Ministerie van Justitie
Schijn van partijdigheid rechters
G.J. Terlouw, P.A. Kamphorst
Conceptrapport Onderzoek en beleid, nr. 195
Bestelwijze
Samenvatting
Achtergrond
Partijen hebben bij de behandeling van hun rechtszaak recht op een
eerlijk proces. Eén van de uitgangspunten daarvoor is dat de rechter
onpartijdig tegenover de partijen en het onderwerp van de zaak staat.
Wettelijke regelingen die de behandeling door een onpartijdige rechter
moeten waarborgen zijn wraking en verschoning. Partijen kunnen
rechters wraken indien er twijfels bestaan over de rechterlijke
onpartijdigheid. Indien het wrakingsverzoek wordt toegewezen mag de
betreffende rechter niet meer aan de berechting deelnemen. Als
rechters zelf van mening zijn dat er gronden zijn die aanleiding
kunnen geven tot twijfels over hun onpartijdigheid, dan kunnen ze
zichzelf voor verschoning voordragen. In de rechtspraak van het EHRM
is vastgelegd dat ook de schijn van partijdigheid moet worden
vermeden.
De laatste jaren wordt de onpartijdigheid van rechters minder
vanzelfsprekend aangenomen. Zowel binnen als buiten de rechterlijke
macht zijn discussies gaande over de onpartijdigheid en integriteit
van rechters, nevenfuncties en het opstellen van een eventuele
gedrags- of verschoningscode.
Naar aanleiding van een symposium in 2000 over Voorkoming van schijn
van partijdigheid heeft het Hoofdbestuur van de NVvR een
vervolgwerkgroep Schijn van partijdigheid ingesteld met de opdracht om
de casuïstiek rond verschoningen, wrakingen en (schijn van)
partijdigheid van de rechterlijke macht te inventariseren en het
Hoofdbestuur en de Ledenraad van de NVvR te informeren over de
wenselijkheid en mogelijkheden van het opstellen van oriëntatiepunten
over deze onderwerpen. Vervolgens heeft de werkgroep het WODC de
opdracht gegeven onderzoek te doen naar a) de aard en omvang van
schijn van partijdigheid; b) de mening van rechters, raios en
procespartijen over een verschoningscode ter voorkoming van schijn van
partijdigheid van rechters en c) meningen over de (on)verenigbaarheid
van (neven)functies met de functie van rechter. Naar aanleiding van
het onderzoek heeft de werkgroep aanbevelingen opgesteld over
bovengenoemde onderwerpen.
Schijn van partijdigheid is in dit onderzoek zowel benaderd vanuit het
gezichtspunt van de rechter als vanuit het gezichtspunt van de
procespartij. Daarnaast is zowel naar de formele als de niet-formele
kant gekeken. Voor procespartijen betekent dit, dat niet alleen is
gekeken naar wraking, maar ook naar situaties die aanleiding gaven om
te wraken terwijl niet is gewraakt. Bij rechters is niet alleen naar
verschoning gevraagd, maar ook naar situaties waarin ze zich hebben
teruggetrokken vanwege schijn van partijdigheid.
De volgende onderzoeksvragen staan centraal.
* Hoe vaak en in welke gevallen wordt er gewraakt en met welk
resultaat?
* Hoe vaak en in welke gevallen hebben procespartijen aanleiding
gezien om een rechter te wraken zonder dat zij daadwerkelijk
hebben gewraakt en waarom hebben zij er vanaf gezien?
* Hoe vaak en in welke gevallen doen rechters een beroep op
verschoning?
* Hoe vaak en in welke gevallen trekken rechters zich terug van een
zitting vanwege schijn van partijdigheid?
* In hoeverre wordt een verschoningscode ter voorkoming van schijn
van partijdigheid wenselijk geacht en wat moet de vorm en status
van die code zijn?
* Welke voor- en nadelen verwacht men van een verschoningscode?
* Welke andere maatregelen worden onderschreven ter voorkoming van
(schijn van) partijdigheid van rechters?
* In hoeverre worden bepaalde (neven)functies niet verenigbaar
beschouwd met de functie van rechter?
Onderzoeksopzet
Ter voorbereiding van het onderzoek zijn face-to-face interviews
gehouden met zes voorzitters van wrakingskamers/rechters, drie dekens
van de Orde van Advocaten en twee OM-leden. Vervolgens is een
schriftelijke enquête gehouden. Daarbij zijn alle vaste rechters,
raios en OM-leden die lid zijn van de NVvR en een niet-representatieve
steekproef van advocaten en bestuursrechtelijke hulpverleners
ondervraagd over wraking, (indien van toepassing) verschoning en
terugtrekking, een verschoningscode en onverenigbare nevenfuncties.
Uiteindelijk hebben 786 rechters, 111 raios, 201 OM-leden, 265
advocaten en 21 bestuursrechtelijke hulpverleners de vragenlijst
beantwoord. De respons lag gemiddeld op 47%. Daarnaast zijn de
wrakingsverzoeken tussen 1 oktober 2000 en 1 oktober 2001 bij alle
rechtbanken en hoven, de Hoge Raad, de Centrale Raad van Beroep en het
College van Beroep voor het bedrijfsleven geïnventariseerd. Van 107
wrakingsverzoeken zijn de dossiers bestudeerd.
Resultaten
Wraking, verschoning en terugtrekking
In een jaar tijd zijn, over alle gerechten samengenomen, minimaal 139
wrakingsverzoeken geregistreerd. Dit aantal is minimaal omdat niet
alle gerechten wrakingsverzoeken afzonderlijk registreren. De exacte
omvang van het aantal wrakingen hebben we dus niet vast kunnen
stellen.
Het formele aantal wrakingsverzoeken geeft slechts een deel van de
schijn van partijdigheid weer. Advocaten en officieren van justitie
blijken niet altijd te wraken ook al zien zij daar wel aanleiding toe.
De afgelopen twee jaar hebben bijvoorbeeld 9% van de OM-leden en 23%
van de advocaten wel eens aanleiding gezien om een rechter te wraken,
terwijl ze dit niet kenbaar hebben gemaakt. Officieren van justitie
wraken zelden. Zij voeren veeleer informeel overleg indien zij van
mening zijn dat een bepaalde rechter een bepaalde zaak beter niet kan
behandelen.
Het aantal wrakingen zegt niet vanzelfsprekend iets over de (formele
beoordeling van) partijdigheid van de rechter. Bij zeven (6%) van de
107 onderzochte verzoeken oordeelde de wrakingskamer dat er objectieve
gronden waren voor schijn van partijdigheid. Daarnaast wraken ook
procespartijen niet altijd omdat zij vinden dat de rechter partijdig
is. Zij kunnen ook wraken vanwege strategische of andere overwegingen.
De meest voorkomende redenen om te wraken zijn eerdere beslissingen
van rechters in dezelfde zaak of aanverwante zaken waarin bijvoorbeeld
medeverdachten zijn berecht en omstandigheden die met bejegening door
de rechter of behandeling van de zaak te maken hebben. Persoonlijke of
(voormalige) werkrelaties met procesdeelnemers komen weinig voor als
wrakingsgrond.
Belangrijke redenen voor officieren van justitie en advocaten om niet
te wraken zijn, dat ze de verhouding met de rechter niet willen
verstoren, het proces niet willen vertragen of geen juridische gronden
zien om te wraken.
Naast dat er bij de toedeling van zaken wordt beoordeeld of een
bepaalde rechter een zaak kan behandelen, vinden rechters zelf
regelmatig dat zij een zaak niet kunnen doen. In de laatste twee jaar
heeft 40% zich wel eens voor een zitting teruggetrokken, heeft 4% zich
tijdens een zitting teruggetrokken en heeft 2% van de rechters een
verschoningsverzoek ingediend. De persoonlijke relatie met (één der)
partijen/advocaten vormt de belangrijkste reden voor zowel verschoning
als terugtrekking.
Verschoningscode
Een verschoningscode wordt als een van de maatregelen gezien om schijn
van partijdigheid te voorkomen. Minimaal driekwart van de rechters,
raios, OM-leden en advocaten vindt een verschoningscode in de vorm van
intern en extern niet-bindende oriëntatiepunten wenselijk. Iets minder
draagvlak is er voor intern wel en extern niet-bindende aanbevelingen.
Alleen een groot deel van de advocaten (64%) vindt ook formele
regelgeving (zowel intern als extern bindend) wenselijk.
Het onderkennen van dilemmas en houvast bij de afweging of een zaak
wel of niet kan worden behandeld zijn voordelen van een
verschoningscode die het meest worden onderschreven. Daarentegen zijn
ook de meesten van mening dat een code de schijn van partijdigheid
niet oplost.
De nadelen van een verschoningscode vinden in het algemeen minder
weerklank dan de voordelen. In vergelijking met de andere groepen
onderschrijven rechters de voordelen van een code het minst en de
nadelen het meest. Voor advocaten geldt het omgekeerde.
Een andere maatregel om schijn van partijdigheid te voorkomen waarvoor
veel draagvalk is, is het opstellen van een landelijke databank met
wrakingscasuïstiek.
Onverenigbare nevenfuncties
Nevenfuncties van een rechter brengen een tweeledig effect teweeg: de
maatschappelijke kennis en kunde die een rechter opdoet tegenover de
indruk van belangenverstrengeling. Hoewel nevenfuncties in de
discussies rond de partijdigheid en onafhankelijkheid van rechters een
belangrijke plaats innemen, komen ze weinig voor als reden om te
wraken.
Bepaalde combinaties van nevenfuncties en rechterlijke functies worden
absoluut onverenigbaar gevonden door een deel van de ondervraagden. De
combinaties die het meest problematisch worden gevonden zijn
OM-functies en politieke functies naast het rechterschap.
WODC- informatiedesk / e-mail: wodc-informatiedesk@minjus.nl
Redacteur: Hans van Netburg
Laatst gewijzigd: 06-08-2002