Uitkomsten rapport Tussenstand haalbaarheid Regionaal Bedrijven
Terrein
Zwolle, 21 augustus 2002
Stuurgroep Regionaal Bedrijventerrein Twente maakt tussenbalans op:
Uitkomsten rapport 'Tussenstand haalbaarheid RBT' geven vertrouwen
voor definitieve haalbaarheid.
De stuurgroep Regionaal Bedrijventerrein Twente (RBT) concludeert op
grond van het rapport 'Tussenstand haalbaarheid RBT' dat de
tussentijdse uitkomsten vertrouwen geven voor de definitieve
haalbaarheid voor het nog te ontwikkelen RBT. De stuurgroep RBT laat
daarom de komenden maanden nog twee punten nader onderzoeken om tot
een finaal haalbaarheidsadvies te komen.
De twee punten betreffen het opstellen van een stedenbouwkundig plan
en het nader uitwerken van een samenwerkingsovereenkomst. Het
stedenbouwkundig plan moet nog meer zicht geven op de te bereiken
kwaliteiten in het te ontwikkelen gebied en de vormgeving van de
gestelde duurzaamheidsdoelstellingen. De uitwerking van de
samenwerkingsovereenkomst moet een beeld geven van de afspraken over
exploitatie en beheer en verdeling van de risico's. Als deze twee
punten nader zijn uitgewerkt dan zal de stuurgroep dit najaar een
definitief advies geven over het RBT en voorleggen aan de
verschillende colleges, gemeenteraden en Provinciale Staten. Na deze
onderzoeken moet ook de definitieve keus gemaakt worden of het
financieel haalbaar is.
Gistermiddag besprak de stuurgroep RBT het rapport 'Tussenstand
haalbaarheid RBT'. In dit rapport worden de volgende thema's behandeld
die van belang zijn voor de haalbaarheid van het Regionaal
Bedrijventerrein Twente.
Thema en haalbaarheid
* Natuur en landschap
Dit thema richt zich op de landschappelijke inpassing van het RBT, de
cultuur-historische en landschappelijke waarden en de aanwezige
faunawaarden. Een goede landschappelijke inpassing bestaat eruit dat
het historische gegroeide patroon (Wolberslanden en Pastoor
Ossestraat) met daartussen drie afzonderlijke deelgebieden herkenbaar
blijft. Dit houdt in dat het RBT met groenwiggen in drie delen wordt
gesplitst. Het terrein moet een flinke groenstructuur krijgen. Het
aanvullend fauna-onderzoek geeft geen aanleiding om van het RBT af te
zien. Waar natuurwaarden verloren gaan is compensatie volgens
wettelijke richtlijnen noodzakelijk. Van belang zijn met name de
soorten die vallen onder de zogenaamde habitatrichtlijn. Voor de
realisatie van het RBT lijken er voldoende mogelijkheden voor
compensatie van natuurwaarden, met name in de natte doorbraak (zie
waterhuishouding). Er wordt een ontheffing voor de Flora- en Faunawet
aangevraagd.
* Waterhuishouding
Voor het rioleringssysteem wordt uitgegaan van een verbeterd
gescheiden stelsel. Voor de waterhuishouding zijn twee varianten
opgesteld: de infiltratievariant en de oppervlaktewatervariant. De
eerste variant gaat ervan uit dat het (schone) dakwater zoveel
mogelijk in de bodem wordt gebracht. Het voordeel van deze variant is
dat deze het meest duurzaam is en goed aansluit bij het natuurlijke
watersysteem. Het voordeel van de oppervlaktewatervariant is dat
betere controle mogelijk is op verkeerde aansluitingen en mogelijke
bodemverontreiniging. Bij beide varianten is er behoefte aan
retentievijvers. De infiltratievariant heeft de voorkeur van de
stuurgroep.
Het Waterschap Regge en Dinkel is van plan een natte doorbraak te
realiseren. Dit is een verbinding tussen de beeksystemen in Noordoost-
en Zuidwest-Twente. De natte doorbraak vervult ook een ecologische
functie. Bovendien kan de natte doorbraak een rol spelen in de opvang
en afvoer van schoon water.
Het RBT is voor wat betreft de waterhuishouding goed uitvoerbaar. Voor
de stedebouwkundige ontwerpopgave waarin ook de natte doorbraak
betrokken wordt, vormt het ecologische functioneren van de natte
doorbraak het uitgangspunt.
* Verkeer
De verkeersafwikkeling is een volgend punt van onderzoek geweest. De
drukte op de Henriëtte Roland Holstlaan zal in de toekomst (2020) fors
toenemen. Dat komt grotendeels door de doortrekking van Rijksweg 35,
groei van de bevolking en de toenemende werkgelegenheid van Almelo en
de andere Twentse gemeenten. De verkeerstoename is maar voor een
beperkt deel het gevolg van het RBT. De mogelijke verkeersproblemen op
de langere termijn moeten op regionaal niveau worden bekeken en
opgelost.
* Verleggen gasleidingen
Uit het onderzoek naar de aanwezige gasleidingen blijkt dat het
verleggen technisch en financieel haalbaar is. De leidingen worden
richting de A 35 verplaatst. De kosten daarvan zijn te overzien en
horen bij de exploitatie van het RBT.
* Duurzaamheid
Het doel is om van het RBT een duurzaam bedrijventerrein te maken. Bij
de thema's water, groen en ruimtegebruik worden de
duurzaamheidsaspecten al meegenomen. De andere duurzaamheidsaspecten
(onder andere duurzame inrichting, energiegebruik) hebben geen
gevolgen voor de haalbaarheid, maar zijn wel belangrijk voor het
vervolgtraject.
* Financiële haalbaarheid
De verschillende berekeningen die op dit moment zijn uitgevoerd laten
evenwel nog een negatief saldo zien. Dit wil nog niet zeggen dat het
RBT financieel niet haalbaar zou zijn. Er is bijvoorbeeld in de
berekeningen geen rekening gehouden met aanvragen voor subsidies.
Daarnaast wordt in het stedenbouwkundig ontwerp de relatie tussen de
kwaliteit en de kosten opnieuw nauwkeurig bekeken. De verwachting
bestaat dat wanneer het bestemmingsplan gereed is er sprake zal zijn
van een sluitende exploitatie.
Vervolg
De resultaten van de tussentijdse rapportage worden in september
voorgelegd aan de leden van de betrokken gemeenteraden en Provinciale
Staten. In de loop van september wordt ook een informatieavond
gehouden voor alle belangstellenden. Tijdens deze informatieavond
wordt onder andere de laatste stand van zaken toegelicht en kunnen
vragen worden gesteld.
In het najaar van 2002 neemt de stuurgroep RBT een definitief
standpunt in over het RBT op basis van het definitieve
haalbaarheidsrapport. Dit definitieve haalbaarheidsrapport omvat het
stedenbouwkundig plan, de inrichtings-MER, de grondexploitatie
behorende bij het stedenbouwkundig plan en een voorstel voor
samenwerking bij de verdere planvorming, de uitvoering en het beheer.
Het definitieve haalbaarheidsrapport zal vervolgens worden aangeboden
aan betrokken colleges en daarna aan de gemeenteraden en Provinciale
Staten. Een onafhankelijke commissie toetst de inrichtings-MER.
Gedeputeerde Staten houden bij de uitwerking van het streekplan
rekening met de uitkomsten van de MER.