Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
DL. 2002/2438
datum
12-07-2002
onderwerp
Evaluatie Regeling beëindiging Veehouderijtakken
TRC 2002/5935
bijlagen
Geachte Voorzitter,
In reactie op uw bovengenoemde brief inzake de evaluatie van de Regeling beëindiging veehouderijtakken (hierna: Rbv) en de intrekking van de subsidieverlening aan de familie Beelen te Heythuysen kan ik u het volgende melden.
datum
12-07-2002
kenmerk
DL. 2002/2438
bijlage
De evaluatie van de Rbv zal worden opgestart als de afhandeling van de
aanvragen in het kader van de eerste en tweede tranche Rbv zijn
afgerond. Dit zal eind 2003 het geval zijn.
In verband met de privacy zal ik niet specifiek ingaan op de casus van
de familie Beelen. Bovendien ligt deze zaak momenteel bij de
bestuursrechter. Ten aanzien van de intrekking van de
subsidieverlening na de constatering dat na het moment van
subsidieverlening dieren op het bedrijf zijn aangevoerd merk ik ten
algemene het volgende op.
* Met het oog op de goedkeuring door de Europese Commissie is in de
artikelen 25 en 26 van de Rbv bepaald dat na het moment van
subsidieverlening geen nieuwe dieren op het bedrijf mogen worden
aangevoerd en dat de op dat moment aanwezige dieren binnen een
bepaalde termijn (doch uiterlijk 1-1-2002 bij de 1e tranche Rbv)
van het bedrijf moeten worden afgevoerd. Indien bij controle
blijkt dat niet aan de voorwaarden is voldaan vervalt het recht op
subsidie.
* Door niet een vaste datum vast te stellen waarop geen dieren meer
mochten worden aangevoerd, maar dit afhankelijk te maken van het
moment van subsidieverlening door LASER werd maximale ruimte
gegeven om nog dieren aan te voeren. Dit was ook een verzoek van
de LTO. Keerzijde van deze benadering is dat de ondernemer zelf de
nodige maatregelen moest nemen om het risico van het verlies van
de subsidie uit te sluiten ingeval hij deze geboden ruimte
maximaal wilde benutten.
* De voorwaarden ten aanzien van de aan- en afvoer van dieren en de
consequenties van het niet naleven daarvan zijn duidelijk
gecommuniceerd en waren - mede in verband met de versoepelingen
ten tijde van de MKZ - goed bekend bij de sector. In de praktijk
kan ook worden geconstateerd dat de meeste aanvragers vertrouwd
waren met de voorwaarden en tijdig (en dikwijls tegen hoge kosten)
maatregelen hebben genomen om leveringscontracten op te zeggen of
aan te passen om te voorkomen dat na het moment van
subsidieverlening dieren op het bedrijf zouden worden aangevoerd.
* Een versoepeling achteraf van de subsidievoorwaarden tast de
geloofwaardigheid van het beleid richting de Europese Commissie
aan. Eerst zijn er harde subsidievoorwaarden gesteld om zeker te
stellen dat bedrijven binnen de gestelde termijn ook daadwerkelijk
worden beëindigd in verband met het verkrijgen van goedkeuring van
de staatssteun. Het achteraf versoepelen van deze termijnen is
niet geloofwaardig en zal bovendien opnieuw voor goedkeuring aan
Brussel moeten worden voorgelegd.
* Ook richting de sector wordt met een versoepeling achteraf van de
voorwaarden een verkeerd signaal afgegeven: men hoeft het niet zo
nauw te nemen met de naleving van de voorwaarden, omdat achteraf
hier via een versoepeling wel weer een mouw aan wordt gepast.
* Een versoepeling zal ook calculerend gedrag bij deelnemers aan de
tweede tranche in de hand werken. Het alsnog uitbetalen van de
subsidie zal als gevolg hebben dat de voorwaarden ten aanzien van
de aan- en afvoer van dieren geen effect meer zullen hebben op de
deelnemers aan de tweede tranche. Bovendien is dit moeilijk te
verdedigen naar de ondernemers uit de eerste tranche Rbv die wél
(en dikwijls met hoge kosten in verband met afbestellen van een
levering) maatregelen hebben getroffen.
Op basis van bovenstaande argumentatie kan ik niet anders concluderen
dan dat als men alle documentatie en brieven van LASER had gelezen men
de voorwaarden en de consequenties daarvan had gekend. Het alsnog
uitbetalen van de subsidie op basis van een generieke maatregel komt
bovendien de geloofwaardigheid van het beleid niet ten goede en werkt
calculerend gedrag bij deelnemers aan de tweede tranche Rbv in de
hand.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
mr. L.J. Brinkhorst
---