Gemeente Voorburg-Leidschendam
Brandveiligheid in gemeente onder de loep: Wet- en regelgeving niet
toereikend
Persbericht - Leidschendam-Voorburg, 27 augustus 2002
---
Naar aanleiding van een controle door de brandweer van de verleende
vergunningen voor de bouw van een winkelpand onder het Prinses
Marianneviaduct in de Utrechtse Baan, is gebleken dat het Bouwbesluit
van het ministerie van VROM onvoldoende richtlijnen geeft voor de
brandveiligheid onder viaducten. Het Nederlands Instituut voor
Rampenbestrijding (NIBRA) bevestigt de conclusie van de brandweer dat,
ondanks het bestaan van de vereiste vergunningen, aanvullende
maatregelen noodzakelijk zijn om de brandveiligheid rond het inmiddels
in gebruik genomen winkelpand te waarborgen. Burgemeester M.A.P. van
Haersma Buma van de gemeente Leidschendam-Voorburg bepleit een
aanpassing van het Bouwbesluit.
In het najaar van 2001 is de brandweer begonnen met een verscherpte
controle op de brandveiligheidsvoorschriften in de voormalige
gemeenten Leidschendam en Voorburg. De verscherping van de controle
kwam voort uit de rampen in Enschede en Volendam. In het kader van de
controle concludeerde de brandweer dat het in aanbouw zijnde
winkelpand The Village, onder de Utrechtse Baan, weliswaar voldeed aan
de voorschriften van de verleende bouwvergunning, maar dat daarmee de
brandveiligheid in de directe omgeving van het pand nog niet
gegarandeerd was. Ook in andere gevallen zijn door de brandweer
tekortkomingen in de brandveiligheid geconstateerd.
In een door het college van burgemeester en wethouders gevraagde
contra-expertise van het NIBRA werd de conclusie van de brandweer
bevestigd. Vastgesteld moet worden dat het Bouwbesluit, waarop de voor
de bouw benodigde vergunningen zijn gebaseerd, onvoldoende richtlijnen
geeft voor de brandveiligheid. Hierdoor is bij bouwprojecten de
toetsing van de brandveiligheid afhankelijk van de mate waarin
betrokken partijen integraal, met het oog voor alle omgevingsfactoren,
tot een oordeel komen.
In de beoordeling is een rol weggelegd voor alle betrokken partijen:
de gemeentelijke brandweer, en de afdelingen ruimtelijke ontwikkeling,
bouw- en milieutoezicht, algemene bestuurlijke zaken en andere
gemeentelijke afdelingen op het gebied van bouw- en
milieuvergunningen. Van Haersma Buma erkent het belang van structureel
overleg. Hij realiseert zich dat hieraan binnen zijn nieuwe gemeente
voortdurend aandacht moet worden besteed. Zo is inmiddels de nieuwe
afdeling handhaving belast met het bundelen van alle binnen de
gemeente beschikbare kennis en feiten rond specifieke projecten en het
op basis daarvan verstrekken van gerichte adviezen. Voorts neemt Van
Haersma Buma de aanbeveling van het NIBRA, om de advies- en
handhavingsrelatie en de daarbij geldende bevoegdheden en
verantwoordelijkheden op hoofdlijnen te regelen, graag over.
Daarnaast wil Van Haersma Buma in overleg treden met het ministerie
van VROM om de mogelijkheid tot verbetering van het Bouwbesluit te
onderzoeken. Het bouwbesluit moet zodanig aangepast worden dat in een
bouwvergunning voortaan ook eisen ten aanzien van de brandveiligheid
in de directe omgeving van het te bouwen opbject worden gesteld. Een
dergelijke aanpassing van het bouwbesluit draagt volgens Van Haersma
Buma bij aan de noodzakelijke integrale afweging die voorafgaat aan
het verlenen van een vergunning.
Ten aanzien van het winkelpand onder de Utrechtse Baan bestond geen
juridische grond om ingebruikname uit te stellen. Nu wordt alsnog door
het college van burgemeester en wethouders van de projectontwikkelaar
geëist dat een sprinklerinstallatie wordt geïnstalleerd. Hiermee wordt
het risico van brandonveilige situaties teruggebracht tot een
aanvaardbaar niveau. Mocht hieraan geen gehoor worden gegeven dan gaat
de gemeente over tot bestuursdwang.