Wetsvoorstel tot bescherming van de informatiebronnen van de journalist (24/08/02)
In het recente verleden is het bronnengeheim van journalisten herhaaldelijk onder vuur komen te liggen. Kranten en weekbladen werden geconfronteerd met gerechtelijke stappen om de bron(nen) van een artikel vrij te geven. In België is het journalistieke bronnengeheim niet wettelijk geregeld en wordt verwezen naar internationale verdragen. Vanuit democratisch oogpunt en gezien de recente perikelen, moet het bronnengeheim volgens de N-VA echter ook in het interne recht wettelijk beschermd worden. N-VA-voorzitter Geert Bourgeois legt daarom een uitgekiend wetsvoorstel op tafel.
Zonder het journalistieke bronnengeheim is de pers monddood. In de praktijk willen bepaalde informanten hun gegevens immers pas aan journalisten prijsgeven onder garantie van strikte anonimiteit. Zulke informatie is vaak van cruciaal belang voor het functioneren van de democratie, meer bepaald om de pers haar rol te laten spelen als waakhond van de democratie.
Voor de journalisten is het bronnengeheim een deontologische plicht, zoals opgenomen in de Code van Bordeaux en de verklaring van München.
In het befaamde Goodwin-arrest erkende het Europees Hof voor de
Rechten van de Mens dat het bronnengeheim een component vormt van de
vrije meningsuiting en dus enkel aan banden kan worden gelegd wanneer
hogere maatschappelijke belangen op het spel staan. In België is het
recht op bronnenbescherming echter niet wettelijk geregeld. In
tegenstelling tot de rechtsleer en de beroepsgroep zelf, menen
minister van Justitie Verwilghen en de Raad van State dat het
bronnengeheim afdoende beschermd wordt door de internationale
verdragen.
N-VA-voorzitter Geert Bourgeois weerlegt deze stelling. Enerzijds
wijst Bourgeois erop dat de talloze gevallen uit de praktijk net
wijzen op een lacune in de wetgeving. Meerdere journalisten werden
door de rechtbank veroordeeld tot het vrijgeven van hun bronnen op
basis van het zogenaamde hogere belang. Volgens de N-VA komt de
noodzakelijke afweging van het recht op vrije nieuwsgaring en
bronnengeheim tegen het hogere belang niet volledig aan de rechter
toe. Het is daarentegen de taak van de wetgever, dus het parlement, om
het bronnengeheim te beschermen en de uitzonderingen erop te bepalen.
Daarnaast maanden zowel de Raad van Europa als het Europees Parlement
de lidstaten aan om werk te maken van een wettelijke bescherming van
het journalistieke bronnengeheim. In andere landen zoals Duitsland,
Frankrijk en Nederland werd het reeds wettelijk geregeld.
Om deze redenen opteert de N-VA ervoor om het bronnengeheim op te
nemen in een nieuwe, aparte wet. In tegenstelling tot o.a. prof.
Franchimont verwerpt Bourgeois de opname bij de bepalingen inzake het
beroepsgeheim in het Strafwetboek of in de wet op de
beroepsjournalistiek. In het eerste geval is er immers sprake van de
verplichting om de verkregen informatie geheim te houden, zoals voor
bvb. huisdokters, terwijl het in essentie de taak is van een
journalist om deze informatie publiek te maken. In het geval van de
opname van het bronnengeheim in de wet op de beroepsjournalistiek
worden niet-professionele persmensen uitgesloten van de wettelijke
bescherming.
In het wetsvoorstel van de N-VA is het recht op bronnengeheim niet
absoluut. De journalist moet voor een rechtbank kunnen weigeren te
getuigen wanneer door deze getuigenis de anonimiteit van een informant
of de oorsprong van bepaalde informatie zou worden onthuld. Hieraan
worden een aantal beperkingen inzake huiszoeking en inbeslagnames en
telefoontap en -registratie gekoppeld.
Slechts in uitzonderlijke omstandigheden, wanneer vitale belangen op
het spel staan, en wanneer het overeenkomstig het Europees Verdrag van
de Rechten van de Mens noodzakelijk is in een democratische
samenleving kan de journalist worden verplicht om zijn bronnen prijs
te geven.
In strafzaken kan het bronnengeheim worden opgeofferd indien de
informatie cruciaal is voor de identificatie of opsporing van
verdachten van misdrijven waarbij de fysieke integriteit op het spel
staat of om dat soort misdrijven te voorkomen. Het bronnengeheim kan
evenwel alleen opgeheven worden als de gevraagde informatie op geen
enkele andere wijze kan verkregen worden. Binnen deze grenzen dient de
rechter te bepalen of het bronnengeheim al dan niet moet worden
opgeheven.
In burgerrechtelijke zaken wordt geen enkele uitzondering op het
journalistieke bronnengeheim bepaald.
Met het wetsvoorstel streeft de N-VA een werkbaar evenwicht na tussen
de vrije nieuwsgaring en het informatierecht van het publiek enerzijds
en de slagkracht van het gerecht anderzijds.
Bourgeois benadrukt evenwel dat de wettelijke erkenning van het
bronnengeheim geen afbreuk doet aan de mogelijkheid om een journalist
strafrechtelijk te vervolgen wanneer hij op onwettelijke wijze in het
bezit zou gekomen zijn van bepaalde informatie (bijv. door diefstal,
afluisterpraktijken). In dat geval is de journalist immers geen
getuige maar een verdachte.
Het journalistieke bronnengeheim laat ook de burgerrechtelijke
aansprakelijkheid onaangeroerd. Dit impliceert dat een journalist in
geval van onrechtmatige publicatie niet kan steunen op het
bronnengeheim als verschoning voor het gebrek aan bewijsmateriaal
m.b.t. een grievende publicatie.
Betekent dit dat de pers, dat de journalist aan geen regels gebonden
is? Uiteraard niet, geen macht zonder verantwoordelijkheid. Dit geldt
evenzeer voor de vierde macht, de facto soms wel eens de eerste macht.
Ter zake verwacht Bourgeois heil van de pas opgerichte Raad voor
Journalistieke.
Het wetsvoorstel vindt u integraal op www.n-va.be/bronnengeheim
Auteur:
Kamerfractie
Geert Bourgeois, algemeen voorzitter N-VA en volksvertegenwoordiger
Meer informatie:
Contactpersoon: Geert Bourgeois
Telefoon: 02/ 219 49 30
Fax: 02 /217 35 10
E-post: geert.bourgeois@n-va.be
Url: http://www.n-va.be/bronnengeheim
---