Ministerie van Justitie
Nieuwe wetgeving omtrent vermissing van personen op 1 augustus 2002 in
werking
11 juli 2002
De belangrijkste wijziging is die van verkorting van de termijn die
verstreken moet zijn om de rechtbank de verklaring van vermoedelijk
overlijden te kunnen vragen. Nu is die termijn in het algemeen vijf
jaar. Vanaf 1 augustus is het voldoende dat een jaar is verstreken
vanaf het vertrek van de vermiste of sinds het laatste levensteken.
Voorwaarde is daarbij wel dat de betrokkene gedurende dat hele jaar
wordt vermist en dat er ook omstandigheden zijn, die zijn of haar dood
waarschijnlijk maken. De tijd die vòòr 1 augustus 2002 reeds was
verstreken, mag voor dat ene jaar worden meegeteld. De verklaring van
vermoedelijk overlijden is van groot belang. Een
verzekeringsmaatschappij zal (bijvoorbeeld in geval van pensioen of
hypothecaire levensverzekering) pas uitkeren als die verklaring
overgelegd kan worden.
Vanaf 1 augustus 2002 geldt het volgende stelsel:
* de dood van de vermiste is niet zeker: na vijf jaar kan de
verklaring van vermoedelijk overlijden worden aangevraagd;
* de dood van de vermiste is waarschijnlijk: na een jaar kan de
verklaring van vermoedelijk overlijden worden verzocht;
* de dood van de vermiste is als zeker te beschouwen: de rechtbank
kan onmiddellijk worden gevraagd om te verklaren dat de vermiste
is overleden.
Enkele andere wijzigingen
Na 1 augustus kan ook de officier van justitie verzoeken om een
verklaring van vermoedelijk overlijden. Verder roept de rechter de
vermiste, als de procedure inzake de verklaring van vermoedelijk
overlijden wordt opgestart, in principe nog maar eenmaal (was
driemaal) op om van zijn in leven zijn te doen blijken.
Nu gelden er verplichtingen strekkende tot garantie dat, na een eventuele terugkeer van de vermiste, teruggave ook echt mogelijk is van goederen, die erfgenamen en legatarissen in bezit hebben genomen. Voortaan kan de rechter die verplichtingen uitsluiten. Maar ze gelden in ieder geval nooit langer dan vijf jaar (was tien jaar) na de dag waarop de akte van (vermoedelijk) overlijden is opgemaakt.
Het speciaal verlof van de rechtbank om opnieuw te mogen trouwen of
een geregistreerd partnerschap te mogen aangaan, heeft de
achtergebleven partner van een vermoedelijk overleden verklaarde
persoon niet meer nodig. Tot slot kunnen voogden, curatoren en
bewindvoerders in het personen- en familierecht indien de goederen van
de minderjarige/onder curatele gestelde/rechthebbende, niet meer waard
zijn dan 11250 euro (was 4500 euro), volstaan met inlevering van een
verklaring omtrent het vermogen (volgens het door de Minister van
Justitie vastgesteld model) en hoeven dus niet meer de omvangrijker
boedelbeschrijving in te leveren.
Op 1 augustus a.s. treedt de Wet van 21 maart 2002, Stb. 176, in
werking.