CDA Rotterdam
Actueel
Rotterdam, 11 juli 2002
CDA kritisch over Project Mainportontwikkeling Rotterdam
Bijdrage raadsdebat 11 juli 2002
Memorandum van overeenstemming
Project mainport rotterdam
Met het Memorandum van Overeenstemming voor het projectenspoor PMR
wordt een belangrijke stap voorwaarts gezet in gemeenschappelijke
ontwikkeling van een Tweede Maasvlakte. Er ontstaat meer
duidelijkheid over de bekostiging en financiering van de absoluut
noodzakelijke havenuitbreiding, de aanleg van 750 ha natuur - en
recreatiegebieden en voorts het beter gebruik van het bestaande
havengebied. Nu ook de Eerste Kamer heeft ingestemd met de
Planologische Kernbeslissing Plus, die de wettelijke basis vormt
voor de aanleg, kan voortvarend worden gewerkt aan de realisering
van de Tweede Maasvlakte, waarmee nu werkelijk de allergrootste
haast is geboden. We kunnen ons niet in de huidige Europese
concurrentieverhoudingen veroorloven, dat Rotterdam langere tijd
feitelijk pas op de plaats moet maken.
Er is trouwens nog een duidelijke reden om snel tot de aanleg van
de Tweede Maasvlakte over te gaan. De Tweede Maasvlakte moet als
het ware het zeehaventerrein leveren, die de overgang in de
bestaande haven zelf van zeehavenactiviteit naar wonen, werken en
recreëren mogelijk moet maken. Waalhaven Oost en Eemhaven, met de
recente aankopen aldaar, zijn onze laatste grote eigen locaties om
woningbouw te ontwikkelen. Dat kan echter alleen als de Tweede
Maasvlakte operationeel is. Waar de Rijksoverheid stedelijke
ontwikkeling stimuleert om landelijk gebied te sparen evenzeer een
Rijksbelang.
Om maar direct duidelijkheid te verschaffen: de CDA fractie is
redelijk ingenomen met wat onze onderhandelaars op 1 maart hebben
weten te bereiken, maar tegelijkertijd ook zeer bezorgd. De
financiering van de Tweede Maasvlakte moet wel een gezonde
bedrijfsvoering mogelijk maken of het nu een gemeentelijk
havenbedrijf betreft of een overheids vennootschap.
Er past dank aan het College in zijn vorige samenstelling voor deze
overeenkomst, hoezeer ook betreurd moet worden, dat de toenmalige
onderhandelaars er niet in geslaagd zijn het Rijk te doordringen
van haar eigen verantwoordelijkheid voor landaanwinning en
kustverdediging.
Waar mij weinig tijd is gegeven zal ik mij sterk beperken tot de
harde consequenties van het Memorandum, wat ook kan omdat redelijke
tevredenheid kan bestaan over wat is bereikt voor wat ik maar
globaal aanduidt als de uitwerking van het basisdocument `Visie en
Durf´.
Het is duidelijk, dat de gemeente Rotterdam niet alleen zelf
opdraait voor de bekostiging en financiering van de aanleg van de
terreinen, havenbekkens, kaden en infrastructuur, maar ook moet
betalen voor het gebruik van de aangelegde zeewering en
havenmonding. Helaas heeft onze delegatie de regering niet
duidelijk kunnen maken, dat de havenuitbreiding meer belangen dient
dan die van Rotterdam alleen. De regering heeft ook niet willen
honoreren, dat overal elders in de wereld de havens niet zelf voor
hun aanleg opdraaien. We hebben hier te maken met een soort
omgekeerde wereld. Waar in Europees verband met de Port Package
wordt geprobeerd overdreven staatssteun aan havens in te dammen,
krijgt Rotterdam te maken met extra lasten die de staat in rekening
brengt voor de uitvoering van een rijkstaak.
Alle aanleiding voor het CDA om het College nog eens te verzoeken
in de nadere onderhandelingen met het Rijk - hopelijk met een
minister van verkeer en waterstaat en van financiën aan tafel die
meer oog hebben voor de concurrentiepositie van Rotterdam - de
rendementsberekening kritisch tegen het licht te houden. Immers het
kan niet de bedoeling zijn dat de lasten van de Tweede Maasvlakte
zich tegen de haven van Rotterdam keren.
In het memorandum is de mogelijkheid opgenomen om het rijk de kans
te geven tot medefinanciering van de invulling en exploitatie van
het skelet van de Tweede Maasvlakte in ruil voor aandelen in een
tot overheids NV omgevormd Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam.
Naar de opvatting van het CDA moeten Rotterdam en het Rijk samen
verdere mogelijkheden onderzoeken om tot een gezonde
bedrijfsvoering van de Tweede Maasvlakte te komen.
Terugkerend naar het memorandum, waar het rijk uitdrukkelijk streeft naar een (zogenaamd) reëel rendement van 4 % als exploitatievergoeding voor de aanleg van de zeedijk en havenmonding, lijkt dat een zware last die mogelijk prohibitief is.
Dit temeer wanneer ook de kosten van de compensatie in zee en aan de duinen is verdisconteerd in de aanlegkosten van de zeedijk. De CDA fractie begrijpt dat volgens het memorandum nader overlegt kan worden over de opbouw van het investeringsbedrag waarover de 4 % rendement moet worden berekend. In de overwegingen van het college ten aanzien van de onrendabele top van de landaanwinning schuilen vele aspecten, die nog nader financieel vertaald moeten worden en vervolgens toebedeeld. Volgens pagina 5 van het memorandum zijn er meer kosten, die geenszins in aanmerking komen om te worden doorberekend in een rendementsovereenkomst.
Als het uiteindelijk rendement de exploitatie van de Tweede Maasvlakte niet in de weg mag staan en het rijk hecht aan zijn aandeel in het profijt van de Tweede Maasvlakte is de beste weg om dat rendement via de overheids NV te verrekenen. Met andere woorden Rotterdam en het Rijk moeten het eens worden over de wijze waarop het Rijk zich inkoopt in de Overheids NV, waartoe het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam omgevormd moet worden.
Welaan: het CDA zou bijzonder graag zien, dat het college in dat
nader overleg de verdere mogelijkheden verkent van een aanzienlijke
financiële rijksbijdrage in een tot overheids NV omgevormd
Gemeentelijk Havenbedrijf, waarmee het rijk zich als het ware
inkoopt in deze NV.
Het nieuwe College heeft die stap al mogelijk gemaakt met de
ondubbelzinnige uitspraak in zijn afwegingen (blz 6 onderaan) dat
volgens het collegeakkoord nu ook de koers naar een overheids NV is
ingezet. Tot genoegen van het CDA is daarmee ook de weg vrij
gemaakt voor rijksparticipatie in de overheids NV voor de
Rotterdamse haven.
Het bedrag, dat is gemoeid met de aanleg van zeewering en monding
kan daar mede toe dienen, waarmee de haalbaarheid van het project
aanzienlijk wordt vergroot, de feitelijke lasten van de nieuwe
vennootschap aanzienlijk worden verminderd en de totale
financiering wellicht ook gemakkelijker tot stand kan komen.
Een en ander heb ik neergelegd in een motie, waarvan de tekst voor
zich zelf spreekt.
in Word-format treft u een integrale versie van de ingediende motie
aan
Voorzitter,
Nog enkele opmerkingen over Bestaand Rotterdams Gebied en de
realisering van 750 hectare natuur - en recreatiegebieden (wat dus
iets anders is als compensatie, die rechtstreeks is verbonden met
de aanleg van de Tweede Maasvlakte). De kostenverdeling tussen
Rijk, Provincie Zuid Holland, de stadsregio en Rotterdam staat vast
alsook de verantwoordelijkheid, maar waar Rotterdam voor komt te
staan is nog mistig. Dat zelfde geldt voor de financiële
consequenties van intensivering en leefbaarheidprojecten in het
Bestaand Rotterdams Gebied.
CDA Rotterdam