Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
menselijke eicellen
Stand van zaken uitvoeren motie handel in menselijke eicellen
De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
IBE/E-2305773
28 augustus 2002
Op 28 oktober 1999 heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen
(Kamerstukken II,1999-2000, 26800 XVI, nr.40) waarin de regering wordt
verzocht om in de daartoe relevante internationale verbanden de handel
via openbaar commercieel aanbod in menselijke eicellen en ander
menselijk erfelijk materiaal aan de orde te stellen, met als doel tot
een internationaal verbod te komen.
Hierbij breng ik u op de hoogte van de stand van zaken betreffende de
uitvoering van deze motie. Zoals aangegeven bij brief van 25 oktober
2000 (CSZ/ME-2119369) heeft voormalig minister Borst zowel een brief
aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) als aan de Raad van Europa
(RvE) geschreven met het verzoek dit onderwerp op de agenda te
plaatsen.
De WHO heeft destijds aangegeven betreffend onderwerp zo snel mogelijk
op de agenda te zetten van het Expert Advisory Panel on Bioethics. Dit
panel zou spoedig worden geïnstalleerd en het onderwerp bespreken.
Helaas is het panel echter tot op heden niet aangetreden en is het
niet duidelijk of het er nog komt. Ik heb informeel bij de WHO
nagevraagd of er misschien andere mogelijkheden zijn om betreffend
onderwerp te bespreken. Binnen de WHO zal op korte termijn een unit
Bio-ethiek starten. Het is de bedoeling dat deze unit ook aandacht aan
het onderhavige onderwerp zal schenken. Echter, een reactie kan pas op
langere termijn worden verwacht.
Binnen de Raad van Europa is het onderwerp eind 2000 besproken tijdens
een vergadering van de Stuurgroep Bio-ethiek (CDBI). Bij die
vergadering is afgesproken dat het secretariaat van de CDBI een
onderzoek zou laten uitvoeren naar het feitelijke commerciële aanbod
van menselijke gameten via internet. De resultaten van dit onderzoek
zouden dan een ondersteuning kunnen bieden bij de discussie over de
noodzaak en mogelijkheden om een internationaal verbod te
bewerkstelligen. Ondanks herhaald verzoek heeft dit onderzoek tot op
heden echter niet plaatsgevonden. Het secretariaat van de CDBI heeft
mij nu laten weten advies te hebben gevraagd aan de afdeling
strafrecht van de RvE. De juristen op deze afdeling geven aan dat een
internationaal verbod van de RvE en dus zonder de Verenigde Staten
(VS) weinig effectief zal zijn. Zij benadrukken dat zelfs als de VS
zich zouden aansluiten bij het verbod van de RvE een effectief verbod
niet gegarandeerd is, omdat er binnen de diverse staten van de VS
verschillen kunnen blijven bestaan ten aanzien van de toelaatbaarheid
van deze vorm van commercie. Het secretariaat van de CDBI is daarom
sceptisch over de mogelijkheden om een dergelijk verbod op handel in
menselijke eicellen en ander menselijk erfelijk materiaal via internet
tot stand te brengen.
Minder ambitieus maar wel effectief kan echter het volgende zijn. Waar
het gaat om eicellen of embryos is het tot stand brengen van
zwangerschap zonder medewerking van een op dat terrein
gespecialiseerde arts zo goed als onmogelijk. Eicellen kunnen niet
ingevroren worden bewaard en moeten dus na de punctie waarmee ze
worden verkregen zo spoedig mogelijk door middel van een
in-vitrofertilisatie worden bevrucht. Deze handelingen evenals de
implantatie van embryos in de baarmoeder kunnen slechts door artsen
worden uitgevoerd en zelfs dan wordt maar ongeveer een derde van de
vrouwen zwanger. Mij lijkt dan ook een standpunt of gedragsregel van
een internationale artsenorganisatie als de World Medical Association
(WMA) een goede weg om de internationale handel tegen te gaan. Ik heb
de KNMG gevraagd of er mogelijkheden zijn het onderwerp bij de WMA
onder de aandacht te brengen. De KNMG is met mij van mening dat een
dergelijke handel een ongewenste ontwikkeling is. Zij is dan ook
voornemens om bij de WMA te bepleiten het onderwerp op de agenda te
plaatsen. Ik zal de Kamer op de hoogte stellen van de resultaten van
dit initiatief.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp