Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling


1 Inleiding
Adviesvraag
Het kabinet heeft de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling gevraagd om sociologische verklaringen van burn-out (zie bijlage 1). Burn-out is een psychische stoornis die in omvang lijkt toe te nemen. De adviesvraag wordt in verband gebracht met de groeiende omvang van het aantal arbeidsonge- schikten dat een beroep doet op de WAO. In het verleden is van alles gedaan om deze instroom onder controle te krijgen. Inmiddels heeft de Sociaal-Economische Raad zich gebogen over de herziening van die wet en is er een Leidraad van de Commissie Psychische Arbeidsongeschiktheid. Deze leidraad is gericht op het bestrijden van ziekteverzuim. Dit advies Werk vormt een aanvulling op deze initiatieven. Het richt zich op het voorkómen en aan balans van burn-out van professionals in de publieke sector.

Opbouw van het advies
Over psychische klachten in het algemeen ­ en over burn-out in het bijzon- der ­ bestaat veel onduidelijkheid. Nemen psychische klachten werkelijk toe 9 en, zo ja, waarom is dat zo? Wat bedoelt men precies met burn-out? Hierover gaat hoofdstuk 2. Extra lastig is het, dat de oorzaak onbekend blijft van tal van specifieke problemen. Waarom treft het vooral vrouwen? adviesa Waarom juist in zorg en onderwijs? Groeit de drukte menige werknemer dv boven het hoofd omdat werkdruk en kwaliteitseisen stijgen? Of zijn juist de ie verwachtingen van de omgeving, van de samenleving, de boventoon gaan s voeren? Hoofdstuk 3 besteedt aandacht aan de verschillende verklaringsdo- 22aad meinen en mechanismen bij het ontstaan van burn-out. Het geeft tegelijk vie aan welke keuze de Raad heeft gemaakt bij de uitwerking van zijn advies. s

In hoofdstuk 4 draagt de Raad enkele oplossingsrichtingen aan om burn-out en vergelijkbare psychische klachten tegen te gaan. De RMO volgt hierbij de lijnen in de eerdere adviezen Aansprekend burgerschap en Arbeid en zorg. Dit advies concentreert zich op diegenen die betaald werk verrichten



in de publieke sector. Burn-out komt ook voor bij andere mensen maar zij staan hier niet centraal.

raad
voormaatsc happelijk

eontwikk eling

10

adviesadvies22aadvies




2 Burn-out nader bezien
Waar gaat het om?
In de praktijk heerst veel verwarring rond burn-out. Het is een van de vele psychische stoornissen die mensen kunnen treffen. Het is een ziekte die typisch hoort bij de moderne tijd, zo wordt gezegd. Tegelijkertijd is er weinig overeenstemming over wat burn-out precies is. De symptomen van burn-out zijn divers en veelomvattend. Het gaat om gevoelens van mentale of emotionele uitputting, om zogeheten psychische vermoeidheid. Deze gevoelens gaan gepaard met een geringe betrokken- heid bij het werk en met een sterk gevoel van zelftwijfel. Alles bijeengeno- men kunnen deze klachten zo hevig zijn, dat de werknemer tot niets meer Werk in staat is. Hij of zij voelt zich opgebrand. Meestal gaat hieraan een proces en aan balans vooraf waarin de symptomen de kop opsteken, maar waarin ze ook worden genegeerd. We willen daarom niet alleen over het voorkómen van burn-out in engere zin adviseren, maar ook aandacht schenken aan processen die tot burn-out kunnen leiden.

---
Hoe groot is het probleem?
Van de werkenden voelt 9 tot 10% zich psychisch vermoeid, een groter aan- tal meldt lichtere vermoeidheid en gejaagdheid. Ongeveer 4% van de wer- adviesa kenden heeft te kampen met verschijnselen van burn-out. dv Het percentage arbeidsongeschikte werknemers met psychische aandoe- ie ningen in het algemeen ­ waaronder burn-out, maar waaronder ook bijvoor- s beeld schizofrenie of depressie ­ veranderde de afgelopen jaren weinig. 22aad Het gaat om ongeveer eenderde van de nu bijna een miljoen arbeidsonge- vie schikten. Bij een toename van het aantal WAO'ers betekent dat in absolute s zin natuurlijk een stijging.
Het probleem is ernstig wanneer de arbeidsongeschiktheid blijft. Bij burn- out en daarmee vergelijkbare klachten is dat vaak het geval. Iedereen voelt zich wel eens een tijdje erg moe, maar hier gaat het om een verschijnsel van lange duur. Het grijpt mensen die het treft, sterk aan. De gedachte niet



meer aan het werk te kunnen, is voor de meeste mensen moeilijk te verdragen.

raad voormaatsc happelijk

eontwikk eling

Welke werknemers hebben last van burn-out? 12
In principe kan elke werknemer last krijgen van burn-out. Beschikbare cijfers laten enkele opvallende zaken zien. Zo worden docenten en leraren in onderwijs en wetenschappen relatief het meest arbeidsongeschikt ver- adviesa klaard ten gevolge van burn-out en daarmee vergelijkbare stoornissen. Meer dv in het algemeen zijn vooral die werknemers door burn-out getroffen, die in ies hun werk direct met mensen te maken hebben, zoals bankemployés, wel- 22aa zijnswerkers, verzorgenden en politieagenten. De klachten komen dv gemiddeld vaker voor bij werkers in de publieke sector dan bij mensen die ie in de marktsector werken. s
Leeftijd speelt geen duidelijke rol bij het ontstaan van burn-out. Oudere werknemers krijgen er aan het einde van hun loopbaan last van, maar opval- lend genoeg ook zeer veel jongere mensen: dertigers en veertigers. Vrouwen rapporteren meer klachten dan mannen, maar de achterliggende redenen daarvan zijn zo divers, dat men hieraan geen duidelijke conclusie



kan verbinden. Vrouwen werken namelijk in die beroepen waar burn-out veel voorkomt en ze gaan anders om met lichamelijke en psychische klach- ten dan mannen.

Burn-out en ­ als een van zijn oorzaken ­ een hoge werkdruk zouden veel voorkomen bij hen die arbeid en zorg willen of moeten combineren. In tegenstelling tot wat hierover vaak wordt aangenomen, hebben echter voor- al alleenstaande mannen en vrouwen last van burn-out. In dit verband is het van belang erop te wijzen dat de kans op uitval toeneemt bij een gebrek aan sociale steun. Het is aannemelijk dat alleenstaanden meer behoefte aan sociale steun ervaren dan dat zij zelf realiseren. Zij ontberen naast hun werk een andere relevante context waardoor er onvoldoende ruimte bestaat Werk voor contact en ontspanning. en aan balans Een moeilijk realiseerbare combinatie van arbeid en zorg kan natuurlijk wel aanleiding zijn tot andere psychische klachten.

13

adviesadvies22aadvies




3 Verklaringen 3.1 Drie verklaringsdomeinen

Burn-out ontstaat niet per se door te hard werken. Drie verklaringsdomei- nen zijn relevant voor het verschijnsel: het individu, de privé-situatie en de r arbeidsorganisatie. Deze drie zijn ingebed in de moderne sociaal-culturele aad vo context die soms maakt dat privé-situaties en arbeidsorganisaties zo zijn or georganiseerd, dat zij klaarblijkelijk burn-out tot gevolg hebben. Veel men- maatsc sen ervaren druk om in de pas te lopen. De sociale omgeving legt hen, happelijk bewust of onbewust, normen op ten aanzien van `wat hoort' of `wat moet': de collega's, de vrienden, de familie, het sociale circuit rondom de vrijetijds- e besteding. ontwikk eling Het individu In tegenstelling tot wat vaak wordt aangenomen, worden vooral die men- sen door de genoemde klachten getroffen die zich zeer betrokken voelen bij hun werk en die zich daarvoor volledig inzetten. Gevaar voor burn-out lopen 14
vooral diegenen die `er helemaal voor gaan', die altijd nog `een tandje kun- nen bijzetten', zij wier gedrevenheid geen grenzen kent bij het vervullen van een taak, waartoe idealisme hen heeft geroepen. adviesa Sommige karaktertrekken betekenen een hoger risico voor burn-out: een dv neiging tot perfectionisme, wellicht ook tot idealisme, en erg plichtsgetrouw ies zijn. En ook: behoefte om zichzelf te bewijzen, moeilijk nee kunnen zeggen 22aa en te veel hooi op de vork nemen. dv Hierbij speelt de biografie van mensen een rol: hoe verhouden hun ver- ie wachtingen en idealen zich tot wat zij hebben meegemaakt, hoe denken zij s
over hun eigen mogelijkheden, vermogens en kwaliteiten. Mensen zeggen niet snel dat ze iets niet meer aankunnen of het spoor bijster te zijn. Ze hebben een hang naar soevereiniteit, zelfredzaamheid en op zichzelf zijn. Daarbij komt dat de samenleving hoge eisen stelt en dat de eigen omge- ving veel verwacht van het moderne individu.



De privé-situatie1
Veel mensen vervullen meerdere taken tegelijk. Dit heeft te maken met het doorbreken van de traditionele rolverdeling tussen mannen en vrouwen, met het feit dat er meer betaald werk wordt verricht en met het gegeven dat het moeten volgen van een opleiding niet meer alleen voor jongeren geldt. Daarnaast willen mensen gebruikmaken van de talloze mogelijkheden om hun vrije tijd te besteden. Onder invloed van de voortschrijdende com- mercialisering van de vrijetijdsindustrie wil men deze uren meer bewust invullen en verzilveren. Sommige mensen ontlenen hun identiteit vaker aan hun gedrag als consument of aan de manier waarop ze hun vrije tijd beste- den, dan aan hun beroep.
Werk Wie consumptie nodig heeft voor de eigen identiteit, moet beschikken over en aan balans een aanzienlijk vrij besteedbaar budget. Men neemt deel aan een, veel energievragende, `work-and-spend-cycle'. `Meedoen' op de huizenmarkt of in het topsegment van de vrijetijdsmarkt vergt inmiddels min of meer een combinatie van twee bovenmodale inkomens en dus een forse arbeidsin- spanning per huishouden. Werk en privé kunnen nogal eens doorelkaar 15 gaan lopen. Bijvoorbeeld wanneer het normaal wordt gevonden om werk mee naar huis te nemen, maar er geen speling is om in werktijd rekening te houden met de privé-situatie. adviesadv Op zichzelf hoeft dit niet te leiden tot burn-out. Problemen ontstaan wanneer ie mensen zich gedurende langere perioden gejaagd voelen. Voor velen is het s lastig kiezen tussen de vele mogelijkheden voor tijdsbesteding. Met een toe- 22aad name van het aantal officiële vakantiedagen nam immers het aantal opties om vie de vrije tijd te besteden, fors toe. Sommigen kiezen dan niet: het is niet langer s meer óf, óf, het wordt vaak én, én. In een doorsnee werkweek nam voor grote groepen de hoeveelheid vrije tijd evenwel af, zodat er fricties zijn ontstaan.


1 Ontleend aan bijlage 3.



De arbeidsorganisatie Arbeidsomstandigheden kunnen leiden tot een slechte afstemming tussen mensen en hun werkomgeving. Beide zijn dan niet met elkaar in balans. De hoofdstukken 3 en 4 van bijlage 2 gaan daarop nader in. Hier volgt een samenvatting ervan. Burn-out komt relatief veel voor bij professionals in de publieke sector. Zij r worden vooral gemotiveerd door de inhoud van hun werk. Hun werk geeft aad vo zin aan het leven, het brengt hen in contact met andere mensen en het or biedt mogelijkheden tot persoonlijke ontplooiing. De hoogte van het salaris maatsc is niet de belangrijkste reden om in de publieke sector te gaan werken. Pas happelijk als de werknemers ontevreden zijn met de inhoud en de organisatie van hun werk, wordt de hoogte van het salaris inzet van discussies. e Moderne professionals voelen zich ingeklemd tussen hun eigen beroeps- ontwikk ethiek en de regels die hun arbeidsorganisatie hen oplegt. De wijze waarop

eling

16

adviesadvies22aadvies
hun werk is georganiseerd, past niet meer goed bij hun professionele opvat- tingen. Hun verwachtingen kloppen niet met de eisen die het dagelijks werk aan hen stelt. Hierdoor lopen zij het risico burn-out te geraken. Hoe komt dat?



Veel gewekte verwachtingen over het werk in de publieke sector blijken vals. De werkers zijn relatief hoog opgeleid en worden tevoren op vele ver- schillende manieren voorbereid op hun beroepskeuze. In de praktijk krijgen ze te maken met kwesties die ingewikkeld zijn en moeilijk oplosbaar. Dat speelt vooral in de welzijnszorg, bij de sociale dienst en de jeugdhulpverlening, maar ook wel in het onderwijs. De `klanten' in de publieke sector hebben langlopende schulden, ernstige ruzies, ze ervaren onveiligheid in huis en in hun buurt; leerlingen hebben privé-problemen of leerachterstanden, ze zijn moeilijk te motiveren.

Ingewikkelde problematiek kan leiden tot gevoelens van onmacht, zeker als men onvoldoende ruimte krijgt om naar eigen inzicht te handelen. Deze worden soms Werk versterkt omdat cliënten, patiënten en/of leerlingen assertiever zijn dan vroeger. en aan balans Zij accepteren goedbedoelde aangeboden hulp of scholing niet meer zo maar. Daarnaast hebben professionals te maken met schaarste: personeelstekor- ten en wachtlijsten. Klanten raken geïrriteerd door schaarste. Ze uiten hun irritaties bij de medewerkers in de frontlinie. 17 Professionals zien hierdoor in de routine van alledag de mogelijkheid om idealen te verwezenlijken steeds meer buiten beeld raken. Psychische klachten kunnen het gevolg zijn. adviesad Joke (27) werkte als bejaardenverzorgster. Tijd om een praatje te maken met de v bewoners was er niet. `Of iemand nu overstuur was, of gevallen, je moest door, ie anders kwam het werk niet af. Je bent mensen de hele dag aan het teleurstellen. s Ik ging me over mijn toeren werken om die aandacht toch te kunnen geven. Ik 22aa rende me de benen uit het lijf. Ik was altijd jachtig. Zo wilde ik het ook. Als ik per- dv fect werkte, was ik wat'. Om een meer persoonlijke zorg te kunnen bieden, stapte ie ze over op de kraamzorg. Dat werk bleek te solistisch voor iemand met een over- s matig verantwoordelijkheidsgevoel. `Ik twijfelde aan de dingen die ik zei, die ik deed. Ieder gezin waar ik heb gewerkt, was tevreden, dat was het maffe. Maar ik kon het werk niet meer loslaten.' Ze had net een vast contract toen ze door een ongeluk een week rust moest nemen. Door die gedwongen rust ging het mis. Ze viel in een gat, voelde zich uitgezogen, opgebrand. Daar begon de ziektewet. Ze hoopt binnenkort de WAO uit te kunnen, parttime de zorg in, want daar `ligt toch mijn hart'.



Zorg, welzijn, onderwijs en andere publieke diensten zijn steeds meer gebonden aan wet- en regelgeving. De terugtredende overheid ten spijt zijn de eisen aan deze diensten ingewikkelder en talrijker geworden. Zo zet een constante stroom van voornamelijk op ideologische gronden doorgevoerde beleidswijzigingen ­ weer samen naar school, basisvorming, studiehuis ­ de scholen onder druk. Dit leidt in het onderwijs tot welhaast voortdurende r veranderingen. Ook de meest flexibele werknemer stuit dan op grenzen. aad

voo Richard begon als docent geschiedenis op een middelbare school. Zijn rooster was rm ongelukkig samengesteld, omdat hij de uitgevallen uren in twee vestigingen vrij aatsc ver uit elkaar moest opvullen, maar hij was ambitieus in zijn nieuwe baan en vond happelijk dat geen probleem. Hij was een enthousiasmerend docent, die in zijn avonduren materiaal bij elkaar zocht om geschiedenis echt te laten leven voor zijn leerlingen. Verder werd hij actief als mentor. e Na een aantal jaren begon de onvrede toch te knagen. Door een reorganisatie en ont een oplopend personeelstekort kreeg hij er twee klassen bij die hij maatschappij- wikk leer moest geven. Afgezien van de verzwaarde taakbelasting betekende dit dat hij eling ongemotiveerde leerlingen moest opporren. Als hij hierover klaagde, werd er gezegd dat iedereen het druk had, en dat hij er maar het beste van moest zien te maken. Om tijd te besparen, stopte hij met het mentorschap, hoewel hij dat altijd leuk had gevonden. Hij merkte dat hij nu verder van zijn leerlingen af kwam te 18 staan. Richard voelde zich steeds minder in staat zijn enthousiasme voor het vak over te brengen. Uiteindelijk was een wisseling in schoolleiding de druppel die de emmer deed overlopen. Als gevolg van een veranderd en van bovenaf doorgevoerd competen- tieprofiel kreeg Richard zijn eerste negatieve beoordeling. De volgende morgen adviesa meldde hij zich ziek. Inmiddels zit hij in een traject om te ontdekken wat hij met de dv rest van zijn carrière wil. Hij zegt zelf dat dit nooit de bedoeling was, en dat hij ie geschiedenis en het doceren zal missen. s22aadv Een veelgenoemde verandering is de schaalvergroting in vele delen van de ie publieke sector. Vooral in de zorg komt schaalvergroting veel voor, zoals bij fusies s
van instellingen voor (geestelijke) gezondheidszorg. Grote organisaties leveren in de praktijk veel bureaucratie op, en zij stellen hogere eisen aan het management. Vaak worden managers van buiten de instelling aangesteld. Het management als professie, onafhankelijk van de sector, is gericht op doelmatigheid en efficiency. Leidinggevenden beslissen terwijl zij zelf geen ervaring hebben met de handelin-



gen in het primaire proces. Voor de mensen op de werkvloer brengt dit gevoelens van demotivatie, van handelingsonbekwaamheid en van machteloosheid met zich mee. Dit zijn gevoelens die burn-out tot gevolg kunnen hebben.

3.2 Mechanismen

Omstandigheden in elk van de drie verklaringsdomeinen kunnen, maar hoe- ven niet tot burn-out en vergelijkbare psychische klachten te leiden. Dat maakt het verschijnsel ingewikkeld. Burn-out kent niet één oorzaak, maar ontstaat door een samenspel van vele mogelijke oorzaken. Het vloeit voort uit een disbalans tussen draaglast en draagkracht in een mensenleven, waardoor mensen geleidelijk aan hun reserves opmaken. Werk en aan balans Een toegewijde werknemer in een organisatie waarin werkdruk en `een tandje bij- zetten' normaal worden gevonden en waarin collega's elkaars concurrenten blijken te zijn. Het zoontje van de enthousiaste verpleegkundige blijkt een chronische ziek- te te hebben die veel aandacht en verzorging eist. Een succesvolle docent die na een periode van moeizaam woon-werkverkeer een huis heeft gekocht en dat gaat opknappen, terwijl de school waar hij werkt gaat fuseren met een andere school en ook overstapt op het studiehuis. Een alleenwonende hoofdverpleegkundige die 19 na jaren zelfstandig functioneren, te maken krijgt met een jonge, ambitieuze mana- ger van buiten het ziekenhuis. Een idealistische functionaris bij de dienst sociale zaken van een grote gemeente, die het werk goed aankan, maar die ineens ont- dekt dat zijn moeder dementeert. adviesadv Vaak worden behandelingen van burn-out gezocht op het individuele vlak: bij ie therapieën, trainingen of medicijnen die de ziekteverschijnselen moeten s bestrijden. Deze nadruk op het individu is begrijpelijk maar naar de mening 22aad van de RMO te eenzijdig. vies Veel aandacht gaat ook uit naar de verbetering van arbeidsomstandigheden. De professionalisering van personeelsdiensten en de arbowetgeving zijn daarvan positieve voorbeelden. Het voldoen aan de wettelijke verplichtingen is ­ zo blijkt uit verzuimcijfers ­ evenwel onvoldoende. Ook hiermee gaat de aandacht eenzijdig uit naar een van de drie verklaringsdomeinen.



De mechanismen waarmee mogelijke oorzaken ook werkelijk tot burn-out leiden, liggen naar de mening van de Raad juist op het snijvlak van de afzonderlijke verklaringsdomeinen. Ze zijn te vinden in de mate waarin het individu ­ met zijn of haar specifieke privé-situatie ­ bij de arbeidsorganisa- tie past. En omgekeerd: ze zijn te vinden in de mate waarin specifieke ken- merken van het werk passen bij de capaciteiten en omstandigheden van de r individuele werknemer. aad v Deze balans tussen persoon, privé en werk wordt steeds belangrijker. Waar oor arbeid aansluit op iemands persoonlijke belangstelling, een bron is voor maatsc eigen ontwikkeling en waarbij betekenisvolle sociale relaties horen, daar happelijk krijgt werken een zingevende functie. Het werk in de publieke sector doet een beroep op de menselijke kwaliteiten van de professionals. In vele e beroepen in deze sector bestaat geen duidelijke grens tussen het professio- ontwikk nele en het persoonlijke zelf. Dat maakt werknemers kwetsbaar. Als de eling afstemming niet goed en de balans zoek is, kan burn-out het gevolg zijn.

3.3 Beperkingen 20
Aangrijpingspunten voor het tegengaan van burn-out en van daarmee vergelijk- bare psychische klachten liggen in principe op het snijvlak tussen alle drie genoemde verklaringsdomeinen. De Raad heeft hierin voor dit advies een dui- adviesa delijke keuze gemaakt. Hij heeft ervoor gekozen om de snijvlakken tussen per- dv soon en werk en tussen privé en werk aan te grijpen in arbeidsorganisaties in ies de publieke sector. Daar zoekt hij naar mogelijkheden voor de nodige balans. 22aa Het snijvlak tussen persoon en privé blijft daarmee buiten beschouwing. dv De Raad maakt deze keuze in het verlengde van twee van zijn eerdere advie- ie zen. In Aansprekend burgerschap was de organisatie van het publieke domein s
onderwerp van advisering en in Arbeid en zorg werd ingegaan op mogelijkhe- den om arbeid en zorg te kunnen combineren. Dit advies is van beide een nadere uitwerking, gericht op het tegengaan van burn-out. De RMO wil in de toekomst meer in het algemeen ingaan op de plaats en de betekenis van arbeid in de moderne samenleving, en daarover wellicht adviseren.




4 Oplossingsrichtingen
4.1 Tegengestelde belangen?

Het lijkt alsof de belangen van werkgevers en werknemers in deze tegenge- steld zijn aan elkaar. Alsof de werknemer ontheven zou moeten worden van werkdruk, terwijl het belang van de werkgever nu juist ligt bij een verhoging ervan. Alsof de werkgever tijd zou moeten inruimen voor privé-zaken van werknemers, terwijl de tijd voor het eigenlijke werk van zijn organisatie al zo schaars is.
Toch is dat een misvatting. Beperking van ziekteverzuim en arbeidsonge- schiktheid levert in termen van loonkosten een aanzienlijk financieel voor- Werk deel op. Verzuim ontstaat slechts ten dele door ziekte. Motivatie en de en aan balans sfeer op het werk zijn mede bepalend voor de hoogte van het verzuim. Ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid zijn slechts het topje van de ijs- berg. Naast feitelijk verzuim presteren gedemotiveerde medewerkers onder hun maat.
21 Werknemers en werkgevers kunnen zelf meewerken aan het wegnemen van enkele van de belangrijkste oorzaken voor uitval ten gevolge van burn-out en vergelijkbare psychische klachten. De Raad ziet ­ in aanvulling op reeds adviesa getroffen maatregelen ­ mogelijkheden voor preventie van deze klachten in dv twee hoofdlijnen. In de eerste plaats gaat het om een herwaardering van pri- ie maire werkprocessen (paragraaf 4.2). Hier is het snijvlak tussen persoon en s werk in het geding. Dat betekent meer ruimte voor de professional om 22aad (weer) zijn of haar vak te kunnen uitoefenen. De tweede hoofdlijn ligt bij vie meer aandacht voor de brug tussen privé en werk (paragraaf 4.3). s De precieze invulling van die hoofdlijnen zal in afzonderlijke organisaties op verschillende wijze vorm krijgen. Juist in de ruimte voor diversiteit bij de praktische vormgeving ervan zou de kracht moeten liggen van de oplos- singsrichtingen.



Voorbeelden uit de praktijk leren, dat meer aandacht voor de motivatie en tevredenheid van individuele professionals zich op termijn terugbetaalt in minder ziekteverzuim (zie ook bijlage 4). Op korte termijn maximalisatie nastreven zal zich op de lange duur wreken. Er is in de publieke sector meer echte belangstelling nodig voor `human resources', in plaats van voor bureaucratische oplossingen van problemen. r Die aandacht zal zijn vruchten afwerpen doordat de arbeidsmotivatie toe- aad v neemt. Een positieve arbeidshouding voorkomt psychische klachten en oor burn-out. maatsc happelijk De overheid heeft hierin een tweeledige taak. In de eerste plaats geeft de overheid de kaders aan waarbinnen organisaties in de publieke sector kun- e nen opereren. De wet- en regelgeving moet faciliterend zijn voor de inrich- ontwikk ting van een gezond werkklimaat in de publieke sector. Ze mag deze in elk eling geval niet tegenwerken. In de tweede plaats vervult de overheid zelf, als werkgever een voorbeeldfunctie.

22 4.2 Herwaardering van primaire werkprocessen

De RMO vindt dat bestuurders van instellingen duidelijk moeten aangeven wat het hoofddoel van hun organisatie is, welke instrumenten daarvoor adviesa worden ingezet en wat daarbij de grenzen zijn. De huidige omgang tussen dv mondige burgers en medewerkers vereist heldere kaders. De professionals ies moeten meer bevoegdheden (terug)krijgen om afspraken te maken en die 22aa ook te kunnen uitvoeren. De bij een arbeidsorganisatie betrokken partijen dv moeten het met elkaar eens zijn over de fundamenten van de organisatie. ie En over de afgeleide waarden waarop individuen binnen de organisatie wil- s
len en kunnen worden aangesproken. Hierdoor kunnen professionals zich identificeren met hun werkorganisatie. De idee dat dezelfde soort instellin- gen overal en altijd hetzelfde dienstenaanbod moeten hebben, is uit de tijd. Beperk bureaucratische, vaak overbodige, verplichtingen tot een minimum en zet die zoveel mogelijk los van het primaire proces. Medewerkers moe-



ten zich wel verantwoorden voor hun werk, maar zij moeten zich vooral kun- nen concentreren op hun eigenlijke taken. Idealiter zou de verantwoording mede moeten kunnen fungeren als spiegel voor het werk zelf.

In de thuiszorg moeten medewerkers per tien minuten schriftelijk vastleggen welke werkzaamheden zij hebben verricht. Dit is nodig omdat thuiszorgorganisaties met de zorgverzekeraars productieafspraken hebben gemaakt die de omvang van hun budget bepalen. Daarnaast leidt de administratie van eigen bijdragen van klanten tot veel extra werk. Medewerkers moeten de inkomensgegevens van hun klanten achterhalen en de nodige formulieren invullen. Als men bedenkt dat vele klanten de minimale bijdrage van 5 betalen, dan weegt dit extra werk er vaak niet tegenop.

Binnen heldere kaders is er ­ met het oog op preventie van psychische Werk klachten ­ aandacht voor twee hoofdzaken bij de herwaardering van primai- en aan balans re werkprocessen: (1) het creëren van een gezonde organisatie en (2) aan- dacht voor een ander carrièreverloop.

Een gezonde organisatie voorkomt burn-out Een gezonde organisatie investeert in de arbeidsmotivatie van haar werkne- 23 mers. Hun verwachtingen en idealen zouden leidend moeten zijn voor het beleid van de organisatie. Een werkgever die tevreden klanten wil, biedt zijn medewerkers in de frontlinie de nodige verantwoordelijkheden, middelen adviesa en bevoegdheden aan. dv Werkgevers en werknemers zijn zich bewust van hun gedeelde belan- ie gen. Men heeft daarom ten minste globale kennis van elkaars verant- s woordelijkheden. Er is tijd en aandacht voor interne communicatie waar- 22aad mee men miscommunicatie over veranderingen of problemen tegen- vie gaat. s De persoon die verantwoordelijk is voor het gezondheidsbeleid, beslist mee op het niveau van de directie. Signalen van de werkvloer dringen zo door tot de beslissers. Reorganisaties, fusies en andere veranderingen dienen de inhoud van het werk en daarmee het belang van het primaire proces.



Uit de ervaring van de Nederlandse Politie Bond blijkt dat het combineren van de taak van P&O met het voeren van de financiële administratie binnen een afdeling al snel betekent dat het P&O-beleid dan vooral wordt getoetst aan financiële kaders.

De cultuur in de organisatie straalt steun uit voor de medewerkers in het primaire proces zodat zij zich ermee willen identificeren. Schaalvergroting is op zich natuur- r lijk niet fout. Men kan grote organisaties evenwel beter opdelen in kleinere, iden- aad
v tificeerbare eenheden. Sociale betrokkenheid verdwijnt in een te grote organisa- oor
tie, de kans op onduidelijkheid over taken, rolverdeling en posities neemt toe. maatsc Een `patriarchale' leider kan helpen om onderlinge verbondenheid te verster- happelijk ken. Dat is niet de ouderwetse, hiërarchische, gezaghebbende patriarch, maar de persoon die uitstraalt dat `zijn of haar mensen' belangrijk zijn, dat hij of zij e weet en waardeert wat ze doen en hen bovenal ondersteunt en beschermt. ontwikk eling Ter ondersteuning zijn coaching en intervisie waardevolle instrumenten voor een organisatie die serieus probeert psychische klachten te voorkomen. Een nieuwe of jongere medewerker krijgt een oudere of meer ervaren profes- sional als coach, die de weg wijst in de organisatie en die dient als eerste 24
ingang voor vragen of problemen. Intervisie stelt professionals in staat om elkaar onderling over het werk te bevragen en te adviseren.

adviesa Een gezonde organisatie heeft vanzelfsprekend veel aandacht voor arbeids- dv voorwaarden die de afstemming tussen privé en werk vergemakkelijken ies (`work-family-arrangements'). Als voorbeelden noemen we kinderopvang, 22aa zorg- en gemakdiensten, mogelijkheden voor flexibele werktijden, zorg- en dv ouderschapsverlof en inspraak in roosters. ies Werknemers met zieke kinderen van de Reinier de Graaf Groep in Delft en omge- ving hoeven zich niet langer zelf ziek te melden om voor hun kind te zorgen. Ze zeggen gewoon wat er aan de hand is en er wordt gezamenlijk naar een oplossing gezocht. Het gevolg: een forse daling in het ziekteverzuim. Niet alleen nam het aantal onterechte meldingen af, maar door de constructieve opstelling van de werkgever spannen medewerkers zich in om het verzuim zo kort mogelijk te laten zijn.



Andere carrières
De RMO vindt het van groot belang dat er geen valse verwachtingen wor- den gewekt. De professional met hooggestemde verwachtingen brandt sneller op dan wie meer realistische visies heeft. Opleidingen moeten daarom meer aandacht schenken aan de verwachtin- gen en mogelijkheden van de cursisten en aan de werksferen waarin zij later terechtkomen. Verkeerde beeldvorming over de inhoud van het werk en het carrièreperspectief moet worden voorkomen. De beroepsopleidingen voor verpleegkundigen en leraren zijn veranderd. Vroeger leerden verpleegkundigen hun vak vooral op de werkvloer. Hetzelfde gold de docentenopleidingen waar de praktijk het grootste deel van de opleiding uitmaakte. De theoretische scholing diende ter ondersteu- Werk ning van de praktijkervaringen. en aan balans De huidige opleidingen vinden voornamelijk binnen de muren van hoge- school en universiteit plaats. Er is kennisoverdracht door theorielessen en literatuur. Leerlingen maken kennis met de verscheidenheid in de beroeps- praktijk via korte `snuffelstages'. Zij ruiken wel aan de praktijk, maar worden vooral theoretisch geschoold. 25 Zonder terug te gaan naar de ouderwetse beroepsopleidingen, vraagt de RMO meer aandacht voor het leren in de praktijk (duaal leren). De strikte scheiding tussen onderwijs en arbeidsmarkt draagt bij aan het risico van adviesa potentiële `misfits'. dvie Wervingscampagnes wekken vaak valse verwachtingen. Zij verwijzen graag s naar de idealen, bijvoorbeeld `Waar jij voor staat, is nodig op straat', terwijl 22aad het dagelijks werk van een politieagent juist veel administratieve taken vie kent. Of `Leraar: elke dag anders', terwijl juist de leraar veel vastliggende en s telkens terugkerende taken moet vervullen.



raad voor maatsc

happelijk

eontwikk eling Werkers in de publieke sector willen de doelstellingen van hun organisatie professioneel invullen en zich met hun werk kunnen identificeren. In de praktijk wordt de beste professional onttrokken aan het primaire proces doordat deze een staffunctie krijgt. De beste docent krijgt een bevordering 26
tot conrector, de beste verpleegkundige wordt afdelingshoofd en de toege- wijde welzijnswerker teamleider. Carrière maken kan vaak uitsluitend hiërar- chisch, verticaal. adviesa In een organisatiecultuur die de beste mensen promoveert tot manager, lijkt dv er weinig waardering voor het uitvoerende werk van professionals. In een ies `horizontaal' loopbaanbeleid, zoals de RMO voorstaat en dat hij wil aandui- 22aa den met laterale promotie, neemt de intrinsieke motivatie en de deskundig- dv heid van de professional een centrale plaats in. De Raad bepleit aandacht ie voor de waardevolle kanten van een meer inhoudelijk carrièreloop. s



De politie wilde een meer vrouwvriendelijk personeelsbeleid introduceren. Een speciaal projectteam werd met de uitvoering belast. Dat stelde zich ten doel in eerste instantie meer vrouwen in leidinggevende functies te benoemen. Vrouwen kregen de gelegenheid om managementcursussen te gaan volgen. Belemmeringen voor een goede combinatie van arbeid en zorg werden zoveel mogelijk uit de weg geruimd. Nadat aan alle voorwaarden voor het welslagen van het project was voldaan, bleek dat de meeste vrouwen helemaal geen leidingge- vende functie wilden vervullen.

Medewerkers worden nu zo ingeschaald, dat vooral wie uitblinkt in leiding- gevende kwaliteiten daarvoor wordt beloond. In de visie van de RMO moe- ten ook mensen met inhoudelijke en uitvoerende kwaliteiten als beloning een hogere inschaling krijgen. Daarnaast vraagt de Raad aandacht voor het volgende. Wordt het niet Werk tijd dat juist uitvoerders waaraan een tekort is op de arbeidsmarkt, zoals en aan balans verzorgenden en onderwijzers, een inhaalslag gaan maken op het finan- ciële vlak en op dat van de goede arbeidsvoorwaarden? En dat het middenkader in de beloning een pas op de plaats maakt? Dat zou het aantrekkelijker maken voor jongvolwassenen zich te specialiseren in juist die richting. 27

Een hiermee vergelijkbaar aspect is het opleidingsniveau. Vroeger was het meer regel dan uitzondering dat (bijna) ongeschoolde krachten het adviesa uitvoerende werk deden. Dat is nu anders. Tegenwoordig is echter een dv werknemer met een praktische beroepsopleiding (met bijvoorbeeld HBO- ie V) lager ingeschaald dan een werknemer met een managementopleiding s op HBO-niveau. Dat is opmerkelijk omdat beiden vermoedelijk op hetzelf- 22aad de vaardigheidsniveau functioneren en een vergelijkbaar aantal jaren aan vie opleiding in zichzelf geïnvesteerd hebben. De vanzelfsprekendheid waar- s mee bepaalde beroepen worden ingeschaald, moet ter discussie worden gesteld.



4.3 De brug tussen werk en privé: noodzaak voor afstemming

De mechanismen die tot burn-out en vergelijkbare psychische klachten lei- den, laten zien dat er aandacht moet komen voor de afstemming tussen mens en werk, tussen privé en werksituatie. Er moet een brug tussen r beide worden geslagen, ze moeten met elkaar in balans zijn. Vaak is echter aad vo nog de overweging: werk en privé dienen gescheiden te blijven. or Toch valt niet te ontkennen dat werk en privé steeds meer met elkaar ver- maatsc strengeld raken. Dit is in ten minste twee opzichten het geval. In de eerste happelijk plaats in praktische zin: mensen werken soms thuis en brengen hun kinde- ren naar de bedrijfscrèche. Ze hebben privécontacten op het werk en vol- e gen in de avonduren een cursus. In de tweede plaats raken werk en privé ontwikk echter ook in inhoudelijk opzicht met elkaar verstrengeld. Werken in het pri- eling maire proces van de publieke sector doet een beroep op de humane kwa- liteiten van professionals en omgekeerd ontlenen professionals zingeving aan hun werk. 28
De RMO zoekt daarom naar openingen om deze scheiding tussen leefsfe- ren te doorbreken en geeft de volgende suggesties.

adviesad Een open cultuur in een veilige ruimte v Organisaties zouden meer aandacht moeten besteden aan de bedoelde ies afstemming tussen werk en privé; en aan zaken die deze in de weg staan. 22aa De Raad bepleit hierbij een open cultuur te bevorderen. Gegeven de drie dv verklaringsdomeinen die elk kunnen bijdragen tot het ontstaan van burn-out, ie is het nodig om een aangrijpingspunt te creëren waarin er in principe ruimte s
is voor de snijvlakken. De Raad doet de suggestie om wat men zou kunnen noemen `veilige ruim- tes' te creëren. Het gaat erom een context te creëren waarin de veiligheid wordt geschapen om een goede dialoog te voeren over de afstemming tus- sen thuis en werk, zonder dat dit `gevaarlijk' is. In een organisatiecultuur



moeten problemen in de afstemming tussen werk en privé ter sprake kun- nen komen. Zo'n cultuur moet `veilig' zijn in die zin dat werkgever en werk- nemer open met elkaar kunnen communiceren zonder dat dit nadelige gevolgen voor hen heeft. In zo'n veilige ruimte kan de balans tussen belasting en belastbaarheid van de werknemer aan de orde komen. In de huidige constellatie, bijvoorbeeld tijdens functioneringsgesprekken, blijft de afstemming tussen werk en privé doorgaans onbesproken. Het is ongebrui- kelijk om daarop in te gaan.

Het moet op den duur evenwel mogelijk zijn om, bijvoorbeeld met daartoe aangewezen vertrouwenspersonen of bij een inloopspreekuur van het bedrijfsmaatschappelijk werk, ook aandacht te geven aan iemands werkge- Werk relateerde privé-situatie. En aan eventuele nadelige gevolgen daarvan voor en aan balans de uitoefening van het werk.
De wijze waarop deze open cultuur en de daarvoor aan te wijzen `veilige ruimte' wordt vormgegeven zal per werksituatie verschillen. Ze is bijvoor- beeld afhankelijk van de grootte en de structuur van de organisatie. 29 Sommige bedrijven bieden hun werknemers de mogelijkheid voor een regelmatige `health check'. Daarin wordt een aantal biomedische metingen verricht: bloeddruk, bloedsuikergehalte, bloedbezinking, enzovoort. Op ver- adviesa gelijkbare wijze kan een `mental health check' worden geïntroduceerd waar- dv bij met daartoe geschikte testen inzicht ontstaat in iemands psychische ie gesteldheid. s22aad Bij een beoordeling van de aansluiting tussen de persoonlijke capaciteiten van vie de professional en zijn functie komt de privé-situatie meestal niet ter sprake. s Normaliter vormt deze geen belemmering om verantwoord een beroep uit te oefenen. Toch kan daarin verandering komen. Om burn-out en andere psychi- sche klachten te voorkomen, is het van belang hierop alert te zijn. Bij veranderingen in de organisatie ­ zoals reorganisaties ­ kan niet altijd worden vastgehouden aan verworven rechten en verworven posities. Het



kan soms in het directe belang van de professional zijn om (tijdelijk) een stapje opzij of omlaag te doen. Dit moet binnen een open cultuur in de `vei- lige ruimte' bespreekbaar worden gemaakt. Ook mag van professionals, uiteraard binnen de grenzen van het redelijke, gevraagd worden een aanvullende opleiding te volgen als de omstandighe- den daarom vragen. Zo kan een professional zich, bijvoorbeeld in het geval r van een gedeeltelijke afkeuring, kwalificeren voor een andere functie bij aad
vo dezelfde werkgever. or In een open cultuur kan er ook aandacht zijn voor arbeidsconflicten. Het is maatsc gewoon dat zaken af en toe niet goed gaan. Het gaat erom de precieze aard happelijk van een conflict te bepalen en, bijvoorbeeld via mediation, een oplossing te zoeken. eontwikk eling

30

adviesadvies22aadvies Aandacht voor de brug tussen werk en privé bij opleidingen en selectie Een goede afstemming tussen verschillende privé- en arbeidseisen ver- onderstelt dat persoonlijke talenten en ambities aansluiten bij het werk. Zo'n afstemming veronderstelt echter ook dat werknemers in een vroeg



stadium leren keuzes te maken: niet alle privé- en beroepsidealen zijn (tege- lijk) voor iedereen bereikbaar. Naast de cognitieve bagage is een juiste dienstverlenende instelling de bepalende factor of professionals goed zijn in hun werk. Ook moet men goed kunnen omgaan met, soms lastige, mensen. Contactuele vaardighe- den moeten even zwaar gaan wegen in een curriculum als kennisvakken.

Aandacht voor levenslopen
Veel mensen ervaren de periode tussen 30 en 50 jaar als de drukste van hun leven. Zij zijn volop bezig de eigen capaciteiten te ontwikkelen, een gezin te vormen en een zo goed mogelijke carrièrelijn te zoeken. Iets oudere professionals hebben een groot deel van hun arbeidzaam leven Werk achter de rug. De door hen opgebouwde expertise vormt het waardevolle en aan balans geheugen van de organisatie. Maar vaak worden zij niet meer geprikkeld om hun capaciteiten verder te ontwikkelen: `Ze zitten toch al vlak voor hun pensioen'.
Om de druk(te) in de spitsperiode te verminderen, kan het carrièreperspec- tief worden verlengd. Jonge professionals kunnen zich dan, zonder dat dit 31 ingrijpende consequenties heeft voor hun carrière, een aantal jaren (gedeel- telijk) wijden aan scholing en zorgtaken. Want zij kunnen tot op hogere leef- tijd doorgroeien in hun functie of in hun competentie. Organisaties zouden adviesa in oudere medewerkers moeten blijven investeren. We verwijzen hier naar dv het recente RMO-advies Levensloop als perspectief. ies22aadvies



raad
voormaatsc happelijk

eontwikk eling

32

adviesadvies22aadvies