Partij van de Arbeid
Den Haag, 26 juli 2002
VRAGEN VAN HET LID VAN HEEMST (PVDA) AAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN
EN KONINKRIJKSRELATIES
1. Heeft u kennisgenomen van de aan u gerichte brief d.d. 26 juli 2002
van
R. van Schaik, brigadier van politie, over het nieuwe
politie-uniform?
2. Hoever is de voorbereiding van een besluit over dit onderwerp
gevorderd?
3. Wanneer verwacht u een besluit te gaan nemen?
4. Waarom is de draagproef voor dit nieuwe uniform beperkt tot de herfst- en winterperiode? Geeft de proef daardoor een betrouwbaar beeld?
5. Beschouwt u de eventuele aanpassingen als een gewone verandering dan wel als een (zeer) ingrijpende en kunt u uw oordeel toelichten?
6. Hoeveel bezwaren zijn er binnen gekomen van gewone politiemensen en
wat is de aard van deze bezwaren?
7. Wat is uw reactie daarop?
8. Hoe zwaar laat u die bezwaren wegen bij het bepalen van uw
standpunt?
9. Op welke wijze is tot nu toe aan deze bezwaren aandacht gegeven?
10. In welke mate speelt de representativiteit van het nieuwe uniform een rol en in welke mate gaat het om andere, belangrijkere, overwegingen?