Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal Binnenhof4 Den Haag
Task Force International Criminal Court Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum 15 augustus 2002 Behandeld Martijn Groenleer
Kenmerk TF/ICC-187-02 Telefoon + 31 70 348 4995
Blad /1 Fax + 31 70 348 5244
Bijlage(n) 1 E-Mail martijn.groenleer@minbuza.nl
Betreft Beantwoording vragen van het lid Karimi over Amerikaanse druk met
betrekking tot het Internationaal Strafhof.
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld
door het lid Karimi over Amerikaanse druk met betrekking tot het
Internationaal Strafhof. Deze vragen werden ingezonden op 31 juli 2002 met
kenmerk 2010213290.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Antwoord van de heer De Hoop Scheffer, Minister van Buitenlandse Zaken, op
vragen van het lid Karimi (GroenLinks).
Vraag 1
Kunt u het bericht bevestigen dat de Verenigde Staten Nederland onder druk
zetten om de macht van het Internationaal Strafhof te beperken? 1)
Antwoord
De Verenigde Staten hebben Nederland benaderd met het verzoek te overwegen
een bilaterale overeenkomst te sluiten, waarin wordt afgesproken dat
Amerikaanse onderdanen die zich op Nederlands grondgebied bevinden, door
Nederland niet worden overgedragen aan het Hof, zonder goedkeuring van de
Verenigde Staten. Een formeel schriftelijk verzoek van de Verenigde Staten
is nog niet ontvangen. Van druk van Amerikaanse zijde is geen sprake.
Vraag 2
Wat is de precieze inhoud van het verzoek van de Amerikaanse regering?
Antwoord
Een formeel verzoek heeft Nederland nog niet bereikt. Derhalve is de
precieze inhoud van een dergelijk verzoek niet bekend.
Vraag 3
Bent u voornemens om -in lijn met het beleid van uw voorganger- deze druk te
weerstaan en aan te geven dat u niet bereid bent mee te werken aan een
bilateraal verdrag met de Verenigde Staten dat de werking van het
Internationaal Strafhof inperkt?
Antwoord
Indien een formeel verzoek de Nederlandse regering bereikt, dan zal dat, in
nauw overleg met onder meer de andere EU-lidstaten, op zijn merites worden
beoordeeld. De regering laat zich hierbij leiden door de uitgangspunten dat:
i) de verplichtingen en verantwoordelijkheden van Nederland als
verdragspartij bij het Statuut en als zetelstaat niet worden aangetast of
ingeperkt;
ii) er geen belemmeringen worden opgeworpen voor een spoedig en effectief
functioneren van het Hof.
Vraag 4
Kunt u aangeven hoeveel van dergelijke bilaterale verdragen de Verenigde
Staten al hebben gesloten?
Antwoord
Voor zover bekend hebben tot op heden uitsluitend Roemenië en Israël een
dergelijke bilaterale overeenkomst met de Verenigde Staten getekend.
Vraag 5
Welke acties hebben Nederland en de Europese Unie tot dusverre ondernomen om
te voorkomen dat landen dergelijke bilaterale verdragen met de Verenigde
Staten sluiten? Welke maatregelen gaat Nederland respectievelijk de Europese
Unie hiertoe nog ondernemen?
Antwoord
Recent is in EU-kader gesproken over de pogingen van de Verenigde Staten om
bilaterale overeenkomsten te sluiten met onder meer EU lidstaten. Nederland
heeft nadruk gelegd op het belang van het betrekken van kandidaat-lidstaten
bij de gezamenlijke standpuntvorming en eventuele gezamenlijke beantwoording
van Amerikaanse verzoeken. De EU houdt vast aan de 'Common Position' waarin
de EU lidstaten niet alleen hun steun uitspreken voor het Hof, maar waarin
zij tevens aangeven zich te zullen inzetten voor de wereldwijde ratificatie
en implementatie van het Statuut.
1) de Volkskrant, 30 juli jl.
Kenmerk
Blad /1
===