Ingezonden persbericht
Persbericht, 28 augustus 2002
Wereldwaterplant blijkt van alle markten thuis:
combinatie van overlevingsstrategieën zorgt voor aanpassing aan klimaat
NIEUWERSLUIS (Utr.) / WAGENINGEN - Een onopvallende waterplant kan in uiteenlopende klimaatregio's overleven door drie overlevingsstrategieën naar believen te combineren. Haar naam is schedefonteinkruid, het krachtvoer van de zeldzame kleine zwaan. Ecoloog Jörn Pilon van het Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek NIOO-KNAW betrok fonteinkruidplanten (klonen!) van over het hele Noordelijke halfrond in zijn onderzoek. Op 3 september promoveert hij aan Wageningen Universiteit.
De meeste plantensoorten komen maar op een beperkt stukje van de aarde voor. De klimatologische omstandigheden bepalen daarbij de grenzen. Waarom is de onopvallende waterplant schedefonteinkruid wél een wereldburger? Waterplanten zijn in het algemeen wijder verspreid dan landplanten. Hoe spelen ze dat klaar? De verklaring daarvoor moeten we bij dit fonteinkruid zoeken in het uitgekiende groeigedrag.
Biologen onderscheiden drie manieren waarop een plantensoort zich kan redden onder uiteenlopende klimatologische omstandigheden: fenologische veranderingen, fenotypische plasticiteit en lokale adaptatie. Vrij vertaald: vermijden, aanpassen of tolereren. Jörn Pilon vond bij zijn waterplant bewijzen voor alledrie de evolutiestrategieën, maar dan wel in verschillende groeistadia van de plant.
Zo kiemen de knolletjes of 'tubers', die op mini-aardappels lijken, van planten afkomstig uit Noord-Europa pas bij hogere temperaturen vergeleken met die uit het zuiden. De knollen vermijden op die manier het risico van bevriezing in het noordelijke groeiseizoen. Tolerantie komt onder andere aan bod bij de vorm van stengels en bladeren. Deze plantenorganen voegen zich naar de omstandigheden waarmee ze in aanraking komen. Dit flexibele uiterlijk is te vergelijken met de kleding van de mens: een bikini op Hawaï, een wollen muts en wanten in Siberië.
Een laatste fase in het leven van de waterplant is het aanmaken van de overlevingsknollen. In het zuiden van Europa groeien schedefonteinkruid-planten die bijna geen knolletjes krijgen gedurende het hele jaar. Omdat de winters daar zo zacht zijn, kan de plant gewoon overleven. In koudere streken sterven de stengels en bladeren 's winters helemaal af en blijven alleen de knolletjes over. De knolloosheid is een vorm van lokale adaptatie, aanpassing aan één bepaalde omgeving dus.
Voor het vergaren van bewijs voerden Pilon en zijn collega-onderzoekers van het NIOO onder andere een zogenaamde transplantatieproef uit. Knolletjes van 54 verschillende plekken, van Rusland tot Noord-Afrika, kweekten zij op in zowel Noorwegen als Nederland en Spanje.
Het schedefonteinkruid valt met zijn dunne stengels en blaadjes niet op. "Toch is het een heel algemene plant in Nederland, en ver daarbuiten," weet Pilon. Bovendien speelt deze plant ook een belangrijke rol in het zoetwater-ecosysteem, zeker voor bepaalde trekvogels. Hongerige kleine zwanen putten veel energie uit de knolletjes op verschillende plaatsen langs hun trekroute van Noord-Rusland naar West-Europa en vice versa.
Het NIOO is het onderzoeksinstituut voor ecologie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Het bestaat uit drie centra: voor ecologie van kust en zee, van het zoete water en van het land. Op het NIOO-Centrum voor Limnologie in Nieuwersluis richten de onderzoekers zich op het leven in en rond het zoete water.
Ingezonden persbericht