KNMG

''Mijn oma was dealer, pusher en junk''

Half september verschijnt het jaarverslag 2001 van de KNMG. Dit zal met nummer 38 (verschijnt 20 september) van Medisch Contact worden meegestuurd aan alle leden van de federatie KNMG. In het jaarverslag worden uiteraard alle activiteiten van de KNMG van het jaar 2001 uitgebreid toegelicht.

Ook in dit jaarverslag wordt de traditie voor een literaire bijdrage voortgezet. Kristien Hemmerechts was bereid de novelle voor deze editie van het jaarverslag te verzorgen. Gerrit Komrij (1999) en Thomas Rosenboom (2000) gingen haar daarin voor. Het resultaat mag een spannend verhaal genoemd worden en een tipje van de sluier wordt hier alvast opgelicht in de vorm van een fragment. Veel leesplezier!

Uit: 'Koningsblauw en zwart' (novelle jaarverslag KNMG 2001)

'Zijn moeder behoorde tot de angstige generatie, die tijdens de oorlog was opgegroeid. Ze had mensen gekend die aan de gevolgen van een banale ontsteking waren bezweken. Telkens als hij bij haar op bezoek ging, duwde ze hem doosjes met medicijnen in de handen die hij volgens haar preventief moest slikken. Zijn moeder sprak over een verkoudheid als over een potentieel dodelijke ziekte. 'Speel niet met je gezondheid!' drukte ze hem telkens opnieuw op het hart. 'Dood moeten we allemaal,' sprak mijn vader luchthartig. Hoe angstiger zij keek, hoe onaantastbaarder hij zich voelde. Rebellie betekende in zijn jeugd blootsvoets op een stenen vloer lopen of op een zomerdag alle ramen openzetten. Zijn moeder was voor tocht nog meer dan voor het HIV-virus beducht. Maar het allergrootste misdrijf bestond erin een muntstuk van de straat op te rapen. Daar kon een hond op hebben gepist! Of erger nog, een teringlijder kon het in handen hebben gehad! Mijn zus en ik hadden er het raden naar wat een teringlijder was, maar het klonk onheilspellend. Sommige ziektes waren zo verschrikkelijk dat het ongeluk bracht om zelfs maar hun naam uit te spreken. Een lelijke ziekte, zei mijn oma dan, maar weigerde verdere commentaar. De lelijkste ziektes waren zij die seksueel werden overgedragen of de geslachtsorganen aantastten. In haar straat woonde een vrouw die aan zo'n ziekte was overleden. Haar man had haar maanden verzorgd. Een heilige, noemde mijn oma hem. Meer informatie kwam niet over haar lippen. Wij waren overgeleverd aan onze fantasie; wij griezelden.

Ook ons stopte ze voortdurend medicijnen toe, die we gewillig slikten omdat ze onze oma was en we haar niet ongelukkig wilden maken. Of we verstopten ze onder onze tong en spuwden ze uit in het toilet. De meeste van die pillen hadden een groef in het midden, zodat ze makkelijk in tweeën konden worden gebroken. Met een aardappelmesje spleet mijn oma een witte, roze, of lichtblauwe pil en gaf de ene helft aan mijn zus, de andere aan mij. Uit capsules liet ze het poeder glijden, verdeelde het met haar mesje in twee gelijke hoopjes en mengde het ene in mijn glas melk, het andere in dat van mijn zus. Mijn oma was dealer, pusher en junk. Uiteraard spraken we met geen woord tegen mama en papa over de rommel die ze ons liet slikken.'