Ministerie van Justitie
http://www.justitie.nl
MINJUST: Beantwoording kamervragen Volkert van der G
Postadres Postbus 20301, 2500 EH Den Haag
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG Bezoekadres
Schedeldoekshaven 100
2511 EX Den Haag
Telefoon (070) 3 70 79 11
Fax (070) 3 70 79 00
Telex 34554 mvj nl
Datum 22 augustus 2002
Ons kenmerk 5179303/02/DSRS
Bijlage(n) Antwoord op kamervragen van de leden Van
Heemst
en Albayrak (PvdA)
Onderwerp Volkert Van der G.
Bijgaand doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen, gesteld door de
leden Van Heemst en Albayrak (beiden PvdA) over Volkert Van der G.
(ingezonden 19 juli 2002, nummer 2010212860).
De Minister van Justitie,
Antwoorden van de Minister van Justitie op de vragen van de leden Van
Heemst en Albayrak (beiden PvdA) over Volkert van der G. (Ingezonden
19 juli 2002).
Vraag 1:
Hebt u kennisgenomen van het bericht 1) waarin melding wordt gemaakt
van het feit dat 'Justitie ernstig rekening houdt met de mogelijkheid
dat de vermoedelijke moordenaar van Pim Fortuyn (...) zichzelf gaat
doodhongeren in zijn cel in de Amsterdamse Bijlmerbajes'?
Antwoord 1:
Ja.
Vraag 2:
Is dit bericht waar en, zo ja, op welke feiten stoelt dat vermoeden?
Antwoord 2:
Betrokkene heeft aangegeven sinds vrijdag 12 juli 2002 in
hongerstaking te zijn. De directeur van de inrichting heeft
geconstateerd dat hij sindsdien geen voedsel meer accepteert dat door
de inrichting wordt verstrekt, maar wel veel vruchtensap drinkt en
koffie en thee met suiker.
Vraag 3:
Hebt u kennisgenomen van de opvatting van sommigen dat Van der G.
desnoods tegen zijn wil dient te worden gevoed en, zo ja, wat is uw
opvatting dienaangaande?
Antwoord 3:
Ja. Ingevolge de circulaire van 4 december 1985 geldende (nr. 799/385)
waarin beleidslijnen zijn opgenomen voor het geval van een
hongerstaking door een gedetineerde, wordt de wil van een gedetineerde
die in staat is deze te bepalen en die verklaart geen voedsel meer tot
zich te willen nemen, in beginsel gerespecteerd. Ingevolge artikel 32
van de nadien tot stand gekomen Penitentiaire beginselenwet (PBw) kan
een gedetineerde evenwel verplicht worden te gedogen dat ten aanzien
van hem een geneeskundige handeling wordt toegepast. Het toedienen van
voeding en/of vocht valt onder het begrip geneeskundige handeling. De
beslissing daartoe kan worden genomen door de directeur van de
inrichting indien dit naar het oordeel van een arts 'noodzakelijk is
ter afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid of de veiligheid
van de gedetineerden of van anderen'. De feitelijke uitvoering van de
beslissing om tot dwangvoeding over te gaan ligt bij een arts. In die
situatie zijn de beginselen van de verklaring van Malta (1992) van de
World Medical Association relevant waarin richtlijnen worden gegeven
voor het handelen van artsen in geval van hongerstaking.
Bij een beslissing over de gedwongen voeding zijn derhalve meer
belangen en overwegingen aan de orde dan alleen de wil en
wilsbekwaamheid van de betrokkene. Ik heb geen behoefte om vooruit te
lopen op de eventuele afwegingen terzake, voordat deze daadwerkelijk
aan de orde is. Wel hecht ik eraan duidelijk te maken dat ik veel
belang hecht aan een ongestoorde rechtsgang.
Vraag 4:
Is inmiddels overgegaan tot het plaatsen van infraroodcamera's in de
cel van Van der G.? Zo neen, wanneer gaat dat gebeuren en waarom is
dat niet direct gedaan?
Vraag 5:
Gebeurt bij plaatsing van deze camera's niet precies datgene waarvan
steeds is gezegd dat het vermeden dient te worden, namelijk: het
belonen van een hongerstaking? Wat is uw oordeel daarover?
Antwoord 4 en 5:
Op 15 juli 2002 zijn infraroodcamera's geplaatst. De directeur van de
inrichting zag eerder geen noodzaak tot plaatsing van
infraroodcamera's, omdat uit de observaties niet bleek dat de
gedetineerde slaapstoornissen had als gevolg van de reguliere
nachtverlichting (die overigens bij meer gedetineerden 's nachts
brandt). Aangezien cameraobservatie van betrokkene wellicht nog
geruime tijd noodzakelijk zal zijn en dit voor hem zo min mogelijk
hinder dient te veroorzaken, heeft mijn ambtsvoorganger besloten tot
plaatsing van infraroodcamera's over te gaan. Met het belonen van een
hongerstaking heeft dit naar mijn idee niets van doen. Na plaatsing
van de infraroodcamera's heeft Van der G. de hongerstaking ook
voortgezet.
Vraag 6:
Kunt u aangeven welke beroepsmogelijkheden Van der G. inmiddels heeft
aangewend met betrekking tot het plaatsen van camera's in zijn cel?
Zijn er in deze zaak nog beroepsmogelijkheden?
Antwoord 6:
Door de directeur van de inrichting dient om de twee weken te worden
bezien of de beslissing tot cameraobservatie moet worden verlengd.
Betrokkene kan elke keer tegen die beslissing beklag doen bij de
beklagcommissie in de inrichting. Tegen de uitspraak op het beklag kan
hij beroep instellen bij de beroepscommissie van de Raad voor
Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ). Bovendien kan hij
telkens als hij beklag doet tevens schorsing van de beslissing van de
directeur verzoeken bij de voorzitter van de beroepscommissie van de
RSJ.
Tot nu toe heeft betrokkene iedere keer dat de beslissing tot
cameraobservatie werd genomen beklag ingesteld en ook vrijwel steeds
schorsing verzocht van de beslissing van de directeur van de
inrichting. In de gevallen dat de klachten door de beklagcommissie
niet gegrond werden geacht heeft betrokkene telkens beroep ingesteld
bij de beroepscommissie van de RSJ.
De beroepscommissie van de RSJ geldt als onafhankelijke rechter in
laatste instantie. Wanneer de nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput
kan betrokkene - indien hij meent het slachtoffer te zijn van een
schending van het Verdrag van de Rechten van de Mens en de
Fundamentele Vrijheden - een verzoekschrift indienen bij het Europees
Hof voor de Rechten van de Mens.
Vraag 7:
Kunt u aangeven in welke fase het strafrechtelijk onderzoek zich op
dit moment bevindt? Wanneer zal naar verwachting de openbare
terechtzitting in deze strafzaak plaatsvinden?
Antwoord 7:
De eerste openbare (pro-forma) zitting in de strafzaak tegen Van der
G. is op 9 augustus 2002 gehouden in de extra beveiligde rechtbank 'De
Bunker' in Amsterdam-Osdorp.
De rechtbank heeft de behandeling van de strafzaak aangehouden en de
zaak is terugverwezen naar de Rechter Commissaris om op verzoek van de
raadsman van Van der G. nog enkele getuigen te horen.
Aan Van der G. is een voorlopige dagvaarding uitgereikt. Daarin worden
hem drie misdrijven ten laste gelegd:
1. Moord of doodslag op de heer W.S.P. Fortuyn, door middel van
pistoolschoten, al dan niet in vereniging met (een) ander(en)
gepleegd;
2. Bedreiging met een misdrijf tegen het leven van twee achtervolgers
door vanuit zijn jaszak een vuurwapen op hen te richten;
3. Het voor handen hebben van een pistool en 45 patronen.
De strafzaak zal naar verwachting over minimaal 1 maand en maximaal 3
maanden worden hervat. Het voorarrest van Van der G. heeft de
Rechtbank verlengd met maximaal 90 dagen.
1) De Telegraaf van 16 juli 2002
2) Een afschrift is als bijlage bijgevoegd.
22 aug 02 17:06