Ministerie van Financiën
Aan de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Datum Uw brief Ons kenmerk (Kenmerk)
WV 2002-00241 M
Onderwerp
Evaluatie Energiepremieregeling
De Wet belastingen op milieugrondslag voorziet in een evaluatie van de Energiepremieregeling (hierna: EPR) en verzending van een verslag naar de Staten-Generaal over de uitvoering en werking van de regeling alsmede over de wenselijkheid van handhaving van de regeling. Om die reden is een onderzoek verricht naar de uitvoering en de werking van de regeling. Dit onderzoek heeft geresulteerd in de "Rapportage van onderzoeksbevindingen in het kader van de evaluatie van de Energiepremieregeling". Een interdepartementale ambtelijke werkgroep heeft de rapportage alsmede nieuwe ontwikkelingen in de markt in ogenschouw genomen.
Hierbij bied ik u in overeenstemming met de minister van Economische Zaken en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de hierboven genoemde rapportage aan, alsmede enkele constateringen van de ambtelijke werkgroep. Gezien het feit dat het huidige kabinet in demissionaire staat verkeert en een nieuw kabinet mogelijk een andere zienswijze heeft over de wenselijkheid van handhaving van de regeling, zal de voorbereiding van een kabinetsreactie over de toekomst van de regeling worden overgelaten aan het nieuwe kabinet.
De staatssecretaris van Financiën,
W.J. Bos
Enkele constateringen van de evaluatiewerkgroep
Uitvoering
Algemeen
Met ingang van 1 januari 2000 is in de Wet belastingen op milieugrondslag voorzien in een regeling met het oog op het bevorderen van energiezuinig en milieuvriendelijk gedrag (de EPR). Bij het opzetten van de regeling is gezocht naar een variant waarbij de doelgroep (vooral de huishoudens) op een eenvoudige en doelmatige wijze kan worden bereikt. Gekozen is voor de variant waarbij na de aanschaf van energiezuinige apparaten, energiebesparende voorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie een zogenoemde energiepremie kan worden aangevraagd bij en uitbetaald door het energiebedrijf.
Beslag
In de periode 2000 tot en met 2001 is in totaal ca. ¤ 159 mln. aan premies uitbetaald. Ten opzichte van het geraamde budget voor deze periode is hiermee 97% gerealiseerd. Het grootste deel (57%) van dit bedrag bestaat uit premies uitbetaald ten behoeve van de aanschaf van witgoedapparaten.
De aanvragen
Het aantal aanvragen is in de loop van de periode 2000 tot en met 2001 toegenomen. Met name bij de voorzieningen heeft de werkgroep geconstateerd dat de doelgroep in toenemende mate gebruik maakt van de regeling. Ongeveer een derde van de huishoudens heeft van de regeling gebruik gemaakt. Daarnaast kan uit de rapportage worden afgeleid dat de ondervraagde premieaanvragers overwegend tevreden zijn over de wijze van afhandeling van de aanvraag.
Uitvoeringskosten
De hoogte van de uitvoeringskosten die worden vergoed aan de uitvoerders (de energiebedrijven) wordt met name bepaald door de vele handmatige werkzaamheden die bij de afhandeling noodzakelijk zijn. Bij de invoering van de EPR is uitgegaan van jaarlijkse uitvoeringskosten ten bedrage van ¤ 18,6 mln. In 2000 bedroegen de uitvoeringskosten ca. ¤ 15 mln., terwijl deze kosten in 2001 ca. ¤ 26 mln. bedroegen. Gezien de toename in gebruikmaking van de regeling wordt in de raming voor 2002 uitgegaan van ca. ¤ 36 mln. en voor 2003 ca. ¤ 49 mln.
De maatregelen in de EPR
A-label witgoedapparaten
De premie voor de witgoedapparaten is bij aanvang van de regeling in de orde van grootte van ¤ 45 (f 100) vastgesteld. De hoogte van dit bedrag bleek, naast een prikkel voor de huishoudens om de apparaten aan te schaffen, ook voldoende prikkel voor de fabrikanten om het aandeel A-label witgoedapparaten in de winkel te vergroten. Het marktaandeel van de A-label witgoedapparaten is in Nederland ten opzicht van de overige EU-lidstaten, waar dezelfde energielabels zijn ingevoerd, fors gestegen.
Bouwkundige voorzieningen
Aanvankelijk was de bekendheid met de EPR voor dergelijke voorzieningen niet groot. Naar aanleiding van het onderzoek constateert de werkgroep dat er in toenemende mate gebruik wordt gemaakt van de regeling voor zover deze geldt voor energiebesparende voorzieningen.
Duurzame energie
Voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie zijn per 1 januari 2001 opgenomen in de maatregelenlijst van de EPR en gezien de korte periode die sindsdien is verstreken, is er nog onvoldoende informatie beschikbaar om de werking en de uitvoering van de EPR voor wat betreft deze maatregelen te beoordelen.
Effect van de regeling
Algemeen
Uit de rapportage blijkt dat de bekendheid van de regeling onder de doelgroep in de loop van de periode 2000 tot en met 2001 sterk is gegroeid en inmiddels zeer groot is. Uit de rapportage komt daarnaast naar voren dat een groot deel van de ondervraagden zegt dat het apparaat of de voorziening ook zou zijn aangeschaft als men daar geen energiepremie voor zou ontvangen. Volgens de rapportage suggereert dit dat in ieder geval een deel van de aanvragers kan worden aangeduid als free riders. De stijging van het aandeel A-label witgoedapparaten in de winkels houdt hier hoogstwaarschijnlijk mee verband.
CO2-besparing
Het Energie Onderzoek Centrum Nederland (ECN) heeft een berekening gemaakt van de CO2-besparing die kan worden toegerekend aan de maatregelen in de EPR waarvan in de periode 2000 tot en met 2001 gebruik is gemaakt. Hieruit is een CO2-besparing in 2002 van ca. 0,2 Mton naar voren gekomen, waarvan 48% kan worden toegerekend aan energiebesparende voorzieningen zoals vloerisolatie en dubbel glas en 18% aan energiezuinige witgoedapparaten.
Liberalisering energiemarkten
De werkgroep heeft in de energiemarkt voor de uitvoering van de EPR een belangrijke nieuwe ontwikkeling geconstateerd, namelijk de liberalisering van de energiemarkten. Het belang van de liberalisering is het feit dat de EPR wordt uitgevoerd door de energiedistributiebedrijven. Bij de opzet van de regeling hebben de energiebedrijven zich bereid getoond de regeling uit te voeren. De gekozen vormgeving van de regeling houdt ook sterk verband met de bereidheid van deze, overigens destijds gelimiteerde, groep van energiebedrijven. De liberalisering van de energiemarkt brengt echter verandering in de limitering van de groep energiebedrijven. Nieuwkomers op de markt hebben de bereidwilligheid om de regeling uit te voeren niet uitgesproken, maar zijn op grond van de huidige opzet van de regeling wel verplicht de regeling uit te voeren.
Bekijk de "Rapportage van onderzoeksbevindingen in het kader van de evaluatie van de Energiepremieregeling"