Duidelijkheid voorbereidende handeling euthanasie
Een van de zorgvuldigheidseisen in de Wet 'Toetsing levensbeëindiging
op verzoek' is dat de euthanasie of hulp bij zelfdoding - door de arts
- medisch zorgvuldig wordt uitgevoerd. Medisch zorgvuldig betekent in
dit kader het volgende. Nadat aan alle zorgvuldigheidseisen is voldaan
en de euthanasie of hulp bij zelfdoding wordt verricht moet de arts en
alleen hij - conform de intentie handelen. Het handelen is dan gericht
op het beëindigen van het leven overeenkomstig de wens van de patiënt.
Het verrichten van euthanasie of het bieden van hulp bij zelfdoding is
strafbaar. Dit geldt niet als het wordt verricht door een arts die
conform de zorgvuldigheidseisen handelt en hiervan melding maakt bij
de gemeentelijk lijkschouwer. In het Wetboek van Strafrecht is
namelijk vastgelegd dat alleen een arts euthanasie of hulp bij
zelfdoding mag verrichten en een beroep kan doen op de
strafuitsluitingsgrond. Het Wetboek van Strafrecht stelt de arts
eindverantwoordelijk voor de uitvoeringshandelingen conform de Wet
'Toetsing levensbeëindiging op verzoek' en derhalve verantwoordelijk
voor het medisch zorgvuldig uitvoeren van euthanasie of hulp bij
zelfdoding.
Voor de uitvoering van euthanasie of hulp bij zelfdoding adviseert de
KNMP om een dag van tevoren een infuusnaald bij de patiënt in te
brengen. Hiervoor zijn twee redenen. Op de eerste plaats kan het door
de conditie van de patiënt moeilijk zijn om een toedieningsweg te
creëren. Veel patiënten verkeren in een slechte conditie en vaak zijn
ze in een terminale fase. Het is dan niet altijd gemakkelijk om een
intraveneuze injectie te geven. Daarbij is het voor de arts die de
euthanasie gaat uitvoeren, een verrichting die emotioneel enorm
belastend is. Een dag van te voren kan het in alle rust gebeuren en
voorkomt men complicaties of mislukkingen.
De tweede reden om een infuusnaald van te voren in te brengen is dat
hulp bij zelfdoding niet altijd tot een snelle dood leidt. De kans is
aanwezig dat door de arts alsnog moet worden gehandeld, omdat de
patiënt niet alles heeft kunnen drinken en er alleen een coma teweeg
wordt gebracht. Daarom moet de arts wanneer de dood uitblijft
(bijvoorbeeld langer dan vijf uur), bereid zijn om alsnog een
spierrelaxans te injecteren.
Huisartsen zijn niet altijd bekwaam daar waar het gaat om het creëren
van een intraveneuze toedieningsweg. Dit geldt met name bij patiënten
die in een slechte conditie verkeren. Derhalve zullen huisartsen voor
bepaalde handelingen bij euthanasie soms een beroep doen op hulp van
een (ambulance)verpleegkundige. (Ambulance)verpleegkundigen zijn vaak
wel bekwaam in het creëren van een intraveneuze toedieningsweg.
Het inbrengen van een infuusnaald is een voorbehouden handeling die
door de verpleegkundige slechts in opdracht van een arts mag worden
verricht. De Wet BIG gaat er echter vanuit dat de opdrachtgevende arts
de (eind-)verantwoordelijkheid voor de indicatiestelling heeft. De
huisarts c.q. de opdrachtgevende arts dient dan ook een schriftelijke
opdracht tot inbrengen van een infuusnaald bij een patiënt te
verstrekken aan de (ambulance)verpleegkundigen en niet aan de
ambulancevoorziening, GGD of bijvoorbeeld thuiszorgorganisatie. Die
opdracht kan dan door de arts van de betreffende organisatie worden
doorgeleid naar een specifieke (ambulance)verpleegkundige, waarbij de
arts van de organisatie slechts de verantwoordelijkheid voor de
toetsing van de bekwaamheid van de ingeschakelde verpleegkundige
overneemt, maar niet de verantwoordelijkheid voor de
opdrachtverlening. Verder is het wenselijk dat in de opdracht aan de
verpleegkundige helder en duidelijk vermeld staat dat het gaat om
medewerking aan euthanasie opdat de verpleegkundige eventuele
gewetensbezwaren kenbaar kan maken. En tevens dat aan de huisarts als
voorwaarde is gesteld dat slechts medewerking wordt verleend aan
handelingen die conform het juridische kader worden uitgevoerd en
gemeld.
Bij het - in opdracht - inbrengen van een infuusnaald door een
verpleegkundige in het kader van euthanasie is sprake van een
voorbereidingshandeling. Deze handeling valt binnen de normale
beroepsuitoefening van (ambulance)verpleegkundigen. Strafrechtelijke
vervolging in het kader van artikel 293 en 294 WvS is dan niet aan de
orde. Een verpleegkundige dient echter niet zelf in aanraking te komen
met euthanatica.
Het toedienen van euthanatica - een uitvoeringshandeling - mag door de
arts nooit aan een verpleegkundige worden gedelegeerd. Het is de arts
die de uitvoeringshandelingen in het kader van euthanasie en hulp bij
zelfdoding moet verrichten. Tot de uitvoeringshandelingen worden
gerekend het toedienen van een injectie met het oog op
levensbeëindiging, het gereedmaken, en/of aanhangen en/of openzetten
van een infuus met het oog op levensbeëindiging.
Indien de verpleegkundige deze uitvoeringshandelingen zou verrichten
dan kan zij/hij, indien de arts wordt vervolgd, worden vervolgd op
grond van medeplichtigheid aan een strafbaar feit (art. 48 WvS).
Tot slot wordt hier nog verwezen naar de brochure
Euthanasierichtlijnen arts-verpleegkundigen, die binnenkort opnieuw
wordt uitgegeven door de KNMG en NU91.
Samenvattend:
1. Het verrichten van euthanasie of het bieden van hulp bij
zelfdoding is niet strafbaar, indien zorgvuldig uitgevoerd én
gemeld door een arts.
2. De wet stelt de arts verantwoordelijk voor de uitvoering van
euthanasie of hulp bij zelfdoding.
3. Het inbrengen van een (infuus-)naald is een voorbehouden handeling
die de (ambulance) verpleegkundige alleen in opdracht van de arts
mag verrichten.
4. De opdrachtgevende (huis)arts, dient een schriftelijke opdracht
tot inbrengen van een infuusnaald te verstrekken aan de
(ambulance)verpleegkundige.
5. De opdracht dient voldoende informatie te bevatten over het
uiteindelijke doel van de handeling (het uitvoeren van euthanasie
of hulp bij zelfdoding) en het juridische kader waarin het
plaatsvindt.
6. De opdrachtgevende arts is (eind-)verantwoordelijkheid voor de
opdracht tot het inbrengen van een infuusnaald.
7. De verpleegkundige mag niet in aanraking komen met euthanatica.
8. Het in opdracht inbrengen van een infuusnaald door een
verpleegkundige is een voorbereidingshandeling die valt binnen de
normale beroepsuitoefening.
9. Het toedienen van euthanatica is een uitvoeringshandeling en moet
worden uitgevoerd door een arts.