Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
IZ. 2002/1466
datum
07-08-2002
onderwerp
Verslag Landbouwraad Brussel, 15 juli 2002
TRC 2002/6550
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Op maandag 15 juli jongstleden vond in Brussel een vergadering plaats van de ministers van Landbouw van de Europese Unie. Het was de eerste Landbouwraad onder Deens voorzitterschap. Het was tevens de laatste Raad voor de toenmalige minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de heer Brinkhorst.
De Deense landbouwminister, mevrouw Mariann Fischer Boel, gaf een toelichting op het werkprogramma van het voorzitterschap. Vervolgens presenteerde commissaris Fischler in een openbaar debat de tussenbalans van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Aansluitend werden de lidstaten in de gelegenheid gesteld een eerste reactie te geven op de voorstellen. Commissaris Byrne informeerde de Raad over de laatste stand van zaken met betrekking tot de regelgeving inzake zoönosen en zoönoseverwekkers, de oprichting van de Europese Voedselautoriteit en het Witboek voor voedselveiligheid. Onder diversen is gesproken over de ontwikkelingen van het markervaccin ten behoeve van de bestrijding van mond- en klauwzeer. Minister Brinkhorst informeerde de Raad over de stand van zaken met betrekking tot de contaminatie van varkensvoer met medroxyprogesteron-acetaat (MPA). Ten slotte werd gesproken over een mandaat voor de Commissie om onderhandelingen te beginnen over een wijziging van de geconsolideerde rechten voor rijst en granen.
datum
07-08-2002
kenmerk
IZ. 2002/1466
bijlage
Werkprogramma van het voorzitterschap
De nieuwe voorzitter van de Landbouwraad, de Deense minister van
Landbouw mevrouw Mariann Fischer Boel, lichtte het werkprogramma toe
van het Deense voorzitterschap voor het komende half jaar.
Als prioritaire thema's van het Deens voorzitterschap op het gebied
van landbouw en visserij noemde minister Fischer Boel de volgende
onderwerpen:
1. tussenbalans van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (Mid-Term
Review, MTR);
2. voedselveiligheid;
3. diergezondheid, dierenwelzijn en plantenziekten;
4. hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid;
5. innovatie.
Het voorzitterschap streeft ernaar in de Landbouw- en Visserijraad van
november 2002 conclusies aan te nemen over de MTR. Dit met het oog op
de Europese Raad in Kopenhagen in december. Ook over de hervorming van
het gemeenschappelijk visserijbeleid zou voor het einde van 2002
overeenstemming bereikt moeten zijn. In het kader van
voedselveiligheid streeft Denemarken ernaar nog voor het einde van het
voorzitterschap zoveel mogelijk actiepunten uit het Witboek voor
voedselveiligheid af te ronden. Verder is het voorzitterschap
voornemens om tijdens de Raad van september een openbaar debat te
voeren over het transport van dieren.
Evaluatie halverwege (Mid-Term Review)
Commissaris Fischler presenteerde voor de Raad de tussenbalans van het
gemeenschappelijk landbouwbeleid (Mid-Term Review). Tijdens de
Europese Raad in Berlijn (1999) was overeengekomen dat de
implementatie van de landbouwhervormingen van Agenda 2000 in 2002/2003
geëvalueerd zou worden in een zogenaamde Mid-Term Review (MTR) ten
einde noodzakelijke aanpassingen door te voeren.
De presentatie vond plaats in de vorm van een openbaar debat. De
commissaris juichte deze benadering toe, omdat juist vanuit de
samenleving de laatste tijd veel kritiek te horen is op het
gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Fischler schreef deze kritiek
toe aan de toenemende verwijdering tussen boeren en de samenleving. De
samenleving vraagt om een landbouwbeleid dat boeren stimuleert te
produceren wat de markt wil en niet wat voor de boer de meeste
subsidies oplevert. Bovendien vraagt de maatschappij om strengere
controles, meer plattelandsontwikkeling en minder directe steun.
Boeren willen 'verlost worden van het papierwerk en weer ondernemers
kunnen zijn, die produceren voor de klant en niet tegen kunstmatige
prijzen voor een kunstmatige markt of interventievoorraden'. Ze hebben
recht op een beloning voor de levering van kwaliteitsproducten en
geleverde diensten op het gebied van milieu en plattelandsbeheer,
aldus de commissaris.
Fischler onderstreepte dat hoewel de Commissie nog steeds de
doelstellingen onderschrijft zoals destijds vastgelegd in Agenda 2000,
de EU daarnaast ook behoefte heeft aan een concurrerende
landbouwsector die rekening houdt met het milieu, veilige producten
van hoge kwaliteit levert en bovendien een redelijk inkomen garandeert
voor de boeren. In de ogen van Fischler komt het huidige Europese
landbouwbeleid onvoldoende tegemoet aan deze doelstellingen en is het
tegen de achtergrond van de internationale ontwikkelingen
(uitbreiding, WTO) zaak geen afwachtende, maar juist pro-actieve
houding aan te nemen.
Om aan voornoemde doelstellingen te kunnen voldoen, stelt de Commissie
in concreto onder andere de volgende maatregelen voor:
* ontkoppeling van de directe inkomenssteun van productie;
* koppeling van directe inkomenssteun door het stellen van
randvoorwaarden op het gebied van milieu, dierenwelzijn en
voedselveiligheid aan de inkomenstoeslagen (cross-compliance);
* aanzienlijk meer steun voor plattelandsontwikkeling, te
financieren door een korting op de directe inkomenssteun van 3%
per jaar (vanaf Euro 5.000);
* invoering van bedrijfsaudits;
* nieuwe maatregelen op het gebied van plattelandsontwikkeling ter
verbetering van de kwaliteit van de productie, voedselveiligheid
en dierenwelzijn.
Ten aanzien van de marktordeningen stelt de Commissie het volgende
voor:
* afronding van hervormingen in de graansector, in het bijzonder
door een korting van de interventieprijs met 5% en een herziening
van externe beschermingsmaatregelen;
* afschaffing van de interventie voor rogge;
* vermindering van de specifieke aanvullende steun voor durumtarwe
en invoering van een kwaliteitspremium;
* vermindering van de interventieprijs voor rijst;
* aanpassing van de regimes voor gedroogde voedergewassen,
eiwithoudende gewassen en noten.
Over de kritiek dat de Commissie met de voorliggende MTR haar mandaat
overschrijdt dat ze van de Europese Raad van Berlijn heeft gekregen,
zei commissaris Fischler dat het Akkoord van Berlijn nieuwe
voorstellen niet uitsluit, maar alleen een minimum stelt. Het Akkoord
kan geen afbreuk doen aan het (constitutioneel) initiatiefrecht dat de
Commissie toekomt. Bovendien passen de voorstellen geheel binnen de
doelstellingen en het financiële kader van het bestaande beleid.
Verder moet ook rekening gehouden worden met de Top in Göteborg in
2001, waar de Europese Raad haar goedkeuring heeft gegeven voor een
strategie duurzame ontwikkeling. Ten slotte kan de EU het zich niet
veroorloven om de publieke opinie en internationale ontwikkelingen te
negeren.
De kritiek dat het Commissievoorstel het Europese landbouwmodel op de
helling zet, weersprak commissaris Fischler eveneens. De commissaris
benadrukte dat de doelstellingen van de MTR identiek zijn aan de
doelstellingen gesteld in Agenda 2000. De voorgestelde maatregelen
dienen ertoe de doelstellingen beter ten uitvoer te kunnen brengen. Om
dit mogelijk te maken is het noodzakelijk dat het plattelandsbeleid
verder wordt ontwikkeld. Hiervoor is een verschuiving van middelen van
de eerste pijler naar de tweede pijler noodzakelijk.
Vervolgens gaf de commissaris aan dat met de voorstellen de
marktgerichtheid van het beleid toeneemt. In het verleden waren boeren
afhankelijk van handelsverstorende kunstmatige markten. In de toekomst
kan de boer goederen produceren met de beste marktvooruitzichten.
Tegelijkertijd zullen de extra middelen voor plattelandsontwikkeling
ertoe bijdragen dat boeren tegen betere prijzen producten kunnen
produceren. Producten waar de consument om vraagt en die van hogere
kwaliteit zijn.
Ten aanzien van het tijdstip voor de hervormingsvoorstellen, merkte
commissaris Fischler op dat men zich mede gelet op de Europese
onderhandelingspositie in Genève en de duidelijkheid naar de
kandidaat-lidstaten, geen uitstel kan veroorloven.
Commissaris Fischler sloot zijn presentatie af met te zeggen dat de
MTR geen revolutie inhoudt, maar slechts een uitgewerkt voorstel is
voor een hernieuwd GLB, dat aangepast is aan de huidige eisen. Hij was
zich ervan bewust dat de voorstellen niet door iedereen even hartelijk
verwelkomd zullen worden. Het is echter zaak pro-actief te zijn, zo
stelde hij.
Aansluitend op de presentatie van de Commissie werden de
landbouwministers in de gelegenheid gesteld hun eerste reactie op de
MTR te geven. Zoals te verwachten was, werd de MTR met gemengde
gevoelens ontvangen. Een meerderheid van de lidstaten sprak zich in
meer of mindere mate uit tegen de voorstellen. Deze landen vinden de
plannen te prematuur of buiten het mandaat van Berlijn gaan. De
uitbreiding van de Europese Unie alsmede de WTO-onderhandelingen
dienen hun eigen weg te volgen en vooralsnog volstrekt gescheiden te
blijven van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Verder bestaat onder enkele lidstaten de opvatting dat er geen
financiële redenen bestaan voor vergaande hervormingen, daar de
uitgaven voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid onder de plafonds
van Berlijn blijven. Een vijftal lidstaten kon het voorstel op
hoofdlijnen steunen. Ook minister Brinkhorst sprak zijn steun uit.
Alle delegaties waren het er echter wél over eens dat de MTR een goed
startpunt was voor verdere discussie en iedereen stelde zich dan ook
in beginsel coöperatief en constructief op voor de toekomstige
discussies.
De voornaamste kritiek richtte zich op de volgende elementen uit de
MTR:
Plattelandsontwikkeling/modulatie
Er bestaat geen verschil van inzicht tussen de delegaties over de
versterking van de plattelandsontwikkeling. De meningen verschillen
echter over de manier waarop.
De Commissie stelt voor de tweede pijler van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid te versterken door verplichte, dynamische
modulatie/differentiatie. Dat wil zeggen om meer middelen vanuit de
eerste pijler over te hevelen naar de tweede pijler. Daartoe zullen de
rechtstreekse betalingen over een periode van zeven jaar worden
verlaagd met 3% per jaar, waarbij de verlaging uiteindelijk 20% zal
bedragen. Dit is het in Agenda 2000 overeengekomen maximum. Bij de
korting geldt een franchise van Euro 5.000. Bovendien stelt de
Commissie voor de werkingssfeer van plattelandsontwikkeling uit te
breiden met maatregelen om de voedselkwaliteit te verbeteren,
landbouwers aan hogere normen te helpen voldoen en om dierenwelzijn te
bevorderen.
Het merendeel van de lidstaten bleek tegen verplichte, dynamische
modulatie. Een aantal landen die voor zijn zou echter graag zien dat
de fondsen die beschikbaar komen, behouden blijven voor het eigen
land. Ook minister Brinkhorst gaf aan dat de fondsen terug zouden
moeten vloeien naar het land van herkomst. Hij was het bovendien eens
met een aantal landen dat vond dat de degressiviteit niet ver genoeg
ging en graag wil dat een deel van de vrijgekomen middelen aangemerkt
zou worden als reële besparingen, die al dan niet ingezet zouden
kunnen worden ten behoeve van de uitbreiding.
Ontkoppeling inkomenssteun
Om een marktgerichte, duurzame landbouw te stimuleren stelt de
Commissie voor de rechtstreekse steun aan boeren los te koppelen van
productie. De hoogte van deze steun zal gebaseerd zijn op historische
referenties en afhankelijk zijn van de naleving van bepaalde
voorwaarden op het gebied van milieu, dierenwelzijn en
voedselkwaliteit (cross-compliance).
Het merendeel van de lidstaten is tegen de ontkoppeling. Hiervoor
worden verschillende redenen aangegeven. Ontkoppeling zou een verkeerd
signaal naar de boeren afgeven over de toekomstige richting van de
steun. Het zou een aantasting betekenen van het Europees
landbouwmodel. Ontkoppeling van de directe steun zou voorafgegaan
moeten worden door een sociaal en economische analyse naar de gevolgen
hiervan. Verder zou ontkoppeling een negatieve invloed hebben op de
ontwikkeling en productie in de landbouw alsmede op de werkgelegenheid
in de agrarische sector. De vrees bestaat verder dat historische
referenties zullen leiden tot een status-quo. Twijfels bestaan ook
over het ontkoppelen van steun aan een prestatieplicht.
Minister Brinkhorst heeft in principe zijn steun uitgesproken voor de ontkoppeling van de inkomenssteun, maar heeft tevens aangegeven nog wel een aantal vragen te hebben over de exacte uitwerking.
Marktordeningen
Zoals te verwachten viel, spraken met name de landen die graan, rogge,
durumtarwe of rijst produceren zich uit tegen de voorstellen van de
Commissie. Enkele lidstaten gaven aan voorstander te zijn van het
behoud van het melkquotasysteem na 2008. Een uitgebreide discussie
over de marktordeningsvoorstellen vond echter niet plaats.
Minister Brinkhorst noemde de voorstellen perspectiefvol, hoewel ze op
financieel terrein aan de magere kant zijn.
De voorzitter rondde het debat af zonder politieke conclusie en
verzocht het Speciaal Landbouw Comité de verdere behandeling van de
voorstellen ter hand te nemen. In welhaast elke Landbouwraad zal de
voortgang worden geagendeerd.
Aanbeveling voor een wijziging van de geconsolideerde rechten voor
rijst en granen
Commissaris Fischler gaf de Raad een toelichting op een aanbeveling
voor een beschikking van de Raad inzake machtiging van de Commissie om
onderhandelingen te beginnen over een wijziging van de geconsolideerde
rechten voor rijst en granen. Dit onderwerp, met mogelijk
handelspolitieke consequenties, werd in een restreint-zitting (strikt
besloten) behandeld.
Met het voorstel beoogt de Commissie een onderhandelingsmandaat te
krijgen om in overleg met haar handelspartners onder andere het
systeem voor invoertarifering voor rijst en granen te vervangen door
de invoering van een systeem met vaste heffingen en ruimere
tariefcontingenten (TRQ's).
Het huidige systeem zou niet afdoende zijn om de invoer van goedkope
graan- en rijstimporten uit de Russische Federatie en Oekraïne te
beheren. Met het nieuwe systeem zou met Amerikaanse belangen voldoende
rekening kunnen worden gehouden.
De Commissie heeft van de Raad het gewenste onderhandelingsmandaat
niet verkregen. Het voorstel is derhalve terugverwezen naar het
Speciaal Landbouw Comité en Comité 133 (externe handelsbetrekkingen).
Zoönosen en zoönoseverwekkers
Commissaris Byrne informeerde de Raad over de voortgang van de
voorstellen voor regelgeving inzake zoönosen en zoönoseverwekkers. De
Commissie publiceerde in oktober 2001 een verslag over zoönosen
(ziekten die van dieren op mens kunnen worden overgedragen, zoals
bijvoorbeeld salmonella) en zoönoseverwekkers. De conclusie was dat
weliswaar vooruitgang was geboekt met de bewaking en bestrijding van
zoönosen, maar dat deze maatregelen moeten worden geïntensiveerd. De
Commissie heeft vervolgens voorstellen voor regelgeving gedaan.
De eerste lezing door het Europees Parlement van de door de Commissie
voorgestelde richtlijnen is inmiddels afgerond. In de Raad zijn de
voorstellen reeds eerder besproken tijdens de vergadering van 27 juni
jongstleden. De discussie spitst zich onder invloed van het Europees
Parlement nu toe op versterking van de voorgestelde maatregelen ter
bestrijding van salmonella door het toepassingsgebied uit te breiden
naar verschillende diersoorten. Daarnaast kon de Raad geen
overeenstemming bereiken over de door de Commissie voorgestelde
implementatiedata en de financiering van de bestrijdings- en
controlekosten. Het voorzitterschap heeft voorafgaand aan de Raad de
lidstaten een vragenlijst doen toekomen betreffende deze drie
knelpunten. Tijdens de Raad werden de lidstaten in de gelegenheid
gesteld op de vragenlijst te reageren.
Teneinde tegemoet te komen aan de verschillen van inzicht over de
financiering, stelt het voorzitterschap voor om een nieuw artikel op
te nemen, dat de Commissie verplicht binnen drie jaar na
inwerkingtreding van de regelgeving, te rapporteren aan de Raad en het
Europees Parlement. Het overgrote merendeel van de lidstaten kon dit
voorstel steunen. Wel bleven enkele lidstaten bij hun standpunt dat de
Gemeenschap de verplichte controlemaatregelen zou moeten
medefinancieren. Veel steun was er ook voor het voorstel om de
Commissie kosten-batenanalyses uit te laten voeren alvorens specifieke
doelstellingen te formuleren. De commissaris merkte hierbij echter wel
op dat de conclusies van een kosten-batenanalyse niet altijd sturend
zijn bij de uiteindelijke beslissing.
Op de vraag of meer nauwkeurige criteria geformuleerd zouden moeten
worden voor de definitie van salmonellaserotypes die van belang zijn
voor de volksgezondheid, werd door de meeste lidstaten met instemming
gereageerd.
Ten aanzien van het tijdpad voor de implemenatie van de voorgestelde
regelgeving, liepen de meningen meer uiteen. Desalniettemin was het
voor bijna elke lidstaat een aanvaardbaar compromis, dat de richtlijn
in werking treedt in 2003 en de laatste fase van de implementatie in
2009 wordt afgerond.
Minister Brinkhorst heeft aangegeven zich coöperatief op te willen
stellen voor een compromis om zodoende het proces te versnellen,
ondanks dat een snellere invoering voorkeur geniet.
Commissaris Byrne sprak zijn tevredenheid uit over de resultaten en de getoonde flexibiliteit. Hij zegde toe het voorstel aan te passen op basis van de gevoerde discussie en in oktober van dit jaar met een nieuwe tekst te komen. De commissaris verwacht dat nog een akkoord bereikt zal worden onder het huidige voorzitterschap.
Oprichting van de Europese Voedselveiligheidautoriteit
Commissaris Byrne informeerde de Raad over de stand van zaken inzake de oprichting van de Europese Voedselveiligheidautoriteit (EVVA). Hij zei verheugd te zijn dat de Raad heden zijn goedkeuring had gehecht aan de instelling van de Raad van Bestuur van de EVVA. De commissaris deelde verder mee dat naar verwachting de eerste vergadering van de Raad van Bestuur zal plaatsvinden in september. Ten slotte meldde hij dat de Commissie momenteel doende is een lijst op te stellen met belangstellenden voor de functie van uitvoerend directeur.
Enkele lidstaten maakten van de gelegenheid gebruik om hun kandidatuur
voor de vestigingsplaats voor de EVVA nog eens onder de aandacht te
brengen.
Witboek voedselveiligheid
Commissaris Byrne heeft tijdens de Raad een werkdocument toegelicht
dat een stand van zaken geeft voor wat betreft de implementatie van de
maatregelen die zijn voorgesteld in het Witboek voor
voedselveiligheid.
De Europese Commissie heeft in januari 2000 aan het Witboek voor
voedselveiligheid een werkplan toegevoegd met 84 voorstellen. Door
middel van het in het Witboek voorgestelde pakket van maatregelen kan
de voedselveiligheid op een meer gecoördineerde en geïntegreerde
manier worden geregeld. Hiermee wordt beoogd de gezondheidsbescherming
op een zo hoog mogelijk peil te brengen.
De commissaris sprak zijn tevredenheid uit over de betekenisvolle
vooruitgang die geboekt is. Van de 84 voorstellen zijn er 32 nog niet
afgerond. Commissaris Byrne verwacht dat van deze 32 nog voor het
einde van het jaar een groot aantal zal worden afgerond.
Diversen
a. MKZ-bestrijding
Van 26 tot 31 mei 2002 vond in Parijs de 70e jaarlijkse algemene
vergadering plaats van het Internationaal Comité van het Office
International des Epizooties (OIE), de wereldorganisatie voor de
diergezondheid. Tijdens deze zitting heeft de OIE kennisgenomen
van het gebruik van nieuwe serologische testen die toelaten om op
niveau van landbouwbedrijf een onderscheid te maken tussen de
antistoffen bij gevaccineerde dieren en de antistoffen bij dieren
die in contact zijn geweest met het wilde virus. Deze testen
kunnen het antwoord zijn op de maatschappelijke kritiek op het
massaal afmaken van gezonde dieren als instrument in de
dierziektebestrijding, omdat daarmee noodvaccinatie dichterbij
komt.
De Belgische delegatie heeft de Commissie verzocht om in haar
voorstel aan de Raad tot aanpassing van de Richtlijn mond- en
klauwzeer rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen die zich
voordoen. Minister Brinkhorst steunde België hierin.
De commissievertegenwoordiger gaf aan op de hoogte te zijn van de
ontwikkelingen van het markervaccin. Hij zei verder te verwachten
in september van dit jaar met een voorstel te komen voor de
aanpassing van de Richtlijn, waarin ook nieuwe ontwikkelingen in
overweging zijn genomen.
b. MPA
Op verzoek van minister Brinkhorst was de contaminatie van
varkensvoer met het hormoon medroxyprogesteron-acetaat (MPA) aan
de agenda toegevoegd. Commissaris Byrne gaf aan het te betreuren
dat er wederom een incident was met diervoeders. Hij benadrukte
het belang van strengere controles op het niveau van de lidstaten.
De commissaris gaf aan dat wellicht de communautaire wetgeving op
dit punt niet strikt genoeg was. Hij pleitte verder voor nauwere
samenwerking tussen de autoriteiten op het gebied van
afvalverwerking en voedselveiligheid. Tegelijkertijd sprak de
commissaris zijn tevredenheid uit over het functioneren van het
Rapid Alert System (RAS).
Minister Brinkhorst bedankte de Commissie en de lidstaten voor de
medewerking en onderstreepte het belang van een structurele
oplossing. Deze zou gevonden moeten worden in een goede
samenwerking tussen de afvalverwerkers en veevoederindustrie, het
tijdig gebruik van het RAS alsmede een geharmoniseerde en
gecoördineerde wetgeving op communautair niveau. Verder werd een
korte uiteenzetting gegeven over de tot dan toe door Nederland
getroffen maatregelen.
Ook de Belgische en Ierse delegaties maakten van de gelegenheid
gebruik de Raad te informeren over de stand van zaken met
betrekking tot MPA in hun land.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
dr. C.P. Veerman
---