toevlucht tot Libanon en Syrië.

In oktober l973 raakte Israël wederom in oorlog toen Egypte en Syrië aanvallen op Israëlische stellingen lanceerden. Deze oorlog genereerde geen nieuwe stroom Palestijnse vluchtelingen.

Na de Golfoorlog in l99l kwam een stroom van 200.000 tot 300.000 Palestijnen naar Jordanië . Het ging hierbij voornamelijk om Palestijnen die bij UNRWA geregistreerd stonden. Velen uit deze groep waren in het bezit van de Jordaanse nationaliteit.

Onderhandelingen tussen Jordanië en Israël waarbij met name de onderlinge samenwerking centraal stond, leidden op 26 oktober l994 tot ondertekening van een vredesverdrag tussen beide landen. Delicate onderwerpen als de kwestie van de Palestijnse vluchtelingen of een eerlijkere verdeling van water uit de rivier de Jordaan werden doorgeschoven naar de toekomst.

Hoewel het in economisch opzicht met Jordanië de laatste jaren minder florissant gaat , zijn er sinds het uitbreken van de zogenaamde 'Al-Aqsa-intifadah' in september 2000 vanuit de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever talrijke Palestijnen naar Jordanië gekomen, op zoek naar betere levensomstandigheden.


3 Aantallen31

---

Het gebied dat nu het Hasjemitsche Koninkrijk Jordanië vormt, was oorspronkelijk dunbevolkt. Vóór l950 woonden er zo'n 450.000 mensen, waarvan ongeveer een kwart bedoeïenen. Als gevolg van de oorlog van l948/l949 vluchtten zo'n 450.000 Palestijnen naar de Westelijke Jordaanoever en zo'n 70.000 Palestijnen naar Transjordanië . Na de formele annexatie van de Westelijke Jordaanoever in l950 nam de bevolking van het land toe met zo'n 670.000 Palestijnen. Zij kenden een bloeiende stedelijke cultuur, waren beter opgeleid en vooral politiek bewuster dan de oorspronkelijk Transjordaanse bevolking, die vooral een semi-nomadische achtergrond had.

Hoewel door de annexatie van de Westelijke Jordaanoever de daar wonende Palestijnen het Jordaanse staatsburgerschap konden verwerven en een Jordaans paspoort konden krijgen, bestond er bij Transjordaniërs twijfel aan hun loyaliteit. Veel Transjordaniërs konden het niet verkroppen dat deze Palestijnen het staatsburgerschap en een paspoort kregen, terwijl zij geen duidelijkheid gaven over hun loyaliteit. Deze 'tweeslachtige identiteit' of 'tegenstrijdige identiteit' van de Palestijnen riep weerstand op bij de oorspronkelijke Jordaniërs.

Vanwege de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook in l967 kwam een nieuwe vluchtelingenstroom van ongeveer 300.000 personen opgang. Een belangrijk deel van hen vluchtte naar Jordanië. Door deze demografische verschuiving dreigde er een 'Palestinisering' van Jordanië.

Het aantal inwoners van Jordanië wordt geschat op vijf miljoen personen .

Hoeveel personen van Palestijnse afkomst in Jordanië wonen is niet duidelijk. Van officiële zijde worden daarover geen cijfers gepubliceerd . Bij UNRWA/Jordanië stonden per 30 juni 2000 1.570.192 Palestijnen geregistreerd. Dit is ongeveer eenderde deel van de bevolking, en 42 procent van het totale aantal bij UNRWA geregistreerde Palestijnen. Van hen staan zo'n 280.000 personen geregistreerd als woonachtig in kampen. Het merendeel van de bij UNRWA/Jordanië geregistreerde Palestijnen heeft de Jordaanse nationaliteit.


4 UNRWA

---

Palestijnse vluchtelingen als gevolg van de oorlog van l948/l949 vallen buiten zowel de internationale bescherming van UNHCR als buiten de kaders van het Vluchtelingenverdrag van l951. Krachtens artikel 1d van het Vluchtelingenverdrag is het verdrag niet van toepassing op personen die bescherming of bijstand genieten van andere VN-organen of - instellingen dan UNHCR. Wanneer de bescherming of bijstand van dergelijke andere VN-organen of -instellingen zoals UNRWA om welke reden dan ook is beëindigd, dan zullen deze personen van rechtswege alsnog onder het Vluchtelingenverdrag komen te vallen .

UNRWA kan op grond van het bestaande mandaat geen bescherming bieden aan Palestijnen die stellen te vrezen te hebben voor vervolging van overheidswege. De organisatie treedt dan ook niet in rechte op voor Palestijnen, zoals bijvoorbeeld UNHCR dit zou kunnen doen. UNHCR-Jordanië treedt niet op voor onder UNRWA-auspiciën in Jordanië verblijvende Palestijnen, noch voor overige Palestijnen aldaar.

UNRWA definieert een Palestijnse vluchteling als 'any person whose normal place of residence was Palestine during the period 1 June l946 to 15 May l948 and who lost both home and means of livelihood as a result of the l948 conflict.'

UNRWA maakt onderscheid tussen (nazaten van) vluchtelingen die naar Jordanië kwamen als gevolg van de oorlog van l948/l949 enerzijds, en (nazaten van) vluchtelingen die later naar Jordanië kwamen anderzijds. Palestijnen die behoren tot de eerste categorie kunnen zich als zodanig laten registreren bij UNRWA. De laatste categorie valt niet onder het formele UNRWA-mandaat. Desondanks kunnen niet bij UNRWA geregistreerde Palestijnse vluchtelingen in aanmerking komen voor speciale UNRWA-noodhulpprogramma's , waaronder medische noodhulp en eventuele voedselpakketten.

UNRWA kreeg bij oprichting het mandaat om, in samenwerking met de landen van opvang, hulp- en werkprojecten op te zetten voor Palestijnse vluchtelingen als gevolg van de oorlog van l948/l949. Met de verschillende gastlanden (Jordanië, Syrië, Libanon en Egypte) sloot UNRWA bilaterale overeenkomsten; met Jordanië gebeurde dit op 14 maart en 20 augustus l951 .

Het reguliere UNRWA-budget voor Jordanië voor het jaar 2000 bedroeg ruim US$ 70 miljoen . Geregeld worden additionele contributies ontvangen van donorlanden, waaronder Nederland.

Registratie

Registratie van Palestijnen bij UNRWA geschiedt op vrijwillige basis . Palestijnen laten regelmatig geboortes registreren, maar verzuimen vaak om sterfgevallen aan te geven. Men kan zich ook op latere leeftijd bij UNRWA laten registreren.

Aanspraak op voorzieningen

Alle Palestijnen die bij UNRWA geregistreerd staan, kunnen aanspraak maken op de voorzieningen onder UNRWA-auspiciën. Ook kinderen van bij UNRWA geregistreerde Palestijnen die buiten het UNRWA-mandaatgebied zijn geboren, kunnen aanspraak maken op UNRWA-assistentie. In beginsel kunnen niet-geregistreerde Palestijnen geen beroep doen op UNRWA. Wel zouden zij in uitzonderlijke gevallen in aanmerking kunnen komen voor speciale UNRWA-noodhulpprogramma's .

Palestijnen die niet bij UNRWA/Jordanië geregistreerd staan, maar wel bij een UNRWA-kantoor elders, kunnen op basis van die registratie een beroep (blijven) doen op UNRWA.

Indien een bij UNRWA geregistreerde vrouw trouwt met een niet bij UNRWA geregistreerde Palestijn, krijgt dit gezin geen steun van UNRWA. Hierbij wordt uitgegaan van de door UNRWA bepaalde definitie van vluchteling, welke de mannelijke lijn volgt.

Voor de dienstverlening door UNRWA in de vorm van onderwijs, gezondheidszorg of bijstand maakt het niet uit of Palestijnen in of buiten kampen wonen.

Medische zorg

UNRWA voorziet in medische zorg door middel van een netwerk van eigen artsen, eigen gezondheidscentra en Jordaanse privé-klinieken. UNRWA verschaft geneesmiddelen en medicamenten aan de door haar beheerde gezondheidscentra. Aan medische zorg zijn voor bij UNRWA geregistreerde Palestijnen geen kosten verbonden. Indien het gaat om bijzonder gecompliceerde medische ingrepen, worden deze buiten het UNRWA-systeem verricht (in lokale privé-ziekenhuizen) met behulp van een geldelijke UNRWA-bijdrage. Ziekenhuizen van de Jordaanse staat staan open voor Palestijnen.

Door minder bijdragen vanuit donorlanden heeft het gezondheidsprogramma van UNRWA te kampen met problemen, zoals een gebrek aan medicijnen, artsen en verpleegkundigen. Sinds l996 zijn de uitgaven voor spoedbehandelingen van vluchtelingen in privé-ziekenhuizen bevroren, evenals de kosten voor onderhoud van medische centra. UNRWA heeft het doorverwijzen van patiënten naar privé-klinieken beperkt tot spoedgevallen.

Onderwijs

Onderwijs vormt het grootste programma-onderdeel van UNRWA. Bijna de helft van het jaarlijkse UNRWA-budget is gereserveerd voor onderwijs.

Het onderwijsprogramma van UNRWA in Jordanië biedt de mogelijkheid tot het volgen van vakopleidingen en technische opleidingen in een tweetal centra, het Wadi Seer Training Centre (WSTC) en het Amman Training Centre (ATC).

Op de UNRWA-Education Science Faculty in Amman wordt onderwijs op universitair niveau gegeven. Naast UNRWA-onderwijsfaciliteiten hebben Palestijnen toegang tot Jordaanse lagere en middelbare scholen.

UNRWA heeft door geldgebrek te kampen met een tekort aan leraren en goede lesruimten. Er zijn overvolle leslokalen en er is onvoldoende lesmateriaal. Ook is er sprake van achterstallig onderhoud aan de schoolgebouwen. Vanwege het grote aantal leerlingen en een gebrek aan faciliteiten wordt op een aantal scholen dagelijks een dubbel lesprogramma afgewerkt. Dit zogenaamde 'double-shift schooling system' vindt in 93 procent van de UNRWA-scholen plaats, tegen zeven procent van de openbare scholen. UNRWA-klaslokalen hebben een gemiddelde van 41 leerlingen. Voor openbare scholen is dit cijfer dertig.

De afgelopen jaren is het aantal leerlingen op UNRWA-scholen waar het onderwijs voor bij UNRWA geregistreerde Palestijnen gratis is, afgenomen, omdat ouders de voorkeur gaven aan openbare scholen.

Sociale en financiële ondersteuning

Het sociale hulpprogramma van UNRWA geeft bijstand aan een beperkt aantal bijzondere noodgevallen. Dit gebeurt met een toelage die uit voedsel en geld (per persoon US$ 120 per jaar) bestaat. Doelgroep vormen gezinnen die geen mannelijke kostwinner hebben tussen de negentien en zestig jaar. Dergelijke financiële ondersteuning aan éénouder-gezinnen wordt stopgezet indien de oudste zoon achttien jaar wordt.

UNRWA heeft ook gemeenschapscentra, vrouwencentra en centra voor gehandicapten. Deze centra worden gedeeltelijk gefinancieerd door UNRWA, deels door de Palestijnse gemeenschap zelf.

UNRWA verzorgt daarnaast de vuilnisophaal in de door haar erkende vluchtelingenkampen, en verstrekt kleine leningen en financiële garanties in het kader van inkomensgenererende projecten.

Budgettaire problemen

UNRWA heeft steeds meer te kampen met budgettaire problemen. Sinds enkele jaren kent UNRWA substantiële financiële tekorten die elk jaar met moeite worden gedicht. Daarbij moeten salarissen van UNRWA-personeel worden bevroren, moet onderhoud aan UNRWA-materieel worden uitgesteld en moet het aantal uitgezonden medewerkers aanzienlijk worden teruggebracht. Ook UNRWA/Jordanië kent budgettaire problemen. Deze kunnen van invloed zijn op de kwaliteit van de dienstverlening, hetgeen bijvoorbeeld blijkt uit bezuinigingen op basisgezondheidszorg, onderwijs en bijstand.


5 Politieke factoren

---

5.1 Integratie en nationaliteit

---
Na de annexatie van de Westelijke Jordaanoever door Transjordanië, die in l950 resulteerde in de totstandkoming van het Hasjemitische Koninkrijk Jordanië, werd

de op de Westelijke Jordaanoever en de in het gebied ten oosten van de Jordaan vigerende wet- en regelgeving geunificeerd. Hierdoor verwierven alle Palestijnen in Jordanië automatisch de Jordaanse nationaliteit. Het duurde echter tot de inwerkingtreding van de Jordaanse nationaliteitswet van l954 voordat duidelijk werd onder welke voorwaarden Palestijnen het Jordaanse staatsburgerschap hadden verkregen.

Artikel 3 van wet nr. 6 van 4 februari l954 betreffende de Jordaanse nationaliteit (in werking getreden op 16 februari l954 en laatstelijk gewijzigd per 1 oktober l987 bij wet nr. 22 van 27 juli l987) luidt als volgt:

'De Jordaanse nationaliteit bezit:


1. iedere persoon die de Jordaanse nationaliteit heeft verkregen of in het bezit is van een Jordaans paspoort op grond van de wet op de Jordaanse nationaliteit van l928, of de uitgevaardigde wijzigingswetten;


2. iedere persoon, geen jood zijnde, die vóór 15 mei l948 de Palestijnse nationaliteit bezat en die werkelijke woonplaats had in het Hasjemitische Koninkrijk Jordanië gedurende het tijdvak 20 december l949 tot 16 februari l954;


3. iedere persoon wiens vader de Jordaanse nationaliteit bezit;

4. iedere persoon die in het Hasjemitische Koninkrijk Jordanië is geboren uit een Jordaanse moeder en een vader zonder dan wel van een onbekende nationaliteit of een vader wiens afstamming niet wettelijk is vastgesteld;


5. iedere persoon die in het Hasjemitische Koninkrijk Jordanië is geboren uit onbekende ouders. Een in Jordanië gevonden pasgeboren kind wordt geacht in het Koninkrijk te zijn geboren tenzij het tegendeel wordt getoond;


6. iedere persoon die als bedoeïen van het noorden in de zin van artikel 25(z) van de voorlopige kieswet nr. 24 van l960 sedert l930 in de bij Jordanië aangesloten gebieden gewoond heeft.'.

Deze nationaliteitswet vergemakkelijkte de integratie van Palestijnen in Jordanië; ook werd voor hen de toegang tot allerlei overheidsvoorzieningen vereenvoudigd. Velen van hen werden als Jordaans staatsburger beschouwd; zij kregen de Jordaanse nationaliteit en Jordaanse identiteits- en reisdocumenten. Hierdoor hadden zij dezelfde rechten (zoals actief en passief kiesrecht) en verplichtingen (waaronder militaire dienstplicht) als andere Jordaanse ingezetenen.

Van l950 tot l988 bestond er geen officieel onderscheid in Jordaans staatsburgerschap tussen Palestijnen die op de Westelijke Jordaanoever woonden en Palestijnen die in het gebied ten oosten van de Jordaan woonden.

In december l987 brak in de Palestijnse gebieden een intifadah uit tegen de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook. In l988 deed Jordanië eenzijdig afstand van aanspraken op het gezag op de Westelijke Jordaanoever. Op 31 juli van dat jaar hield koning Hoessein in Amman een speech, waarbij hij aankondigde dat 'the legal and administrative links between the two banks would be severed' . Daarbij verklaarde de koning: 'At the same time, it has to be understood in all clarity, and without any ambiguity or equivocation, that our measures regarding the West Bank, concern only the occupied Palestinian land and its people. They naturally do not relate in any way to the Jordanian citizens of Palestinian origin in the Hashemite Kingdom of Jordan. They have the full rights of citizenship and all its obligations, the same as any other citizen irrespective of his origin'.

Op een persconferentie op 7 augustus l988 verklaarde koning Hoessein met betrekking tot de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever dat 'passports will remain until such time as the Palestinian state hopefully is created and then obviously Palestinians have their own passports representing them as citizens of that state' .

Na het eenzijdig opzeggen van aanspraken op de Westelijke Jordaanoever beschouwt Jordanië Palestijnen woonachtig op de Westelijke Jordaanoever niet meer als Jordaans staatsburger. Deze Palestijnen kunnen niet meer beschikken over een geldige Jordaanse identiteitskaart met een Jordaans nationaal nummer . Wel kunnen deze Palestijnen een Jordaans paspoort krijgen. Hierin staat geen Jordaans nationaal nummer vermeld. Het paspoort is twee jaar geldig en biedt geen recht op een permanent verblijf in Jordanië.

Omdat de Gazastrook tot de Zesdaagse Oorlog van l967 onder militair bestuur van Egypte viel en de Palestijnse inwoners van dat gebied formeel door Egypte werden geregistreerd, beschouwt Jordanië Palestijnse inwoners uit de Gazastrook als Egyptische staatsburgers . Palestijnse inwoners uit de Gazastrook, met name de 100.000 Palestijnen die in l967 vanuit de Gazastrook naar Jordanië zijn gekomen , kunnen geen aanspraak maken op het Jordaanse staatsburgerschap. Wel kunnen zij een Jordaans reisdocument aanvragen, dat twee jaar geldig is.Jordanië beschouwt dit document als identiteitsbewijs en laissez-passer.

Begin 2001 heeft de Jordaanse overheid het Jordaanse staatsburgerschap aan deze categorie Palestijnen wederom geweigerd. Een bron uit de regering stelde naar aanleiding hiervan dat 'Jordan's stand concerning the right of all Palestinian refugees to repatriation and compensation precludes granting citizenship in this case.' .

5.2 Department of Palestinian Affairs (DPA)

---
Op last van de Jordaanse koning Abdullah I werd in l949 het Ministry of Refugees ingesteld dat verantwoordelijk werd voor Palestijnse vluchtelingenzaken. Op 24 april l950 werd vervolgens het Ministry of Construction and Restoration opgericht dat in nauwe samenwerking met UNRWA verantwoordelijk werd voor de opvangmogelijkheden van Palestijnse vluchtelingen.

Na de Zesdaagse Oorlog van l967 stelden de Jordaanse autoriteiten een High Ministerial Committee in, belast met de opvang van Palestijnen afkomstig van de Westelijke Jordaanoever. In l972 werd een Executive Special Office ingesteld met aan het hoofd een door de Jordaanse minister-president aangewezen lid afkomstig van het High Ministerial Committee. Taak van deze organisatie was onder andere uitvoering geven aan het door het High Ministerial Committee geformuleerde beleid.

In l980 werd ter vervanging van de al eerder ingestelde organen een Ministry of Occupied Territories Affairs ingesteld. Tot l988 was dit ministerie actief op de Westelijke Jordaanoever met betrekking tot toezicht op de aldaar gevestigde Palestijnse vluchtelingenkampen. Toen Jordanië in l988 alle administratieve en juridische banden met de Westelijke Jordaanoever verbrak , kwam er een einde aan die taak. Het desbetreffende ministerie werd omgedoopt in Department of Palestinian Affairs (DPA) en ondergebracht onder het ministerie van Buitenlandse Zaken. In l997 werd DPA ondergebracht bij het ministerie van de minister-president. DPA rapporteert rechtstreeks aan de minister-president.

DPA houdt geen registratie bij van de Palestijnen in Jordanië.

DPA heeft getracht de betrokkenheid van de kampbewoners te bevorderen door in elk vluchtelingenkamp een lokale organisatie 'Camp Service Improvement Committee' (CSIC) in het leven te roepen. DPA selecteert de leden van deze commissie in overleg met de gouverneur van de betreffende regio. De commissie vervult zijn werkzaamheden in elk kamp in nauw overleg en onder toezicht van DPA. DPA voorziet in een gedeelte van het jaarlijkse budget dat is toegewezen aan het CSIC. Er zijn voor kampbewoners verschillende culturele activiteiten en sportverenigingen die worden ondersteund door overheidsinstellingen.

DPA beschikt over trainingscentra voor vrouwen in Irbid Camp, Zarqa Camp en Marka Camp. In deze centra wordt getracht vrouwen vaardigheden bij te brengen om hen in staat te stellen werk te vinden en zichzelf een inkomen te verschaffen.

5.3 Politieke activiteiten

---
Ingevolge de Political Parties Law no. 32 (l992) is het ontplooien van politieke activiteiten is in Jordanië toegestaan, mits deze activiteiten op vreedzame wijze worden ontplooid en betrekking hebben op de Jordaanse samenleving . Dit laatste impliceert dat een politieke partij geen extra-territoriale doelstellingen dient na te streven. Politieke bewegingen die zich hieraan niet kunnen of willen conformeren, zijn - uitzonderingen daargelaten - niet toegestaan. Daarom zijn enkele bij de PLO aangesloten organisaties als Al-Fatah, Palestine Liberation Front (PLF) en Arab Liberation Front (ALF) die hun aspiraties richten op politieke doeleinden die buiten de Jordaanse landsgrenzen liggen, verboden. Leden van Al-Fatah, PLF en ALF kunnen alleen activiteiten voor de PLO verrichten, maar niet voor Al-Fatah, PLF en ALF. Zolang leden van Al-Fatah, PLF en ALF uitsluitend voor de PLO actief zijn, zullen zij van de zijde van Jordaanse autoriteiten, inclusief de inlichtingendiensten, geen problemen ondervinden.

Palestijnse politieke activisten kunnen na veroordeling soms kiezen tussen detentie of deportatie . Sinds l996 zijn er geen Al-Fatah-leden gearresteerd, gedetineerd of berecht .

In Palestijnse vluchtelingenkampen worden af en toe met toestemming van de overheid demonstraties gehouden. Het vluchtelingenkamp waar zo'n demonstratie plaatsvindt, wordt door de Jordaanse politie hermetisch afgezet; niemand kan het vluchtelingenkamp meer binnenkomen of verlaten.

Er bestaan geen speciale Palestijnse tijdschriften of kranten.

Er bestaan evenmin specifieke organisaties voor Jordaniërs van Palestijnse afkomst. Wel zijn er verenigingen voor personen die uit een bepaalde stad komen, zoals bijvoorbeeld de Jeruzalem Society en de Nablus Society.

Er is in Amman een officiële diplomatieke vertegenwoordiging van de Palestijnse Nationale Autoriteit. Ook is er in Amman een officiële vertegenwoordiging van de PLO, die fungeert als verbindingskantoor tussen de PLO en de Jordaanse autoriteiten. Naast het onderhouden van politieke contacten met de autoriteiten kan de PLO in Jordanië ook activiteiten van sociaal-economische aard ontplooien. Zo verzorgt de PLO via speciale afdelingen onder meer medische, onderwijskundige en werkgelegenheidsprogramma's voor Palestijnen. Dergelijke activiteiten worden door de autoriteiten toegestaan.


6 Sociaal-economische factoren

---

De meeste Palestijnen hebben veelal een geheel geïntegreerd bestaan, onafhankelijk van hulpverlening, opgebouwd. Zij zijn volledig in de Jordaanse samenleving opgenomen. Zij leven niet (meer) in de vluchtelingenkampen en doen zelden een beroep op de diensten en voorzieningen van UNRWA.

Sommigen zijn afkomstig uit notabele families die al tijdens de mandaatperiode in de jaren twintig en dertig contacten onderhielden aan de andere kant van de Jordaan. Zij zien geen tegenstrijdigheid tussen een Palestijnse identiteit en een Jordaanse nationaliteit. Over het algemeen wonen zij in de rijkere buitenwijken van Amman.

Andere Palestijnen behoren tot de middenklasse, de kleine handelaren en lagere beambten. Veel Palestijnse zakenlieden zijn in goede doen geraakt door investeringen in de landbouw, industrie, handel en in de financiële wereld. De grootste financiële instelling in Jordanië is in het bezit van Palestijnen.

De Palestijnen die eind jaren veertig in Jordanië aankwamen en in vluchtelingenkampen zijn blijven wonen, zijn het minst geïntegreerd. Zij houden de herinnering levend aan de plaatsen waar hun familie vandaan komt. Zij wonen onder armoedige omstandigheden. Het gaat hierbij om ongeveer 280.000 personen. Ongeveer vijf procent van hen ontvangt voedselrantsoenen in de vorm van meel, suiker, plantaardige olie, melk, rijst en rode linzen.

De 200.000 tot 300.000 Palestijnen die na de Golfoorlog van l990/l99l naar Jordanië terugkeerden, beschouwen hun Jordaanse paspoort meer als een gemak dan als uitdrukking van hun identiteit. Zij hebben over het algemeen geen banden met Jordanië.

Onderscheid tussen oorspronkelijke Jordaniërs en Jordaniërs van Palestijnse afkomst doet zich onder meer gelden in bepaalde maatschappelijke sectoren. Zo bekleden oorspronkelijke Jordaniërs belangrijke functies in het leger en in de bureaucratie, terwijl Jordaniërs van Palestijnse afkomst een groot deel van de particuliere sector in handen hebben. De financiële wereld wordt gedomineerd door Palestijnse J ordaniërs. Ondanks de maatschappelijke tegenstellingen tussen oorspronkelijke Jordaniërs en Jordaniërs van Palestijnse afkomst is er ook sprake van integratie tussen beide bevolkingsgroepen. Zo gaan de kinderen uit beide groepen vaak naar dezelfde scholen. Jonge Palestijnen kennen vaak geen ander vaderland dan Jordanië. Huwelijken tussen jongere generaties Palestijnen en oorspronkelijke Jordaniërs zorgen voor een nieuwe, gemengde bevolkingsgroep.

Op basis van hun Jordaanse nationaliteit bestaat voor Jordaniërs van Palestijnse afkomst de mogelijkheid om bij de Jordaanse overheid, de grootste werkgever in het land, te gaan werken. Topfuncties in het leger, bij de inlichtingen- en veiligheidsdienst, of bij andere sectoren binnen de overheid worden in de praktijk veelal niet door Jordaniërs van Palestijnse afkomst vervuld. Uit dien hoofde voelen Jordaniërs van Palestijnse afkomst zich soms door de Jordaanse overheid gediscrimineerd en vinden zij dat zij als tweederangs burger worden behandeld.

Ook bij de toelating tot staatsuniversiteiten en bij de toewijzing van studiebeurzen zouden Jordaniërs van Palestijnse afkomst zich soms gediscrimineerd voelen .

Jordaniërs van Palestijnse afkomst zouden zich niet voldoende vertegenwoordigd weten in de regering en wetgevende macht. Van de achtentwintig ministers, veertig senatoren, en tachtig afgevaardigden in het Huis van Afgevaardigden zijn vijf ministers, zes senatoren en elf afgevaardigden van Palestijnse afkomst. Geen van de twaalf gouverneurs die aan het hoofd staan van een provincie, is van Palestijnse afkomst .

De Kieswet zou weloverwogen kiezers van het platteland en het zuiden van het land, die bekend staan om hun traditionele pro-regeringsgezinde opvattingen, bevoordelen ten nadele van de stedelijke gebieden met een bevolking van voornamelijk Palestijnse afkomst .


7 Vluchtelingenkampen

---

Als gevolg van de instroom van Palestijnse vluchtelingen in Jordanië ten tijde van de Israëlisch-Arabische oorlogen van l948/l949 en l967 werden er aan de rand van de voornaamste steden vluchtelingenkampen opgericht. Sommige van deze kampen werden opgetrokken op de plaats waar Palestijnen bij aankomst in Jordanië het eerst waren neergestreken. Andere kampen werden jaren na de instroom van de vluchtelingen gebouwd toen de Jordaanse regering aan UNRWA stukken land verstrekte. Deze bouwde op dit land behuizing en droeg dit vervolgens over aan de vluchtelingen. Veel grond waarop de kampen werden ingericht, is door de Jordaanse overheid van de oorspronkelijke eigenaars gehuurd.

Huisvesting in vluchtelingenkampen is kosteloos. In de praktijk ontstaat er vaak een soort de-facto eigendomsrecht met betrekking tot een woning. Bij vertrek uit het kamp kan dit eigendomsrecht aan achterblijvers of nieuwkomers worden overgedaan.

Voorzieningen als water, elektriciteit en telecommunicatiemiddelen in de kampen zijn afkomstig van de overheid. Wegenaanleg en -onderhoud vallen onder de verantwoordelijkheid van de overheid en zijn uitbesteed aan DPA. UNRWA is belast met gezondheidszorg, onderwijs en sociaal-financiële zorg in de door UNRWA erkende kampen.

UNRWA erkent een tiental kampen in Jordanië. De regering verstrekt voorzieningen aan alle vluchtelingenkampen, ook aan de drie kampen die niet door UNRWA worden erkend. Deze laatste liggen bij de steden Amman, Zarqa en Madaba.

In Jordanië bevinden zich de volgende Palestijnse vluchtelingenkampen (inclusief de door UNRWA erkende kampen ):

naam ligging oprichting inwoners
Azmi El-Mufti Camp 2 km van Al-Husn
Baqa'a Camp 20 km van Amman 1968 83.127
Hitteen Camp 11 km van Amman60 1968 45.550
El-Hussein Camp 3 km van Amman 1952 27.891
Irbid Camp 95 km van Amman 1950 21.753
Jerash Camp 5 km van Jerash 1968 26.000
Madaba Camp61 ½ km van Madaba 1956 5.500
Prince Hassan Camp62 5 km van Amman 1967 9.000
Souf Camp 3 km van Jerash l967 15.000
Al-Sukhneh Camp63 23 km van Amman l969 4.750
Talbieh Camp 27 km van Amman l968 8.754
Al-Wihdat Camp 3 km van Amman l955 44.395
Zarqa Camp 11 km van Amman64 1949 16.494

De vluchtelingenkampen kunnen als volgt worden gekenschetst :

Al-Husn/Azmi El-Mufti

Het Husn-vluchtelingenkamp, ook wel 'Martyr Azmi El-Mufti-vluchtelingenkamp genoemd, was een van de zes vluchtelingenkampen opgezet in l968 ten behoeve van Palestijnen die de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook verlieten in verband met de oorlog van l967. Het vluchtelingenkamp bevindt zich ongeveer tachtig kilometer ten noorden van Amman.

In het kamp heeft UNRWA een viertal scholen en een gezondheidscentrum.

Al-Baqa'a

Ook het Baqa'a-vluchtelingenkamp is een van de zes vluchtelingenkampen opgezet in l968 ten behoeve van Palestijnen die de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook verlieten in verband met de oorlog van l967. Dit kamp ligt twintig kilometer ten noorden van Amman.

In het kamp heeft UNRWA een zestiental scholen, een kliniek en twee moeder/kind gezondheidscentra.

Al-Marka/Al-Hitteen

Het Marka-vluchtelingenkamp is eveneens een van de zes vluchtelingenkampen die in l968 zijn opgezet ten behoeve van Palestijnen die de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook hebben verlaten in verband met de oorlog van l967. Het vluchtelingenkamp bevindt zich tien kilometer ten noordoosten van Amman.

In het kamp heeft UNRWA een tiental scholen, een gezondheidscentrum en een moeder/kind kliniek.

Jabel El-Hussein

Het Jabel El-Hussein-vluchtelingenkamp is een van de vier vluchtelingenkampen die zijn opgezet ten behoeve van de Palestijnen die naar aanleiding van de oorlog van l948/l949 moesten vluchten. Het ligt ten noordwesten van Amman.

In het kamp heeft UNRWA een zestal scholen en een gezondheidscentrum. Bovendien zijn er in de omgeving van Jabal El-Hussein nog een twaalftal scholen van UNRWA.

Al-Irbid

Het Irbid-vluchtelingenkamp is een van de vier vluchtelingenkampen die zijn opgezet ten behoeve van Palestijnen die naar aanleiding van de Arabisch-Israëlische oorlog van l948 moesten vluchten. Het ligt vlakbij Irbid, een stad in het noorden van Jordanië.

In het kamp heeft UNRWA een viertal scholen. Bovendien zijn er in de stad Irbid nog een elftal scholen van UNRWA.

Voorts zijn er in het kamp een gezondheidscentrum en een tweetal klinieken, waaronder een moeder/kind-kliniek.

Al-Jerash

Het Jerash-vluchtelingenkamp, ook wel bekend onder de naam 'Gaza camp', is in l968 opgezet als vluchtelingenkamp ten behoeve van 11.500 Palestijnen die de Gazastrook verlieten naar aanleiding van de oorlog van l967. Het ligt ongeveer vijf kilometer van de bekende Romeinse ruïnes van Jerash. In het kamp heeft UNRWA een viertal scholen en een gezondheidscentrum.

Al-Madaba

Het Palestijnse vluchtelingenkamp in Madaba is in l956 door de Jordaanse regering opgezet; dit kamp wordt niet officieel door UNRWA erkend. Het bevindt zich op 500 meter van het centrum van Madaba.

In het kamp heeft UNRWA een viertal scholen. Het Jordaanse ministerie van Gezondheid is verantwoordelijk voor een gezondheidscentrum in het kamp.

Prince Hassan

Het vluchtelingenkamp Prince Hassan werd in l967 door de Jordaanse overheid opgezet; het wordt niet officieel erkend door UNRWA. Het ligt vijf kilometer ten noordoosten van Amman.

In het kamp heeft UNRWA een viertal scholen en een gezondheidcentrum.

Al-Souf

Het Souf-vluchtelingenkamp is een van de zes vluchtelingenkampen die zijn opgezet in l968 ten behoeve van Palestijnen die de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook hebben verlaten in verband met de oorlog van l967. Het vluchtelingenkamp ligt vlakbij Jerash, ongeveer vijftig kilometer ten noorden van Amman.

In het kamp heeft UNRWA een viertal scholen en een gezondheidscentrum.

Al-Sukhneh

Het vluchtelingenkamp Sukhneh is in l969 door de Jordaanse overheid opgezet; het wordt niet officieel erkend door UNRWA. Het bevindt zich op 23 kilometer ten noordoosten van Amma.

In het kamp heeft UNRWA een school en een gezondheidscentrum.

Al-Talbieh

Het Talbieh-vluchtelingenkamp is een van de zes vluchtelingenkampen die in l968 zijn opgezet ten behoeve van Palestijnen die de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook hebben verlaten in verband met de oorlog van l967. In tegenstelling tot de andere vluchtelingenkampen in Jordanië verblijven hier voornamelijk ontheemden. Het vluchtelingenkamp ligt ongeveer 35 kilometer ten zuiden van Amman.

In het kamp heeft UNRWA een viertal scholen en een gezondheidscentrum.

Al-Wihdat/Amman New Camp

Amman New Camp is een van de vier vluchtelingenkampen die zijn opgezet ten behoeve van Palestijnen die als gevolg van de oorlog van l948/l949 moesten vluchten. Het bevindt zich ten zuidoosten van Amman.

In dit kamp heeft UNRWA een twintigtal scholen en twee gezondheidscentra.

Al-Zarqa

Het Zarqa-vluchtelingenkamp is het oudste Palestijnse vluchtelingenkamp in Jordanië; het werd opgezet na de oorlog van l948/l949.

In het kamp heeft UNRWA een negental scholen, een gezondheidscentrum, een moeder/kind kliniek en een gespecialiseerde kliniek voor oogaandoeningen.


8 Documenten

---

Identiteitskaart

Bij geboorte of naturalisatie wordt aan iedere Jordaanse staatsburger een civiel registratienummer (ook wel 'nationaal nummer' genoemd) toegekend. Dit registratienummer komt voor op de nationale identiteitskaart en in het familieboekje. Civiele registratienummers, nationale identiteitskaarten en familieboekjes worden alleen aan Jordaanse staatsburgers verstrekt.

Een identiteitskaart dient te worden aangevraagd bij een kantoor van het Civil Status and Passport Department van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Deze kantoren bevinden zich op diverse plaatsen in het land. Voor het aanvragen van een identiteitskaart bestaat geen leeftijdsgrens. Minderjarigen hebben geen schriftelijke toestemming van hun ouders nodig. Wel dient de vader in persoon zijn minderjarige kind te begeleiden bij de aanvraag van een identiteitskaart. Indien de vader is overleden, dient de moeder of de toeziend voogd deze taak over te nemen.

Bij de aanvraag van een (gratis) identiteitskaart dient een Jordaans staatsburger zijn Jordaanse paspoort, het familieboekje, twee pasfoto's en een ingevuld aanvraagformulier te overleggen.

De identiteitskaart dient te worden afgehaald bij het kantoor van het Civil Status and Passport Department waar de aanvraag voor een dergelijke identiteitskaart is ingediend. Het is niet noodzakelijk dat de aanvrager de identiteitskaart in persoon afhaalt. Ook een andere persoon kan dit doen, mits hij/zij zich kan legitimeren, een schriftelijke machtiging van de aanvrager en het ontvangstbewijs van de aanvraag van de identiteitskaart kan overleggen.

Indien een Jordaanse vrouw in het huwelijk treedt, kan zij haar identiteitskaart op haar meisjesnaam houden of haar identiteitskaart op naam van haar echtgenoot laten zetten. Dit laatste is niet verplicht.

Men is niet verplicht een identiteitskaart te bezitten of deze bij zich te dragen. Zonder identiteitskaart kan men niet deelnemen aan de nationale verkiezingen.

Eind 2001 is Jordanië begonnen met de afgifte van nieuwe identiteitskaarten. Alle Jordaanse staatsburgers werd verzocht binnen een bepaalde termijn een identiteitskaart aan te vragen. Men diende een boete te betalen indien na deze termijn een identiteitskaart werd aangevraagd.

De nieuwe identiteitskaarten zijn tien jaar geldig.

UNRWA-identiteitskaart

Ongeveer een derde deel van de Jordaanse bevolking staat geregistreerd bij UNRWA en heeft een eigen UNRWA-identiteitskaart met bijbehorend registratienummer. Dit registratienummer mag bekend worden verondersteld. In het geval dat iemand stelt dit UNRWA-registratienummer niet te kennen, kan hij/zij dit registratienummer zelf of eventueel via familieleden zonder problemen bij UNRWA achterhalen.

Het UNRWA-registratienummer bestaat uit een achttal cijfers aan de hand waarvan de geografische plaats waar men geregistreerd staat, kan worden nagegaan.

Paspoort

Een Jordaans staatsburger dient een paspoort aan te vragen bij een kantoor van het Civil Status and Passport Department van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Voor het aanvragen van een paspoort bestaat geen leeftijdsgrens. Indien een minderjarige een paspoort wil aanvragen, moet hij/zij hiervoor schriftelijke toestemming van zijn/haar vader te hebben. Mocht de vader zijn overleden, dan is schriftelijke toestemming van de moeder of toeziend voogd noodzakelijk.

Vrouwen kunnen zelfstandig een paspoort aanvragen. Slechts indien zij minderjarig zijn, moeten zij een schriftelijke toestemming van de vader, de moeder of toeziend voogd overleggen.

Bij de aanvraag voor een paspoort dient een Jordaans staatsburger vier pasfoto's, een geboorteakte en een familieboekje te overleggen. Minderjarigen dienen daarbij een schriftelijke authorisatie van de vader of, in geval van diens overlijden, van de moeder of toeziend voogd te overleggen.

De kosten van een paspoort met een nationaal nummer geldig voor vijf jaar alsmede van een paspoort zonder nationaal nummer geldig voor twee jaar , bedragen 20 Jordaanse Dinar.

Een paspoort kan worden afgehaald bij het kantoor van het Civil Status and Passport Department waar de aanvraag voor het desbetreffende paspoort is ingediend. Het is niet noodzakelijk dat de aanvrager in persoon het paspoort komt afhalen. Ook een andere persoon kan dit doen, mits hij/zij zich kan legitimeren, een schriftelijke machtiging van de aanvrager en het ontvangstbewijs van de paspoortaanvraag kan overleggen.

Uitreisvisum

De houder van een geldige identiteitskaart en een geldig paspoort (met of zonder nationaal nummer) (eventueel voorzien van een visum voor het land van bestemming) heeft geen uitreisvisum nodig om het land te verlaten. Het is niet mogelijk om alleen met een identiteitskaart het land te verlaten.

Iedere Jordaanse staatsburger dient bij vertrek uit Jordanië 25 Jordaanse Dinar belasting te betalen indien men het land per vliegtuig verlaat, en 8 Jordaanse Dinar belasting indien men Jordanië over land verlaat. Na betaling van deze belasting ontvangt men hiervoor een ontvangstbewijs dat bij de paspoortcontrole wordt afgegeven.

Inreisvisum

B ij aankomst op de internationale luchthaven Queen Alia kunnen houders van een geldig paspoort tegen betaling van 10 Jordaanse Dinar een inreisvisum krijgen. De geldigheidsduur van dit visum kan bij ieder dichtstbijzijnde politiebureau worden verlengd.


9 Terugkeer

---

Jordaanse staatburgers, ook die van Palestijnse identiteit, met een geldig nationaal paspoort kunnen naar Jordanië terugkeren. Volgens de Jordanian Society for Citizens' Rights (JSCR) kan het voorkomen dat Jordaanse diplomatieke en/of consulaire vertegenwoordigingen in het buitenland weigeren nieuwe paspoorten te verstrekken aan Jordaniërs van Palestijnse afkomst die niet in Jordanië woonachtig zijn . Het gaat hierbij met name om aanhangers van PLO-leider Arafat die in l970 Jordanië zijn uitgezet en hun gezinnen. Na het verlopen van hun paspoort werd hen veelal een nieuw paspoort geweigerd. Hierdoor kunnen zij niet naar Jordanië terugkeren. Jordaanse inlichtingendiensten die ingevolge de Jordaanse Paspoortwet vantevoren geraadpleegd dienen te worden, geven geen toestemming voor de afgifte van een paspoort aan deze groep. In de praktijk komt het nauwelijks voor dat aan personen uit deze groep een ander document (bijvoorbeeld een laissez-passer) wordt verstrekt.


10 Beleid van andere West-Europese landen

---

West-Europese landen hebben geen vaststaand asielbeleid met betrekking tot asielaanvragen van Palestijnen uit Jordanië. Het aantal asielaanvragen en asielbeslissingen met betrekking tot Palestijnen uit Jordanië is niet bekend. Duitsland, Zweden en België hanteren het uitgangspunt dat Palestijnen in Jordanië kunnen verblijven zonder dat zij vervolging hoeven te vrezen. Dit neemt evenwel niet weg dat in een individueel geval op grond van bijzondere omstandigheden toch sprake zou kunnen zijn van een gegronde vrees voor vervolging, of dat er kans bestaat op een lijfstraf of een andere vorm van vernederende behandeling.

Uitgangspunt bij de Britse beoordeling en honorering van asielaanvragen van Palestijnen afkomstig uit Jordanië is dat zij geen ingezetene van een ander land zijn. Voorts dient er ten aanzien van deze personen geen 'country of habitual residence' te zijn waarheen deze personen in redelijkheid naar toe zouden kunnen gaan. Iedere asielaanvraag dient op eigen gronden te worden beoordeeld. Over eventuele verwijdering wordt in het licht van individuele omstandigheden besloten.


11 Samenvatting

---

Als gevolg van achtereenvolgende Israëlisch-Arabische oorlogen hebben zich in de loop der jaren talrijke Palestijnen gevestigd in Jordanië, dat voorheen Transjordanië werd genoemd. De Nationaliteitswet van l954 vergemakkelijkte de integratie van deze Palestijnen en hierdoor werd voor hen de toegang tot allerlei overheidsvoorzieningen vereenvoudigd. Op basis van deze wet kregen veel Palestijnen het Jordaanse staatsburgerschap en Jordaanse identiteits- en reisdocumenten. Hierdoor hebben zij dezelfde rechten (zoals actief en passief kiesrecht) en plichten (waaronder militaire dienstplicht) als de oorspronkelijke bevolking.

Hoewel het aantal inwoners van Jordanië geschat wordt op vijf miljoen personen, is het aantal personen van Palestijnse afkomst niet bekend. Bij UNRWA/Jordanië staan 1½ miljoen Palestijnen geregistreerd, vanwie het merendeel de Jordaanse nationaliteit heeft. Het Department of Palestinian Affairs (DPA), verantwoordelijk voor de opvang van Palestijnse vluchtelingen, houdt geen registratie bij van Palestijnen in Jordanië.

De meeste Palestijnen hebben een geïntegreerd bestaan, onafhankelijk van hulpverlening, opgebouwd. Zij leven niet (meer) in vluchtelingenkampen en doen zelden (meer) een beroep op diensten en voorzieningen van UNRWA.

Een klein deel van de Palestijnen leeft in armoedige omstandigheden in vluchtelingenkampen, is nauwelijk geïntegreerd en grotendeels afhankelijk van UNRWA-voorzieningen.

Jordaanse staatsburgers, ook die van Palestijnse afkomst, met een geldig nationaal paspoort kunnen naar Jordanië terugkeren.

The Council of Foreign Ministers of the Member States,

Recalling the Pact of the L eague of Arab States and its special Annex Regarding Palestine, the resolutions of the Council of the League of Arab States on the question of Palestine and in particular the resolution concerning the preservation of the Palestinian Entity,

Meeting in Casablanca on 10 September l965,

Has agreed to the following provisions and has called upon the member states to take the necessary measures for their implementation:


1. While keeping their Palestinian nationality, Palestinians presently residing in the territory of .... shall be accorded the same treatment as regards the right to do business (work) and to be employed as if they were nationals.


2. When their interests so require, Palestinians presently residing in the territory of ... shall have the right to leave the territory of this state and return to it.


3. Palestinians residing in the territory of other Arab states shall have the right to enter and leave the territory of ... when their interests so require. Unless otherwise agreed by the competent authorities, this right to enter does not lead to a right of residence, except for the period and purpose specified.


4. Palestinians residing at present in the territory of ..., as well as those who previously resided there prior to having emigrated, shall, upon their request, be provided with valid travel documents. The competent authorities, wherever located, shall issue or renew these documents without delay.


5. The member states of the Arab League shall accord to the holders of these travel documents the same treatment with respect to visas and residence as is accorded to nationals of Arab League States.

Done at Casablanca, 11 September l965

The positions of Arab States on the Casablanca Protocol


· Arab States which have ratified the Protocol without reservations:
The Hashemite Kingdom of Jordan

The People's Democratic Republic of Algeria

The Democratic Republic of Sudan

The Iraqi Republic

The Syrian Arab Republic

The United Arab Republic (at the time of ratification comprised of Egypt only)

The Yemen Arab Republic (the former state of North Yemen)


· Arab States which have ratified the Protocol with reservations:
The State of Kuwait

(The State of Kuwait has ratified the Protocol subject to a reservation in respect of its article 1: 'national treatment' in respect of doing business (work) does not extend to self-employment which is subject to Kuwaiti law

The Lebanese Republic

(The Lebanese Republic has ratified the Protocol subject to reservations in respect of its first three articles:

Article 1: While keeping their Palestinian nationality and to the extent the social and economic conditions in the Lebanese Republic allow for this, Palestinians presently residing there are accorded the right to do business (work) and be employed as if they were nationals.

Article 2: The following is to be added to this article: 'as if they were Lebanese nationals and in accordance with the applicable rules and regulations'.

Article 3: The following sentence is to be added after the first sentence (ending with the words '.... when their interests so require.'): 'The right to enter Lebanese territory is conditional on having obtained an entry visa from the competent Lebanese authorities before.).

The Kingdom of Libya (Libya ratified the Protocol before the revolution of September l969)

(The Kingdom of Libya has ratified the Protocol subject to a reservation in respect of article 1: in respect of the right to do business (work) and to be employed Palestinians shall be accorded the same treatment as the other nationals of Arab states.


· Arab States which have not yet ratified the Protocol
The Kingdom of Saudi Arabia

The Kingdom of Morocco


· Arab States which joined the Arab League after the Protocol was signed
The People's Democratic Republic of Yemen (12 December l967)

The State of Bahrain (11 September l971)

The State of Qatar (11 September l971)

Oman (29 September l971)

The United Arab Emirates (6 December l971)

The Islamic Republic of Mauritania (26 November l973)

The Democratic Republic of Somalia (14 February l974)

Palestine (9 September l976)

The Republic of Djibouti (4 September l977)

The Republic of Tunisia did not attend the Summit Conference during which the Casablanca Protocol was adopted and no information regarding its position on the Protocol is available.

CIA, The World Factbook 2000 - Jordan, website, homepage

Elseviers Bedrijfsinformatie bv, Nationaliteitswetgeving (Den Haag, 2001)

Freedom in the World l999 - 2000: Jordan (Washington, 2000)

Heijnneman, Marcel, De UNRWA en Palestijnse vluchtelingen, Migrantenrecht l990, nr. 10

Hilal, Jamil, PLO Institutions: The Challenge Ahead, Journal of Palestine Studies, jrg. XXIII, no. 1 (herfst l993)

Koninklijk Instituut voor de Tropen/NOVIB, Jordanië (Amsterdam/Den Haag, l997)

Le Troquer, Yann en Al-Oudat, Rozenn Hommery, From Kuwait to Jordan: The Palestinians' Third Exodus, Journal of Palestine Studies, jrg. xxviii, no (voorjaar l999)

Middle East International

Mideast Mirror

Ministerie van Buitenlandse Zaken, Landenoverzicht Jordanië (08/01) (Den Haag, 2001)

Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht asiel in derde landen (Den Haag, 6 december 2000)

Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht Libanon/Palestijnen (Den Haag, 21 december 2001)

Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht Syrië/Palestijnen

(Den Haag, 31 januari 2001)

Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht Koeweit/Palestijnen (Den Haag, 29 december 2000)

Ministerie van Buitenlandse Zaken, Het dilemma van de Palestijnse vluchtelingen in Jordanië, Internationale Samenwerking (Den Haag, december l999)

Minority Rights Group International, The Palestinians, report 97/5 (Londen, juli l998)

Refugee Studies Centre/University of Oxford, Children and Adolescents in Palestinian Households: T he Effects of Living with Prolonged Conflict and Forced Migration (Oxford, oktober 2000)

Salibi, Kamal, The Modern History of Jordan, I.B. Tauris Publishers (Londen/New York, l998)

Takkenberg, Lex, The Status of Palestinian Refugees in International law, Clarendon Press (Oxford, l998)

The Department of Palestinian Affairs, Five Decades of Responsibility in the refugee camps of Jordan (Amman, 1999)

The Economist Intelligence Unit, Country Report Jordan (Londen, februari 2002)

The Economist Intelligence Unit, Country Profile Jordan (Londen, januari 2001)

The Jordan Times

The Middle East and North Africa 2001, Europa Publications Limited, 47th edition (Londen, 2000)

US Department of State, Background notes: Jordan (Washington, januari 2002)

US Department of State, Annual Report on International Religious Freedom for 2000: Jordan (Washington, 5 september 2000)

US Department of State, 2001 Country Reports on Human Rights Practices: Jordan (Washington, 4 maart 2002)

'Transjordanië' was de benaming voor het grondgebied ten oosten van de rivier de Jordaan, het huidige Jordanië.

Voor de letterlijke tekst van de 'Balfour Declaration' zie The Middle East and North Africa l996, 'Palestine Documents', blz. 107, Europa Publications Limited (Londen, l995).

Als uitvloeisel van artikel 4 van het Britse mandaat voor Palestina hadden de joodse inwoners van dit gebied deze bestuurlijke vertegenwoordiging gekregen. Deze vertegenwoordiging had als taak om in samenwerking met het Britse bestuur een joods nationaal tehuis te stichten.

Dat wil zeggen: de Arabische inwoners van het oorspronkelijke Britse mandaatgebied Palestina.

De oorspronkelijke bevolking van ca. 80.000 personen werd in dat gebied vermeerderd met zo'n 200.000 Palestijnse vluchtelingen.

Na de annexatie van de W estelijke Jordaanoever in l950 omvatte het daarmee totstandgekomen Hasjemitische Koninkrijk Jordanië een bevolking van ongeveer 1.280.000 personen, van wie ongeveer 670.000 Palestijnen.

In de afgelopen decennia hebben talrijke Palestijnse vluchtelingen de landen waar zij oorspronkelijk hun toevlucht hadden gezocht, verlaten om te gaan werken op het Arabisch schiereiland.

Palestijnse vluchtelingen uit l948/l949 worden in de volksmond in het Arabisch aangeduid met de term 'ladji'ien', in het Nederlands: vluchtelingen.

Bij resolutie 319 (IV) van 3 december l949 had de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties besloten tot de oprichting van UNHCR. De oorspronkelijke tekst van het Statuut van UNHCR dat een bijlage vormde bij de resolutie 319 (IV), werd uiteindelijk vervangen door de tekst van de bijlage bij resolutie 428 (V) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 14 december l950.

Met deze term wordt gedoeld op de Arabische inwoners van het oorspronkelijke Britse mandaatgebied Palestina, en hun nakomelingen.

Palestijnen noemen UNRWA doorgaans Al-Wikala (in het Engels: the Agency) of Wikalat Al-Gawt (in het Engels: the Relief Agency).

Zie ook hoofdstuk 4.

Ook wel Cis-Jordanië genoemd.

Volledige benaming van deze organisatie luidt 'Harakat Al-Tahrir Al-Watani Al-Falastini' (Beweging voor de Palestijnse Nationale Bevrijding). Hiervan afgeleid en in omgekeerde volgorde: Fatah ('verovering').

Codenaam: 'Abu Ammar'.

In het Arabisch Munazamat Tahrir Falastin.

Ahmed Shukairy was in l948 lid van het Higher Arab Committee for Palestine. Later was hij vertegenwoordiger van Syrië bij de Arabische Liga en vertegenwoordiger van Saoedi-Arabië bij de Verenigde Naties. In februari l969 nam Al-Fatah-leider Yasser Arafat het leiderschap over de PLO van Ahmed Shukairy over.

The Middle East and North Africa 2001, 47 edition, Europa Publications Limited (Londen, 2000).

Kamal Salibi, 'The Modern History of Jordan', I.B. Tauris Publishers (Londen/New York, l998).

Voor de Engelse tekst van dit Protocol zie bijlage 1.

Tot l988 heeft Jordanië zich in overeenstemming met resolutie nr van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van november l967 op het standpunt gesteld dat de Westelijke Jordaanoever een onafscheidelijk deel uitmaakte van het Koninkrijk Jordanië. Pas in juli l988 heeft Jordanië - ten gunste van een nieuw te vormen Palestijnse staat - formeel afstand gedaan van haar aanspraken op de Westelijke Jordaanoever.

Intussen vond in l956 de Suez-crisis plaats, die echter niet leidde tot het opgang komen van een nieuwe stroom Palestijnse vluchtelingen in de regio.

In de volksmond worden deze Palestijnse vluchtelingen uit l967 aangeduid met de Arabische term nazihien, in het Nederlands: emigranten.

Minority Rights Group International, 'The Palestinians', report 97/5 (Londen, juli l998).

De vluchtelingenkampen (Aqabat Jaber, Ein el-Sultan, Shu'fat, Am'ari, Kalandria, Deir Ammar, Jalazone, Fawwar, Arroub, Dheisheh, Aida, Beit Jibrin, Far'a, Camp no. 1, Askar, Balata, Tulkarm, Nur Shams en Jenin) op de Westelijke Jordaanoever bestonden al vóór l967. Het vluchtelingenkamp Nu'ema met veel vluchtelingen uit de Gazastrook is inmiddels verlaten. In het voorheen enorme vluchtelingenkamp Aqabat Jabar bij de stad Jericho wonen enkele duizenden bewoners.

In het Arabisch 'fedayeen' (d.i. 'zij die zich opofferen') genoemd.

The Middle East and North Africa 2001, 47ste edition, Europa Publications Limited (Londen, 2000).

Yann Le Troquer/Rozenn Hommery Al-Oudat, 'From Kuwait to Jordan: the Palestinians'third exodus', Journal of Palestine Studies, jrg. XXVIII, no. 3, voorjaar 1999, pp. 37-51.

Zie ook algemeen ambtsbericht Koeweit/Palestijnen, Ministerie van Buitenlandse Zaken, Den Haag, 29 december 2000.

In contrast met de hoge economische groei die vanaf l993 werd bereikt, is de Jordaanse economie sinds l997 maar zeer beperkt gegroeid. Doordat de economische groei sindsdien is achtergebleven bij de hoge bevolkingsgroei van circa 3%, is de armoede toegenomen. Andere problemen van de economie zijn de hoge werkeloosheid en scheve inkomensverhoudingen. Voorts heeft Jordanië een hoge buitenlandse schuld. Aangezien de belangrijkste inkomstenbronnen van Jordanië (overslag, transport, handel en toerisme) alle politiek kwetsbaar zijn, is de economische ontwikkeling van Jordanië sterk afhankelijk van vooruitgang in het Midden-Oosten vredesproces.

Onderstaande informatie is gedeeltelijk ontleend aan de uitgave 'Jordanië' uit de Landenreeks van het Koninklijk Instituut voor de Tropen/NOVIB (A msterdam/Den Haag, l997).

Transjordanië werd Jordanië (zie hoofdstuk 2).

US Department of State, 'Background Note: Jordan' (Washington, januari 2002).

Uit deze cijfers zou kunnen blijken dat Jordaniërs van Palestijnse afkomst een meerderheid van de bevolking in Jordanië uitmaken, maar ook dat een meerderheid van Jordaniërs van Palestijnse afkomst in Jordanië woont.

Volgens paragraaf 7 van het Statuut van UNHCR, dat een bijlage vormt van resolutie no. 428 (V) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 14 december l950, '.... the competence of the High Commissioner .... shall not extend to a person: .... Who continues to receive from other organs or agencies of the United Nations protection or assistance.'.

Artikel 1d van het Vluchtelingenverdrag luidt: 'This Convention shall not apply to persons who are at present receiving from organs or agencies of the United Nations other than the United Nations High Commissioner for Refugees protection or assistance.'. When such protection or assistance has ceased for any reason, without the position of such persons being definitely settled in accordance with the relevant resolutions adopted by the General Assembly of the United Nations, these persons shall ipso facto be entitled to the benefits of this Convention.'.

De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties ondersteunde bij resolutie no. 2252 (ES-V) van 4 juli l967 'the efforts of the United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East to provide humanitarian assistance, as far as practicable, on an emergency basis and as a temporary measure, to other persons in the area who are at present displaced and are in serious need of immediate assistance as a result of the recent hostilities.' (bron: Takkenberg, Lex, 'The Status of Palestinian Refugees in International Law', Clarendon Press, Oxford, l998, blz. 77 en 82).

De tekst van deze overeenkomst is te vinden in de United Nations Treaties Series (UNTS) 120, no. 394.

Het totale UNRWA-budget voor 2000 bedroeg ruim US$ 300 miljoen.

Voor bijzonderheden over het UNRWA-registratienummer zie paragraaf 6 van het algemeen ambtsbericht Syrië/identiteitsnummer van 21 december 2001.

Zie eerder in dit hoofdstuk.

Een Nederlandse vertaling van de Jordaanse nationaliteitswet van l954 is gepubliceerd in de uitgave 'Nationaliteitswetgeving', Elseviers Bedrijfsinformatie bv (Den Haag, april 2001).

De Engelse vertaling van deze oorspronkelijk in de Arabische taal uitgesproken speech is geplaatst in de New York Times van 1 augustus l988

Reuters, 7 augustus l988.

Zie ook hoofdstuk 8.

Deze visie wordt door Egypte overigens niet gedeeld.

Zie hoofdstuk 2.

The Jordan Times, 18 juli 2001.

Bij die gelegenheid verklaarde de Jordaanse koning: 'Since there is a general conviction that the struggle to liberate the occupied Palestinian lands could be enhanced by dismantling the legal and administrative links between the two banks, we have to fulfil our duty and do what is required of us....' (uit 'Five Decades of Responsibility in the refugee camps of Jordan', The Department of Palestinian Affairs (Amman, l999).

In het Arabisch: Da'erat Al-Shou'oun Al-Falastiniyyeh.

Ingevolge artikel 24(d) van de Political Parties Law no. 32 (l992) staat op overtreding van deze wet een gevangenisstraf van maximaal drie maanden of een geldstraf van maximaal tweehonderd Jordaanse Dinar.

Een specifieke uitzondering is bijvoorbeeld het 'Iraqi National Accord', dat in Amman een kantoor heeft.

Na de vijandelijkheden tussen het Jordaanse leger en de Palestijnse fedayeen (l970/l971) zijn diverse Palestijnse politieke activisten naar omringende landen als Syrië, Libanon en Irak gedeporteerd. In november l999 is een aantal Hamas-leden na veroordeling naar Qatar gedeporteerd. Hen werd het Jordaanse staatsburgerschap ontnomen. Op 14 juni 2001 werd één van deze gedeporteerde Hamas-leden, Ibrahim Ghosneh, door Qatar naar Jordanië uitgewezen. Jordanië weigerde hem echter toegang. Na een verblijf van twee weken in de transithal van de luchthaven van Amman heeft hij een verklaring ondertekend waarin hij stelt geen politieke activiteiten meer te zullen ontplooien. Daarna is hij in vrijheid gesteld en tot Jordanië toegelaten.

Overige deportaties zijn niet bekend.

De Jordaanse autoriteiten laten weinig ruimte op Jordaans grondgebied voor politieke activiteiten (van bijvoorbeeld Al-Fatah-aanhangers en leden van Hamas) die strijdig zijn met de bepalingen van de Political Parties Law no. 32 (l992). De inlichtingendiensten houden daarvan afwijkende ontwikkelingen nauwgezet in de gaten en treden ingeval van noodzaak preventief op.

US Department of State, 'Jordan - Country Reports on Human Rights Practices, 2001' (Washington, 4 maart 2002).

Ibidem.

Ibidem.

De meeste Palestijnse vluchtelingenkampen zijn vaak nauwelijks te onderscheiden van wijken waarin de lagere inkomensgroepen van Jordanië woonachtig zijn. Deze kampen mogen dan ook niet worden vergeleken met bijvoorbeeld Afghaanse vluchtelingenkampen in Pakistan.

Erkenning van UNRWA van deze kampen houdt in dat UNRWA destijds de grond van deze kampen onder de bewoners heeft verdeeld. Met betrekking tot de drie, niet door UNRWA erkende kampen was de Jordaanse overheid verantwoordelijk voor de verdeling van de beschikbare grond onder de bewoners.

Ongeveer 15 km ten zuidwesten van de stad Zarka.

Dit Palestijnse vluchtelingenkamp wordt niet door UNRWA erkend.

Dit Palestijnse vluchtelingenkamp wordt niet door UNRWA erkend.

Dit Palestijnse vluchtelingenkamp wordt niet door UNRWA erkend.

Ongeveer 15 km ten zuidwesten van de stad Zarqa.

Onderstaande informatie is overgenomen van de website van UNRWA (www.unrwa.org.).

Dus ook aan degene met een Palestijnse achtergrond.

d.w.z. personen beneden de achttien jaar.

Personen onder de achttien jaar dienen voor een identiteitskaart 2 Jordaanse Dinar te betalen.

Dit is hetzelfde nationale nummer dat op een identiteitskaart voorkomt.

De geldigheidsduur van dit paspoort kan worden verlengd met maximaal vijf jaar. Het is echter ook mogelijk en goedkoper om de geldigheidsduur van dit paspoort voor één jaar te verlengen.

Zie ook paragraaf 5.1.

De geldigheidsduur van deze paspoorten kan niet worden verlengd.

US Department of State, 'Jordan - Country Reports on Human Rights Practices - 2001' (Washington, 4 maart 2002).

===