Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
TRCDL/2002/2612
datum
26-07-2002

onderwerp
Vrijstellingsregeling uienteelt

bijlagen

Hierbij informeer ik u, mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het verzoek van LTO Nederland om toepassing van artikel 16a van de Bestrijdingsmiddelenwet voor de uienteelt. Aan dat verzoek is gehoor gegeven door het vaststellen van een vrijstellingsregeling. Hiermee is tevens uitvoering gegeven aan de onlangs door de Tweede Kamer aangenomen motie Van den Brink c.s. (TK 2001-2002, 27.858 nr. 30), waarin gevraagd wordt om voor de uienteelt van deze bevoegdheid gebruik te maken.

Het probleem in de uienteelt staat niet op zich, maar is een illustratie van de problemen waar we in het toelatingsbeleid tegenaan lopen. Het kabinet constateert dat deze problemen het draagvlak voor het hele gewasbeschermingsbeleid ernstig hebben verstoord. Dat geldt ook voor die onderdelen van het beleid waar geen verschil van inzicht over bestaat (bijvoorbeeld het stimuleren van geïntegreerde teelt). Met deze situatie is noch het landbouwbelang, noch het milieubelang of welk ander belang dan ook gediend. Het kabinet is dan ook voornemens om het gewasbeschermingsbeleid aan te passen op een wijze die recht doet aan alle onderliggende belangen en liefst met steun van alle belanghebbende partijen. Het kabinet hoopt op deze manier de huidige impasse te doorbreken.

datum
26-07-2002

kenmerk
TRCDL/2002/2612

bijlage

De aanpak die het kabinet voorstaat is in de eerste plaats gericht op het oplossen van een aantal echte knelpunten in de beschikbaarheid van middelen. Het gaat om knelpunten die zijn ontstaan doordat Nederland er destijds voor heeft gekozen vooruit te lopen op de EU-beoordeling van werkzame stoffen. Maar mede door de vertraging die inmiddels in de EU-beoordeling is ontstaan komt de concurrentiepositie van de Nederlandse landbouw ten opzichte van de landbouw in een aantal omringende EU-landen onevenredig onder druk te staan. Het kabinet onderzoekt op dit moment de mogelijkheden om de echte knelpunten die zijn ontstaan op een verantwoorde wijze weg te nemen en de wetgeving hierop aan te passen.

Tegelijkertijd vindt het kabinet het van belang dat over duurzame gewasbescherming met betrokken partijen dit najaar een aantal doelgerichte en niet-vrijblijvende afspraken wordt gemaakt. Het kabinet zal daartoe het initiatief nemen, zal partijen ook uitnodigen zelf met voorstellen te komen en voelt zich verantwoordelijk voor het bereiken van resultaat.

In deze context heeft het kabinet ook gekeken naar het verzoek om een (tijdelijke) vrijstelling te verlenen voor het gebruik van momenteel niet-toegestane middelen in de uienteelt. Daarbij heeft het kabinet vooral mee laten wegen dat rond de toelating en beeïndiging van de toelating van Mancozeb (preventief middel) veel onduidelijkheid is geweest, hetgeen in contrast staat tot de toezegging van het vorige kabinet aan de Tweede Kamer dat beëindiging van toelatingen lopende het teeltseizoen zoveel mogelijk zou worden voorkomen. Daarbij komt nog de wisselvallige gang van zaken waarbij de betrokken toelatingen werden verlengd en op een later tijdstip toch weer werden beëindigd of vernietigd door de rechter.

Dit alles afwegende heeft het kabinet dan ook besloten het verzoek van LTO te honoreren. Ik wil benadrukken dat het om een oplossing voor het lopende teeltseizoen gaat. Een meer structurele oplossing zal gevonden moeten worden in de aanpak die ik hierboven in het kort heb verwoord. Daarbij spreek ik de hoop uit dat alle betrokken partijen bereid zijn uit de huidige impasse te komen en daadwerkelijk stappen in de richting van duurzame gewasbescherming te zetten.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

dr. C.P. Veerman


---