Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Territorialisatieseis Wubo

De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

DVVB/MB-U-2302157

22 augustus 2002

Tijdens het Algemeen Overleg met de Vaste Commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over oorlogsgetroffenen op 19 december 2001 heeft mevrouw Visser-van Doorn van de CDA-fractie de toenmalige minister gevraagd te overwegen de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) te versoepelen omdat in sommige gevallen de in deze wet neergelegde territorialiteitseis als onredelijk wordt ervaren. Zij heeft toegezegd u, mede aan de hand van een door de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) over dit onderwerp op te stellen notitie, nader te zullen informeren. Hierbij voldoe ik aan deze toezegging.

In de aan mij toegezonden notitie heeft de PUR zijn beleid omtrent de toepassing van de in artikel 3 van de Wubo gestelde territorialiteitseis uiteengezet. In artikel 3 is geregeld dat de wet alleen van toepassing is op degene die op de datum van aanvraag in Nederland gevestigd is, met dien verstande dat de PUR de bevoegdheid heeft om in individuele gevallen waarbij niet aan de in artikel 3 gestelde territorialiteitseis wordt voldaan en het niet toepassen van de wet een klaarblijkelijke hardheid zou zijn, deze toch van toepassing te verklaren. De PUR hanteert in dit kader de volgende algemene beleidslijn. De anti-hardheidsbepaling kan in beginsel worden toegepast indien er sprake is van een verbondenheid met de Nederlandse samenleving, zowel ten tijde van de oorlogsgebeurtenis als ten tijde van de aanvraag en voorts dient het niet gevestigd zijn in Nederland te worden veroorzaakt door bijzondere omstandigheden die objectief bezien buiten de invloedssfeer van betrokkene liggen. De anti-hardheidsbepaling wordt met name toegepast indien de emigratie naar het buitenland verband houdt met dwingende medische omstandigheden van betrokkene zelf of van zijn partner of kind(eren). Niet vereist is dat de dwingende medische omstandigheden ook oorlogsgerelateerd zijn. Een huwelijk, een beter klimaat of sociaal-economische redenen worden door de PUR niet als bijzondere omstandigheden aangemerkt.

De PUR stelt dat het territorialiteitsvereiste tot onbegrip leidt bij aanvragers die met behoud van de Nederlandse nationaliteit in een ander land binnen of buiten de Europese Unie (EU) zijn gevestigd en om die reden niet in aanmerking komen voor een Wubo-uitkering. De PUR heeft mij in dit verband de vraag voorgelegd of de territorialiteitsbeperking in artikel 3 van de Wubo zich verdraagt met de communautaire regelgeving. Uit nader onderzoek is gebleken dat de communautaire regelgeving het stellen van de territorialiteitseis in de Wubo niet in de weg staat. Deze regelgeving verbiedt weliswaar ongerechtvaardigde discriminatie, doch dit heeft betrekking op discriminatie tussen eigen onderdanen en onderdanen van andere EU-lidstaten. In het geval van de Wubo is hiervan geen sprake. Derhalve verplicht de communautaire regelgeving niet tot een wijziging van de territorialiteitseis in de Wubo.

Gelet op het vorenstaande ben ik van mening dat, mede gezien de eerdergenoemde bevoegdheid van de PUR om op basis van de anti-hardheidsbepaling de Wubo van toepassing te verklaren indien niet aan het territorialiteitsvereiste wordt voldaan, het niet opportuun is de Wubo op het punt van de daarin opgenomen territorialiteitseis aan te passen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

drs. Clémence Ross-van Dorp