Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preventie en reductie van dopinggebruik
In de nota Sport, bewegen en gezondheid (28 juni 2001) staat
beschreven hoe de overheid dopinggebruik in de sport wil tegengaan.
Zowel in de topsport als breedtesport.
Cijfers
Uit onderzoek onder topsporters blijkt dat iets minder dan 3 procent
van hen ooit bewust doping heeft gebruikt. Daarnaast zegt nog eens 3
procent dopinggebruik te overwegen.
Dopingcontroles in 2000 leverden 1,3 procent positieve gevallen op.
Internationaal schommelt dit cijfer tussen de 1 en 2,5 procent.
Tijdens de Olympische Spelen van 2000 in Sydney was het percentage
lager: 0,5 procent.
Over dopinggebruik door niet-topsporters is nog weinig bekend.
Onderzoek onder bezoekers van sportscholen en fitnesscentra wees uit
dat ruim 6 procent dopinggeduide middelen gebruikt. Bij krachtsporters
en bodybuilders is dit maar liefst 16 procent. Over dopinggebruik
binnen sportclubs zijn nog geen cijfers bekend.
Aanpak
Breedtesport
De overheid wil meer aandacht voor preventie van dopinggebruik in de
gewone sport. De gezondheidsrisicos zijn namelijk groter dan voor
topsporters: het gaat om een grote groep gebruikers waarbij medische
begeleiding vaak ontbreekt. Uit controles van de Inspectie voor de
Gezondheidszorg (IGZ) blijkt daarnaast dat de meeste doping in de
breedtesport is vervalst. Dat brengt extra risicos voor deze groep
gebruikers met zich mee.
Topsport
Doping schaadt niet alleen het imago van topsporters, maar ook het
imago van de landen die zij vertegenwoordigen. Topsporters hebben in
dat opzicht een voorbeeldfunctie.
De overheid vindt dat het tegengaan van dopinggebruik in eerste
instantie een zaak van de sportbonden is. De overheid helpt hen bij
het opstellen van een dopingreglement en bij dopingcontroles.
Aan de andere kant trekt de overheid subsidies in van sportbonden die
geen goed dopingbeleid voeren. Dit beleid is succesvol: het percentage
positieve dopinggevallen is niet gestegen. Wel moet de begeleiding van
talenten speciale aandacht krijgen. Zij zijn waarschijnlijk extra
gevoelig voor dopinggebruik omdat ze hun prestaties zo snel mogelijk
willen verbeteren.
Internationaal
In internationaal verband draagt Nederland het standpunt uit dat van
doping sprake is als het middel de prestatie bevordert én
gezondheidsrisicos veroorzaakt. (Zo behoort cannabis niet tot de
dopinggeduide middelen, omdat het sportprestaties niet bevordert.)
Daarnaast zet Nederland zich in voor internationale afstemming en
samenwerking. Vooral het Wereld Anti Doping Bureau (WADA) is daarbij
van belang.