Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Algemeen ambtsbericht Sri Lanka Mei 2002
1. Inleiding
---
In dit ambtsbericht wordt informatie gegeven over de situatie in Sri Lanka,
voor zover van belang voor de beoordeling van asielverzoeken en de vraag of
uitgeprocedeerde Srilankaanse asielzoekers kunnen terugkeren naar Sri Lanka.
Dit ambtsbericht Sri Lanka is een actualisering van het ambtsbericht van 11
juli 2001 en beschrijft de ontwikkelingen die zich sindsdien voordeden in
Sri Lanka. De verslagperiode van dit ambtsbericht loopt van juli 2001 tot en
met begin mei 2002. Voor zover niet anders gemeld, is het gestelde in het
ambtsbericht van 11 juli 2001 nog van toepassing.
In hoofdstuk 2 van dit rapport worden de recente ontwikkelingen bij het
zoeken naar een politieke oplossing voor het conflict met de LTTE
beschreven, alsmede de militaire ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan.
In hoofdstuk 3 wordt onder meer ingegaan op de risico's die Tamils in
Colombo lopen om te worden gearresteerd en gedetineerd en daarbij te worden
onderworpen aan mensenrechtenschendingen.
Hoofdstuk 4 behandelt het terugkeerbeleid voor afgewezen asielzoekers van
andere westerse landen. Tevens wordt het standpunt van de UNHCR inzake
gedwongen terugkeer belicht.
Het ambtsbericht wordt afgesloten met een samenvatting.
Bij de opstelling van dit ambtsbericht is gebruik gemaakt van openbare
bronnen en rapporten, alsmede van vertrouwelijke rapportages van de
Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging te Colombo. Daarnaast is voor
dit ambtsbericht een dienstreis verricht tijdens welke gesproken is met
vertegenwoordigers van de Srilankaanse autoriteiten en
Tamilvertegenwoordigers alsmede met vertegenwoordigers van diplomatieke
vertegenwoordigingen, internationale organisaties en andere
niet-gouvernementele organisaties (NGO's). Voor de lijst van openbare
bronnen zij verwezen naar bijlage 1.
2. Recente ontwikkelingen
---
2.1 Politieke ontwikkelingen
---
De Srilankaanse autoriteiten hebben in de verslagperiode het beleid
voortgezet om het reeds negentien jaar durende conflict met de LTTE via een
combinatie van politieke en militaire middelen op te lossen. Na de
verkiezingen van 5 december 2002 (zie pagina 7) ligt de nadruk op het vinden
van een politieke oplossing voor het conflict.
Sinds de verkiezingen van 10 oktober 2000 werd Sri Lanka geregeerd door een
coalitie van People's Alliance (PA, waaronder de leden van de Sri Lanka
Muslim Congress (SLMC) die zeven zetels in de PA bekleedden), National Unity
Alliance (NUA) en de Tamilpartij Eelams People Democratic Party (EPDP).
Op 20 juni 2001 stapten de zeven leden van de Sri Lanka Muslim Congress
(SLMC) uit de coalitie nadat hun leider, Rauf Hakeem, als minister van
Handel door president Kumaratunga was ontslagen uit het kabinet. Door het
vertrek van de leden van de SLMC (NUA), verloor de coalitie haar meerderheid
in het parlement. Enkele dagen later diende de grootste oppositiepartij de
United National Party (UNP) een motie van wantrouwen in tegen het kabinet.
Op 4 juli 2001 dreigde een stemming over verlenging van de noodtoestand geen
meerderheid in het Srilankaanse parlement te halen, waarop president
Kumaratunga besloot de stemming niet door te laten gaan. Hierdoor werd de
noodtoestand opgeheven. Hiermee werden ook alle Emergency Regulations (ER's)
buiten werking gesteld. Wel werden een aantal bepalingen gebracht onder de
Prevention of Terrorism Act (PTA).
Op 10 juli 2001 stuurde president Kumaratunga van de PA het parlement tot 7
september 2001 naar huis om te voorkomen dat er gestemd zou worden over de
door UNP ingediende motie van wantrouwen. Tevens besloot zij om op 21
augustus 2001 een referendum te houden over de noodzaak van een nieuwe
Grondwet. In het referendum diende de volgende vraag aan de orde te komen:
'Are you agreeable to the proposal that the country needs a constitution
which is a national requirement and a national prerequisite'. Het verzet
tegen de schorsing van de werkzaamheden van het parlement en tegen het
referendum was groot en kwam vanuit zowel de kleinere politieke partijen die
minderheden vertegenwoordigen, zoals Tamil- en moslimpartijen als ook vanuit
boeddhistische kring, de rooms-katholieke kerk en beroeps- en
maatschappelijke organisaties. Bij heftige protesten in Colombo naar
aanleiding van de schorsing van het parlement vielen twee doden en meer dan
tachtig gewonden. Op 7 augustus 2001 besloot Kumaratunga, mede op
aandrang van boeddhistische leiders, politieke partijen, vakbonden en
maatschappelijke organisaties, het referendum uit te stellen tot 18 oktober
2001. In de reactie op dit besluit overheerste bij de oppositiepartijen
teleurstelling, omdat niet werd besloten tot een definitief afblazen van het
referendum.
Tijdens de periode waarin het parlement was geschorst, is door
vertegenwoordigers van de PA en de UNP onderhandeld over de vorming van een
kabinet van Nationale Eenheid. Nadat deze onderhandelingen eind augustus
2001 stuk waren gelopen sloot de PA begin september 2001 een Memorandum of
Understanding (MoU) met de Janata Vimukthi Peramuna (JVP) waarin de JVP
toezegde met de tien zetels die ze bekleedde in het parlement, een jaar lang
steun te verlenen aan de PA. Een andere bepaling in het MoU was het
definitief afblazen van het voor 18 oktober 2001 geplande referendum. Andere
bepalingen stelden onder meer dat het kabinet van Kumaratunga teruggebracht
diende te worden naar twintig ministers, in plaats van de 44 ministers van
dat moment , de oprichting van een onafhankelijke verkiezingscommissie,
alsmede van onafhankelijke commissies die toezicht dienen te houden op de
politie, het ambtenarenapparaat en de rechterlijke macht. Op 24 september
2001 werd een grondwetswijziging met betrekking tot deze onafhankelijke
commissies aangenomen met de benodigde tweederde meerderheid, mede omdat
deze 17e grondwetswijziging overeenkwam met de wensen van de UNP.
Op 28 september 2001 diende de UNP wederom een motie van wantrouwen in tegen de regering van Kumaratunga. Daarnaast verklaarde de UNP openlijk dat het overlopers van de PA, die hen steunden in de motie van wantrouwen, zou ondersteunen.Op 10 oktober 2001 ontbond Kumaratunga het parlement, exact een jaar nadat de vorige verkiezingen waren gehouden. Eerder is grondwettelijk niet mogelijk. Ook riep Kumaratunga nieuwe verkiezingen uit voor 5 december 2001. Middels deze ontbinding van het parlement voorkwam de president dat er gestemd zou worden over de bovengenoemde motie van wantrouwen, die haar kabinet naar alle waarschijnlijkheid niet zou overleven.
Op 16 oktober 2001 verliet Anura Bandaranaike, de UNP parlementsvoorzitter (en de broer van Kumaratunga), de UNP zonder het opgeven van nadere redenen. Aangenomen wordt dat hij deze stap heeft gezet om de positie van zijn zus te versterken en daarmee te voorkomen dat de Bandaranaike-dynastie zijn machtspositie zou verliezen. Inmiddels is hij teruggekeerd naar de UNP.
De verkiezingen van 5 december 2001
De aanloop naar de verkiezingen was gewelddadig. In totaal werden meer dan
800 gewelddadige incidenten gemeld bij de politie, waarbij circa 45 doden
zijn gevallen. Net als bij de verkiezingen van 10 oktober 2000 vonden met
name in Kandy, de hoofdstad van het centrale deel van Sri Lanka, veel
incidenten plaats.
Op de verkiezingsdag zelf zouden 14 doden zijn gevallen, waaronder tien
aanhangers van de SLMC in Udawalathenne/Madawala nabij Kandy. De niet
gouvernementele organisaties(NGO's) People's Action for Free and Fair
Elections (Paffrel) en het Centre for Monitoring Elections Violence (CMEV)
meldden dat er meer dan 2200 aan de verkiezingen gerelateerde incidenten
hadden plaatsgevonden. De meeste incidenten betroffen conflicten tussen
aanhangers van de PA en de UNP, maar er zijn ook conflicten geweest tussen
aanhangers van de Tamil National Alliance (TNA) en EPDP, en rellen die
veroorzaakt werden door aanhangers van de SLMC. Voor zover bekend zijn
er geen incidenten geweest waarbij JVP-aanhangers zijn betrokken. De LTTE
heeft in aanloop naar de verkiezingen geen gewelddadige acties uitgevoerd.
Het leger verbood tienduizenden inwoners van de Vanni de gang naar de stembus, omdat men bang was dat de LTTE de verkiezingen wilde verstoren.
De uitslag van de verkiezingen was als volgt : United National Front
(UNF): 109 zetels (45,6%) , People's Alliance (PA): 77 zetels (37,2%),
Janatha Vimukthi Peramuna (JVP): 16 zetels (9,1%), Tamil National Alliance
(TNA): 15 zetels (3,9%) , Sri Lanka Muslim Congress (SLMC): 5 zetels
(1,2%), Eelams People Democratic Party (EPDP): 2 zetels (0,8%) en Democratic
People's Liberation Front (DPLF): 1 zetel.
Op 9 december 2001 werd Ranil Wickremasinghe van de UNF benoemd tot
Minister-president. Hij vormde een coalitie met de leden van de Sri Lanka
Muslim Congress.
Ontwikkelingen na de verkiezingen
Sinds 9 december 2001 heeft Wickremasinghe een aantal maatregelen getroffen
om het vredesproces te bevorderen. Er werd een comité opgericht dat moet
gaan functioneren als liaison met de LTTE. Rond kerstmis werden de meeste
roadblocks en checkpoints in Colombo weggehaald. Met ingang van 15 januari
2002 werd het mogelijk onbeperkt voedsel en medicijnen in te voeren in de
Vanni en de beperkingen die aan de visserij in het noorden en oosten zijn
opgelegd, werden versoepeld.
Staakt-het-vuren
Op 24 december 2001 kondigde de LTTE een staakt-het-vuren voor een maand af,
waarop ook de regering een staakt-het-vuren voor een maand afkondigde. Op 24
januari 2002 verlengden beide partijen dit staakt-het-vuren voor een maand.
Op 23 februari 2002 werd een staakt-het-vuren voor onbepaalde tijd van
kracht. De overeenkomst tot dit staakt-het-vuren werd op 22 februari
2002 getekend door zowel premier Wickremasingheals de leider van de LTTE,
Velupillai Prabhakaran. Het doel van dit staakt-het-vuren is via
normalisering van de situatie, de weg vrij te maken voor verdere
onderhandelingen over het beëindigen van het conflict. Na ondertekening van
dit staakt-het-vuren is een belangrijke ontspanning in Sri Lanka opgetreden.
Noorwegen leidt een monitormissie die moet toezien op de handhaving van het
staakt-het-vuren. De Sri Lanka Monitoring Mission (SLMM) bevat naast
vertegenwoordigers uit Noorwegen ook vertegenwoordigers van de Srilankaanse
autoriteiten, de LTTE, Zweden en Finland. Ook het parlement zal een
monitormissie benoemen. President Kumaratunga heeft verklaard achter het
staakt-het-vuren te staan, maar heeft kritiek op de wijze waarop dit tot
stand is gekomen. Zij is van mening dat zij zelf te laat is geïnformeerd en
dat de Noren door hun optreden verder zijn gegaan dan alleen faciliteren.
Kritiek op het staakt-het-vuren werd ook geuit door diverse nationalistische
partijen zoals de JVP en de Sinhale Urumaya , die een rechtszaak tegen
het akkoord hebben aangespannen. Op 10 april 2002 hield de leider van de
LTTE, Velupillai Prabhakaran, een persconferentie in Kilinochchi in de
Vanni. Tijdens deze persconferentie verklaarde hij zich te committeren aan
het vredesproces maar niet bereid te zijn onmiddellijk de wapens neer te
leggen en hiertoe pas bereid te zijn op het moment dat een permanente
oplossing voor het conflict was bereikt. Daarna benadrukte Prabhakaran dat
het verbod op de LTTE opgeheven moet zijn, alvorens er vredesbesprekingen
kunnen plaatsvinden. Premier Wickremasinghe heeft de uitspraken van
Prabhakaran uitgelegd als de mogelijkheid dat de LTTE een autonome deelstaat
binnen Sri Lanka in plaats van een aparte staat als mogelijke oplossing
zouden kunnen accepteren. Er wordt naar gestreefd in juni 2002 aan te
vangen met directe vredesonderhandelingen. Deze gaan vooralsnog plaatsvinden
in Thailand.
Lokale verkiezingen
Eind maart 2002 werden in Sri Lanka in 222 van de 311 kieseenheden lokale
verkiezingen gehouden. Doordat in een aantal plaatsen de kieslijsten betwist
werden, werden aldaar verkiezingen uitgesteld. De verkiezingen werden een
klinkende overwinning voor de UNP van premier Wickremasinghe. Het
verkiezingsresultaat wordt beschouwd als een ondersteuning van het
vredesproces dat door Wickremasinghe is ingezet. De aanloop naar deze
verkiezingen was beduidend minder gewelddadig dan de aanloop naar
verkiezingen in voorgaande jaren.
Rol van Noorwegen
Noorwegen heeft zijn faciliterende rol in het overleg tussen de Srilankaanse
regering en de LTTE voortgezet. In juli 2001 werd van de zijde van de
Srilankaanse autoriteiten twijfel geuit over de onafhankelijkheid van de
speciale Noorse gezant Erik Solheim, omdat hij zich publiekelijk te
openhartig zou hebben geuit over de voortgang van het vredesproces. Begin
juli 2001 maakte Lakshman Kadirgamar, de voormalig Srilankaanse minister van
Buitenlandse Zaken, bekend dat Noorwegen een team van vier personen had
aangewezen dat de vredesbesprekingen nieuw leven moest inblazen. Dit team
bestond uit Raymond Johanssen, toenmalig onderminister van Buitenlandse
Zaken, Jon Westborg, de Noorse ambassadeur in Colombo, Erik Solheim, Noors
parlementariër en Kjersti Tromsdal, staflid van het Noorse ministerie van
Buitenlandse Zaken. Na de aanslag op het vliegveld Bandaranaike van 24 juli
2001 (zie paragraaf 2.3.5) leek het er op dat de vredesonderhandelingen in
een impasse waren geraakt, maar na de verkiezingen van 5 december 2001 en
het aan de macht komen van premier Wickremasinghe kreeg het vredesproces een
nieuwe impuls. Na zijn aantreden heeft Wickremasinghe de Noren verzocht
hun faciliterende rol voort te zetten. Begin januari 2002 had Vidar
Helgesan, de nieuwe Noorse onderminister van Buitenlandse Zaken, in Londen
een ontmoeting met de LTTE-ideoloog Anton Balansingham. In de daarop
volgende weken voerde Helgesan in Sri Lanka gesprekken met onder meer
president Kumaratunga, premier Wickremasinghe en vertegenwoordigers van de
Tamilpartijen die zijn verenigd in de Tamil National Alliance. Na afloop van
deze gesprekken sprak de Noorse delegatie zich voorzichtig optimistisch uit
en meldde dat ze mogelijkheden zag om stap voor stap naar onderhandelingen
over een duurzame vrede te gaan. Uiteindelijk werd op 22 februari 2002 een
akkoord over een staakt-het-vuren aan beide partijen voorgelegd. Dit akkoord
werd door zowel de regering als de LTTE ondertekend. De ondertekende
exemplaren zijn aan de Noorse ambassadeur in Sri Lanka overhandigd.
Rol van India
India heeft gedurende de verslagperiode enkele malen aangedrongen op een
politieke oplossing van het conflict in Sri Lanka. Na de aanslag op het
vliegveld op 24 juli 2001 drong India er bij de Srilankaanse autoriteiten op
aan een vreedzame, politieke oplossing na te streven voor het conflict.
India stelt zich op het standpunt dat de oplossing niet ligt in het creëren
van een onafhankelijke Tamilstaat, maar dat een oplossing moet worden
gezocht die tegemoet komt aan de aspiraties van alle groepen in de
Srilankaanse samenleving waarbij de territoriale integriteit van Sri Lanka
wordt behouden.
In India zouden zich ongeveer 110.000 Tamil-vluchtelingen bevinden waarvan
er 1620 in 2000 zouden zijn gearriveerd. Het US State Department
rapport van 2001 maakt melding van 64.990 Srilankaanse Tamils die zich
zouden bevinden in 131 vluchtelingenkampen in India en ongeveer 80.000
Tamils die zich buiten deze kampen in India zouden bevinden. UNHCR
meldt in de brief van 17 april 2002 met betrekking tot de situatie in Sri
Lanka (zie bijlage IV), dat er weliswaar positieve veranderingen zijn in Sri
Lanka, maar dat het op dit moment nog te vroeg is om de terugkeer van
vluchtelingen naar Sri Lanka actief te bevorderen.
2.2 Militaire ontwikkelingen
---
Gedurende de verslagperiode zijn er zowel op land als op zee diverse
militaire schermutselingen geweest tussen het Srilankaanse leger en de LTTE.
Na 22 februari 2002 dienen deze schermutselingen te worden gerapporteerd aan
de SLMM. Met uitzondering van het hieronder vermelde confrontaties van 21
februari 2002 en van 1 mei 2002 (zie p.12), hebben zich sinds het van kracht
worden van het staakt-het-vuren in december 2001, geen militaire
confrontaties meer voorgedaan. Er hebben zich geen wijzingen voorgedaan met
betrekking tot het door de partijen gecontroleerde gebied. Een groot deel
van de Vanni (gelegen in noord-centraal Sri Lanka, onder
Jaffna-schiereiland), een deel van Jaffna-schiereiland, waaronder de
strategisch belangrijke Elephant-pass en een groot deel van de kustlagune in
het oosten van Sri Lanka, met uitzondering van de aldaar gelegen steden
Trincomalee, Ampara en Batticaloa, is in handen van de LTTE. Na de
ondertekening van het staakt-het-vuren hebben zich in het oosten van Sri
Lanka enkele schietincidenten voorgedaan waarbij enkele burgers zijn
omgekomen.
Bombardementen
Naar aanleiding van de aanslag op het vliegveld Bandaranaike en de nabij
gelegen luchtmachtbasis op 24 juli 2001 (zie paragraaf 2.3.5), is de
Srilankaanse luchtmacht een luchtoffensief op Tamilstellingen begonnen.
Reeds enkele uren na de aanslag vonden de eerste bombardementen op
Tamilstellingen in het noordoosten van Sri Lanka plaats. Op 28 juli 2001
vond een tweede ronde van bombardementen plaats die werd beperkt door slecht
zicht. Begin augustus werden een week lang bombardementen uitgevoerd op
Tamilstellingen op Jaffna-schiereiland, en in de omgeving van Trincomalee en
Batticaloa. Op 13 augustus 2001 bombardeerde de luchtmacht Tamilstellingen
in Chempiyanpattu, op het Jaffna-schiereiland. Bij deze bombardementen
zouden onder meer een communicatietoren en een haven van de LTTE zijn
getroffen, aldus zegslieden van het ministerie van Defensie. Ook de
LTTE-basis in Soranpattu, eveneens op Jaffna-schiereiland, zou getroffen
zijn. Naast bombardementen op delen van Jaffna-schiereiland die in handen
zijn van de rebellen, werden stellingen van de LTTE in het oosten van Sri
Lanka gebombardeerd.
Confrontaties op Jaffna-schiereiland
Bij een klein legeroffensief in de nabijheid van Kilali op
Jaffna-schiereiland, werden eind augustus 2001 zes LTTE-strijders gedood.
Twaalf regeringssoldaten raakten tijdens dit offensief gewond. Op 7 november
2001 werden drie rebellen gedood in een confrontatie in de nabijheid van
Nagarkovil, eveneens op Jaffna-schiereiland.
Confrontaties in de Vanni
Op 23 augustus 2001 lanceerde de LTTE een aanval op de legerkampen
Kokkuthoduvai en Janakapura, gelegen in het Veli Oya-gebied van het district
Mullaitivu. Hierbij werden 13 soldaten gedood en raakten 24 soldaten
gewond.
Confrontaties nabij Vavuniya
Bij een confrontatie in de nabijheid van Omanthai, ten noorden van Vavuniya,
op 7 november 2001, kwamen 16 LTTE-ers en 2 regeringssoldaten om het leven,
aldus een militaire woordvoerder. De dag ervoor werden ten noordwesten van
Vavuniya twee regeringssoldaten gedood door LTTE-strijdkrachten.
Confrontaties in het oosten
Bij gevechten tussen de LTTE en regeringstroepen in de nabijheid van
Batticaloa-stad werden eind juli 2001 twee burgers gedood.Op 16 augustus
2001 werden drie leden van een marinepatrouille gedood en raakten er twee
gewond, nadat zij in de omgeving van Trincomalee door de LTTE in een
hinderlaag waren gelokt. In de gevechten die volgden zijn vier
LTTE-strijders gedood. Bij een LTTE-aanval op het 'Central
Camp'-politiebureau in de nabijheid van Ampara op 21 augustus 2001 werden
tenminste 15 agenten gedood en raakten 18 agenten gewond. Ook twee burgers
en zes rebellen werden gedood in de gevechten. Ongeveer 150 rebellen, naar
het schijnt allemaal vrouwen, bestormden met behulp van een tractor het
politiebureau en slaagden er in het voor enkele uren te bezetten. Pas nadat
de Special Task Forces (STF) werden ingezet, kon het politiebureau worden
ontzet. De LTTE-rebellen slaagden er wel in enkele wapens en munitie mee te
nemen. De aanval zou te maken hebben met het incident omtrent de Tamilvrouw
Koneswary Murugesapillia, die op 21 augustus 1997 werd verkracht en vermoord
in het 'Central Camp'-politiebureau. Op 6 september 2001werden door
onbekenden handgranaten gegooid naar een bijkantoor van het Internationale
Rode Kruis (ICRC) in Muttur. Het gebouw en een auto van de ICRC werden
hierbij beschadigd. De aanslag zou uitgevoerd zijn door een groep die
zichzelf 'Jihad' noemt en inmiddels uit 350 leden zou bestaan. Als gevolg
hiervan schortte de ICRC haar werkzaamheden in Muttur op. Het kantoor werd
op 21 januari 2002 weer heropend. Op 10 oktober 2001 bezette de LTTE voor
korte tijd de luchtmachtbasis Weliwerikulam in de nabijheid van Trincomalee.
Op de basis bevonden zich geen vliegtuigen. Bij deze bezetting vonden vier
soldaten van de luchtmacht de dood en raakten er zeven gewond.Op 26 oktober
2001 viel de LTTE een militaire post in een moslim school in Muttur aan;
daarbij zouden een dode en drie gewonden aan de kant van het leger zijn
gevallen. Ook zou een burger zijn omgekomen. Daags daarna vielen nog meer
slachtoffers. Meer dan 400 Tamils en moslims verlieten daarop hun huizen. Na
de dood van een jonge Moslim werd de avondklok ingesteld en keerde de rust
enigszins terug. Bij een LTTE-aanval op een politiepost in de nabijheid van
Muttur op 1 november 2001, werden tenminste 11 politieagenten gedood.
Confrontaties met de Sea Tigers
Tijdens de verslagperiode hebben enkele confrontaties plaatsgevonden tussen
de Srilankaanse marine en de Sea Tigers, de zeestrijders van de LTTE. Op 15
september 2001 blies een zelfmoordcommando een Sea-Tigerboot op in de
monding van de haven van Trincomalee. Hierbij werd een kanonneerboot van de
Srilankaanse marine zwaar beschadigd. Op 16 september 2001 werd een ander
schip van de Srilankaanse marine, 'The Pride of the South (Asia)',
aangevallen door ongeveer twintig bootjes van de LTTE die vol waren geladen
met explosieven en zwaarbewapende Tamilstrijders. Na een hevige strijd werd
het schip ontzet met behulp van enkele marineschepen en de Srilankaanse
luchtmacht. Bij de strijd zouden 11 marinemannen om het leven zijn gekomen
en 24 marinemannen gewond zijn geraakt. De Sea Tigers zouden hierbij 10
strijders hebben verloren, waaronder 4 Black Tigers. Op 23 september
2001 vond een zeeslag plaats aan de noordoost kust van Sri Lanka, voor de
plaats Mullaitivu (ten noorden van Trincomalee), die in handen is van de
LTTE. Tijdens deze slag werden vier LTTE-bootjes door de marine tot zinken
gebracht, waarbij circa dertig doden vielen. Bij een zeeslag op 5 oktober
2001 voor de noordoost kust van Sri Lanka, werden wederom twee scheepjes van
de LTTE tot zinken gebracht, waarbij meer dan twintig doden vielen. Daags
voor de ondertekening van het akkoord tot het staakt-het-vuren op 21
februari 2002, vonden voor de kust van Mullaitivu twee confrontaties plaats
tussen de Srilankaanse marine en een aantal LTTE-bootjes, die er van werden
verdacht wapens te smokkelen. Aan de zijde van de marine zijn hierbij vier
doden gevallen, en aan de zijde van de LTTE circa twaalf. Op 1 mei 2002
explodeerde een schip van de Tamil Tijgers nadat het was aangehouden voor
controle door de Srilankaanse marine. Onduidelijk is wat de toedracht is van
dit incident. Wickremasinghe heeft over deze incidenten verklaard dat 'such
minor incidents are to be expected on the tough road to peace'.
Staakt-het-vuren in verband met vaccinaties
In de periodes 21-22 september 2001 en 19-20 oktober 2001 vond een tijdelijk
staakt-het-vuren plaats in de noordoostelijke gebieden in Sri Lanka, om
UNICEF in de gelegenheid te stellen de kinderen in dat gebied te vaccineren
tegen polio.
De LTTE is in mei 1976 opgericht door de huidige leider Velupillai
Prabhakaran.
Momenteel wordt de LTTE bestuurd door het Central Committee dat opereert
vanuit de Vanni. Prabhakaran is nog steeds de absolute leider van de LTTE
met de in Londen woonachtige Anton Balansingham als zijn politieke adviseur.
Naast Prabhakaran en Balansingam zijn ook Pottu Amman (hoofd inlichtingen
van de LTTE, Sornam (militair commandant van Jaffna), Balraj
(plaatsvervangend hoofd van de militaire vleugel), en Thamilendhi (hoofd
Financiën) zeer vooraanstaande LTTE-leden. Op 25 maart 2002 keerde
Balansingham, met medeweten van de Srilankaanse autoriteiten, na een
afwezigheid van meer dan drie jaar, terug naar Sri Lanka en voerde in de
Vanni gesprekken met Prabhakaran en vertegenwoordigers van Noorwegen.
De LTTE heeft een internationale en een nationale afdeling. De nationale afdeling is opgesplitst in een politieke vleugel en een militaire vleugel. Het internationale secretariaat opereerde tot de zomer van 2001 vanuit Londen, maar is, nadat Groot-Brittannië de LTTE als terroristische organisatie had gekwalificeerd, teruggehaald naar de Vanni. De leiding van dit secretariaat is in handen van Antonraja, Manoharan en Thilakar.
Prabhakaran en de leden van het Centrale Comité zijn verantwoordelijk voor
het bepalen van zowel het militaire als politieke beleid. Zij zetten de
grote lijnen uit, die door de verschillende afdelingen of de desbetreffende
militaire eenheden worden uitgevoerd.
De politieke vleugel
De LTTE heeft het gebied dat ze onder controle heeft, opgedeeld in 8
districten: Vanni, Mannar, Jaffna-schiereiland, Batticaloa/Ampara,
Trincomalee, Mullaitivu/Weli Oya, Vavuniya en Kilinochchi.
Het hoofdkwartier bevond zich in Mallavi, in de Vanni, maar is in oktober/november 2001 verplaatst naar Kilinochchi. De politieke tak is verantwoordelijk voor het bestuur van de gebieden die onder LTTE-controle staan. Zij bemannen onder meer de rechtbanken, innen belastingen, controleren de media en verzorgen de propaganda ten bate van de rekrutering. De politieke vleugel wordt geleid door Thamil Chelvam, woonachtig in de Vanni. De tweede man is Karikalan, die tevens hoofd is van de politieke vleugel in het Amparai/Batticaloa-district. Zijn standplaats is Kokkaddicholai. De plaatsvervanger van Karikalan was Vishu, maar er zijn berichten dat Karikalan als hoofd van de politieke vleugel in het Amparai/Batticaloa-district onlangs is vervangen door Vishu. Niet is bekend of Karikalan ook zijn positie als tweede man van de politieke vleugel is kwijtgeraakt. Assistenten van Karikalan of Vishu zijn Thurai, Sachchu Master en Jeyam. Hoofd van de politieke afdeling in Trincomalee is Ainkaran.
De politieke tak bestaat verder uit diverse ondersteunende afdelingen, die
hieronder worden genoemd (niet uitputtend), inclusief de leiders van deze
afdelingen:
- Onderwijs (Baby Subramaniam);
- Kunst en cultuur (Pudhavai Ratnathurai);
- Financiën (Thamilendhi);
- Gezondheid (dr. Suri Maduran);
- Communicatie en media (Yogi);
- Propaganda (Javan en Miresh);
- Vrouwen (Tamilini);
- Politie (Nadesan);
- Juridische afdeling (Para Rajasingham);
- Tamil Eelam Economic Development Organisation (Teedor) (Ruban);
- Internationale afdeling (Manivannan);
- Studentenorganisatie van de Tamil Tijgers (Idayan).
Fondsenwerving door de LTTE
De LTTE verkrijgt veel van haar financiële middelen door fondsenwerving
onder zowel in- als buiten Sri Lanka woonachtige Tamils. Fondsenwerving
buiten Sri Lanka kan in Sri Lanka niet strafrechtelijk worden vervolgd.
Niet is bekend of de Srilankaanse autoriteiten onderzoek doen naar
fondsenwerving in het buitenland. In persberichten wordt er regelmatig
melding van gemaakt dat de LTTE de oorlog ook mede zou financieren uit de
opbrengst van drugshandel. Het US Department of State meldt hierover dat
noch de Amerikaanse ambassade noch het Police Narcotics Bureau in Sri Lanka
enig bewijs hebben dat deze verdenking zou ondersteunen.
De militaire vleugel van de LTTE
Tot 1990 had de LTTE geen vaste militaire structuur, maar werden de
guerrilla- activiteiten uitgevoerd door regionale cellen die onderling
nauwelijks waren verbonden. Wel werden deze cellen centraal aangestuurd door
het LTTE-hoofdkwartier in de Vanni.
In 1990 werd aangevangen met het opbouwen van een militaire structuur. Deze
structuur volgt de lijn van een conventioneel leger: van groot naar klein:
leger, divisie, brigade, bataljon of regiment, compagnie, peloton, sectie.
Sinds 2000 duiden de LTTE-strijders zichzelf aan als leger. In 1993 werd de
Charles Anthony Brigade opgericht. Deze brigade bestaat uit reguliere
secties, pelotons, compagnies en een hoofdkwartier. Het hoofdkwartier wordt
gevormd door de hoofden van de diverse compagnieën. Dit bataljon is de
belangrijkste gevechtseenheid van de LTTE in de Vanni. De militaire vleugel
staat onder directe leiding van Prabhakaran. Balraj is het plaatsvervangend
hoofd van de militaire vleugel.
Oorspronkelijk werden ook de LTTE-ers die opereerden buiten de Vanni
(bijvoorbeeld in Colombo), ondergebracht in secties en pelotons. Sinds 1995
opereren de LTTE-ers die werkzaam zijn buiten de Vanni, in cellen. Dit zijn
kleinere eenheden dan de reguliere secties of pelotons. Tot op heden wordt
de werkwijze in celvorm gehandhaafd.
De LTTE beschikt ongeveer over 10.000-15.000 zogenaamde kaders. Dit zijn
goed opgeleide strijders die in het algemeen als zeer gedisciplineerd worden
beschouwd. Deze strijders hebben om hun nek een glazen capsule met cyanide
die zij door moeten bijten indien ze gearresteerd dreigen te worden.
Zelfmoord en daarop volgend martelaarschap wordt geprefereerd boven de
vernedering van arrestatie door de Srilankaanse autoriteiten. Daarnaast
voorkomt het dat de Srilankaanse autoriteiten informatie kunnen ontfutselen.
Naast deze kaderstrijders heeft de LTTE enkele duizenden Tamils voor zich
werken in administratieve, logistieke en andere ondersteunende functies. Ten
slotte kunnen vrijwel alle inwoners van de door de LTTE bezette gebieden
worden opgeroepen of worden gedwongen om ondersteunende diensten te
verrichten zoals bijvoorbeeld het bouwen van bunkers.
Rekrutering door de LTTE
De LTTE rekruteert strijders door het houden van wervingsacties en het
verspreiden van propagandamateriaal. Zo zou bijvoorbeeld na de aanslag op
het international vliegveld van juli 2001, een grote wervingsactie zijn
gehouden waarbij gebruik werd gemaakt van beelden van de aanslag. De LTTE
dwingt bewoners van de Vanni militaire training te ondergaan als ze een
tekort aan manschappen dreigt te krijgen. Dorpshoofden worden verplicht de
namen te geven van alle mannen die ingezet kunnen worden in de strijd tegen
het Srilankaanse leger. Deze mannen worden vervolgens onder druk gezet. Zo
werd bijvoorbeeld bij winkeleigenaren gedreigd dat hun winkel gesloten zou
worden indien zij niet deelnamen aan deze militaire training. De wijze van
rekrutering van minderjarigen is beschreven in paragraaf 3.3.3.
Interne hiërarchie
In het noorden en oosten van Sri Lanka werkt de LTTE volgens de
bovengenoemde militaire structuur. De militaire structuur kent acht
regionale commandocentra die grofweg overeenkomen met de acht districten in
het noorden en oosten van Sri Lanka. Aan het hoofd van ieder commandocentrum
staat een districtscommandant die, zoals vrijwel iedere Tamil-tijger, alleen
bekend is onder zijn alias. Deze districtscommandant heeft de rang van
luitenant-kolonel. Er wordt geen gebruik gemaakt van insignes, strepen of
sterren op uniformen. Het beleid wordt voornamelijk mondeling doorgegeven.
Binnen een district opereren diverse eenheden of secties die weer worden
aangestuurd door kapiteins, luitenanten of onder-luitenanten. Alleen het
hogere kader, vanaf het niveau van districtscommandant, heeft inzicht in de
te voeren strategie en de wijze van uitvoering hiervan. Zij beschikt
daarnaast over een aanzienlijke mate van autonomie. De verschillende
commandocentra opereren onafhankelijk van elkaar, maar kunnen, als de
bepaalde strategie daarom vraagt, wel worden samengevoegd om gezamenlijk een
aanval uit te voeren. Ook voor de secties geldt dat ze een bepaalde mate van
autonomie hebben. Cellen die opereren buiten het door de LTTE bezet gebied,
worden aangestuurd vanuit het Central Committee.
De rang van kolonel is de hoogste rang binnen de LTTE. Enkele kolonels zijn:
Karuna die twee brigades in het oosten leidt; Paduman, die een brigade leidt
in Trincomalee; Theepan (eigen naam: Subramaniam Thevan), die twee brigades
leidt in de Vanni; Sornam (militair commandant te Jaffna); Banu (militair
commandant in het oosten) en Pottu Amman (hoofd Inlichtingendienst).
De LTTE heeft recentelijk te maken gehad met het verlies van enkele
vooraanstaande leden. Op 14 juni 2001 kwam Nizaam, leider van de politieke
vleugel voor de districten Batticaloa en Ampara door een landmijn om het
leven in Nallathanni Odai, ongeveer 36 kilometer ten zuidwesten van
Batticaloa. Begin juli 2001 werd Gangai Amaran alias Anthony Johnson, gedood
bij een aanval van Singalese regeringstroepen in de nabijheid van Akkarayan
Kulam, in het district Kilinochchi. Op 26 september 2001 werd één van de
leiders van de LTTE, Kolonel Shankar (eigen naam: Vatithilingam
Sornalingam), in de nabijheid van Oddusuden (Vanni) gedood. Shankar
stond bekend als een vertrouweling en een naaste adviseur van Prabhakaran.
De LTTE beschuldigde het Srilankaanse leger van deze aanslag die verricht
zou zijn door een zogenaamde Deep Penetration Unit van het leger, maar het
leger ontkende betrokken te zijn bij de dood van Shankar. Op 15 oktober 2001
kwam Mano, hoofd communicatie van de LTTE in het district Batticaloa, om het
leven toen hij met zijn motor op een landmijn reed. Naar aanleiding van deze
doden en enkele aanslagen die zijn gepleegd op andere vooraanstaande
LTTE-ers, werd Balraj door Prabhakaran aangewezen als speciale bevelhebber
voor de Vanni met als doel een einde te maken aan deze aanslagen. Voor zover
bekend heeft de dood van deze vooraanstaande LTTE-ers geen gevolgen gehad
voor de structuur of de kracht van de LTTE.
Sea Tigers
De Sea Tigers zijn de zeestrijders van de LTTE en behoren tot de militaire
vleugel van de LTTE. Zij plegen regelmatig aanslagen op marineschepen van
het Srilankaanse leger en trachten soms handelsschepen te kapen of op te
blazen. De Sea Tigers staan onder leiding van de special commander Soosai.
Het hoofdkwartier van de Sea Tigers is in Mullaithivu. Binnen de Sea Tigers
bestaat een zogenaamde kikvors-unit die wordt gebruikt voor het uitvoeren
van onderzeese aanslagen op schepen. Ook hebben de Sea Tigers eigen
zelfmoordcommando's, de BlackSea Tigers, die vaak in duikuitrusting, met
explosieven om hun middel gebonden per zee-scooter naar hun doel worden
vervoerd. Ten slotte is er ook een vrouwenafdeling, de WomenSea Tigers.
De Sea Tigers opereren in 12 divisies: Sea Battle Regiment; Underwater
Demolition Team; Sea Tiger Strike Group; Marine Engineering and Boat
Building Unit; Radar and Telecommunications Unit; Marine Weapons; Armory and
Dump Group; Maritime School and Academy; Sea Tiger Recruiting Section; Sea
Tiger Political, Finance and Propaganda-section; Wellfare section and the
Registry; Sea Tiger Rescue Team and Intelligence Section; Exclusive Economic
Zone-Marine Logistics Support Team.
De Sea Tigers zijn in het bezit van een aantal schepen die zich onder meer
bezighouden met het transporteren van kunstmest, hout, meel, rijst, suiker,
cement en andere commerciële goederen. Daarnaast worden de schepen gebruikt
voor het transporteren van wapens.
Black Tigers
De Black Tigers zijn de zelfmoordcommando's van de LTTE. De LTTE heeft een
groot aantal zelfmoordaanslagen op zijn geweten. De Black Tigers dragen
explosieven die meestal om hun middel zijn gebonden, de zogenaamde suïcide
jackets. Om Tamils bereid te krijgen hun leven te offeren voor de
Tamilstrijd, zijn er uitgebreide rituelen ontwikkeld die voorafgaan aan het
daadwerkelijk plegen van de aanslag. Er is een jaarlijkse herdenking van
alle martelaren (zelfmoordcommando's die gesneuveld zijn in de strijd) en
zelfmoordcommando's die op missie gaan, hebben de avond voorafgaande aan hun
vertrek een diner met een hooggeplaatste LTTE'er, waaronder regelmatig
Prabhakaran. Ook vrouwen worden vaak ingezet als zelfmoordcommando en zouden
ongeveer 30-40% van alle zelfmoordaanslagen voor hun rekening nemen.
Freedom Birds
De LTTE beschikt ook over een vrouwenafdeling: de Freedom Birds. Deze
afdeling werd halverwege de jaren '80 opgericht. Oorspronkelijk werden de
Freedom Birds geplaatst binnen de verschillende divisies van de LTTE, maar
in 1985 werden verschillende vrouwencellen bij elkaar gevoegd, en werd een
vrouwelijke gevechtseenheid geformeerd. De special commander van dit
vrouwenbataljon is Jena.
Overige militaire onderdelen
Andere onderdelen die onder de militaire vleugel van de LTTE vallen,
inclusief hun leiders, zijn:
- Het militaire hoofdkwartier (Raju);
- Air Tigers (Shankar, inmiddels overleden). Het is niet bekend door wie hij
is opgevolgd);
- Communicatieafdeling (Ravi);
- Militaire academie (Panduman);
- Medische afdeling (Rega);
- Bevoorrading (Pandiyan);
- Buitenlandse aankopen (met name wapens) (Kumaran Pathmanathan, KP).
De inlichtingendienst van de LTTE
De inlichtingendienst staat onder leiding van Pottu Amman en valt onder de
militaire vleugel. De dienst bestaat uit drie onderdelen. De security
intelligence division is verantwoordelijk voor de veiligheid van Prabhakaran
en andere hooggeplaatste LTTE-ers. De interne inlichtingendienst is
verantwoordelijk voor de interne veiligheid van de organisatie, waarbij moet
gedacht worden aan het opsporen van infiltranten, deserteurs en spionnen.
Infiltranten lopen het risico te worden gemarteld en gedood. Voor zover
bekend gaat de LTTE niet actief op jacht naar personen die de LTTE hebben
verlaten en zich hebben gemeld bij de ICRC. Wel kan bij het ouderlijk huis
worden gecontroleerd of de desbetreffende persoon zich aldaar bevindt. Niet
is bekend of de inlichtingendienst van de LTTE ook opereert in de gebieden
die onder controle staan van de regering. Dit is wel aannemelijk. Ten slotte
is er een politieke inlichtingendienst die verantwoordelijk is voor het in
kaart brengen van politieke ontwikkelingen, zowel binnen als buiten Sri
Lanka.
LTTE als terroristische organisatie
Begin november 2001 plaatste de Verenigde Staten de LTTE op de lijst van
terroristische organisaties waardoor onder meer banktegoeden bevroren kunnen
worden en waarmee aanhangers van deze partij zwaardere straffen opgelegd
kunnen krijgen. Ook Australië, Canada en Groot-Brittannië plaatsten de LTTE
in 2001 op de lijst van terroristische organisaties. Deze beslissingen
werden door de Srilankaanse autoriteiten toegejuicht, omdat juist uit deze
landen de meeste bronnen van inkomsten voor deLTTE afkomstig zijn.
In de overeenkomst tot het staakt-het-vuren van 22 februari 2002, is een
bepaling opgenomen die stelt, dat alle paramilitaire Tamilgroeperingen
binnen dertig dagen na ondertekening van de overeenkomst worden ontwapend.
Alle paramilitaire groeperingen, behalve de EPRLF, Varadarajah-fractie,
hebben hun medewerking aan het staakt-het-vuren akkoord toegezegd. Op 8
maart 2002 is PLOTE de eerste paramilitaire groepering geweest die haar
wapens heeft ingeleverd. Personen die actief zijn geweest binnen een
paramilitaire organisatie, kunnen dienst nemen in het Srilankaanse leger
(zie artikel 1.8 ceasefire-agreement, zie bijlage V). Zij zullen geplaatst
worden in gebieden buiten de conflictgebieden in het noorden en oosten van
Sri Lanka.
Zowel PLOTE als TELO, EPDP en EPRLF maken zich schuldig aan afpersing van
onder meer winkeliers, boeren en andere middenstanders. Het gaat hierbij
zowel om Singalezen als (plantage-)Tamils en moslims. Desalniettemin lijkt
het er op dat de paramilitaire organisaties hetzij hun invloed aan het
verliezen zijn, hetzij trachten hun imago op te poetsen en zich meer
rekenschap geven van de mensenrechten.
Het US department of State rapport over 2000 meldt dat regeringsgezinde
militante Tamilgroeperingen, waaronder PLOTE, Tamiljongeren uit met name het
oosten van Sri Lanka in het verleden dwongen zich bij deze militante groepen
aan te sluiten of anderszins werkzaamheden te verrichten. Dit gebeurde onder
bedreiging van deze jongeren of van hun familie. Na een bevel hiertoe van de
Srilankaanse autoriteiten lijkt het erop dat deze praktijken zijn
afgenomen. Het US State department maakt er tevens melding van dat de
exacte omvang van deze paramilitaire groeperingen onmogelijk is vast te
stellen.
P LOTE
PLOTE manifesteert zich enerzijds als eengewone 'mainstream' politieke
partij in welke hoedanigheid zij een Tamil-minderheidspartij is en zitting
had in het Srilankaanse parlement. De Democratic People's Liberation Front
(DPLF) is de politieke tak van PLOTE en heeft onder die naam een zetel
gewonnen tijdens de verkiezingen van 5 december 2001. Anderzijds opereert
zij in Vavuniya, Mannar, Batticaloa en Trincomalee als paramilitaire
groepering. De leider van PLOTE is Dharmalingam Sitharthan. De militaire
leider is Hari Babu. PLOTE spreekt zich er niet over uit of zij voor of
tegen de LTTE zijn. In Vavuniya werkt PLOTE samen met het Srilankaanse
leger. Ze beschikken over circa vijftien kampen en ongeveer 600 krachten.
Het US Department of State maakt er melding van dat PLOTE en de Razeek-group
verantwoordelijk waren voor het vermoorden van een aantal mensen. Ook
beschikken zij over wapens, die alleen in en rondom de kampen voor de eigen
beveiliging gebruikt zouden mogen worden. In Vavuniya zou de militaire
leider van PLOTE Farook zijn en de politieke leider Bawan.
EPRLF
De paramilitaire groepering EPRLF bestaat momenteel uit twee facties.
Enerzijds is er de factie die wordt geleid door Suresh Premachandran, de
voormalig secretaris-generaal van de EPRLF. Deze fractie maakt ook deel
uit van de Tamil National Alliance (TNA). Nadat er discussie ontstond over
zijn stijl van leidinggeven, is een tweede factie ontstaan, die onder
leiding staat van Varadaraja Perumal. Perumal was in het verleden voorzitter
van de North-East Provincial Council. Beide facties staan een federale
Tamilstaat binnen een verenigd Sri Lanka voor, waarbij de Perumal-factie
zich heeft uitgesproken tegen de LTTE.
EPDP
EPDP maakte deel uit van de vorige regering. Het hoofdkantoor van EPDP is
gevestigd in Colombo, maar zij is voornamelijk actief in het noorden en
oosten. Zij richt zich met name op bestrijding van de LTTE, onder meer uit
zelfbescherming. EPDP heeft zich uitgesproken als voorstander van het
staakt-het-vuren, maar is wantrouwend tegenover de LTTE. De leider van de
EPDP is Douglas Devananda. EPDP heeft geen aparte militaire en politieke
vleugel.
TELO
TELO is partij bij de Tamil National Alliance (TNA). TELO-leider en
parlementslid is Selvam Adaikalanathan. TELO is actief in Vavuniya, Mannar,
Batticaloa en Trincomalee. De politieke tak van TELO heeft een kantoor in
Colombo. In Vavuniya beschikt TELO over ongeveer tien tot vijftien kampen en
heeft naar schatting een paar honderd man in dienst (zie ook paragraaf
3.2.5). TELO beschikt in Vavuniya over wapens, maar zou deze hoofdzakelijk
gebruiken voor bescherming van hun eigen gebouwen en kampen. De lokale
leider van TELO in Vavuniya is Suthan. TELO is sinds de verkiezingen van
oktober 2000 nauwelijks meer betrokken geweest bij arrestaties.
Razeek-Group
De Razeek-group is een paramilitaire groepering die inmiddels volledig in
het leger is geïncorporeerd. Zij is alleen actief in Batticaloa alwaar zij
onder meer de checkpoints bemant en voordat zij in het leger werd opgenomen,
samenwerkte met het Srilankaanse leger.
EROS
EROS is een zeer kleine paramilitaire organisatie die opereerde in
Batticaloa, maar aldaar nauwelijks meer actief is.
2.3 Veiligheidssituatie
---
De veiligheidssituatie op het Jaffna-schiereiland blijft fluïde. De macht in
Jaffna-stad is gedurende de verslagperiode in handen gebleven van het
Srilankaanse leger. Na de verkiezing van Wickremasinghe als premier, is de
situatie in Jaffna-stad enigszins meer ontspannen, ofschoon de checkpoints
aldaar wel zijn gehandhaafd. Militaire confrontaties op Jaffna-schiereiland
zijn sinds 24 december 2001 niet meer gemeld. De criminaliteit op
Jaffna-schiereiland is gedurende de verslagperiode toegenomen.
Politieonderzoeken naar de misdrijven worden nauwelijks uitgevoerd.
Vanaf november 2001 zijn er in Jaffna-stad nauwelijks arrestaties geweest
van personen die verdacht worden van betrokkenheid bij de LTTE. Op 14 maart
2002 bezocht premier Wickremasinghe als eerste premier in 20 jaar
Jaffna-schiereiland. Veel hoogwaardigheidsbekleders zijn hem sindsdien
gevolgd. Ook veel 'gewone' burgers bezoeken Jaffna sinds de
transportmogelijk-heden aanzienlijk zijn verbeterd.
Op 25 februari 2002 werd een overeenkomst getekend tussen dr. Jayalath
Jayawardena, minister van Rehabilitation, Resettlement and Refugees, en de
UNHCR. In deze overeenkomst wordt bepaald dat een Policy, Planning and
Coordination Unit (PPCU) opgericht wordt die de mogelijkheden voor terugkeer
van ontheemden en vluchtelingen naar Jaffna-schiereiland moet onderzoeken.
UNHCR faciliteert bij dit onderzoek. Er is tot op heden geen
hervestigingsprogramma voor de naar het vasteland (India) gevluchte
bevolking.
Humanitaire situatie
De humanitaire situatie op Jaffna-schiereiland is zorgwekkend. Met name de
voedselvoorziening en de medische zorg staan op een laag peil. Op 11 maart
2002 heeft de Europese Commissie een bedrag van 1 miljoen euro toegezegd
voor steun aan de bevolking van Jaffna-schiereiland. Van dit geld zullen
onder meer medicijnen naar Jaffna-schiereiland worden gezonden. Ook zullen
ernstig zieken worden vervoerd naar andere delen van Sri Lanka voor medische
behandeling, worden er sanitaire voorzieningen aangelegd en zullen de
drinkwater-voorzieningen er mee worden verbeterd.
In de Vanni zijn ongeveer 570.000 mensen woonachtig, waarvan ongeveer
375.000 in de 'uncleared area's', de gebieden die onder controle staan van
de LTTE. Een groot deel van de Vanni staat nog steeds onder controle van de
LTTE. Gedurende de verslagperiode hebben zich tot het staakt-het-vuren van
december 2001 regelmatig confrontaties voorgedaan tussen LTTE-strijders en
het leger.
Humanitaire situatie
De humanitaire situatie in de Vanni blijft zorgwekkend. In januari en
februari2002 werd het embargo op voedsel- en medicijntransporten naar de
Vanni opgeheven en stonden de Srilankaanse autoriteiten weer toe dat er meer
voedsel en medicijnen naar de Vanni werden vervoerd. Het embargo op het
transport van benzine werd gedeeltelijk opgeheven. Het tekort aan voedsel,
medicijnen en andere middelen om te voorzien in de eerste levensbehoeften
blijft tot op heden echter bestaan. In het algemeen is er in de Vanni geen
sprake van een hongersnood maar wel is er sprake van ondervoeding.
Vavuniya staat onder controle van het Srilankaanse leger. De situatie in
Vavuniya is verbeterd ofschoon schendingen van de mensenrechten zich blijven
voordoen. Met name de paramilitaire groepering PLOTE maakt zich hier in
Vavuniya regelmatig schuldig aan.
De aan de overheid gelieerde paramilitaire Tamilbewegingen PLOTE en TELO
persen winkeliers en handelaren in Vavuniya regelmatig geld en goederen af,
ongeacht welke etniciteit deze personen hebben. Ook de in Vavuniya
woonachtige plantage-Tamils (het gaat hier om enkele honderden) worden in
enkele gevallen onder druk gezet door deze paramilitaire groeperingen omdat
men vermoedt dat ze sympathie hebben voor of samenwerken met de LTTE.
Humanitaire situatie
De situatie in de door het leger gecontroleerde vluchtelingenkampen
(welfare-centres) is nog immer zorgwekkend, alhoewel wel sprake is van enige
verbetering in de afgelopen jaren. Er is een constante toestroom van
vluchtelingen uit de Vanni naar Vavuniya. De bevolking van Vavuniya zou
momenteel ongeveer 145.000 personen omvatten, waarvan ongeveer 71.000
ontheemden (internally displaced persons (IDP's)). Deze vluchtelingen worden
in Vavuniya in vijftien kampen opgevangen. In november 2001 bevonden zich
ongeveer 19.000 vluchtelingen in deze kampen. In augustus 2001 maakte de
Essential Service Commissioner (ESC) bekend dat alle vluchtelingenkampen in
Vavuniya gesloten zullen worden voor december 2002. De in de kampen
verblijvende vluchtelingen zullen hervestigd worden in regeringsgebied in de
nabijheid van Vavuniya.
Het Srilankaanse leger beheerst de volgende steden en gebieden in het oosten
van Sri Lanka: Trincomalee-stad, Batticaloa-stad, en Ampara en de kuststrook
langs de lagune. De gebieden tussen de steden en jungles achter de
kustlagune zijn grotendeels in handen van de LTTE. De LTTE heeft gedurende
de verslagperiode periodiek aanslagen uitgevoerd, maar deze hebben zich
sinds het staakt-het-vuren van 24 december 2001 niet meer voorgedaan. De
situatie in het oosten blijft echter gespannen als gevolg van
LTTE-activiteiten. Zo zou de rekrutering en ontvoering doorgaan van kinderen
van zeventien jaar en jonger en worden (moslim)- zakenlieden ontvoerd
voor losgeld en afpersing. Ook de paramilitaire organisaties maken zich
schuldig aan afpersing, wat geschiedt onder de noemer van 'het innen van
belastingen'.
Trincomalee
De stad Trincomalee wordt gecontroleerd door de Srilankaanse marine. De
elitetroepen van de Srilankaanse politie (de Special Task Force, STF) zijn
wel aanwezig in Trincomalee, maar niet actief. De bevolking heeft wel angst
voor de STF, die wordt veroorzaakt door hun harde optreden in het verleden.
Het aantal meldingen van mensenrechtenschendingen uit Trincomalee is
gedurende de verslagperiode afgenomen. Wel werden gedurende de
verslagperiode in Trincomalee nog steeds arrestaties uitgevoerd van mensen
die verdacht worden van betrokkenheid bij de LTTE. De laatst bekende
arrestatie vond plaats in december 2001. In Muttur (ten zuiden van
Trincomalee) zorgt de aanwezigheid van de home-guards, die nauw samenwerken
met het Srilankaanse leger, voor angst onder de bevolking.
Batticaloa
De situatie in Batticaloa is ook na de verkiezingen van 5 december 2001
gespannen gebleven, maar het aantal arrestaties door leger en politie is ten
opzichte van de periode voor de verkiezingen sterk afgenomen. Afpersingen en
ontvoeringen doen zich zowel binnen als buiten het door de regering
gecontroleerde gebied voor. De checkpoints op de uitvalswegen van de stad
zijn niet weggehaald, maar de controles zijn minder grondig dan voor de
verkiezingen en vinden vooral 's avonds en 's nachts plaats. De aanwezigheid
van de Special Task Force (STF) heeft tot op heden niet geleid tot ernstige
schendingen van mensenrechten, maar zorgt wel voor onrust onder de
bevolking.
In Colombo zijn volgens officiële cijfers ongeveer 400.000 Tamils woonachtig
(op een bevolking van ongeveer 2 miljoen inwoners). Ongeveer 250.000 Tamils
waren hier al woonachtig toen in 1983 in het noorden de gevechten uitbraken.
150.000 Tamils zijn vanaf 1983 uit de oorlogsgebieden gevlucht naar Colombo.
In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de veiligheidssituatie in Colombo de afgelopen jaren fluctueerde. Na bomaanslagen, gepleegd door Tamil-tijgers, protestmarsen of andere incidenten die betrekking hebben op de oorlog in Sri Lanka, liepen de spanningen in Colombo op. Controles werden geïntensiveerd en er werden dan grootschalige 'round-ups' gehouden waarbij de Tamil-bevolking in Colombo onderworpen kon worden aan identiteitscontroles, arrestaties en, indien de identiteit niet kon worden vastgesteld, kortdurende detenties door leger en politie. Na enige tijd namen deze controles af en normaliseerde de situatie weer. Na de zomer van 2001 zijn er geen grootschalige 'round-ups' geweest, terwijl na het staakt-het-vuren van 24 december 2001 nauwelijks meer arrestaties hebben plaatsgevonden. Na het aantreden van Wickremasinghe als premier is de veiligheidssituatie in de stad beduidend verbeterd. In Colombo werden de meeste wegversperringen en checkpoints weggehaald en er trad een aanzienlijke ontspanning op in de stad. Wel opereren mobiele checkpoints in Colombo. Dit zijn soldaten en politieagenten die door de stad patrouilleren en af en toe mensen aanhouden en naar hun identiteitspapieren vragen.
Gedurende de verslagperiode heeft zich één zelfmoordaanslag in Colombo voorgedaan. Op 29 oktober 2001 kwamen bij een zelfmoordaanslag in de wijk Narahenpita van Colombo twee politieagenten en de zelfmoordcommando om het leven. Volgens de politiewoordvoerder zou de aanslag gericht zijn tegen de voormalige premier Wickremanayake, die korte tijd daarvoor de plek van de aanslag was gepasseerd. Na deze aanslag hebben niet de 'gebruikelijke' round-ups plaatsgevonden, en evenmin is de politie overgegaan tot grootschalige identiteitscontroles en arrestaties.
Aanslag op vliegveld Bandaranaike
Op 24 juli 2001 vielen gewapende Tamil-Tijgers het militaire vliegveld, dat
is gelegen naast vliegveld Bandaranaike (de enige internationale luchthaven
van Sri Lanka) aan. Deze vliegvelden delen dezelfde start- en landingsbaan.
Het vliegveld ligt op ongeveer dertig kilometer ten noorden van Colombo. Bij
de 10 uur durende aanval vonden zeven militairen en veertien LTTE-rebellen
de dood en werden elf passagiers- en militaire vliegtuigen vernietigd. Bij
de aanslag werden geen buitenlanders gedood. De aanval vond plaats ter
gelegenheid van de achttiende verjaardag van de burgeroorlog in Sri Lanka.
Direct na de aanslag zijn door zowel politie als leger onderzoeken ingesteld
naar hoe het mogelijk was dat de LTTE tot op één van de meest beveiligde
plaatsen van Sri Lanka kon doordringen. Deze onderzoeken zijn tot op heden
gaande. Direct na de aanslag zijn, voor zover bekend, negentien personen
gearresteerd, onder wie drie Singalezen die werkzaam waren op de luchthaven.
Op 24 en 25 juli 2001 vonden cordon-and-search-operaties plaats in de
wijk Kotahena, waarbij 36 Tamils werden aangehouden. Het merendeel van
hen werd na controle van de identiteit weer vrijgelaten. Op 9 augustus 2001
werden, naar aanleiding van de aanslag, in de nabijheid van Kochchikade
(ongeveer 50 kilometer ten noorden van Colombo) ongeveer 100 personen
aangehouden, waarvan het grootste deel na een ondervraging van enkele uren
weer zou zijn vrijgelaten. Eind februari 2002 heeft de Srilankaanse
procureur-generaal aan de politierechter van Negombo de instructie gegeven
dat alle 32 op dat moment in verband met de aanslag op het vliegveld nog in
detentie zittende Tamils vrijgelaten dienden te worden. Op dit moment zitten
nog 19 mensen gevangen in verband met de aanslag op het vliegveld. Het
vliegveld is een dag na de aanslag weer heropend. De controles rondom het
vliegveld zijn sinds de aanval verscherpt. In Colombo zelf is de situatie
als gevolg van de aanslag niet gewijzigd.
Paramilitaire Tamilbewegingen
Het leger en de politie staan in Colombo niet toe dat de Tamilbewegingen
zoals PLOTE en TELO in Colombo zelfstandig arrestaties, ontvoeringen of
ondervragingen verrichten. Tamilbewegingen in Colombo worden wel door het
leger en de politie ingeschakeld om informatie te verkrijgen over
subversieve en terroristische activiteiten. In Colombo is het voor de
Tamil-bewegingen verboden wapens te dragen, maar dit verbod is niet
effectief. In het noorden (Vavuniya) en het oosten heeft het leger de
Tamil-bewegingen echter nodig gehad om te helpen de LTTE te bestrijden.
Het akkoord van 23 februari 2002 voorziet in de ontwapening van de
paramilitaire groeperingen.
2.4 Samenvatting
---
De Srilankaanse regering heeft tot december 2002 het beleid voortgezet het
reeds negentien jaar durende conflict met de LTTE via een combinatie van
politieke en militaire middelen op te lossen. Na verkiezing van de nieuwe
regering in december 2002 is een koers ingezet om het conflict op vreedzame,
politieke wijze op te lossen. Op 4 juli 2001 dreigde een stemming over
verlenging van de noodtoestand geen meerderheid in het Srilankaanse
parlement te halen, waarop president Kumaratunga besloot de stemming niet
door te laten gaan. Hierdoor werd de noodtoestand opgeheven. Hiermee werden
ook alle Emergency Regulations buiten werking gesteld. Een aantal Emergency
Regulations zijn vervolgens onder de Prevention of Terrorism Act (PTA)
gebracht. Op 24 juli 2001 vielen gewapende Tamil-Tijgers de belangrijkste
luchtmachtbasis en het nabijgelegen vliegveld Bandaranaike (de enige
internationale luchthaven van Sri Lanka) aan. Op 10 oktober 2001 ontbond
President Kumaratunga het parlement en riep nieuwe verkiezingen uit voor 5
december 2001. De verkiezingen werden gewonnen door de UNF. Op 9 december
2001 werd Ranil Wickremasinghe, de leider van de UNF, benoemd tot
minister-president. Hij vormde een coalitie met de leden van de Sri Lanka
Muslim Congress. Sinds het aantreden van Wickremasinghe op 9 december 2001,
is het vredesproces in een stroomversnelling gekomen. Vanaf 24 december 2002
werd door beide partijen een staakt-het-vuren in acht genomen. Dit
staakt-het-vuren werd in januari 2002 verlengd en door beide partijen
gerespecteerd.
Vanaf 23 februari 2002 is een akkoord met betrekking tot een
staakt-het-vuren voor onbepaalde tijd van kracht dat zowel door de
Srilankaanse autoriteiten als door de LTTE wordt gerespecteerd. Dit
staakt-het-vuren moet de weg vrijmaken voor vredesbesprekingen tussen de
strijdende partijen. Vredesbesprekingen vinden mogelijk reeds in juni 2002
plaats.
In Colombo vonden de afgelopen jaren periodiek bomaanslagen plaats, die
veelal werden gevolgd door persoonscontroles en eventueel door arrestaties
en kortdurende detenties van in Colombo woonachtige Tamils. Na het aantreden
van Wickremasinghe als premier in december 2001 is de veiligheidssituatie in
de stad beduidend verbeterd en is de sfeer in de stad ontspannen en
genormaliseerd. Zo werden in Colombo de meeste wegversperringen en
checkpoints weggehaald en trad er een aanzienlijke ontspanning op in de
stad. Het aantal identiteitscontroles is drastisch afgenomen en er zijn geen
meldingen van arrestaties van LTTE verdachten meer geweest.
3. Mensenrechten
---
3.1 Waarborgen
---
Sri Lanka is onder meer partij bij het Internationaal Verdrag inzake
burgerrechten en politieke rechten (Bupo-verdrag, New York, december 1966),
het verdrag tegen foltering (CAT), en het eerste facultatieve protocol bij
het Bupo-verdrag inzake het individuele klachtrecht. Ook is Sri Lanka
partij bij de 'Convention for the suppresion of the Financing of
Terrorism', en bij het Protocol to the Convention on the Rights of the
Child in the involvement of children in armed conflict. Sri Lanka is
geen partij bij het Vluchtelingenverdrag van 1951, het bijbehorende protocol
van 1967 en evenmin bij het anti-mijnverdrag van Ottawa. De Europese Unie
dringt er bij de Srilankaanse autoriteiten op aan deze laatstgenoemde
conventie te tekenen.
Afschaffing noodtoestand
Op 4 juli 2001 dreigde de stemming over verlenging van de noodtoestand geen
meerderheid in het parlement te halen, waarop president Kumaratunga besloot
de stemming niet door te laten gaan. Hierdoor werd de noodtoestand
opgeheven. Hiermee werden ook alle Emergency Regulations (ER's) opgeheven.
Een aantal maatregelen dat onder de ER's viel, werd vervolgens onder de
Prevention of Terrorism Act (PTA) gebracht. Zo werden onder meer alle
overheidsgebouwen tot veiligheidszone benoemd en Colombo ingedeeld in de
hoogste veiligheidszone. Dit heeft geen gevolgen gehad voor de bevolking van
Colombo. Ook werd de LTTE op grond van de PTA verboden en werd bepaald dat
voor iedere vorm van ondersteuning van de LTTE een gevangenisstraf van
maximaal 15 jaar kan worden opgelegd. Veranderingen ten opzichte van de
situatie onder de noodtoestand zijn onder meer dat de politie minder
bevoegdheden heeft tot inbeslagname van goederen, dat personen die door het
leger gearresteerd zijn onmiddellijk aan de politie dienen te worden
overgedragen en dat gearresteerden onder de PTA binnen 72 uur voor de
rechter dienen te worden gebracht.
Sinds het van kracht worden van het akkoord tot het staakt-het-vuren, zijn
arrestaties op basis van de PTA niet meer aan de orde. Arrestaties dienen op
basis van de Criminal Procedure Code (CPC, Wetboek van Strafvordering) te
geschieden. De PTA (en voorheen de Emergency Regulations) kent veel
minder waarborgen dan het reguliere strafrecht waaronder de CPC valt. Onder
de Criminal Procedure Code (CPC) dienen arrestanten binnen 24 uur voor de
rechter te worden gebracht. De rechter kan iemand op borg vrijlaten of
vijftien dagen voorlopige hechtenis gelasten voor nader onderzoek, te
verlengen tot drie maanden. Verdere verlenging kan plaatsvinden op
aanwijzing van het gerechtshof of de openbare aanklager.
De PTA kwam indertijd tot stand teneinde krachtiger te kunnen optreden tegen
daden van terrorisme. De PTA stelt zwaardere straffen op misdrijven als
doodslag, ontvoering, wegvoering van personen, intimidatie van getuigen,
bankroof, wapenhandel of wapenbezit, en het verbergen van gezochte personen.
Onder de PTA dienen arrestanten binnen maximaal 72 uur voor de rechter te
worden gebracht. De maximale termijn waarin betrokkene in voorarrest kon
worden gehouden onder de PTA was 18 maanden.
3.2 Naleving en schendingen
---
UNHCR meldt dat de Srilankaanse regering in het algemeen de mensenrechten
respecteert in de gebieden die niet door de oorlog zijn aangetast. In
Sri Lanka bestaan twee procedures om aangifte te doen van
mensenrechtenschendingen. Men kan een algemene klacht indienen, de
zogenaamde Fundamental Rights Application (FRA), bij het Hooggerechtshof van
Sri Lanka. Deze kan worden ingediend indien men van mening is dat men
ten onrechte is gedetineerd, maar ook indien men tijdens de detentie te
maken heeft gekregen met mishandeling of marteling. Van deze mogelijkheid
wordt veelvuldig gebruikt gemaakt in Sri Lanka. In veel FRA-zaken wordt een
regeling getroffen waarbij de verzoeker een schadevergoeding of smartengeld
krijgt toegewezen. Ook kan de persoon die de marteling heeft begaan of de
Srilankaanse autoriteiten zelf worden veroordeeld. Het is in de praktijk
voor zover bekend nog niet voorgekomen dat personen die een FRA hebben
ingediend en een schadevergoeding toegewezen hebben gekregen, te maken
krijgen met bedreiging of vervolging door degenen tegen wie zij een FRA
hebben ingediend. Het US State Department maakt er melding van dat de
Srilankaanse autoriteiten niet langer de boetes betalen die naar aanleiding
van een FRA zijn opgelegd aan veiligheidsofficieren die zich schuldig hebben
gemaakt aan marteling.
Daarnaast bestaat op grond van artikel 141 van de Grondwet de mogelijkheid
tot het indienen van een Habeas Corpus-klacht bij het Srilankaanse hof van
Beroep. Deze klacht kan niet alleen door betrokkene zelf worden ingediend,
maar ook door zijn naasten of nabestaanden en kan tevens dienen om vast te
stellen of iemand zich nog in detentie bevindt. Ten slotte bestaat de
mogelijkheid dat slachtoffers van mensenrechtenschendingen dit melden bij de
Human Rights Commission Sri Lanka of bij een niet gouvernementele
mensenrechtenorganisatie om vervolgens via de genoemde procedures onderzoek
te laten verrichten.
Persvrijheid
Nadat op 23 mei 2001 de censuur op berichtgeving uit de oorlogsgebieden was
opgeheven, stond de regering begin juli 2001 aan journalisten toe de
oorlogsgebieden te bezoeken. Hiervoor was wel toestemming van het ministerie
van Defensie nodig. Niet is bekend in hoeveel gevallen deze toestemming is
geweigerd.
De Tamil Media Alliance, een organisatie die toeziet op de vrijheid van
meningsuiting van Tamil-journalisten, beschuldigde in juli 2001 enkele
legerofficieren in Batticaloa, omdat zij de Tamil-journalist Iyadurai
Nadesan zouden hebben bedreigd met arrestatie en de dood in het geval hij
kritiek op leger of regering zou leveren.
Op 24 januari 2002 werd in Colombo een onafhankelijk comité opgericht dat
toe moet zien op alle media die in handen zijn van de staat. Deze media
publiceerden vaak alleen die informatie die door de autoriteiten was
goedgekeurd. Dit comité, dat bestaat uit twee regeringsfunctionarissen, twee
oppositieleden en twee journalisten, moet er op toezien dat de media die in
handen zijn van de staat onafhankelijk rapporteren.
Protestmarsen en stakingen
Het is in Sri Lanka toegestaan protestacties te houden. Voorafgaande aan
protestmarsen moet toestemming worden gevraagd aan de autoriteiten van de
plaats waar de mars gehouden gaat worden. Er worden in Sri Lanka regelmatig
stakingen gehouden.
Gedurende de verslagperiode vonden enkele grote protestmarsen plaats in
Colombo. Op 19 juli 2001 vond naar aanleiding van de schorsing van het
parlement door president Kumaratunga (zie paragraaf 2.1) een grote
protestmars plaats waaraan enkele tienduizenden mensen deelnamen. Tot de
demonstratie was opgeroepen door de UNP. Er was geen formele aanvraag
ingediend om deze demonstratie te mogen houden. De demonstratie kon al
conform de Referendum Act niet plaatsvinden, omdat deze verbiedt dat in de
periode van afkondiging van het referendum tot na bekendmaking van de
resultaten demonstraties mogen plaatsvinden. De politie trachtte de
demonstratie te breken middels het gebruik van traangas en rubberen kogels,
op het moment dat de menigte in de nabijheid van enkele overheidsgebouwen en
de ambtswoning van Kumaratunga kwam. Bij deze demonstratie zijn twee doden
gevallen en meer dan zestig gewonden. Een onbekend aantal mensen is
gearresteerd tijdens deze demonstratie.
Amnesty International veroordeelde op 20 juli 2001 de wijze waarop de
autoriteiten hadden opgetreden tegen deze overwegend vreedzame betoging.
Amnesty noemde de reactie van de autoriteiten een inbreuk op de vrijheden
van meningsuiting en op die van vereniging en vergadering.
Op 19 september 2001 vonden door geheel Sri Lanka demonstraties plaats,
waarin zowel regering als LTTE werden opgeroepen een einde te maken aan de
burgeroorlog. Op hetzelfde moment organiseerden Srilankaanse nationalisten,
onder wie leden van de Sihala Urumaya-partij, in Colombo een
tegendemonstratie waarin zij protesteerden tegen besprekingen met de LTTE en
de regering opriepen de inspanningen te verdubbelen om de LTTE te
vernietigen.
LTTE en vrijheid van meningsuiting
De LTTE staat in de gebieden die onder haar controle staan, geen vrijheid
van meningsuiting toe. Er worden beperkingen opgelegd aan zowel de
geschreven pers als aan de radio en televisie. Het US Department of
State meldt dat de LTTE personen die hebben geschreven over mensenrechten,
heeft vermoord. Naar verluidt moeten journalisten tot op heden
toestemming van de LTTE krijgen alvorens zij de gebieden die onder hun
controle staan mogen bezoeken.
Het is in Sri Lanka vrijelijk toegestaan deel uit te maken van een politieke
partij of om een partijpolitieke organisatie op te richten. In de
praktijk worden hieraan ook geen belemmeringen opgelegd. In april 2002
opende de LTTE politieke kantoren in Jaffna-stad, Vavuniya, Trincomalee en
Batticaloa.
Voor een uitgebreide beschrijving van de politieke partijen wordt verwezen
naar het ambtsbericht van 24 juli 1997, p.5-6 en bijlage 2 van het
ambtsbericht inzake Sri Lanka van 30 september 1999.
In de grondwet van Sri Lanka wordt vrijheid van religie gegarandeerd. In de
praktijk wordt dit ook toegestaan. Ongeveer 70% (voornamelijk
Singalezen) van de Srilankaanse bevolking is Boeddhist en 15 % (voornamelijk
Tamils) van de bevolking is Hindu.
Positie van Christenen
Ongeveer 8% van de Srilankaanse bevolking is Christen. De Christenen
wonen hoofdzakelijk in het westen van Sri Lanka. In het algemeen kunnen
Christenen zich vrijelijk bewegen en hun godsdienst belijden in Sri Lanka.
Religie is een verplicht onderdeel in het curriculum van de scholen en
ouders kunnen kiezen naar wat voor school hun kinderen gaan. Er zijn
boeddhistische, islamitische, hindoeïstische en christelijke scholen in Sri
Lanka. Echter, het komt voor dat christenen in bijvoorbeeld benoemingen
in het staatsonderwijs, worden gediscrimineerd. Bekeerlingen ondervinden in
Sri Lanka in het algemeen geen problemen. Zowel bekeerlingen als de
bekeerders kunnen in een enkel geval wel lastig gevallen worden door
boeddhistische monniken, maar er is geen sprake van een systematisch
lastigvallen.
Positie van moslims
Ongeveer 7% van de Srilankaanse bevolking is moslim. De moslims wonen
verspreid over Sri Lanka, maar wel in groepen bij elkaar. Moslims kunnen
vrijelijk hun godsdienst belijden in Sri Lanka. Na de aanslagen van 11
september 2001 is er geen verandering gekomen in de positie van de moslims
in Sri Lanka. Wel vond op 12 oktober 2001 een demonstratie van ongeveer 5000
moslims plaats in Colombo. Zij demonstreerden tegen de bombardementen op
Afghanistan. De politie gebruikte traangas om de demonstratie op te
breken. In de aanloop naar de verkiezingen van 5 december 2001, kwamen
begin december 10 moslims (allen aanhangers van de SLMC) om het leven in
Udawalathenne/Madawala, een dorp in de nabijheid van Kandy. Dit bloedbad zou
zijn uitgevoerd door gewapende leden van de politieke partij PA. Anurudda
Ratwatte, voormalige generaal uit het Srilankaanse leger, voormalig minister
van energie en een oom van president Kumaratunga, alsmede zijn twee zonen
Lohan en Chanuka Ratwatte worden verdacht van betrokkenheid bij het
bloedbad. In februari 2002 werden Ratwatte en zijn zoons op bevel van de
Srilankaanse procureur-generaal, in voorarrest genomen.
Gedurende de verslagperiode zijn er verschillende meldingen geweest van
ontvoeringen van moslims door de LTTE met het oogmerk losgeld te ontvangen.
Met name in Muttur (Oost-Sri Lanka, iets ten zuiden van Trincomalee) werd de
moslimgemeenschap lastig gevallen door aanhangers van de LTTE. Op 13
februari 2002 werden vier moslims ontvoerd door vermoedelijk de LTTE. Deze
vier moslims zijn de daaropvolgende dag ernstig gewond teruggevonden. Op 14
februari 2002 protesteerden enkele duizenden moslims in Muttur tegen deze
ontvoeringen.
Op 5 april 2002 bood de LTTE zijn excuses aan voor de verdrijving van de
moslims van Jaffna-schiereiland in 1990. Een week later vond een
bijeenkomst plaats tussen Rauf Hakeem, de leider van de SLMC, en
Prabhakaran, de leider van de LTTE. Na afloop verklaarde Hakeem dat de LTTE
de garantie had gegeven dat er geen geld meer van de moslims zou worden
afgeperst, dat de van Jaffna-schiereiland verdreven moslims zouden mogen
terugkeren en erkende dat de moslims een aparte gemeenschap vormen met een
eigen identiteit en politieke en culturele rechten. Na het aanbieden van de
excuses door de LTTE zijn er voor zover bekend geen meldingen meer geweest
van ontvoeringen van moslims.
Op 12 februari 2002 maakten de Srilankaanse autoriteiten bekend dat niet
langer beperkingen worden opgelegd aan Srilankanen (dus ook aan Srilankaanse
Tamils) en aan in Sri Lanka woonachtige diplomaten die naar het door de LTTE
bezette gebied willen reizen. Dit betekent dat men geen toestemming van
het ministerie van Defensie meer nodig heeft, alvorens af te kunnen reizen
naar deze gebieden. Niet-Srilankanen die geen diplomaat zijn hebben een
geschreven toestemming nodig van de Srilankaanse vertegenwoordiging die hun
visum voor Sri Lanka heeft afgegeven. Bij veel checkpoints in Sri Lanka
wordt na de ondertekening van het staakt-het-vuren nauwelijks meer
gecontroleerd.
In het staakt-het-vuren van 23 februari 2002 werd, om het transport van
goederen en mensen te faciliteren, een afspraak gemaakt met betrekking tot
de vestiging van een aantal checkpoints op de grens tussen het door de
regering gecontroleerd gebied en het door de LTTE gecontroleerd gebied
(artikel 2.7 + annex B). De checkpoints bevinden zich op de volgende
lokaties: Mandur, Paddirupur, Kaludaveli Ferry Point, Mamunia Ferry Point,
Vanvumateevu, Santhiveli Boat Point, Black Bridge, Sitandy Boat Point, Kiran
Bridge, Kinniyadi Boat Point, Valachenai, Makerni, Mahindapura, Muttur,
Ugilankulam en Omanthai.
Nationale identiteitskaart (NIC)
Voor de procedure voor het verkrijgen van een nieuwe nationale
identiteitskaart (NIC) bij het zogenaamde Front Office, wordt verwezen naar
het gestelde op p.29 van het ambtsbericht van 24 maart 1998. De aldaar
beschreven procedure wordt tot op heden gehanteerd. Op de
identiteitskaart van een Tamil staan de gegevens zowel in het Singalees als
in het Tamil genoteerd. Op de identiteitskaart van een Singalees staan die
gegevens alleen in het Singalees. Bij een moslim is de taal van de NIC
afhankelijk van de taal waarin hij de aanvraag deed. Deed hij zijn aanvraag
in het Tamil, dan worden op de NIC de gegevens in zowel Tamil als het
Singalees afgedrukt. Deed hij zijn aanvraag in het Singalees, dan worden de
gegevens alleen in het Singalees afgedrukt. Ook staat op iedere NIC de
geboorteplaats en het adres met de woonplaats van betrokkene vermeld en
staat een cijfer gedrukt waaruit is af te leiden uit welk district de houder
van de kaart afkomstig is.
Jaffna-schiereiland
De bewegingsvrijheid van mensen die woonachtig zijn in Jaffna en naar andere
gebieden in Sri Lanka willen alsmede voor personen die naar Jaffna willen
reizen, is verruimd vanaf februari 2002. In het verleden had iemand die naar
Jaffna-stad wilde reizen, hiervoor toestemming nodig van het ministerie van
Defensie, maar deze voorwaarde is afgeschaft. Wel wordt de identiteit
gecontroleerd van iedereen die per schip of vliegtuig aankomt. Op 15
februari 2002 werd de A9, de belangrijkste weg die Jaffna met Vavuniya
verbindt en die loopt door de 'uncleared areas' van de Vanni, weer
vrijgegeven voor wat betreft het stuk van Vavuniya naar Kilinochchi. In het
akkoord inzake het staakt-het-vuren is bepaald dat de weg van Kandy naar
Jaffna binnen dertig dagen na ondertekening van het akkoord dient te worden
geopend. Op 8 april 2002 werd de A9 definitief geopend, maar tot op
heden laat de LTTE geen openbaar vervoer toe op het stuk dat onder hun
controle staat.
Het oosten
Het aantal controleposten tussen de steden Batticaloa, Trincomalee en Ampara
aan de oostkust enColombo zijn talrijk, maar sinds het staakt-het-vuren van
24 december 2001 zijn de controles bij deze controleposten drastisch
verminderd. Ook is een aantal controleposten weggehaald. Op 4 februari 2002
werd de weg tussen Vavuniya en Trincomalee weer geopend. Deze weg was tien
jaar geleden door het Srilankaanse leger afgesloten in verband met de
oorlogssituatie in het oosten en in de Vanni.
Vavuniya
Er was één checkpoint waarlangs men van LTTE-gebied in regeringsgebied kon
komen. Dit checkpoint was gelegen bij Piramananankulam, op de weg van
Mannar naar Vavuniya, maar deze werd naar verluidt in december 2001
opgeheven. Het pasjessysteem in Vavuniya werd in januari 2002 vereenvoudigd.
Vanaf dat moment waren er nog maar drie afzonderlijke pasjes en werd het
eenvoudiger een pasje te verkrijgen. Op 5 maart 2002 werden alle
reisbeperkingen opgeheven en sindsdien kunnen bewoners uit Vavuniya en de
Vanni zonder pas naar de gebieden reizen die onder controle van de
Srilankaanse autoriteiten staan. LTTE-kaders die, na de totstandkoming van
het staakt-het-vuren akkoord, naar gebieden willen reizen die onder controle
staan van de regering, dienen zich te laten registreren.
Colombo
In Colombo gelden geen beperkingen voor de bewegingsvrijheid. Op 8 maart
2002 werd de registratieplicht voor personen die niet van oorsprong in
Colombo en het overige zuiden van Sri Lanka woonachtig waren, afgeschaft.
Iedere inwoner van Colombo en iedere nieuwkomer in Colombo diende zich tot 8
maart 2002 te laten registreren bij het plaatselijke politiebureau. Het
kon zijn dat de politie bij het registeren vroeg naar de specifieke
verblijfsreden van degene die werd geregistreerd. Er bestonden geen
specifieke registraties voor Srilankanen die in Colombo kwamen werken. Er
bestond geen vaste termijn voor de duur van de registratie. Dit kon variëren
van één maand tot een jaar. Er waren geen gevallen bekend waarin de
politieregistratie niet werd verlengd, ofschoon dit regelmatig met enige
vertraging gebeurde. Bij met name Tamils die niet oorspronkelijk afkomstig
zijn uit Colombo en pas na het begin van de oorlog in 1983 in Colombo zijn
gaan wonen, werd er streng op toegezien dat zij zich hadden geregistreerd of
zich door de lodge-eigenaar alwaar zij verblijven, hadden laten registreren.
Het kwam voor dat aan een Tamil geld wordt gevraagd alvorens hij werd
geregistreerd (200-300 roepies). Het is niet zo dat aan Tamils die
geregistreerd waren bij een bepaald politiebureau, beperkingen werden
opgelegd in de bewegingsvrijheid. Wel kon bij een identiteitscontrole worden
gevraagd waarom men zich in een bepaald gebied in Colombo bevond. Wettelijk
was het aan de autoriteiten niet toegestaan naar de registratie te vragen,
maar in de praktijk werd Tamils die oorspronkelijk uit het noorden en oosten
van Sri Lanka kwamen en die op straat werden staandegehouden, regelmatig
naar deze registratie gevraagd. De laatste maanden hebben nauwelijks meer
identiteitscontroles plaats gevonden.
Checkpoints in Colombo
In Colombo bevonden zich checkpoints op belangrijke doorvoerwegen,
kruispunten, bij overheidsgebouwen, bij gebouwen waar internationale
organisaties waren gevestigd, in de nabijheid van woningen van
hooggeplaatste personen, in de nabijheid van de haven en op alle andere
plaatsen waarvan men vermoedde dat de LTTE er aanslagen op zou kunnen en
willen plegen. In december 2001 is het merendeel van deze checkpoints
weggehaald, behalve de checkpoints bij de toegangswegen naar Colombo en die
bij het presidentieel paleis, het parlementsgebouw en bij belangrijkste
overheidsgebouwen. Daarnaast zijn er zogenaamde 'vliegende' of 'mobiele'
checkpoints die op ieder moment overal kunnen worden opgezet. De checkpoints
worden in de regel bemand door het leger.
De rechtsgang volgens het normale strafprocesrecht is beschreven in het
ambtsbericht van 6 november 1998 (p.11-14). De grondwet voorziet in een
onafhankelijke rechtspraak en in de praktijk wordt dit door de overheid
gerespecteerd. Verschillende bronnen in Sri Lanka hebben verklaard in
zijn algemeenheid vertrouwen te hebben in de objectiviteit en
onpartijdigheid van de rechterlijke macht.
Bekentenis door marteling
Bekentenissen komen regelmatig onder dwang tot stand en worden vaak in het
Singalees opgesteld. Bekentenissen als gevolg van marteling worden niet
toegestaan op grond van de 'Evidence Ordinance'. Indien tijdens een
rechtzaak door de rechter wordt vastgesteld dat het bewijs via marteling is
verkregen, dan zal deze bekentenis in de praktijk in het algemeen niet
worden meegewogen bij het uiteindelijke oordeel. De bewijslast ligt bij
degene die de bekentenis heeft afgelegd. In februari 2002 gaf de
Srilankaanse procureur-generaal de rechtbanken de opdracht, dat alle
rechtszaken dienen te worden geseponeerd waarin personen terechtstaan die
zijn aangeklaagd op basis van een eigen verklaring, die middels marteling
zou zijn verkregen en de zaken van personen die zijn aangeklaagd vanwege het
niet verstrekken van informatie over de LTTE. Tot op heden is niet duidelijk
in hoeverre aan deze opdracht gehoor is gegeven.
De aangeklaagde kan via het rapport van de Judicial Medical Officer (JMO)
aantonen dat hij is gemarteld. JMO's zijn door de overheid aangesteld en het
betreft hier dus geen particuliere dokters. In het algemeen worden de JMO's
in Sri Lanka als betrouwbaar gezien. Een aanvraag voor onderzoek door een
JMO kan door een rechter ten alle tijden worden gevraagd.
Ondersteunende werkzaamheden voor de LTTE
Tamils die werden beschuldigd van het verrichten van ondersteunende
werkzaamheden voor de LTTE, zoals het bieden van schuilplaatsen aan
LTTE-strijders, bunkers bouwen, de verkoop van goederen die de LTTE zou
kunnen gebruiken voor de oorlogsvoering zoals brandstof, chemicaliën en
rubber, of het inwinnen van informatie voor de LTTE, en van wie de
beschuldiging werd bewezen, werden in de praktijk tot een gevangenisstraf
van ongeveer 1 à 2 jaar veroordeeld met aftrek van voorarrest. Niet is
bekend of hierin na het van kracht worden van het staakt-het-vuren
verandering is gekomen. Wanneer een persoon gedwongen diensten voor de LTTE
verrichtte, is deze formeel niet strafbaar. In theorie dient de
bewijslast hiertoe bij de openbaar aanklager te liggen, maar in de praktijk
dient een beschuldigde zelf meestal aan te tonen dat hij gedwongen werd
diensten voor de LTTE te verrichten.
Rechtspraak door de LTTE
De rechtspraak door de LTTE vindt plaats in zogenaamde Kangaroo-Courts. Deze
Kangaroo-Courts zijn vermoedelijk gevestigd in Kilinochchi, Mallavi,
Puthukkudiyiruppu, Mallaitivu en Jeyapuram. De LTTE zou de volgende
strafmaten hanteren. Op het verlaten van de LTTE staat zes maanden tot een
jaar werkkamp. Voor financiële malversaties kan men drie tot zes maanden
werkkamp krijgen. Voor belastingfraude of het ontduiken van belasting kan
men drie maanden werkkamp krijgen. Op zware misdaden als verkrachting, moord
en terroristische aanslagen (waaronder wordt verstaan het trachten te doden
van hooggeplaatste LTTE-ers) staat de doodstraf.
Arrestaties en detenties van met name jonge mannelijke en vrouwelijke Tamils
kwamen vooral voor na aanslagen van de LTTE, na het vinden van explosieven
ofrond belangrijke feestdagen. Deze arrestaties werden verricht op
basis van de 'Prevention of Terrorism Act' (PTA). Hiertoe werden onder
meer 'round-ups' en 'cordon and search'-operaties gehouden. Gedurende de
verslagperiode zijn weinig round-ups en cordon and search operaties in
Colombo gehouden. Na 24 december 2001 hebben er nauwelijks meer arrestaties
op basis van de PTA plaatsgevonden. Sinds het van kracht worden van het
akkoord tot het staakt-het-vuren op 23 februari 2002, zijn arrestaties op
basis van de PTA niet meer aan de orde.
Slechts een gering aantal Tamils werd in Colombo gearresteerd na
staandehouding bij een checkpoint. In de oorlogsgebieden kwam dit vaker
voor. Amnesty International meldt in het jaarrapport 2001 dat in Sri
Lanka aan het einde van 2000 tenminste 1500 Tamils zonder aanklacht of
proces werden vastgehouden waarvan sommigen al vier jaar. Het US State
Department maakt er melding van dat na het opheffen van de noodtoestand in
juli 2001, het aantal gedetineerden dat werd vastgehouden op militaire bases
significant is afgenomen, omdat het Srilankaanse leger minder arrestaties
verricht en arrestanten sneller worden overgedragen aan de politie.
Risicofactoren
Indien een Tamil voor de afkondiging van het staakt-het-vuren van februari
2002 op straat of bij een round-up werd gecontroleerd en hij beschikte over
geldige identiteitspapieren en een geloofwaardige verklaring waarom hij zich
in Colombo bevond, was er in de regel geen aanleiding voor arrestatie. In
het algemeen leidde slechts een combinatie van factoren tot verdenking van
LTTE-betrokkenheid en risico op arrestatie. De meest van belang zijnde
factoren waren: het niet beschikken over een identiteitsbewijs, het
ontbreken van de politie-registratie, het hebben van littekens , het
niet kunnen geven van een geldige verblijfsreden, het zich schichtig of
bangelijk gedragen waardoor de betrokkene de verdenking van
LTTE-betrokkenheid op zich laadt, en het zijn van een jonge Tamil die
recentelijk afkomstig is uit de oorlogsgebieden en die maar een beperkte
kennis heeft van de Singalese taal. Na afkondiging van het staakt-het-vuren
van februari 2002 zijn er voor zover bekend geen meldingen meer geweest van
Tamils die in Colombo zijn gearresteerd na staandehouding voor
identiteitscontrole bij een checkpoint.
Littekens
Het slechts hebben van uiterlijk direct zichtbare littekens van welke aard
dan ook, leidt in zijn algemeenheid niet tot directe verdenking van
LTTE-activiteiten, zeker niet indien men over goede identiteitspapieren
beschikt. Wel kunnen uiterlijke littekens een aanleiding zijn voor
staandehouding. In de praktijk komt het slechts uiterst zelden voor dat
iemand enkel wegens een litteken wordt meegenomen naar het politiebureau
voor ondervraging. Er zijn geen aanwijzingen dat Tamils tijdens
identiteitscontroles bij checkpoints worden gesommeerd zich te ontdoen van
hun kleding om te controleren of zij littekens op hun lichaam hebben.
Detenties korter dan 48/72 uur
Van de tijdens 'round-up's' en 'cordon and search'-operaties of bij een
checkpoint gearresteerde Tamils wordt het overgrote deel, nadat de
identiteit is vastgesteld en niets is gebleken dat aanleiding geeft tot
verdenkingen van betrokkenheid bij de LTTE, binnen 48/72 uur weer
vrijgelaten. Het enkel hebben van littekens leidt in het algemeen niet tot
een verhoogd risico op detentie van langer dan 48/72 uur. Het kan voorkomen
dat Tamils tijdens een detentie van 48/72 uur ter controle van hun
identiteit ruw (zoals bijvoorbeeld slaan) worden behandeld, maar in de
praktijk komt dat binnen deze categorie weinig voor. Van marteling is
tijdens de detentieperiode van minder dan 48/72 uur in het algemeen geen
sprake.
Detenties langer dan 48/72 uur
Indien iemand verdacht wordt van LTTE-betrokkenheid, dan dient rekening te
worden gehouden met een langduriger detentie dan 48/72 uur.
Aanwijzingen hiervoor zijn onder meer:
- bestaande politiedossiers;
- aanwijzingen van anderen dat betrokkene verdacht kan worden van mogelijke
betrokkenheid bij de LTTE;
- een combinatie van factoren als het niet beschikken over een
identiteitskaart, het niet kunnen opgeven van een geloofwaardige reden voor
zijn of haar verblijf in Colombo, het ontbreken van de politieregistratie,
en het niet op andere wijze kunnen aantonen van de identiteit.
In zijn algemeenheid zijn er duidelijke aanwijzingen of vermoedens van LTTE-betrokkenheid alvorens iemand langer zal worden gedetineerd.
Registratie van detentie
Op ieder politiebureau is een speciaal boek aanwezig voor de registratie van
arrestanten. Indien iemand wordt gearresteerd, dan wordt zijn of haar naam
in het algemeen opgeschreven in dit boek. Ook wordt hierin opgetekend op
grond waarvan iemand is gearresteerd, wanneer de arrestant is voorgeleid aan
de rechter, welke uitspraak de rechter heeft gedaan en wanneer de arrestant
is vrijgelaten dan wel is overgebracht naar de gevangenis. In sommige
gevallen worden er pasfoto's gemaakt van de arrestant.
Tweede arrestatie
De registratie van arrestanten is nog niet geautomatiseerd en er is evenmin
een centraal register, waardoor in geval van een tweede arrestatie door een
ander bureau bij het antecedentenonderzoek door de politie niet eenvoudig
nagegaan kan worden of een arrestant reeds eerder is gearresteerd. Bij een
onderzoek dient de gearresteerde of zijn advocaat te verwijzen naar eerdere
arrestaties, de datum en de locatie, waarna in het boek van het bureau waar
betrokkene eerder gedetineerd is geweest, nagegaan kan worden welke
behandeling hij heeft ondergaan. Indien men kan aantonen dat de antecedenten
reeds eerder zijn gecontroleerd, dan wordt men vrijgelaten. Het boek waarin
de detenties worden genoteerd blijft bewaard op het desbetreffende
politiebureau. In de praktijk krijgen advocaten inzage in deze boeken.
Vrijwel alle arrestaties worden geregistreerd en de meeste arrestanten die
voor de tweede maal zijn gearresteerd, worden binnen 48/72 uur
vrijgelaten.
Bezoek Internationale Rode Kruis (ICRC)
Het ICRC heeft een 'Memorandum of Understanding' (MoU) afgesloten met de
Srilankaanse autoriteiten die het hen toestaat bezoeken af te leggen aan
alle gedetineerden die worden vastgehoudenin verband met de burgeroorlog.
Het ICRC is bereid te verklaren of zij een gedetineerde in een bepaald
detentiecentrum of politiebureau heeft bezocht, maar kan conform het mandaat
geen verdere informatie omtrent de bevindingen openbaar maken. Het komt voor
dat sommige gedetineerden niet worden getoond wanneer het ICRC een
detentiecentrum bezoekt.
Illegale detentiecentra
In het US State Department-rapport van maart 2002 wordt gemeld dat de
paramilitaire groeperingen zoals PLOTE nog steeds enkele illegale
detentiecentra beheren in Vavuniya. Ook maakt het US State Department
melding van illegale detentiecentra in het noorden en oosten van Sri
Lankawaar gevangenen door het Srilankaanse leger voor korte tijd worden
ondervraagd, alvorens te worden overgebracht naar reguliere
detentiecentra. De VN-rapporteur inzake marteling en andere wrede,
onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing maakt melding van
illegale detentiecentra, die zich met name op het Jaffna-schiereiland en in
Vavuniya zouden bevinden. Deze detentiecentra staan onder leiding van PLOTE.
Onderdelen van de Srilankaanse veiligheidstroepen zouden deze paramilitaire
groepering helpen. Ook Amnesty International maakt melding van
illegale detentiecentra. Hierbij gaat het om de centra die door PLOTE worden
beheerd. EPDP zou leden van haar eigen groepering korte tijd
vasthouden in illegale detentiecentra in Jaffna-stad, indien zij zich aan de
partijdiscipline hebben onttrokken. In het verleden hebben de
Srilankaanse autoriteiten niet opgetreden tegen het bestaan van deze
illegale detentiecentra. Niet is bekend of deze illegale detentiecentra van
PLOTE en EPDP na het van kracht worden van het staakt-het-vuren akkoord nog
steeds bestaan.
Maatregelen van de regering
De regering heeft de veiligheidsonderdelen van defensie zoals leger, de
politie en de marine, de STF en de luchtmacht in zijn algemeenheid onder
controle. Het is gedurende de verslagperiode voorgekomen dat zowel leger als
politie zich met name in de oorlogsgebieden schuldig hebben gemaakt aan
mensenrechtenschendingen en overtredingen van de PTA. Na afsluiting van het
staakt-het-vuren akkoord zijn hiervan voor zover bekend geen meldingen meer
geweest.
Het in juli 1998 opgerichte 'President's Committee of Inquiry into Undue
Arrests and Harassments' (CIUAH, in Sri Lanka veelvuldig het Anti Harassment
Committee genoemd) heeft haar werkzaamheden gedurende de verslagperiode
voortgezet. In de maanden na de verkiezingen van 5 december 2001 zijn de
werkzaamheden enige tijd opgeschort in verband met het uittreden van enkele
leden die niet waren herkozen in de parlementsverkiezingen en het toetreden
van de nieuwe leden. Tot op heden is het comité niet herbenoemd. In dit
comité hadden naast enkele ministers en parlementariërs ook de
inspecteur-generaal van de politie zitting alsmede vertegenwoordigers van de
marine, het leger, de luchtmacht en de directeur van de 'Criminal
Investigation Department' (CID). Probleem voor deze organisatie is dat ze is
opgericht onder een presidentieel decreet en dat haar taken dus niet in de
wet zijn verankerd, dit in tegenstelling tot de Human Rights Commission.
Mede daarom heeft zij weinig mogelijkheden om autoriteiten daadwerkelijk te
dwingen de mensenrechten te respecteren. Wat zij wel doet is meldingen van
klachten onderzoeken en haar bevindingen doorgeven aan de autoriteiten. Mede
door de aanwezigheid van hoge vertegenwoordigers van opsporingsautoriteiten,
wordt aan klachten die zijn ingediend bij het CIUAH regelmatig gehoor
gegeven. Het telefoonnummer van het CIUAH is Colombo-324681, het faxnummer
is Colombo-445446.
Bij klachten die zijn gericht tegen arrestaties verricht op grond van de
noodwetgeving (PTA), betrof het veelal Tamils die op beschuldiging van
ondersteunende activiteiten voor de LTTE, voor langere tijd werden
vastgehouden zonder dat er een formele aanklacht tegen hen werd ingediend.
In dergelijke gevallen heeft het comité een ultimatum gesteld bij de politie
binnen welke tijd er tegen de betrokken gedetineerde een formele aanklacht
moet zijn ingediend.
De Human Rights Commission (HRC) heeft zijn activiteiten voortgezet. De HRC
beschikt over elf kantoren die gevestigd zijn in geheel Sri Lanka. De HRC is
gedurende de verslagperiode beter gaan functioneren en de achterstand in de
behandeling van klachten is grotendeels weggewerkt. Begin juli 2000 heeft de
HRC een telefoonlijn opengesteld waarop 24 uur per dag meldingen kunnen
worden gerapporteerd van mensenrechtenschendingen, die zouden zijn verricht
door de politie of het leger tijdens arrestaties en detenties.Het nummer van
deze 'hot-line' is Colombo-689064.
In november 2000 werd het Permanent Inter Ministerial Standing Committee on
Human Rights opgericht. Ook werd een Inter Ministerial Working Group on
Human Rights opgericht. Beide groepen dienen het nakomen van de
verplichtingen, die voor Sri Lanka voortvloeien uit de ondertekening van
diverse mensenrechten-verdragen, zoals de Convention against torture en het
verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten, te waarborgen. Ook werd in
november 2000 de Torture Perpetrators Unit (TPU), vallend onder de
Procureur-Generaal, opgericht, die onderzoek doet naar meldingen van
marteling.
In november 2001 werd binnen het Srilankaanse leger het Directorate of Human
Rights and Humanitarian Law opgericht. Dit directoraat is belast met de
coördinatie van alle mensenrechtenactiviteiten van het leger. Het betreft
hier onder meer de coördinatie van de mensenrechtentrainingen van het
Internationale Rode Kruis en het toezicht op de mensenrechtenafdelingen die
binnen het leger zijn opgericht. Tot op heden heeft het Directorate of
Human Rights and Humanitarian Law een aantal cursussen georganiseerd voor
politie-officieren.
LTTE-detentiekampen
De LTTE beschikt in de door hen gecontroleerde gebieden over diverse
detentiekampen of werkkampen (zie ook paragraaf 3.2.5). Het betreft hier
zowel kampen voor personen die zich schuldig hebben gemaakt aan criminele
activiteiten als detentiekampen voor krijgsgevangenen van het Srilankaanse
leger. Er is niet veel informatie beschikbaar over deze kampen. Uit
verklaringen van voormalige gevangenen van de LTTE in de Srilankaanse pers
blijkt dat gevangenen regelmatig overgebracht worden naar verschillende
plaatsen. Zo zouden er gevangenissen zijn in Mannar, een gevangenishuis in
Mullaitivu, een kamp in het dorp Iranapali, een kamp in Puthukkudiyiruppu,
een huis in Kilinochchi en een kamp op een kokosnotenplantage in
Skandapuram. Strafkampen zijn er in Vadekachchi, Velankulam en Jeyapuram. Op
22 januari 2002 liet de LTTE enkele gevangenen vrij, waaronder zeven
Srilankaanse soldaten, als teken van goede wil ter ondersteuning van het
vredesproces. Volgens de LTTE worden op dit moment nog zeven Srilankaanse
soldaten als krijgsgevangenen vastgehouden. Dit aantal wordt bestreden door
de Association of Relatives of Servicemen Missing in Action, die stelt dat
er meer Srilankaanse krijgsgevangenen in handen van de LTTE zijn.
Voor een beschrijving van de opsporingsinstanties zij verwezen naar de ambtsberichten van 30 september 1999, p.20-21 en 28 juli 2000, p.24-25.
Counter Subversive Unit
De Counter Subversive Unit (CSU) is een onderdeel van de politie.
Indien een persoon is gearresteerd op verdenking van het verrichten van
terroristische activiteiten, dan wordt hij verhoord door de CSU. Bij deze
ondervraging kan mishandeling van de verdachte voorkomen. In het algemeen
beschikt de CSU over concrete aanwijzingen voor terroristische betrokkenheid
alvorens iemand wordt gearresteerd.
Mishandeling en foltering tijdens detentie komt voor bij personen die zijn
gearresteerd op verdenking van lidmaatschap van of betrokkenheid bij de
LTTE. Het betreft voornamelijk gevallen waarbij er concrete aanwijzingen
zijn voor de betrokkenheid bij LTTE-activiteiten, zoals bijvoorbeeld blijkt
uit politiedossiers en waarbij het dus om een langere detentieperiode gaat.
Ook bij detenties van personen die zijn gearresteerd op verdenking van het
begaan van zware commune delicten (zoals moord en verkrachting) komt
marteling voor. Foltermethoden zijn onder meer het toebrengen van
elektrische schokken, slagen op de voetzolen, ophangen aan de polsen of
enkels, testikels fijnknijpen, voor langere tijd in onnatuurlijke positie
moeten zitten of zakken gevuld met chilipoeder, insecticide of benzine over
het hoofd geplaatst krijgen. In Vavuniya komt het voor dat iemand die
verdacht wordt van LTTE-connecties na arrestatie door politie of het leger
gemarteld wordt. Ook paramilitaire groeperingen als PLOTE en TELO worden
vaak verantwoordelijk gesteld voor martelingen die plaatsvinden in
Vavuniya. TELO heeft zich, sinds zij vertegenwoordigd is in het
parlement, nauwelijks meer schuldig heeft gemaakt aan marteling. Ook in de
detentiecentra van Colombo lopen mensen die verdacht worden van het hebben
van banden met de LTTE het risico te worden onderworpen aan marteling. In de
regel is hierbij sprake van concrete aanwijzingen van LTTE-betrokkenheid.
Het gaat hierbij om enkele gevallen per jaar.
LTTE
Het US Department of State maakt er melding van dat de LTTE zich op
routinebasis schuldig maakt aan marteling van krijgsgevangen soldaten.
De soldaten die op 22 februari 2002 zijn vrijgelaten door de LTTE (zie
paragraaf 3.2.6) verklaarden tijdens hun krijgsgevangenschap goed te zijn
behandeld.
Verkrachting tijdens detentie komt voor en vindt plaats door politieagenten
en militairen. Ook komt het voor dat politieagenten tijdens detentie van
vrouwen dreigen met verkrachting en op deze wijze angst veroorzaken. Er is
geen sprake van systematische verkrachting van Tamilvrouwen in detentie en
evenmin komt dit op grote schaal voor. Seksuele intimidatie bij checkpoints
in Colombo komt voor. Het is niet zo dat Tamilvrouwen vanwege hun etnische
achtergrond een groter risico lopen op verkrachting of seksuele intimidatie
dan Singalese of moslimvrouwen. In het zuiden van Sri Lanka vindt een
toenemend aantal verkrachtingen plaats dat vaak worden toegeschreven aan
deserteurs uit het Srilankaanse leger.
Amnesty International
Op 28 januari 2002 bracht Amnesty International een rapport uit over
verkrachting in detentie in Sri Lanka. In dit rapport maakt Amnesty er
melding van dat het aantal meldingen van verkrachting tijdens detentie
opmerkelijk is gestegen. In het rapport worden acht zaken genoemd, waarvan
er zes in 2001 hebben plaatsgevonden. Onder de slachtoffers bevonden zich
veel ontheemden, vrouwen die hebben toegegeven lid te zijn (geweest) van de
LTTE, vrouwen die van lidmaatschap van de LTTE worden verdacht en vrouwen
van wie de echtgenoot lid is van de LTTE. Het merendeel van de meldingen
vond plaats in de context van het gewapende conflict tussen de LTTE en het
Srilankaanse leger, aldus Amnesty International.
Vrouwen die zijn verkracht kunnen hiervan aangifte doen bij de politie. Zowel politie als leger hebben onlangs enkele vrouwenafdelingen opgericht, die zich zowel met de rechten van vrouwen bezighouden die werkzaam zijn binnen leger en politie, als klachten in behandeling nemen van verkrachting en seksuele intimidatie. Probleem in Sri Lanka is dat veel verkrachtingszaken onopgelost blijven of dat de daders niet worden vervolgd. Volgens Amnesty ligt hieraan een viertal redenen ten grondslag:
- de personen die verantwoordelijk zijn voor het onderzoek zijn vaak
collega's van de vermoedelijke daders;
- slachtoffers en hun familie worden bedreigd door daders of collega's van
daders;
- het slachtoffer trekt, onder druk van familie, de klacht in. Hierbij
speelt vaak het stigma dat iemand opgelegd krijgt na een verkrachting, een
grote rol;
- inadequaat of te laat uitgevoerd medisch onderzoek waardoor de sporen van
de verkrachting zijn verdwenen en de verkrachting moeilijk te bewijzen
is.
Op 25 januari 2002 werd in de verkrachtingszaak van 24 juni 2001 aan
het slachtoffer, die een Fundamental Rights Application had ingediend, een
schadevergoeding van 150.000 Srilankaanse rupees (ongeveer $1600) toegekend.
Amnesty International maakt er melding van dat dit een opmerkelijk vonnis
is, omdat voor de eerste maal aan een slachtoffer van verkrachting een
schadevergoeding wordt toegekend, waardoor bevestigd zou worden dat
verkrachting in detentie als marteling beschouwd kan worden. De daders
van deze verkrachting zijn tot op heden niet veroordeeld.
Opvang
In Colombo zijn enkele opvangtehuizen voor vrouwen die te maken hebben
gekregen met huiselijk geweld en verkrachting. Dit zijn huizen die opgericht
zijn uit particulier initiatief. Soms is tijdelijke opvang in kloosters
eveneens mogelijk.Probleem is vaak dat de opvang van tijdelijke aard is en
dat vrouwen uit schaamtegevoel over hetgeen hen is overkomen, niet willen en
kunnen terugkeren naar hun eigen leefomgeving, omdat zij daar niet meer
worden geaccepteerd. De overheid voorziet nog nauwelijks in opvang van
vrouwen die te maken hebben gekregen met verkrachting.
LTTE-verkrachtingen
Personen die door de LTTE schuldig worden bevonden aan verkrachting, worden
streng gestraft en kunnen zelfs de doodstraf krijgen.
Het aantal meldingen van verdwijningen is gedurende de verslagperiode
afgenomen. Er zijn meldingen geweest van verdwijningen van minderjarigen die
vermoedelijk hetzij door de LTTE hetzij door paramilitaire groeperingen zijn
gerekruteerd. Het US Department of State maakt melding van 10
verdwijningen, hoofdzakelijk in Vavuniya waarbij leger, politie, marine en
paramilitaire organisaties betrokken zouden zijn. In Vavuniya zijn gedurende
de verslagperiode 44 verdwijningszaken gemeld die tot op heden niet zijn
bevestigd. Naast het leger worden ook regeringsgezinde Tamil-milities als
PLOTE en TELO verantwoordelijk gesteld voor verdwijningen. Het US
Department of State maakt er eveneens melding van dat er berichten zijn van
verdwijningen in Colombo. Niet kon worden achterhaald op welke verdwijningen
wordt gedoeld.
Gedurende de verslagperiode hebben zich enkele gevallen van
buitengerechtelijke executies en politieke moorden voorgedaan. Het aantal
meldingen is in vergelijking met voorgaande jaren echter afgenomen. Voor
zover bekend hebben de buitengerechtelijke executies zich alleen voorgedaan
in de conflictgebieden. Het US Department of State maakt er melding van dat
veiligheidstroepen zich schuldig hebben gemaakt aan buitengerechtelijke
executies. In Colombo hebben voor zover bekend geen
buitengerechtelijke executies plaatsgevonden. Ook de LTTE heeft zich
schuldig gemaakt aan buitengerechtelijke executies, maar niet kan worden
achterhaald om welke aantallen het gaat.
In het najaar van 2000 laaide in Sri Lanka de discussie op over het opnieuw
gaan uitvoeren van de doodstraf. Aanleiding was een kabinetsbesluit van
maart 1999 waarin naar aanleiding van de toenemende misdaadcijfers besloten
werd het moratorium op het uitvoeren van de doodstraf op te heffen en
veroordelingen tot de doodstraf niet meer automatisch om te zetten in
levenslange gevangenisstraf. In het najaar van 2000 besloot het uitvoerend
comité van de People's Alliance, de partij van president Kumaratunga, dat de
doodstraf ook weer uitgevoerd moest gaan worden. Tot op heden is nog geen
definitieve besluit genomen of de doodstraf ook weer daadwerkelijk zal
worden uitgevoerd. Voor overtredingen van de PTA of van de voormalige ER's
kan de doodstraf niet worden opgelegd.
Legerofficieren en soldaten die beschuldigd worden van het plegen van
mensenrechtenschendingen kunnen zowel worden berecht door de militaire
rechtbank (krijgsraad) als door een civiele rechtbank. In het geval dat
iemand schuldig wordt bevonden middels militair snelrecht, is de straf
veelal van disciplinaire aard, zoals degradatie of het inhouden of vertragen
van een promotie. Het gaat hierbij om kleine vergrijpen. Indien een
officier, onderofficier of soldaat door de krijgsraadwordt veroordeeld dan
wordt veelal een gevangenisstraf opgelegd of de betrokken militair wordt
ontslagen. Indien een zaak voor een civiel hof wordt beslecht en de militair
wordt veroordeeld, dan moet de betrokken (onder-)officier of soldaat worden
ontslagen.
De overheid is de laatste jaren meer bereid op te treden tegen schenders van
mensenrechten, maar straffeloosheid komt nog steeds veel voor. Volgens
UNHCR zijn er slechts enkele veroordelingen geweest van personen die zich
schuldig hebben gemaakt aan schending van de mensenrechten. Het US
State Department maakt er melding van dat de Srilankaanse autoriteiten in de
grote meerderheid van zaken waarin militairen zich schuldig zouden hebben
gemaakt aan mensenrechtenschendingen, er niet in zijn geslaagd degenen die
verantwoordelijk zijn te identificeren en te berechten. Amnesty
International noemt de straffeloosheid van schenders van de mensenrechten
een punt van grote zorg.
3.2 Positie van specifieke groepen
---
De positie van de zogenaamde 'thee-tamils', 'Indian Tamils' of
plantage-Tamils is beschreven in de ambtsberichten van 24 maart 1998
(p.24-25) en 30 september 1999(p.28). In de grondwetswijziging van president
Kumaratunga van augustus 2000 was ook een bepaling opgenomen waarin
werd gesteld dat de plantage-tamils de Srilankaanse nationaliteit zouden
krijgen. Met het uitstel van de stemming over de grondwetswijziging, werd
ook de beslissing over dit voorstel uitgesteld. In augustus 2001 sprak de UN
Committee on the Elimination of Racial Discrimination haar bezorgdheid uit
over het grote aantal plantage-Tamils dat tot op heden niet het
staatsburgerschap van Sri Lanka heeft verkregen. Begin februari 2002
kondigde het ministerie van Binnenlandse Zaken, waar het Department of
Registrations of Persons onder valt, aan dat een versneld programma in
werking gaat treden, waarmee de plantage-Tamils in het bezit zullen worden
gesteld van een NIC. Hiertoe worden onder meer mobiele uitgiftebureau's
ingericht die worden opgezet op de plantages en in de gebieden waar veel
plantage-tamils woonachtig zijn en waar aan plantage-Tamils die niet in het
bezit zijn van een identiteitskaart, NIC's zullen worden uitgegeven.
Groot probleem hierbij is dat veel plantage-tamils niet in het bezit zijn
van een geboortebewijs waardoor hun identiteit moeilijk vast te stellen is.
Diverse bronnen in Sri Lanka hebben verklaard dat de positie van de vrouw in
Sri Lanka beter is dan in veel andere Aziatische landen. Vrouwen kunnen
worden gediscrimineerd als gevolg van bepaalde voorschriften die verbonden
zijn aan hun etnische achtergrond of hun religie. Het is in Sri Lanka
niet gebruikelijk dat alleenstaande vrouwen alleen leven. Zij wonen in de
regel in pensions of worden opgevangen door hun familienetwerk. In de
Srilankaanse grondwet is opgenomen dat mannen en vrouwen gelijke kansen
dienen te krijgen in de publieke sector. In de private sector bestaat geen
wettelijke bescherming tegen discriminatie. Vrouwen krijgen vaak minder
betaald dan mannen voor hetzelfde werk, bekleden minder snel een
leidinggevende positie en kunnen te maken krijgen met seksuele
intimidatie.
Vrouwen zijn handelingsbekwaam en aan hen kan zelfstandig een
reisdocumentworden verstrekt. Hiervoor is geen toestemming van een
echtgenoot of familielid vereist. Vrouwen kunnen eveneens zelfstandig
eigendommen verwerven.
In Sri Lanka is men vanaf de leeftijd van achttien jaar meerderjarig en
volledig handelingsbekwaam. Vanaf de leeftijd van zestien jaar dienen
Srilankanen te beschikken over een identiteitskaart. De leerplicht geldt in
Sri Lanka tot de leeftijd van veertien jaar. Jongeren van zestien en
zeventien jaar worden in het algemeen niet als zelfstandig beschouwd in Sri
Lanka.
Kindsoldaten
De LTTE rekruteert kinderen voor het verrichten van ondersteunende diensten
of voor gevechtshandelingen. Persberichten en rapporten van
mensenrechten-organisaties maken regelmatig melding van de inzet van
minderjarige soldaten door de LTTE, waarbij de LTTE ouders van minderjarigen
dwingt hun kinderen af te staan onder bedreiging van inbeslagname van grond
en huizen. Iedere familie zou minimaal één kind moeten afstaan.
Ongeveer zestig procent van de nieuw gerekruteerden zou jonger zijn dan 18
jaar waarbij de jongste rekruten 10-11 jaar zouden zijn. Zij zijn afkomstig
uit de armste gebieden van de'uncleared areas' en worden in het algemeen
gedwongen gerekruteerd. De LTTE rekruteerde kinderen door voorlichting
op scholen, het tonen van films en door bij gezinnen met kinderen langs te
gaan. Ouders en hun kinderen werden onder zware psychologische druk
gezet. UNICEF stelde eind 2000 dat er geen aanwijzingen zijn dat de
LTTE is gestopt met het rekruteren van kinderen. UNHCR rapporteerde in
juni 2001 dat er weliswaar bemoedigende signalen zijn die er op wijzen dat
de LTTE een gewijzigde politiek voert ten opzichte van het rekruteren van
minderjarigen, maar dat enkele beloften zijn gebroken en er in de afgelopen
periode melding wordt gemaakt van rekrutering van minderjarigen. Op 14
februari 2002 maakte Amnesty International melding van de voortdurende
rekrutering door de LTTE van minderjarigen. Tevens riep zij de LTTE op, te
stoppen met deze rekrutering. Begin maart 2002 riepen zowel de
Amerikaanse regering als Amnesty International, de LTTE op om te stoppen met
de rekrutering van minderjarigen.
Opvang van alleenstaande minderjarige asielzoekers uit Nederland
Aanvragen voor de opvang van uitgeprocedeerde minderjarige asielzoekers geschieden door tussenkomst van het Commissioner's Department of Probation and Child Care Services (DPCC). Het DPCC valt onder het 'Ministry of Social Service'. Voorwaarde om in aanmerking te komen voor de zorg van het bovengenoemde departement is dat de minderjarige asielzoeker geen ouders of verzorgers heeft of indien betrokkene gehandicapt is of minvermogende ouders heeft. De opvangmogelijkheden worden geboden aan zowel jongens als meisjes tot 18 jaar. De tehuizen voorzien in onderdak, voedsel en onderwijs en bieden veiligheid aan minderjarigen. Als een kind de leeftijd van 18 jaar bereikt, dan moet het kind het desbetreffende tehuis verlaten.
Het is de regel om in gevallen waarin de betrokken alleenstaande
minderjarige asielzoeker afkomstig is uit het buitenland contact op te nemen
met het Srilankaanse ministerie van Buitenlandse Zaken. Hierbij dienen de
volgende gegevens overgelegd te worden:
- geslachtsnaam en de voornamen van de minderjarige;
- geboortedatum en -plaats;
- het laatste bekende woonadres in Sri Lanka;
- namen en adressen van familie en relaties.
Het Srilankaanse ministerie van Buitenlandse Zaken regelt de feitelijke
toestemming voor de betrokken minderjarige om terug te keren naar Sri Lanka.
Tevens wordt er contact opgenomen met het DPCC dat vervolgens bepaalt in
welk tehuis betrokkene kan worden opgenomen. Deze selectie vindt plaats op
basis van geloof, etniciteit, leeftijd, sekse en de regio waaruit de
betrokken minderjarige van oorsprong afkomstig is. Gepoogd zal worden de
betrokken minderjarige op te vangen in een tehuis in de regio waaruit hij
afkomstig is. Na aankomst in Sri Lanka zal de minderjarige, indien er plaats
is, in het desbetreffende tehuis worden opgenomen. Indien er geen plaats is
in het geselecteerde opvangtehuis, dan is er een mogelijkheid tot
tussentijdse opvang in Colombo. In geval van plaatsing zal de Commissioner
trachten ouders en verwanten op te sporen. Indien geen verwanten gevonden
kunnen worden, dan heeft het DPCC zelf het mandaat de voogdij te regelen
totdat betrokkene meerderjarig is.
Tot op heden hebben zich geen concrete gevallen voorgedaan van een
dergelijke opvang van uit het buitenland afkomstige alleenstaande
minderjarigen.
Rekruteringen door het Srilankaanse leger
Het Srilankaanse leger is een vrijwilligersleger. In Sri Lanka bestaat geen
dienstplicht, en er bestaat daarom geen bepaling omtrent bestraffing van
dienstweigering. Rekrutering vindt plaats middels uitgebreide
wervingscampagnes waarbij het leger langs scholen, universiteiten en andere
openbare gelegenheden gaat om te werven. Met name kinderen uit armere
gezinnen gaan in dienst, omdat dit de mogelijkheid biedt de armoede te
ontvluchten en een opleiding te krijgen. In januari 2002 is het Srilankaanse
leger een nieuwe rekruteringscampagne begonnen. Het leger stelt ongeveer
10.000 nieuwe manschappen nodig te hebben in verband met het hoge aantal
deserteurs.
Desertie
Desertie wordt ingevolge artikel 13 van de Army Act bestraft met ten hoogste
drie jaar gevangenisstraf. Op het verbergen van een deserteur staat
ingevolge artikel 133 van het Srilankaanse Wetboek van Strafrecht een straf
van ten hoogste twee jaar. Wegens het gebrek aan vrijwilligers is de
bestraffing bij desertie in de praktijk gering en worden deserteurs na een
korte detentieperiode in het algemeen teruggestuurd naar het legeronderdeel
waarbij zij gestationeerd waren voor hun desertie. Regelmatig worden
algemene amnestieregelingen afgekondigd waardoor deserteurs zonder straf
weer opgenomen kunnen worden in het leger. Ondanks deze
amnestieregelingen zouden er nog ongeveer 15.000 deserteurs zijn, die niet
zijn teruggekeerd in het leger. De overgrote meerderheid van de Srilankaanse
veiligheidstroepen is Singalees. Er is echter geen sprake van een
onevenredige of discriminatoire bestraffing van Tamils die gedeserteerd zijn
uit het leger.
3.4 Samenvatting
---
Op 4 juli 2001 werd de noodtoestand in Sri Lanka opgeheven. In het algemeen
kan worden gesteld dat de mensenrechtensituatie in Sri Lanka gedurende de
verslagperiode tot december 2001 enigszins verbeterd is, en daarna
significant verbeterd is, maar dat de situatie nog geenszins ideaal is. De
verbetering van de mensenrechtensituatie hangt nauw samen met de voortgang
van het vredesproces dat onder leiding van de nieuwe premier Wickremasinghe
een nieuwe impuls heeft gekregen.
Arrestaties en detenties van jonge mannelijke en vrouwelijke Tamils kwamen
vooral voor na aanslagen van de LTTE, na het vinden van explosieven of
tijdens dagen voorafgaande aan belangrijke feestdagen. Hiertoe werden onder
meer round-ups en 'cordon-and-search'-operaties gehouden. Van de tijdens
deze operaties gearresteerde Tamils werd het overgrote deel nadat hun
identiteit is vastgesteld, weer binnen 48/72 uur vrijgelaten. Het aantal
arrestaties is gedurende de verslagperiode afgenomen en na 24 december 2001
zijn er nauwelijks meer arrestaties in dit verband geweest. Het kan
voorkomen dat deze Tamils tijdens deze detentie ter controle van hun
identiteit ruw (zoals bijvoorbeeld slaan) werden behandeld, maar in de
praktijk komt dat binnen deze categorie weinig voor. Personen die echter
verdacht worden van het hebben van banden met de LTTE, lopen het risico te
worden onderworpen aan marteling. Het betreft voornamelijk gevallen waarbij
er concrete aanwijzingen zijn voor de betrokkenheid bij LTTE-activiteiten.
Op 8 maart 2002 werd de registratieplicht voor alle niet van oorspong uit
Colombo en het overige zuiden van Sri Lanka afkomstige personen, afgeschaft.
De Commissioner's Department of Probation and Child Care Services (DPCC) heeft verklaard in alle voorkomende gevallen zijn medewerking te verlenen aan de terugkeer van uitgeprocedeerde minderjarige asielzoekers.
4. Migratie
---
4.1 Vluchtelingen en ontheemden
---
Tamils die de oorlogsgebieden in het noorden en oosten van Sri Lanka
ontvluchten, kunnen verblijven in de gebieden die onder controle staan van
de regering, waaronder Colombo. Daarbij kunnen de volgende kanttekeningen
worden gemaakt.
Tamils werden voor 24 december 2001, met name rond feestdagen, na aanslagen
van de LTTE of na het vinden van explosieven in gebieden die onder controle
staan van de regering regelmatig onderworpen aan persoonscontroles. Tamils
die zich ter plekke konden identificeren en een geloofwaardige verklaring
konden geven waarom zij zich in Colombo bevonden, werden in de regel niet
gearresteerd. In het algemeen leidde slechts een combinatie van factoren tot
verdenking van LTTE-betrokkenheid en risico op arrestatie. De meeste
Tamils werden, na controle en vaststelling van hun identiteit en hun
antecedenten, binnen 48/72 uur weer vrijgelaten. Na afkondiging van het
staakt-het-vuren van februari 2002 is het aantal identiteitscontroles
drastisch afgenomen en zijn er voor zover bekend geen meldingen meer geweest
van Tamils die in Colombo zijn gearresteerd na staandehouding voor
identiteitscontrole bij een checkpoint. In Colombo komt het voor dat Tamils
die worden verdacht van banden met de LTTE, tijdens hun verhoor worden
gemarteld. Voor zover bekend gaat het hier om enkele gevallen per jaar.
Het komt voor dat Tamils, als gevolg van hun etniciteit, in Colombo lastig
gevallen worden door Singalezen, maar in zijn algemeenheid blijkt niet dat
Tamils als gevolg van de oorlog in het noorden en oosten van Sri Lanka in
Colombo te maken krijgen met repressies door Singalezen. Het betreft, voor
zover bekend, tot op heden incidenten.
4.2 Terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers
---
Terugkeerovereenkomst
In oktober 2001 werd de bestaande terugkeerovereenkomst tussen Nederland en
Sri Lanka verlengd voor een periode van twee jaar.
Identiteitsonderzoek op het vliegveld
Na aankomst op het vliegveld worden de meeste repatrianten gecontroleerd
door de Srilankaanse immigratiemedewerkers. Indien er twijfel bestaat
omtrent de identiteit van de betrokken persoon, dan wordt deze door de
Immigratiedienst doorverwezen naar de 'Criminal Investigation Department'
(CID). Bij de CID ondergaan de repatrianten een identiteitsonderzoekwaarbij
de personalia van betrokkene worden onderzocht en wordt nagegaan of de
desbetreffende repatriant wellicht in het verleden betrokken is geweest bij
criminele activiteiten. Hiertoe wordt een verklaring van betrokkene
opgenomen waarin onder meer wordt ingegaan op de geboorteplaats van
betrokkene, zijn werkzaamheden in Sri Lanka voordat hij het land verliet,
wie zijn reisagent was (dit in verband met onderzoeken naar mensensmokkel)
en wat de reden is waarom hij is teruggestuurd. Tevens worden de
vingerafdrukken van betrokkene genomen. Bij het afnemen van deze verklaring
kan het voorkomen dat de repatriant, indien hij niet meewerkt aan het
verschaffen van informatie omtrent zijn identiteit, onder zware druk wordt
gezet en ruw (zoals bijvoorbeeld slaan) wordt behandeld. Dit is echter sinds
juli 2001, voor zover bekend, niet meer voorgekomen.
Bij het 'National Intelligence Bureau' (N.I.B.) wordt gecontroleerd of de
betrokken persoon voorkomt in haar registers. Het N.I.B. heeft één dag nodig
voor dit onderzoek. Betrokken personen dienen binnen 24 uur te worden
voorgeleid aan het Magistrate's Court te Negombo. Gedurende de tijd waarin
de gegevens van de betrokken repatriant gecontroleerd worden, verblijft hij
in de ruimte van de CID op het vliegveld. De CID beschikt niet over een
cellencomplex op het vliegveld.
Sinds 2001 mocht het merendeel van de repatrianten na controle van hun
identiteitsgegevens het vliegveld verlaten. Het is enkele malen voorgekomen
dat repatrianten, meestal binnen 24 uur maar in sommige gevallen binnen
48/72 uur, zijn overgedragen aan de CID en vervolgens overgebracht naar de
rechtbank in Negombo. Dit betekende dus in de praktijk dat de repatrianten
onder begeleiding van de CID het vliegveld verlaten. Sommige repatrianten
die veel weerstand boden, werden hierbij geboeid. In Negombo besliste de
rechter of betrokkene op basis van de op dat moment door de CID aangeleverde
gegevens werd overgebracht naar de gevangenis ofwel werd vrijgelaten op
borgtocht in afwachting van afronding van het onderzoek, danwel gewoon werd
vrijgelaten. Gedurende de verslagperiode zijn, voor zover bekend alle
gerepatrieerden nog dezelfde dag vrijgelaten al dan niet op borg.
Het kwam voor dat, indien er sterke aanwijzingen waren dat een persoon zich
in het verleden in Sri Lanka schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de
Srilankaanse wetgeving, bijvoorbeeld omdat hij is geregistreerd bij het
N.I.B., hij enkele dagen langer door de CID werd vastgehouden, alvorens hij
voor de rechter in Negombo werd gebracht. In de praktijk is dit gedurende de
verslagperiode voor zover bekend niet voorgekomen. De behandeling van
repatrianten met littekens van welke aard dan ook wijkt niet af van de
behandeling van repatrianten zonder littekens. Evenmin zijn er aanwijzingen
dat repatrianten met littekens van welke aard dan ook, tijdens de periode
van 48/72 uur waarin zij werden vastgehouden door de CID, te maken hadden
met een verhoogd risico op verdenking van LTTE-betrokkenheid en een daarop
volgende langere detentie.
Reisdocumenten
Op 5 juli 2000 heeft de controller van het Department of Immigration and
Emigration, de heer N. Bambaravanage, aan vertegenwoordigers van de Duitse,
Australische en Nederlandse ambassade toegezegd dat alle reisdocumenten
waarmee repatrianten reizen, bij aankomst in Sri Lanka door de autoriteiten
gekopieerd zullen worden, dat de repatriant vervolgens hetzij in het bezit
zal blijven van het originele document dan wel in het bezit worden gesteld
van een kopie die zal worden voorzien van een aantal stempels. Deze
toezegging wordt tot op heden nageleefd.
In de praktijk worden door de Srilankaanse autoriteiten in het buitenland
drie soorten vervangende reisdocumenten (laissez passer, LP's) afgegeven:
1. Een zgn. emergency passport in de vorm van een A4-tje. Hierop staat onder
meer vermeld dat dit document na aankomst in Sri Lanka overhandigd dient te
worden aan de immigratie-autoriteiten.
2. Een zgn. emergency certificate, gelijkend op een gewoon paspoort, waarop
eveneens staat vermeld dat dit document na aankomst in Sri Lanka overhandigd
dient te worden aan de immigratie-autoriteiten.
3. Een ICOM (Identity Certificate Overseas Missions)-document, gelijkend op
een gewoon paspoort, dat voor een bepaalde tijd geldig is. Na aankomst in
Sri Lanka wordt dit document door de immigratie-autoriteiten op het
vliegveld gecontroleerd waarna het als regel wordt geretourneerd aan de
repatriant.
Door de Srilankaanse vertegenwoordiging in Den Haag wordt aan repatrianten
een document zoals genoemd onder 3 afgegeven.
De reisdocumenten van Srilankaanse repatrianten uit Nederland worden bij
aankomst in Sri Lanka als regel dus niet ingenomen. Dit in tegenstelling tot
bijvoorbeeld de Duitse repatrianten, die reizen op een document zoals
genoemd onder 2 (zie hierboven), dat derhalve wel wordt ingenomen door de
Srilankaanse autoriteiten. Met deze (al dan niet gekopieerde
documenten) kunnen repatrianten bij persoonscontroles door
veiligheidsinstanties hun identiteit aantonen. Tevens kunnen zij zich
hiermee identificeren bij de aanvraag van een vervangend identiteitsbewijs.
In die gevallen waarin het document wel wordt ingenomen (zoals bijvoorbeeld
bij repatrianten die afkomstig zijn uit Duitsland), krijgt de desbetreffende
repatriant naast de kopie van het document ook een verklaring waarin vermeld
staat dat het document is ingenomen en dat het document op het hoofdkantoor
van Immigration in Colombo kan worden opgehaald.
Immigrants and Emigrants Act
Teruggestuurde afgewezen asielzoekers behoeven doorgaans niet te vrezen te
worden vervolgd op grond van de Immigrants and Emigrants Act, tenzij zij
inreizen met een vals reisdocument.
Veiligheidsrisico's
Uit het buitenland gerepatrieerde Tamils, ongeacht of zij oorspronkelijk
afkomstig zijn uit het noorden en oosten van het land, dienden er evenals
andere Tamils, rekening mee houden in Colombo regelmatig te worden
gecontroleerd op hun identiteit. Zij liepen in Colombo en in andere gebieden
die onder controle staan van de regering echter niet meer kans gearresteerd
en gedetineerd te worden dan andere Tamils die niet van oorsprong afkomstig
zijn uit Colombo. Er waren geen aanwijzingen dat repatrianten als gevolg van
het verlopen van de geldigheidsduur van het verstrekte reisdocument bloot
hebben gestaan aan een verhoogd risico, zoals arrestaties en detenties
langer dan 48/72 uur. Het aantal arrestaties is gedurende de verslagperiode
afgenomen en na 24 december 2001 zijn er nauwelijks meer arrestaties in dit
verband geweest.
4.3 Beleid van andere landen
---
Terugkeerovereenkomsten
Zwitserland sloot reeds in 1994 een terugkeerovereenkomst met Sri Lanka,
waarin onder meer is voorzien in assistentie (passieve monitoring) door de
UNHCR. Daarnaast biedt Zwitserland aan gerepatrieerden de mogelijkheid
desgewenst te worden ondergebracht in een door het Srilankaanse Rode Kruis
beheerd opvangtehuis te Nugegoda. Tot op heden is daar slechts zeer
sporadisch van gebruik gemaakt. Per 1 november 2000 is in Zwitserland een
nieuw terugkeerprogramma operationeel dat vrijwillige terugkeer naar Sri
Lanka moet bevorderen. Het programma voorziet in economische hulp,
ondersteuning bij aankomst in Sri Lanka en professionele bijscholing voor
die Srilankanen die te kennen geven terug te willen keren naar Sri
Lanka. Denemarken sloot op 18 augustus 1998 met Sri Lanka een
terugkeerovereenkomst die vergelijkbaar is met die welke Nederland in 1997
afsloot. Noorwegen sloot in april 2000 met Sri Lanka een soortgelijke
terugkeerovereenkomst.Ook Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk sloten met
Sri Lanka een terugkeerovereenkomst. De EU-Commissie ontving op 18 september
2000 een mandaat voor onderhandeling van een terugkeerovereenkomst tussen de
EU en Sri Lanka, maar tot op heden heeft dit niet geleid tot daadwerkelijk
afsluiten van deze overeenkomst. Eind september 2001 sloot Italië met Sri
Lanka een terugkeerovereenkomst die eveneens vergelijkbaar is met degene die
Nederland in 1997 afsloot. Sinds het afsluiten van deze
terugkeerovereenkomst heeft Italië enkele honderden Srilankanen
gerepatrieerd.
Beleid van andere landen
Ook Australië, België, Canada, Duitsland, Groot-Brittannië en Zwitserland
achten de situatie in Sri Lanka en in het bijzonder Colombo veilig genoeg om
gedwongen terugkeer verantwoord te achten. Alle bovengenoemde landen zijn
gedurende de verslagperiode doorgegaan met het terugsturen van Tamils naar
Sri Lanka.
4.4 UNHCR-positie
---
In de brief van 17 april 2002 met betrekking tot de situatie in Sri Lanka
(zie bijlage IV) verklaart UNHCR onder meer dat de positie van Tamils in
Colombo is verbeterd. Er zijn minder beperkingen in de bewegingsvrijheid,
maar zij zijn niet volledig afwezig.UNHCR is nog immer van oordeel dat
uitgeprocedeerde Srilankaanse asielzoekers kunnen terugkeren naar Sri Lanka
en wijst er op dat de situatie bij terugkeer is verbeterd, maar dat
ondervraging en, in sommige gevallen, detentie zich blijven voordoen.
4.5 Samenvatting
---
Tamils die de oorlog ontvluchten, kunnen verblijven in de gebieden die onder
controle staan van de regering, waaronder Colombo. Tamils werden voor
december 2002, met name rond feestdagen, na aanslagen van de LTTE of na het
vinden van explosieven in gebieden die onder controle staan van de regering
regelmatig onderworpen aan persoonscontroles. Tamils die zich ter plekke
konden identificeren en een geloofwaardige verklaring konden geven waarom
zij zich in Colombo bevonden, liepen geen kans op arrestatie. In het
algemeen leidde slechts een combinatie van factoren tot verdenking van
LTTE-betrokkenheid en risico op arrestatie Het merendeel van hen werd binnen
48/72 uur vrijgelaten. Het aantal arrestaties is gedurende de verslagperiode
afgenomen en na december 2001 zijn er nauwelijks meer arrestaties in dit
verband geweest. Gerepatrieerde Tamils lopen in gebieden die onder controle
staan van de regering niet meer kans te worden gecontroleerd dan andere
Tamils. Voor zover bekend hebben repatrianten als gevolg van het verlopen
van de geldigheidsduur van het verstrekte reisdocument niet bloot gestaan
aan een verhoogd risico zoals arrestaties en detenties langer dan 48/72 uur.
Gerepatrieerde Srilankanen, zowel uit Nederland als uit andere westerse landen, kunnen bij terugkeer op het vliegveld door de immigratie-autoriteiten van Sri Lanka worden onderworpen aan een identiteitsonderzoek. Gedurende de verslagperiode mocht het merendeel van de repatrianten na controle van hun identiteitsgegevens het vliegveld verlaten. Het is enkele malen voorgekomen dat repatrianten, meestal binnen 24 uur maar in sommige gevallen binnen 48/72 uur, zijn overgedragen aan de CID en vervolgens overgebracht naar de rechtbank in Negombo.
De rechter in Negombo heeft gedurende de verslagperiode voor zover bekend
alle repatrianten die zijn voorgeleid, na voorgeleiding op borg vrijgelaten
en vervolgens bij een tweede voorgeleiding vrijgelaten. Uit Nederland
afkomstige Srilankaanse repatrianten blijven na aankomst in Sri Lanka in het
bezit van hun reisdocument. Hiermee kunnen zij zich in voorkomende gevallen
identificeren bij de Srilankaanse autoriteiten.
In de beschreven periode stuurde een groot aantal westerse landen
uitgeprocedeerde Srilankaanse asielzoekers terug naar Sri Lanka. In oktober
2001 werd de bestaande terugkeerovereenkomst tussen Nederland en Sri Lanka
verlengd voor een periode van twee jaar. UNHCR is nog immer van oordeel dat
uitgeprocedeerde Srilankaanse asielzoekers kunnen terugkeren naar Sri Lanka
en wijst er op dat de situatie bij terugkeer is verbeterd, maar dat
ondervraging en, in sommige gevallen, detentie zich blijven voordoen.
5. Samenvatting
---
De noodtoestand, die sinds 4 augustus 1998 voor het gehele land gold, werd
op 4 juli 2001 opgeheven. Na het aantreden van de nieuwe regering onder
leiding van premier Ranil Wickremasinghe is het vredesproces in een
stroomversnelling gekomen. Nadat in december door de strijdende partijen een
staakt-het-vuren voor een maand werd afgekondigd, werd op 23 februari 2002
door zowel de Srilankaanse autoriteiten als de LTTE een overeenkomst
getekend waarmee een staakt-het-vuren voor onbepaalde tijd werd afgesloten.
Vredesbesprekingen vinden mogelijk reeds in juni 2002 plaats.
In de oorlogsgebieden kwamen ook gedurende de verslagperiode regelmatig
mensenrechtenschendingen voor door zowel regeringsgetrouwe partijen als door
de Tamil-tijgers.
In de gebieden die onder controle staan van de regering kunnen Tamils die de
oorlog ontvluchten, verblijven. Wel konden zij in die gebieden, waaronder
Colombo, regelmatig onderworpen worden aan persoonscontroles, arrestaties en
detenties. De meesten van hen werden, nadat hun identiteit was vastgesteld,
binnen 48/72 uur vrijgelaten. Na december 2001 is het aantal controles en
arrestaties significant teruggelopen. Tamils die verdacht worden van
connecties met de LTTE kunnen tijdens het verhoor gemarteld worden.
Gerepatrieerde Tamils lopen in de gebieden die onder controle staan van de
regering niet meer risico te worden gecontroleerd, gearresteerd en
gedetineerd dan andere Tamils. Wel is het van belang dat zij terugreizen met
een geldig reisdocument dat, indien nodig, tevens als identiteitsdocument
kan worden gebruikt. Daarnaast dienen zij te zorgen voor een nieuwe
identiteitskaart.
Zowel de UNHCR als een groot aantal andere westerse landen zijn van mening
dat het verantwoord is door te gaan met het repatriëren van uitgeprocedeerde
Srilankaanse asielzoekers.
Openbare Rapporten
· Amnesty International (Londen):
- 'Sri Lanka, torture in custody' (ASA 37/10/99) juni 1999.
- AI newsrelease d.d. 4 april 2001 (ASA 37/006/2001).
- AI, Urgent Action, d.d. 11 mei 2001 (ASA 37/005/2001).
- AI Jaarboek 2001, hoofdstuk Sri Lanka.
- AI newsrelease d.d. 4 juli 2001 (ASA 37/010/2001).
- AI newsrelease, d.d. 20 juli 2001 (ASA 37/012/2001).
- AI Urgent Action: (ASA 37/014/2001).
- Sri Lanka: 'Rape in Custody must be stopped immediately (ASA 37/002/2002).
- AI newsrelease, d.d. 28 januari 2002 (ASA 37/003/2002).
- Sri Lanka: 'Effective medical reports needed' (ASA 37/004/2002).
- 'Sri Lanka: Fear for Safety/Child Soldiers (ASA 37/005/2002).
· British Refugee Council:
- Sri Lanka Monitor (juli 2001-maart 2002).
· Economist Intelligence Unit, Country Reports Sri Lanka, juli 2001-maart
2002.
· EU Persbericht, d.d. 11 maart 2002,
(http://www.europa-eu-un.org/article.asp?id=1205)
· Far Eastern Economic Review,Ultimate Sacrifice (juni 2000) p.65.
· Forum for Human Dignity, Human Rights Situation Report 2000 (28 maart
2001).
· GN Online: Sri Lanka lifts more restrictions in north
(http://www.gulfnews.com/Articles.asp?ArticleID=40842).
· Gunaratna, Rohan, Trends in Martime Terrorism - The Srilankan Case in:
Lanka Outlook, (1998).
· Human Right Watch (New York, Washington, Londen, Brussel):
- World Report 2002
· ICRC:
- Annual Report 2000, p.105-108.
- Annual Report 2001, p.152-155.
- News Letter, march 2001.
- News Letter, june 2001.
- News Letter, september 2001.
· Inform, Sri Lanka Information Monitor:
- Monthly Situation Reports (juli 2001- maart 2002).
· International Organisation for Migration.
(http://www.iom.int/Switserland/Srilanka).
· Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambtsberichten:
- 24 maart 1998 (DPC/AM 675518).
- 6 november 1998 (DPC/AM 613652).
- 30 september 1999 (DPC/AM 642893).
- 15 december 1999 (Immigrants and Emigrants-act).
- 28 juli 2000 (DPC/AM 686233).
- 22 augustus 2000 (DPC/AM 690579).
- 7 februari 2001 (DPC/AM 717789).
- 28 april 2001 (DPC/AM 717789).
- 11 juli 2001 (DPC/AM 707997).
· Persberichten:
- BBC, AFP, Associate Press, Reuters, ANP.
· Schweitzer, Yoram, lecture at the International Conference on Countering
Suicide Terrorism, 21 februari 2000,
(http://ict.org.il/articles/articledet.cfm?articleid=112)
· Srilankaanse kranten.
- The Island.
- The Daily News.
- Daily Mirror.
· South Asia Analyse Group (dr. S. Chandrasekharan),
- Sri Lanka Update,no.28, 25 oktober 2001.
- Sri Lanka Update,no.32, 28 februari 2002.
· University Teachers for Human Rights:
- Information Bulletin 27, (10 oktober 2001).
- Information Bulletin 28, (1 februari 2002).
· UN Commission on Human Rights:
- Report on Enforced or Involuntary Disappearances (E/CN.4/2000/64).
- Report on Enforced or Involuntary Disappearances, report on the visit to
Sri Lanka (E/CN.4/2000/64/add 1).
- Report on torture and other cruel, inhuman or degrading treatment or
punishment (E/CN.4/2000/9), par. 929-974.
- Report of the Committee on the Elimanation of Racial Discrimination 2001
(A/56/18) par. 321-342.
· UNICEF, Sri Lanka Donor Update, d.d. 18 oktober 2000
· UNHCR:
- Background paper on refugees and asylum seekers from Sri Lanka, 25 juni
2001.
· U.S. Department of State:
- Sri Lanka Country Report on human rights practices for 1999.
- US Department of State, Report on International Religious Freedom: Sri
Lanka, september 2000.
- Sri Lanka Country Report on human rights practices for 2000 (februari
2001).
- India Country Report on human rights practices for 2000 (februari 2001).
- Sri Lanka Country Report on human rights practices for 2001 (maart 2002).
- Narcotics Control Strategy Report South-West Asia (maart 2002).
· Worldwide Refugee Information, Country Report: Sri Lanka.
(http://www.refugees.org/world/countryrpt/scasia/sri_lanka.htm ).
Autoriteiten:
*AG: Attorney General ofwel Procureur Generaal
*DPCC: Department of Probation and Child Care Services.
*GA: Government Agent, lokale vertegenwoordiger van de regering.
*JMO: Judicial Medical Officer. Gerechtelijke arts.
*PSC: Parliamentary Select Committee. Vaste commissie van het Srilankaanse
Parlement.
*SLMM: Sri Lanka Monitor Mission
Documenten:
*LP: Laissez-passer, vervangend reisdocument.
*NIC: National Identity Card, identiteitskaart met foto, uitgereikt vanaf
16 jaar, dient iedere Srilankaan steeds op zak te hebben.
Humanitaire hulporganisaties:
*AI: Amnesty International
*MSF: Médecins sans Frontières (= AZG: Artsen Zonder Grenzen)
*ICRC: International Red Cross
*OMCT: Organisation Mondiale contre la Torture
*UNDP: United Nations Development Programm
*UNHCR: United Nations High Commissioner for Refugees
Leger en politie:
*ASP: Assistant Superintendent of Police.
*CDB: Crime Detection Bureau, onderdeel van de politie.
*CID: Criminal Investigation Department, onderzoeksafdeling van de
politie.
*CRD: Criminal Records Department, onderdeel van de politie, bewaart
vingerafdrukken.
*CSU: Counter Subversive Unit, onderdeel van de politie.
*DII: Directorate of Internal Intelligence, onderdeel van de politie
*DFI: Directorate of Foreign Intelligence, onderdeel van de politie
*IPKF: Indian Peace Keeping Force, Indiase interventiemacht die in
1987-1990 actief was op Jaffna schiereiland ter handhaving van het Indiase
vredesplan.
*JOB : Joint Operations Bureau, in december 1999 opgericht onder de
National Security Council (NSC). Voormalig legerchef Rohan Daluwatte benoemd
tot hoofd.
*NIB: National Intelligence Bureau, onderdeel van de politie.
*NSC: National Security Council, nationale veiligheidsraad o.l.v. president
Kumaratunga.
*OCC: Operation Command Colombo, bestaat uit drie divisies (Noord, Centraal
en Zuid), wordt geleid door hoge officieren van het leger, de luchtmacht en
de marine.
*OIC : Officer in Charge.
*SP: Superintendent of Police.
*SSP: Senior Superintendent of Police.
*STF: Special Task Force: paramilitaire commando-eenheid van de politie.
*TID: Terrorist Investigation Division, onderdeel van de politie.
Mensenrechtenorganen van de overheid:
*AHC: Anti-Harassment Commission. Op 7 september 1998 herdoopt tot CIUAD.
*CIUAH: Committee of Inquiry into Unlawful Arrest and Harassment, heette
voorheen AHC.
*HRC: Human Rights Commission of Sri Lanka.
*HRTF: Human Rights Task Force. Op 30 juni 1997 opgegaan in de HRC.
*TPU: Torture Perpetrators Unit.
Particuliere organisaties:
*CMEV: Centre for Monitoring Election Violence
*FHD: Forum for Human Dignity, mensenrechten NGO in Colombo.
*NAP: National Alliance for Peace.
*Paffrel: People's Action for Free and Fair Election
Singalese partijen:
* JVP: Janatha Vimukthi Permuna (=People's Liberation Front of
Volksbevrijdingsfront), linkse singalese partij die in 1971 en in 1987-89
een mislukte opstand in het zuiden van SL ontketende maar bij het aantreden
van de PA-regering in augustus 1994 werd gelegaliseerd.
*NFAT: National Front Against Tigers. Radicale Singalese groepering die
sterk gekant is tegen iedere concessie aan de Tamils.
*PA: People's Alliance. Alliantie onder leiding van de SLFP.
*PLF: People's Liberation Front. Engelstalige benaming voor JVP (zie
hierboven).
*SLFP: Sri Lanka Freedom Party. Socialistische partij, na de
onafhankelijkheid van Sri Lanka o.l.v. Solomon Bandaranaike, na zijn dood
o.l.v. van zijn weduwe Sirimavo Bandaranaike, nu o.l.v. zijn dochter
Chandrika Bandaranaike-Kumaratunga (de huidige president).
*UNF: United National Front. Coalitie van de UNP, CWC, UPF en enkele leden
van de SLMC die in deze vorm aan de verkiezingen van december 2001 heeft
deelgenomen.
*UNP: United National Party. Singalese partij, regeringspartij in de jaren
1977-1994, thans de grootste regeringspartij. De partij staat onder leiding
van de huidige premier Ranil Wickremasinghe.
Gematigde Tamil-partijen en bewegingen:
*ACTC: All Ceylon Tamil Congress. Partij die deel uitmaakt van de Tamil
National Alliance.
*CWC: Ceylon Workers' Congress, partij van Plantage-Tamils, samenwerkend
met de voormalige PA-regering maar nu onderdeel uitmakend van de UNF.
*DPLFDemocratic People's Liberation Front. Dit is de politieke tak van PLOTE
en heeft onder die naam een zetel gewonnen tijdens de verkiezingen van 5
december 2001.
*EPDP: Eelam People's Democratic Party, legale Tamil-partij o.l.v. Douglas
Devananda met machtsbasis op de eilanden ten westen van Jaffna, w.o. het
eiland Delft.
*EPRLF: Eelam People's Revolutionary Liberation Front, Tamil-organisatie
o.l.v. V. Perumal, actief in het oosten, en sinds januari 1997 eveneens in
Jaffna.
*PLOTE: People's Liberation Organisation of Tamil Eelam, legale
Tamil-partij samenwerkend met het leger in Vavuniya (noorden) sinds januari
1997 eveneens in Jaffna.
*TELO: Tamil Eelam Liberation Organization, legale Tamil-partij, politiek
en militair actief in de Oostelijke Provincie, sinds januari 1997 eveneens
in Jaffna.
*TNA: Tamil National Alliance. Een coalitie van Tamilpartijen ACTC, TULF,
TELO en EPRLF (factie Suresh).
*TULF: Tamil United Liberation Front, legale Tamil-partij, politiek actief
in Colombo en in het noorden (op Jaffna-schiereiland).
Radicale Tamil-bewegingen:
*EROS: Eelam Revolutionary Organisation of Students, werkte in het verleden
samen met de LTTE.
*LTTE: Liberation Tigers of Tamil Eelam, militante Tamil-beweging o.l.v.
Veluppillai Prabhakaran, strijdt voor onafhankelijk Tamil-thuisland (Tamil
Eelam) op Sri Lanka.
Partijen van de Plantage-Tamils:
*CWC: Ceylon Worker's Congress o.l.v. S. Thondaman. Werkt samen met de
UNF-regering.
*UPF: Upcountry People's Front o.l.v. P.Chandrasekeran. Werkt samen met de
UNF-regering.
Moslim-partijen:
*NUA: National Unity Alliance.
*SLMC : Sri Lanka Moslim Congress, maakt deel uit van de UNF-regering.
Wetgeving:
*CCP: Code of Criminal Procedure, het Srilankaanse wetboek van
strafprocesrecht.
*ER: Emergency Regulations, noodwetgeving krachtens noodtoestand, voor het
eerst ingeroepen in 1983. Afgeschaft in juli 2001.
*FRA: Fundamental Rights Application
*PSO: Public Security Ordinance.
*PTA: Prevention of Terrorism Act (1979), noodwetgeving, van kracht sinds
juli 1979.
Naam Ministeries
1. Ranil Wickremasinghe Prime Minister, Policy Development,
Implementation
2. Karu Jayasuriya Power and Energy
3. K.N. Choksy Finance
4. Tilak Marapane Defence, Tranport, Highways, Aviation
5. S.B. Dissanayake Agriculture, Livestock
6. GL Peiris Constitutional Affairs
7. Tyronne Fernando Foreign Affairs
8. Rauf Hakeem Post Development, Shipping, Eastern
Development, Muslim Religious Affairs
9. Arumugam Thondaman Housing, Plantation Infrastructure
10. Mahinda Wijesekera Fisheries
11. Ms. Amara Piyasiri Ratnayake Women's Affairs
12. W.J.M. Lokubanadara Justice, Law Reform, National Reconciliation
13. Gamini Perera Irrigation, Water Management
14. Rukman Senanayake Environment, Natural Resources
15. Alick Aluvihara Home, Provincial & Local Governement
16. John Amaratunga Interior Affairs
17. P. Dayaratne Health, Nutrition, Wellfare
18. Ananade Kularatne Southern Region Development
19. Lakshman Kiriella Plantation Industries
20. Gamini Lokuge Tourism
21. M.H. Mohamed Western Region Development
22. Bandula Gunawardena Rural Economy
23. Tissa Attanayake Central region Development
24. Abdul Cader Cooperatives
25. Karunasena Kodituwakku Human Resources Development, Education and
Cultural Affairs
26. Imithiyas Bakeer Makar Mass Communication
27. Mahinda Samarasinghe Employment and Labour
28. Vajira Abeywardena Public Administration, Management and Reforms
29. Rajitha Senaratne Lands
30. Ravi Karunayake Commerce and Consumer Affairs
31. Milinda Moragoda Economic Reforms, Science and Technology
32. P. Chandrasekran Community Development
Naast deze 32 ministers (die allen zitting hebben in het kabinet) zijn er
nog 21 ministers die geen zitting hebben in het kabinet. Hieronder bevindt
zich Jayalath Jayawardene (zie paragraaf 2.3.1). Ten slotte zijn er ook nog
11 deputy-ministers. Zie voor meer informatie omtrent de Srilankaanse
regering: http://www.priu.gov.lk/gov/indexmin.html
Bijlage V: Memorandum Wapenstilstand
---
Zie voor de zetelverdeling in het parlement sinds de verkiezingen van
10 oktober 2000, het ambtsbericht van 11
juli 2001, p.5.
Het betreft hier zeven leden die verkozen zijn onder de National Unity
Alliance (NUA). De NUA is een partij
die valt onder de Sri Lanka Muslim Congress (SLMC). De NUA is opgericht om
de partij ook aantrekkelijk te
maken voor niet-moslims. De uiteindelijke macht ligt nog steeds bij het
uitvoerend comité van de SLMC.
Tijdens de verkiezingen van 10 oktober 2000 deed een aantal SLMC leden mee
onder de PA, en een aantal leden
onder de NUA (zie ook het ambtsbericht van 11 juli 2001).
Zie hiertoe ook paragraaf 3.1.2.
Zie hiertoe het ambtsbericht van 11 juli 2001, p.6.
Zie hiertoe ook paragraaf 3.2.1.
Economic Intelligence Unit , Country Report Sri Lanka, (september
2001).
Zie hiertoe het ambtsbericht van 11 juli 2001, p.6 en bijlage V.
Zie hiertoe het ambtsbericht van 11 juli 2001, p.5.
Zie hiertoe ook paragraaf 3.2.3.
Sri Lanka Monitor, d.ecember 2001.
Sri Lanka Monitor, december 2001.
Het United National Front (UNF) is een coalitie van de UNP, enkele
leden van de SLMC en diverse kleine
splinterpartijen. Deze coalitie werd speciaal voor deze verkiezingen
gevormd.
De Tamil National Alliance is een alliantie tussen TULF, Tamil Eelam
Liberation Organisation (TELO), All
Ceylon Tamil Congress (ACTC ) en Eelam People's Revolutionary Liberation
Front (EPRLF, fractie Suresh).
DPLF is de politieke vleugel van de People's Liberation Organisation
of Tamil Eelam (PLOTE).
Zie bijlage III voor de lijst met ministers in het nieuwe kabinet.
Zie bijlage V voor de inhoud van de overeenkomst tot het
staakt-het-vuren.
Zie voor informatie over deze partij, het ambtsbericht van 28 juli
2000, p.17.
BBC News, d.d. 12 april 2002.
Sri Lanka Monitor, juli 2001.
Reuters, 25 juli 2001.
Worldwide Refugee Information, Country Report: Sri Lanka.
(http://www.refugees.org/world/countryrpt/scasia/sri_lanka.htm ).
US Department of State, India report on human rights practices for
2001, p.25.
Reuters, 29 juli 2001.
Reuters, 14 augustus 2001 .
Sri Lanka Monior, augustus 2001.
South Asia Analyse Group (dr. S. Chandrasekharan), Sri Lanka Update,
no.28, 25 oktober 2001.
Reuters, 1 mei 2002.
Zie hiertoe het ambtsbericht van 11 juli 2001, p.8.
Zie hiertoe het ambtsbericht van september 1999, p.11-12 en oktober
1998, p.22-23..
US Department of State, International Narcotics Control Strategy
Report, South-West Asia 2001, p.18.
South Asia Analyse Group (dr. S. Chandrasekharan), Sri Lanka Update,
no.28, 25 oktober 2001.
Zie hiertoe o.m. Rohan Gunaratna, Trends in Martime Terrorism - The
Srilankan Case in: Lanka Outlook,
herfst 1998.
Yoram Schweitzer (ICT), lecture at the International Conference on
Countering Suicide Terrorism, 21 februari
2000, (http://ict.org.il/articles/articledet.cfm?articleid=112).
Idem.
ANP, d.d. 8 maart 2002.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2000, p.12.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2001, p.4.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2001, p.4.
The University Teachers for Human Rights, Jaffna, Information Bulletin
27, d.d. 1 februari 2002, p.11.
Sri Lanka Monitor, juli 2001.
Reuters, d.d. 14 maart 2002.
UNHCR signs agreement for resettlement in North
(http://www.news.lk/Newsfebruary264.html) .
Persbericht EU, d.d. 11 maart 2002, (http
://www.europa-eu-un.org/article.asp?id=1205).
Reuters, 13 februari 2002.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2001 (maart 2001 ), p.7.
Zie hiertoe ook paragraaf 3.2.3.
De Home-Guards worden geworven uit de lokale gemeenschappen en moeten
bescherming bieden aan de
Singalese- en Moslimgemeenschappen in de oorlogsgebieden. Zij zijn
verantwoording verschuldigd aan de
politie (zie US Department of State, Sri Lanka report on human rights
practices for 2001 (maart 2002 ), p.1).
Zie ook Amnesty International, ASA 37/014/2001.
Reuters, 29 oktober 2001.
Zie hiertoe p.21 van het ambtsbericht van 28 juli 2000.
Sri Lanka Monitor, juli 2001.
Zie ambtsbericht van 28 juli 2000 inzake de situatie in Sri Lanka,
p.25.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2000 (februari 2001), p.5.
Zie hiertoe ook paragraaf 3.2.2.
Zie hiertoe ook paragraaf 3.2.2. en bijlage V.
Zie hiertoe het ambtsbericht van 11 juli 2001: Bron: UNHCR,
Backgroundpaper on refugees and asylum
seekers from Sri Lanka (25 juni 2001),p.21.
Zie het ambtsbericht van 28 juli 2000, p.14.
Zie hiertoe: http://www.unicef.org/crc/opcac-tableweb.htm .
Zie hiertoe ook paragraaf 3.2.6: arrestaties en detenties.
Zie bijlage V, artikel 2.12.
Zie hiertoe ook het ambtsbericht van 6 oktober 1998, p.11-13.
UNHCR, Backgroundpaper on refugees and asylum seekers from Sri Lanka
(25 juni 2001), p.24.
Zie hiertoe ook het ambtsbericht van 11 juli 2001, p.26.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2001, p.6.
Zie hiertoe ook het ambtsbericht van 6 november 1998, p.13-14.
Zie hiertoe het ambtsbericht van 11 juli 2001, p.15.
Sri Lanka Monitor, juli 2001.
Sri Lanka Monitor, juli 2001.
Amnesty International News Release, d.d. 20 juli 2001 (ASA
37/012/2001).
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2000, p.16.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2001, p.12.
Zie ook de ambtsberichten van 30 september 1999, p.14, en van 24 juli
1997, p.5-6.
US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious
Freedom, p.1.
US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious
Freedom, p.1.
UNHCR, Background Paper on refugees and asylumseekers from Sri Lanka,
d.d. 25 juni 2001, p.30.
US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious
Freedom, p.1.
Sri Lanka Monitor, oktober 2001.
Zie hiertoe het ambtsbericht van 24 juli 1997, p.30.
GN Online: Sri Lanka lifts more restrictions in north (http://www.gulfnews.com/Articles.asp?ArticleID=40842).
Zie hiertoe eveneens het ambtsbericht van 30 september 1999, p.13.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2000, p.19.
Zie hiertoe ook bijlage V, artikel 2.10.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2000, p.19.
Daily Mirror, d.d. 7 maart 2002.
Zie ambtsberichten van 28 juli 2000 (p.19) en 30 september 1999
(bijlage 5).
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
1999, p11. & UNHCR,
Backgroundpaper on refugees and asylum seekers from Sri Lanka (25 juni
2001), p.22.
Zie ambtsbericht van 30 september 1999, p.22.
Zie hiertoe ook Human Rights Watch, Sri Lanka Report 2002.
Rapport van Amnesty International, 'Sri Lanka, torture in Custody'
(ASA 37/10/99) p.9.
Zie ambtsbericht van 30 september 1999, paragraaf 3.2.5.
Zie ook paragraaf 3.1.2 en bijlage V, artikel 2.12.
Forum for Human Dignity, Human Rights Situation Report 2000, p. 4.
Amnesty International Jaarboek 2001, hoofdstuk Sri Lanka, p.3.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2001, p.8.
De conclusie dat in het algemeen een combinatie van factoren
aanleiding geeft tot verhoogde kans op
arrestatie, komt voort uit vertrouwelijke gesprekken met diverse
mensenrechtenorganisaties,
mensenrechtenadvocaten en buitenlandse vertegenwoordigingen te Colombo.
In deze gesprekken is uitgebreid
ingegaan op mogelijke risicofactoren voor staandehouding, arrestatie en
detentie.
Zie hiertoe ook de ambtsberichten van 7 februari 2001, 28 april 2001
en 11 juli 2001, p.21.
Zie voor de werking van 'cordon and search'-operaties, het
ambtsbericht van 28 juli 2000, p.21.
Zie hiertoe ook paragraaf 3.2.7.
Zie ambtsbericht van 30 september 1999, p.18.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices
for 2001, p.8 (zie hiertoe ook het ambtsbericht van 30 september 1999,
p.19).
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2001, p.8.
Rapport van de Special Rapporteur of the Commission on Human Rights
on torture and other cruel, inhuman
or degrading treatment or punishment (E/CN.4/2000/9) par. 929-974.
Amnesty International news release, d.d. 4 juli 2001 (ASA
37/010/2001).
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2001, p.8.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2001, p.10.
The Island, d.d. 26 januari 2002.
Zie hiertoe het ambtsbericht van 28 juli 2000, p.24-25.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2001, p.6.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices
for 2000, p.9., alsmede het ambtsbericht van 24 juli 2001.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2001, p.7.
Amnesty International, 'Sri Lanka, rape in custody' (ASA
37/001/2002).
Amnesty International, 'Effective medical reports needed to aid
protection of rape of women in custody in Sri
Lanka (ASA 37/004/2002) p.6.
Zie hiertoe het ambtsbericht van 11 juli 2001, p.27 en Human Rights
Watch Sri Lanka report 2002, p.4..
Amnesty International, 'Sri Lanka: Landmark judgement on rape case'
(ASA 37/003/2002), d.d. 28 januari
2002.
Amnesty International, Fear for Safety/Child Soldiers (ASA
37/005/2002), d.d. 14 februari 2002.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2001, p.5.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2001, p.5.
Zie hiertoe ook het US Department of State, Sri Lanka report on human
rights practices for 2001, p.2 en de
paragrafen 3.2.1 en 3.2.2.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2001, p.2.
Report of the Working Group on Enforced or Involuntary
Disappearances, add 1: Report on the visit to Sri Lanka
(E/CN.4/2000/64/add.1.), p.7-8.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2001, p.2-3.
UNHCR, Background paper on refugees and asylum seekers from Sri
Lanka, p.29.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2000, p.4.
Amnesty International Jaarboek 2001, hoofdstuk Sri Lanka, p.3.
Zie hiertoe het ambtsbericht van 11 juli 2001, p.5.
Report of the Committee on the Elimination of Racial Discrimination
2001 (A/56/18) .
Sri Lanka Daily News, d.d. 2 februari 2002.
US Department of State, Report on International Religious Freedom: Sri
Lanka, 2000, p2. & US Department
of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2000, p.21.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2000, p.23.
Zie hiertoe o.m. The University Teachers for Human Rights, Jaffna,
Information Bulletin 27, d.d. 10 oktober
2001.
The University Teachers for Human Rights, Jaffna, Information
Bulletin 27, d.d. 1 februari 2002, p.4-5. en US
Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2001, p.17.
Zie hiertoe ook: ' Ultimate Sacrifice' in Far Eastern Economic Review
, (juni 2000) p.65.
UNICEF, Sri Lanka Donor Update, 18 oktober 2000.
UNHCR, Background paper on refugees and asylum seekers from Sri Lanka
(juni 2001), p.38.
Amnesty Internation, Fear for Safety/ Child soldiers, Urgent Action
48/02, d.d. 14 februari 2002.
Zie hiertoe ook de ambtsberichten van 11 juli 2001, p.33-34 en 24
maart 1998, p.25.
Zie ook paragraaf 3.2.6.
Zie hiertoe ook paragraaf 3.2.7 .
Voor een nadere beschrijving voor de behandeling na terugkeer wordt
verwezen naar het ambtsbericht van 30
september 1999, p.32-34.
Zie hiertoe het ambtsbericht van13 juli 2000 (kenmerk DPC/AM 690579).
Zie hiertoe het ambtsbericht van 6 november 1998, p.23, noot 29.
Zie hiertoe de ambtsberichten van 30 september 1999 en 15 december
1999 inzake de Immigrants and Emigrants Act.
Zie hiertoe ook: http: www.iom.int/Switserland/Srilanka.
Zie hiertoe ook bijlage V.
===