Nibra Nieuws nr. 27 - juni 2002
Nibra Nieuws nr. 27 - juni 2002
Nieuwe cursussen Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
Nieuwe cursussen Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
Het Nibra is bezig om nieuwe cursussen voor de Geneeskundige
Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) te ontwikkelen. In
samenwerking met een aantal andere partijen wordt een handboek voor de
basismodules samengesteld. Ook verzorgt het Nibra een deel van de
nieuwe opleidingen. In september moet de eerste pilotcursus van start
gaan.
In 1997 werden door het Nibra de laatste cursussen op het gebied van
de Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen gegeven. Toen al werd
verwacht dat het Project Versterking Geneeskundige Hulpverlening bij
Rampen voor veel veranderingen en vernieuwingen in de structuur,
organisatie en procedures van de geneeskundige hulpverlening zou
zorgen. Daarnaast waren er klachten over het doel en de effectiviteit
van de cursussen, de diversiteit in achtergrond en kennisniveau van de
cursisten en het ontbreken van duidelijke functieprofielen. Het leek
het Nibra dan ook beter om met nieuwe cursussen te wachten, totdat de
uitkomsten van het versterkingsproject duidelijk waren.
Inmiddels is het versterkingsproject afgerond. Plato (Platform
opleiding, onderwijs en organisatie van de faculteit Sociale
Wetenschappen van de universiteit Leiden) heeft in opdracht van de
ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) en
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) alle functies in de
operationele geneeskundige hulpverlening geïnventariseerd op
opleidingsbehoefte en de bijbehorende opleidingseisen geformuleerd.
Hierbij zijn de dertig gedetecteerde functies in de GHOR onderverdeeld
in vier functiegroepen:
1. functies m.b.t. medisch transport en transportondersteuning
2. functies m.b.t. medisch handelen (curatief)
3. functies m.b.t. psychosociale hulpverlening (geestelijke
gezondheidszorg)
4. functies m.b.t. multidisciplinair management.
Weten wat je taak is onder operationele omstandigheden Weten wat je taak is onder operationele omstandigheden
Modulepakket
Vervolgens heeft Plato de opleidingeisen voor de GHOR-functies
vertaald in een nieuwe modulaire opleidingsstructuur. Deze heeft
dezelfde systematiek als de opleidingsstructuur van de OCR
(Opleidingen Crisisbeheersing en Rampenbestrijding) en bestaat uit
basismodules, aanvullende modules en keuzemodules.
Het modulepakket ziet er als volgt uit:
Basismodules:
Organisatie van de GHOR
De GHOR-processen
Functiegroepen binnen de GHOR
Aanvullende modules:
Taken en procedures voor functies
Informatie en registratie
Verbindingen en communicatiemiddelen
Medisch handelen bij calamiteiten
Keuzemodules:
Juridische aspecten in de medische praktijk
Intern leiderschap
Psychosociale hulpverlening
Uniformiteit
Anders dan bij de brandweer- en politieopleidingen het geval is,
worden de GHOR-cursussen niet door één landelijk opleidingsinstituut
verzorgd. Er is sprake van een vrije marktwerking, wat betekent dat
elke onderwijsinstelling GHOR-opleidingen kan aanbieden. De vrije
marktwerking heeft behalve voordelen - zoals keuzevrijheid voor de
klant en concurrentie in prijs en kwaliteit - ook een nadeel: door een
uiteenlopende invulling van de eindtermen kunnen er verschillen
optreden in de basisleerstof, waardoor de gewenste uniformiteit niet
groter, maar eerder kleiner wordt.
Daarom hebben de Raad van Regionaal Functionarissen (Raad van RGF'en),
het Nederlands Instituut voor Urgentiegeneeskunde (NIVU) en de
ministeries van BZK en VWS ervoor gekozen om één basishandboek voor de
GHOR-basismodules te gebruiken. De opleidingsinstituten die de
GHOR-cursussen aanbieden, worden geacht dit basishandboek te
gebruiken. Het Nibra heeft de opdracht gekregen om het handboek samen
te stellen. Dit gebeurt in samenwerking met het NIGHR (Nederlands
Instituut voor Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen). Verder hebben
de NSPH (National School of Public Health) en het Ipshor (Instituut
voor psychosociale hulpverlening bij ongevallen en rampen) een
bijdrage geleverd.
Doublures
Behalve dat het Nibra het handboek samenstelt, verzorgt het zelf ook
een deel van de nieuwe cursussen: de drie basismodules en enkele
vervolgmodules.
Alle inspanningen zijn erop gericht om in september te kunnen starten
met de eerste pilotcursus voor de basismodules.
De GHOR-modules zijn afgestemd op de OCR-modules. Dit heeft als
voordeel dat doublures zo veel mogelijk worden voorkomen en de materie
op elkaar aansluit.
Het uitgangspunt is dat alle functionarissen, die een van de dertig
operationele GHOR-functies vervullen, de basismodules volgen. Of dat
als initiële basiscursus of als bijscholingscursus is, is nog een punt
van aandacht. Ook over de toekomstige certificering van cursussen en
vrijstellingen moeten nog besluiten worden genomen.
In de lessen zullen de docenten zo veel mogelijk interactieve
werkvormen hanteren, zoals groepsopdrachten, rollenspelen en
casusbehandeling; op termijn zal ook gebruik worden gemaakt van
computersimulatie. Verder zullen deskundigen op het gebied van het
betreffende cursusonderwerp als gastdocent worden ingezet.
De basiscursussen gaan drie dagen duren, de bijscholingscursussen ruim
anderhalve dag. De modules kunnen zowel op locatie in de regio als op
het Nibra worden gegeven. De eerste optie, in de regio dicht bij huis,
heeft praktische voordelen, zoals weinig reiskilometers en 's avonds
en 's nachts thuis. Bij de tweede optie, op het Nibra, is er meer
gelegenheid om ervaringen met collega's uit andere GHOR-regio's uit te
wisselen.
Samenwerking bij traumazorg op de ongevalslocatie
Samenwerking bij traumazorg op de ongevalslocatieMeerwaarde
Voor een van de dertig functies - die van Officier van Dienst -
Geneeskundig (OVD-G) - komt er een bijzondere cursusvorm. In een
multidisciplinaire OVD-cursus komen de Officieren van Dienst van
debrandweer, politie en de GHOR bij elkaar.
Het is de bedoeling dat de OVD'en eerst een monodisciplinair deel voor
hun eigen dienst volgen, waarna ze samen door middel van rollenspel,
casustraining en virtueel oefenprogramma hun functie in een
realistische omgeving leren kennen. Het multidisciplinaire karakter
geeft deze cursus een meerwaarde. Bovendien kunnen de OVD'en bij
voldoende resultaat van deze cursus vrijstellingen behalen voor de
OCR-basismodules en kunnen de OVD-G'en tevens in het bezit komen van
het toekomstige certificaat van de GHOR-basismodules.
Ook inzicht hebben in de werkwijzen van je collega Ook inzicht hebben in de werkwijzen van je collega
In juli zal het Nibra de Regionaal Geneeskundig Functionarissen en hun
bureaus GHOR van de GHOR-regio's nader informeren over de
GHOR-basismodules.
Hulpverleningsexperiment Omnibus
Op zaterdag 18 mei hebben Hulpverlening Gelderland Midden en het Nibra
in Woensdrecht een experiment uitgevoerd dat de hulpverlening bij
ongevallen met grote vervoermiddelen moet systematiseren. Het gaat om
vervoermiddelen waarin grotere groepen mensen samen reizen, zoals
autobus, trein, metro, tram en verkeersvliegtuig. De te ontwikkelen
methode heet vooralsnog: 'Inzetsysteem hulpverlening Omnibus'.
Omnibus bouwt voort op de methode voor kleinschalige reguliere
hulpverlening, waarbij brandweer en ambulanceteam gestructureerd
samenwerken. Het project is een initiatief van Hulpverlening
Gelderland Midden en de Edese/Arnhemse werkgroep
Rampenbestrijdingsplan vliegbasis Deelen. De methode Omnibus is
ontwikkeld door Vincent van Vliet van het Nibra, tijdens zijn
detachering bij Hulpverlening Gelderland Midden, en Fons Graauw van
brandweer Bergen op Zoom/ Roosendaal. Fons Grauw coördineert voor het
Nibra de samenstelling van de lesstof voor hulpverlening bij
ongevallen met autobussen.
Het experiment op het brandweeroefenterrein van de Koninklijke
Luchtmacht in Woensdrecht bestond uit het oefenen van drie
ongevalsituaties: een bus in de normale positie, een 45 graden
gekantelde bus en een oefenvliegtuig op 3,5 meter hoogte. Vier
blusgroepen, afkomstig uit Otterlo, Doorwerth, Hoenderloo en Doesburg,
en een ambulance-eenheid uit Roosendaal werkten enthousiast mee aan
het experiment. Ruim veertig LOTUS-slachtoffers van de groepen Ede en
Roosendaal zorgden voor een zeer realistisch oefenbeeld.
De oefenscenario's, enscenering en verzorging waren in handen van het
Nibra. Deskundigen van het Nederlands Instituut voor
Urgentiegeneeskunde (NIVU), de brandweerregio's Hulpverlening
Gelderland Midden en West-Brabant en het Nibra hebben de oefening
geëvalueerd. Het is de bedoeling dat de resultaten van het experiment
worden verwerkt in de lesstof en operationele trainingen van het
Nibra. Zodra de Omnibus-methode is ontwikkeld, zal het Nibra de
implementatie hiervan organiseren door het verzorgen van instructie en
oefeningen.
Brandweermensen redden een van de LOTUS-slachtoffers uit de gekantelde
bus.
Brandweermensen redden een van de LOTUS-slachtoffers uit de gekantelde
bus.
Redactioneel
Voor brandweermensen is preventie veelal synoniem met
vergunningverlening en handhaving. Voor andere 'veiligheidssectoren'
is dat niet het geval. Daar waar geen bindende regels zijn, moet men
zich verlaten op vrijwillige medewerking. Voorlichting is dan
cruciaal. Op het gebied van bijvoorbeeld klassieke volksgezondheid
(zoals geslachtsziekten) en inbraakpreventie kennen de betrokken
diensten daarom een sterke traditie van voorlichting.
Bij de brandweer is er tot nu toe nog relatief weinig aandacht voor
voorlichting als preventief instrument om de brandveiligheid te
vergroten. Uit de quick scan brandveiligheid, die het Nibra in
opdracht van de commissie Alders heeft uitgevoerd, bleek dat
voorlichting op het gebied van brandveiligheid door vele betrokkenen
als belangrijk werd ingeschat, maar dat in de praktijk voorlichting
toch op een laatste (budgettaire) plaats kwam.
Dat voorlichting een volwaardig deel van de preventieschakel behoort
te zijn, wordt duidelijk uit twee onderzoeken. Het eerste is een
internationaal onderzoek dat een relatie legt tussen het aantal
slachtoffers bij brand en het voorlichtingsbudget van de lokale
brandweer. Brian Sweeney wijst onder andere op een vermindering van
70% van het aantal slachtoffers bij brand in drie jaar tijd als gevolg
van een intensieve voorlichtingscampagne door de brandweer van West
Midlands. Overigens bleef ook daar het voorlichtingsbudget onder de 1%
van het totale budget liggen.
Ten tweede kennen we in Nederland sinds enkele jaren een belangrijk
landelijk voorlichtingsinitiatief: de Nationale Brandpreventieweek.
Centraal wordt op basis van een jaarlijks wisselend thema
voorlichtingsmateriaal ontwikkeld dat lokale brandweerkorpsen kunnen
gebruiken. Minder dan de helft van de Nederlandse korpsen doet echter
aan dit initiatief mee . Toch lijken de resultaten van de campagne
aan te tonen dat voorlichting kan bijdragen aan brandveiligheid:
van de doelgroep van de campagne van vorig jaar, ouders met
thuiswonende kinderen en zelfstandig wonende jongeren, was een ruime
helft met de campagne geconfronteerd
van de geconfronteerden overweegt een kleine helft als gevolg van de
campagne rookmelders te plaatsen of een extra vluchtweg te creëren
5% van de geconfronteerden heeft dankzij de campagne al een extra
aanbevolen maatregel genomen .
Bovenstaande onderzoeken geven het beeld van 'voorlichting' als een
zeer waardevol instrument dat nog onvoldoende gebruikt wordt door de
brandweer. Van toepassingsmogelijkheden, -beperkingen en effectiviteit
bestaat nog geen of een onvoldoende onderbouwd beeld. Begrijpelijk,
want toepassing van het instrument vergt specialistische kennis die
niet tot de kernvaardigheden van de brandweer behoort.
Het belang van brandveiligheid vereist meer en professionele
voorlichting. De brandweer heeft de verantwoordelijkheid optimale
brandveiligheid te realiseren. Dus?
Zie voor een samenvatting hiervan en voor meer
literatuurverwijzingen 'An investigation examining the balance of
suppressive and preventive fire service activity'. In 'Brandpreventie
in relatie tot brandveiligheid', Nibra-publicatiereeks nr. 6
Project en evaluatieverslag van de Nationale Brandpreventieweek
2001.
Tussenmeting evaluatie campagne brandpreventie 2001/2002, ResCon,
Haarlem, november 2001.
Nieuws van het team Publicaties
Nieuwe druk Pompbediener
In juni verschijnt er een nieuwe druk van de module Pompbediener. In
deze 7e druk zijn actuele inzichten verwerkt en worden, met name in
het hoofdstuk over centrifugaal- en ontluchtingspompen, zaken
duidelijker uitgelegd. Daarnaast zijn praktijkvoorbeelden toegevoegd,
om de complexe materie van de stof praktisch toe te lichten.
Nieuwe druk Brandweerchauffeur
De afgelopen tijd heeft het team gewerkt aan een nieuwe druk van de
aanvullende module Brandweerchauffeur. De nieuwe druk zou volgens
planning in juni verschijnen. De verschijning wordt echter vertraagd
door de invoering (waarschijnlijk op 1 juli aanstaande) van de
Brancherichtlijn optische en geluidssignalen voor brandweerchauffeurs.
Om de actualiteit van de leerstof te waarborgen, zal geprobeerd worden
deze brancherichtlijn in de nieuwe druk te verwerken. De overige
wijzigingen in de module betreffen een actualisering en verbetering
van deel I Wetgeving en deel II Voertuigtechniek.
Beeldcasussen Oefenbank 2002
In de zomer zal de cd-rom Oefenbank versie 2002a beeldcasussen
verschijnen. Deze cdrom is een aanvulling op de in februari van dit
jaar verschenen Oefenbank. Op de cdrom staan 32 beeldcasussen voor
bevelvoerders en 36 beeldcasussen voor officieren van dienst.
Ten opzichte van de vorige versie van de Oefenbank (verschenen in
april 2001) zijn de gebruiksmogelijkheden uitgebreid. Zo is het
mogelijk om digitale aantekeningen bij de 'overwegingen',
'prioriteiten' en 'acties' - samen met de modeloplossingen - op te
slaan en/of te printen.
Beeldcasussen hebben als doel bevelvoerders en officieren van dienst
te trainen in het maken van een (snelle) situatie- of
gevaarsinschatting door middel van interpretatie van een of meer
foto's. Bevelvoerenden kunnen zich zo voorbereiden op het leidinggeven
bij (complexe) incidenten.
Beeldcasus Beeldcasus uit de 700-serie voor bevelvoerders. Na een
korte beschrijving van het voorval kan de bevelvoerder de bijbehorende
foto('s) opvragen. Daarna heeft hij twee minuten de tijd om op te
schrijven tot welke overwegingen, prioriteiten en acties hij ter
plaatse zou beslissen. Zijn bevindingen kan hij vervolgens vergelijken
met het modelantwoord dat door het Nibra is gegeven.
Algemene doorlichting rampenbeheersing
Medio 2001 is de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (de voormalige
Inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding en de Inspectie Politie)
van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)
gestart met het ontwikkelen van een doorlichtingsinstrumentarium
(toetsingskaders) om de (toekomstige) vijfentwintig
hulpverleningsregio's in Nederland 'door te lichten'. Daarmee dient
een algemeen beeld verkregen te worden over de mate waarin aan de
condities is voldaan of zal worden voldaan voor een adequaat niveau
van de rampenbeheersing in de hulpverleningsregio's.
Met de algemene doorlichting beoogt de inspectie de kwaliteit van de
rampenbeheersing te bevorderen, de vrijblijvend- heid terug te dringen
en de politiek verantwoordelijken op gemeentelijk, provinciaal en
departementaal niveau en het parlement te informeren. De Inspectie
gaat er bij de opzet vanuit dat alle hulpverleningsregio's ten minste
eens per vier jaar worden onderzocht.
Op dit moment is voor elk proces van de rampenbestrijding en de
voorbereiding daarop een toetsingskader (de zogeheten toetsfiches)
ontwikkeld, waarbij onder andere door middel van Group Decision
Room-sessies die op het Nibra zijn gehouden, de expertise van het veld
is verwerkt. De toetsfiches voor de gemeentelijke processen, politie-
en brandweerprocessen zijn door het Nibra ontwikkeld.
Een toetsfiche bestaat uit een modelscenario, een bureautoets en een
praktijktoets. De bureautoets wordt gebruikt tijdens de voorbereiding
op de doorlichting (met name de planvorming wordt beoordeeld) en de
praktijktoets tijdens de doorlichting op de locatie zelf. Aan de hand
van de proefregio's Drenthe en Flevoland en een pilotregio worden de
toetsingskaders getest.
Meer informatie over de doorlichting en de (concept)toetsingskaders is
te vinden op de internetsite van het ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijkrelaties: www.minbzk.nl/veiligheid . Ook kunt u op deze
site reageren op de (concept)modelscenario's (als onderdeel van de
toetsingskaders).
Nibra breidt aantal internationale trainingslocaties fors uit
Realistisch oefenen op vier nieuwe, gerenommeerde oefencentra in het
buitenland. Centra met elk hun eigen specialisme. Desgewenst met een
op maat gesneden trainingsprogramma, verzorgd door een docent naar
keuze. Brandweerkorpsen kunnen voortaan nog beter hun eigen
oefenprogramma samenstellen.
Het Nibra organiseert al meer dan 25 jaar met veel succes operationele
trainingen voor leidinggevenden in het buitenland. Tot nu toe vonden
de meeste buitenlandse trainingen plaats op het Fire Service College
in het Engelse Moreton-in-Marsh. Om bevelvoerders en officieren een
nog breder scala aan oefeningen aan te kunnen bieden, gaat het Nibra
nu ook operationele trainingen en cursussen verzorgen op oefencentra
in Zweden, Finland en België.
Bijscholingscursus
De vier nieuwe trainingscentra hebben elk hun eigen specialisme. Zo is
de locatie in het Finse Kuopio vooral geschikt om ongevallen met
gevaarlijke stoffen te oefenen. ROGS en officieren die leiding geven
aan een gaspakkenteam kunnen er uitstekend terecht. Het oefencentrum
in Revinge in Zweden is vergelijkbaar met het Fire Service College in
Engeland. De ensceneringen zijn zeer realistisch, zodat
brandbestrijding, hulpverlening en ongevallen met gevaarlijke stoffen
hier prima geoefend kunnen worden. De locatie is vooral geschikt voor
leidinggevenden die al een paar keer naar Engeland zijn geweest en met
andere oefenobjecten willen trainen. Daarnaast zal het Nibra op deze
locatie een bijscholingscursus organiseren voor instructeurs flashover
en backdraft.
Het trainingscentrum in het Engelse Newcastle beschikt over
oefenobjecten voor brandbestrijding, hulpverlening en
ventilatietechnieken. Hoewel het centrum niet zo groot is, biedt het
voldoende oefenmogelijkheden voor een interessante trainingsweek.
Oefencentrum Piba, in de buurt van Antwerpen, heeft een modern
stookgebouw en is zeer geschikt voor het ensceneren van grote
verkeersongevallen. Ook ongevallen met gevaarlijke stoffen kunnen hier
goed getraind worden. Vanwege haar ligging leent de Belgische locatie
zich bij uitstek voor korte trainingen van een of twee dagen.
Leereffect
Het doel van de operationele trainingen van het Nibra is dat
bevelvoerders en officieren van dienst de vaardigheden oefenen en
verbeteren die nodig zijn om hun functie te vervullen.
Oefenen in het buitenland heeft een aantal voordelen ten opzichte van
oefenen in eigen land. Zo bieden de buitenlandse oefencentra de
mogelijkheid om onder realistische omstandigheden te oefenen, waardoor
het leereffect het grootst is. Ook kunnen de deelnemers zeven dagen
lang overdag en eventueel 's avonds bezig zijn met hun vak, zonder dat
ze afgeleid worden door andere zaken. Verder kunnen de cursisten door
het uitwisselen van ervaringen veel van elkaar leren.
Het Nibra beschikt voor zijn praktijktrainingen over meer dan vijftig
zeer goed opgeleide en getrainde docenten die garant staan voor een
professionele begeleiding. Allen hebben op hun eigen vakgebied veel
expertise en ervaring en zijn op de hoogte van de nieuwste inzichten.
Op verzoek van de opdrachtgever kan een bepaalde docent aan een
bepaalde training gekoppeld worden. Wat de trainingen op de nieuwe
oefencentra extra aantrekkelijk maakt, is de flexibiliteit ervan: het
oefenprogramma kan geheel op maat, in overleg met de opdrachtgever
worden samengesteld.
Leidraad oefenen
Leidinggevenden die geïnteresseerd zijn in een operationele training
kunnen zich hiervoor op twee manieren opgeven: via een open
inschrijving of een inschrijving per regio. De open inschrijving is
bedoeld voor bevelvoerenden en OVD'en van brandweerkorpsen uit het
hele land. Daarnaast is inschrijving per regio mogelijk. In de
praktijk blijkt dat wanneer bevelvoerders en officieren van een korps
samen een week weggaan, ze anders met elkaar bezig zijn en elkaar
beter leren kennen. Een buitenlandse training kan dus ook de teamgeest
binnen een korps bevorderen.
De komende tijd zal het Nibra de trainingen steeds meer gaan afstemmen
op de Leidraad Oefenen en met thema's gaan werken. Het plan is om elk
jaar een aantal themagerichte oefeningen in binnen- of buitenland te
organiseren. Verder worden de bestaande trainingen op het Fire Service
College onder de loep genomen; het Nibra is bezig om alle oefeningen
te herschrijven en nieuwe oefeningen in de huidige programma's op te
nemen.
Meer informatie
Wilt u meer weten over de buitenlandse trainingen die het Nibra voor u
kan verzorgen, neemt u dan contact op met Nico Kroon,
opleidingscoördinator repressieve opleidingen: n.kroon@nibra.nl.
Links: Chloorlekkage van een treinwagon. Een aanvalsploeg in geschikte
beschermende kleding is bezig het lek te beheersen.
Links: Chloorlekkage van een treinwagon. Een aanvalsploeg in geschikte
beschermende kleding is bezig het lek te beheersen.
Rechts: Door brand aangestraalde LPG-tank. Door de hittestraling is de
veiligheidsklep opengegaan. De inzet is gericht op koeling van de tank
en de omgeving.
Sprekers op afscheidssymposium Peter van Lochem: "Handhaven, toezicht
en toetsen: te veel, te ingewikkeld"
"Onafhankelijkheid is de enige manier om precies te achterhalen wat is
gebeurd. Daarom is het ook zo belangrijk dat de nieuwe Onderzoeksraad
voor de Veiligheid onafhankelijk is. En is het een strijd van zestien
jaar om zover te komen waard." Dit zei mr. Pieter van Vollenhoven
tijdens het symposium 'De toekomst van de brandweer en
rampenbestrijding' dat op 20 maart gehouden werd ter gelegenheid van
het afscheid van mr. drs. P.J.P.M. van Lochem als directeur van het
Nibra.
Scheidend directeur Peter van Lochem - Prominente genodigden
Van Vollenhoven ging in Arnhem uitgebreid in op het belang van de
onderzoeksraad. Hij bepleitte een goede scheiding tussen
strafrechtelijk onderzoek en dat van de onderzoeksraad. Dat betekent
dat het openbaar ministerie geen inzage krijgt in de stukken van de
onderzoeksraad. De aanbevelingen van de onderzoeksraad gaan
rechtstreeks naar de betrokken partijen. Die moeten binnen een jaar
antwoorden wat ze met de aanbevelingen hebben gedaan of gaan doen. Op
deze manier moet vrijblijvendheid uitgebannen worden. Bovendien past
het in de algemene wens om meer toezicht te houden. Het wetsvoorstel
tot het instellen van de onderzoeksraad zal nog dit jaar worden
behandeld door de Kamer.
Virus
Toezicht en handhaving waren elementen die in verschillende toespraken
aan de orde kwamen. Van Vollenhoven, beoogd voorzitter van de nieuw op
te richten Onderzoeksraad, koos de invalshoek van versterking en
betere onderlinge afstemming van de totale toezichtorganisatie. "Als
je de handhaving en het veiligheidstoezicht wilt bevorderen, dan praat
je niet alleen over een versterking van de politie, maar ook over een
versterking en een betere onderlinge afstemming van de gehele
toezichtorganisatie, die bestaat uit de politie, vier bijzondere
opsporingsdiensten en elf inspecties. Op dit totale terrein is nog
steeds sprake van personeelstekort, verkokering en braakliggende en/of
overlappende werkterreinen. Daarnaast moet - ondanks de gewenste
versterkingen en de betere afstemming tussen deze diensten - duidelijk
worden gesteld dat de overheid alleen absoluut geen veiligheid kan
garanderen. Veiligheid blijft dan ook een taak voor de samenleving in
haar totaliteit."
"Maar", zo hield Van Vollenhoven zijn gehoor voor, "je hebt te maken
met een virus dat economische belangen heet. Dit geldt zowel voor de
burgers, als voor de overheid. Bij de overheid valt het virus te
bestrijden door het invoeren van een 'Veiligheids Effect Rapportage',
waarin het hoe en waarom van beslissingen duidelijk wordt aangegeven.
Het handhavingsbeleid zou een ander accent kunnen krijgen door meer
van het positieve uit te gaan: het belonen van goed bedrag. Je kunt
kiezen voor meer toezicht, maar is het als sluitstuk niet de moeite
waard om te belonen? Als burgers bereid zijn om zich uit eigen wil te
houden aan de regels en daarvoor worden beloond, kan de handhaving
zich intensiever richten op de overtreders. In dit licht kunnen de
zogenoemde klokkenluidersregelingen niet alleen negatief maar ook
positief nieuws bevatten."
Buskruit
Om de rampenbestrijding sterker te maken en te kunnen toetsen of dit
in de praktijk ook werkt, is een controle-instrument nodig. In de
conceptwet 'Kwaliteisbevordering rampenbestrijding', die momenteel bij
de Raad van State ligt voor advies, is dit uitgebreid beschreven. Het
voorstel is ook naar de Raad voor het Openbaar Bestuur gestuurd. Medio
mei wordt een tussenadvies verwacht.
Vanuit verschillende gezichtspunten kwamen de andere sprekers op het
symposium terug op handhaving, toezicht en toetsing. Dr. B.J.M. Ale,
projectleider van het expertisecentrum voor de externe veiligheid van
het RIVM toonde kort, bondig en geestig aan dat er in tweehonderd jaar
helemaal niets is veranderd. Zo werd, na een explosie van een schip
gevuld met buskruit, in Leiden al in 1807 een decreet uitgevaardigd
met voorwaarden voor het verlenen van een vergunning aan gevaarlijke
bedrijven of inrichtingen. Toen al; nu nog steeds. Want telkens weer
na een calamiteit zoekt de overheid het in maatregelen die ervoor
moeten zorgen dat zoiets nooit meer gebeurt. "Niets nieuws onder de
zon", aldus Ale, "maar ja, nieuw beleid maken is populair en betaalt
beter ..." "We leren niet van onze fouten," zo concludeerde hij. "We
hebben sterk de neiging om te zeggen: 'het overkomt ons niet', maar
wie het verleden vergeet, is gedoemd om te herhalen."
Te veel en te ingewikkeld
Ook na de vuurwerkramp en de nieuwjaarsbrand is de aandacht gericht op
maatregelen die ervoor moeten zorgen dat zoiets niet meer kan
gebeuren. En dan ook nog op de controle erop. Maar het wordt te veel
en te ingewikkeld, zo bleek uit de betogen van burgemeester Pop van
Haarlem en brandweercommandant Berghuijs van regio Rotterdam-Rijnmond.
Pop had met name kritiek op de manier waarop controle en toezicht in
het wetsvoorstel zijn beschreven: "Het is niet nodig dat de provincies
in de nieuwe wet een toezichthoudende taak krijgen. De provincie heeft
daarvoor geen organisatie, slechts spaarzame deskundigheid en geen
geld. En bovendien geen mandaat, want alleen het Rijk stelt de eisen
vast. Provincies zijn dus slechts een uitvoeringskantoor. En zo wordt
er bureaucratie toegevoegd. De verzwaring van de inspectierol betekent
dubbelingen in de toetsing, die alleen maar leiden tot verwarring en
verspilling van energie." Berghuijs voegde eraan toe dat de overdosis
van beleidsinitiatieven de organisatie zo moe maakt dat zij nauwelijks
toekomt aan het implementeren van de bijbehorende maatregelen en de
samenhang begint te missen. Daarom pleitte hij, zoals al eerder, voor
een pas op de plaats om alle recente vernieuwingen in de organisatie
in te voeren.
Berghuijs sprak over de professionalisering van de brandweer en
rampenbestrijding en stelde vast dat de verbreding en verdieping van
het takenpakket daarop van invloed is. "Verbreding betekent ook dat de
brandweer andere mensen binnen de organisatie nodig heeft. Proactie en
preventie vergen nu eenmaal andere competenties dan preparatie en
repressie. Dat het niet eenvoudig is dergelijke mensen binnen de
organisatie te krijgen, zeker in een periode van een krappe
arbeidsmarkt, spreekt voor zich." Overigens heeft de verbreding van
het takenpakket nog een ander gevolg. Berghuijs, die ook als
voorzitter van de NVBR sprak, zei in dit verband dat de NVBR zich niet
meer zoals vanouds alleen richt op het moederdepartement Binnenlandse
Zaken, maar ook op VROM, vanwege de coördinerende taak voor de externe
veiligheid, gevaarlijke stoffen en bouwregelgeving, en op Verkeer en
Waterstaat, als coördinator voor de transportveiligheid. Berghuijs:
"De brandweer is op zoek naar nieuwe vrienden. En dat is wel even
wennen."
Loes Dockheer
Ontruimingsoefening scholen centraal in Brandpreventieweek
Op 4 oktober gaat de Nationale Brandpreventieweek 2002 van start. Dit
jaar is het thema 'de ontruimingsoefening op school bij brand'
Achtduizend basisscholen in Nederland zullen worden uitgenodigd om in
de Brandpreventieweek deel te nemen aan een ontruimingsoefening.
Het startschot voor de eerste ontruimingsoefening in de Brandpreventieweek zal worden gegeven door de burgemeester van Utrecht op een willekeurige school in deze gemeente. Het is de bedoeling dat alle basisscholen in Nederland het voorbeeld van Utrecht zullen volgen, al dan niet onder het toeziend oog van hun burgemeester, wethouder van Onderwijszaken of het lokale brandweerkorps.
Om het ontruimingsplan te oefenen kunnen de scholen onder meer
gebruikmaken van de map 'Veiligheid op de basisschool'. Hierin zit
informatie over het ontruimingsplan en een Controlelijst
Brandveiligheid Scholen. De informatiemap, die de stichting Consument
en Veiligheid vorig jaar op verzoek van het ministerie van OC&W heeft
samengesteld, is naar verluidt ondertussen door meer dan de helft van
de basisscholen besteld.
Om deelname aan de ontruimingsoefening aantrekkelijk te maken, maakt
iedere school die zich aanmeldt kans op een georganiseerd dagje uit
naar een pretpark of een van de vijftig spelpakketten
'ontruimingsoefening'. Actuele informatie over de activiteiten in de
Brandpreventieweek is te vinden op de website:
www.brandpreventieweek.nl
Nieuws van het team Onderzoek
Versterking
Het team Onderzoek is op een aantal essentiële plaatsen versterkt:
Leendert Vinck, Mike Metselaar en Marcel Paschedag gaan zich
bezighouden met het opleiden en oefenen voor crisisbeheersing en
rampenbestrijding. Jans Weges en Margrethe Kobes versterken het
speerpunt brandpreventie. Peter Verhallen is van het bureau van de
NVBR 'getransferd' naar het speerpunt preparatie rampenbestrijding en
crisisbeheersing.
Kwaliteitsbureau brandweer
Van de grotere onderzoeken is vooral de start belangrijk van het
oprichtingstraject van het kwaliteitsbureau brandweer, waaraan in
opdracht van de VNG en het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties samen met het SGBO, het onderzoeks- en
adviesbureau van de VNG, wordt gewerkt.
Industriële branden
Interessant is ook een onderzoek in opdracht van het Verbond van
Verzekeraars naar de relatie tussen getroffen brandpreventieve
voorzieningen en brandschade bij industriële branden met een omvang
van meer dan een miljoen euro.
Andere recente onderzoeken
Voor de NUON wordt een onderzoek naar de brandveiligheid van
gasaansluitingen in huis uitgevoerd. In opdracht van de provincie
Noord-Brabant is de organisatie van het provinciaal coördinatiecentrum
aangepast. Voor de projectorganisatie van de Maaswerken voert het team
een risicoanalyse uit. En in opdracht van de gemeente Amsterdam wordt
de bluswatervoorziening in de hoofdstad onderzocht.
Nieuwe publicatie
Over het thema 'Wat is vitaal' is op 6 juni een congres gehouden in
Den Haag. De bijdragen van de sprekers (Ernst Brainich, Erwin Muller,
Tom Pine, Maarten van Rossem en Rob Duiven), maar ook van andere
genodigden, zoals Hans Alders, zijn gebundeld en gepubliceerd in de
Nibra publicatiereeks.
In de pauze was er veel belangstelling voor de diverse
informatiestands. Informatiedag brandweermanager groot succes
Het Nibra streeft ernaar om ieder jaar 75 kandidaten op te leiden tot
brandweermanager: 50 in voltijd en 25 in deeltijd. Voor de
voltijdsopleiding die op 1 oktober aanstaande van start gaat, is de
selectieprocedure inmiddels volop aan de gang. Ter ondersteuning
hiervan is de wervingscampagne 'Word je manager of brandweermanager'
ontwikkeld. De campagne lijkt zeer geslaagd, want een recordaantal
HBO'ers en academici (ruim 400) heeft op zaterdag 13 april de
informatiedag bij het Nibra bezocht. De belangstellenden kregen een
afwisselend en informatief programma aangeboden. Om alle bezoekers een
plaats te kunnen bieden, was op het buitenterrein van het Nibra een
grote tent gebouwd. De selectieprocedure voor de voltijdsopleiding
wordt in de komende maanden afgerond.
Leren van een grote brand
Het evaluatieonderzoek naar de brand in De Bonte Wever heeft de
afgelopen tijd veel aandacht gekregen in de Nederlandse
(brandweer)-pers. Thomas Faber, regionaal commandant Groningen en
voorzitter van de stuurgroep, is tevreden over het eindrapport: "Het
bevat een aantal elementen waar heel veel instanties wat mee kunnen.
En nu maar hopen dat de mensen het ook willen oppakken" Martin
Cuperus, brandweercommandant Hardenberg en voorzitter van de
werkgroep, vindt het teleurstellend dat de pers haar berichtgeving
niet altijd op de juiste feiten baseerde. " Het rapport wordt niet
doorgelezen, waardoor de berichtgeving soms ongenuanceerd is. Maar
daar doe je niets aan, het hoort er schijnbaar bij"
Op 7 mei 2001 brandde in Slagharen (gemeente Hardenberg) het
uitgaanscentrum De Bonte Wever af. Enkele tientallen woningen die door
de brand werden bedreigd, moesten tijdelijk ontruimd worden. Een
woonboerderij op een paar honderd meter afstand werd door vliegvuur
verwoest. Nadat de brand bedwongen was, werd gevreesd voor het
vrijkomen van asbest en dioxinen.
Genoeg redenen voor de gemeente Hardenberg en de regio IJssel-Vecht
om, ondersteund door de Inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding
van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK), het incident in brede zin door het Nibra te laten evalueren. Om
de objectiviteit van het evaluatieonderzoek te garanderen, werden
vanuit de betrokken organisaties (brandweer, politie, GHOR en
gemeente) een onafhankelijke stuurgroep, klankbordgroep en werkgroep
ingesteld. De stuurgroep was verantwoordelijk voor de totstandkoming
van het definitieve rapport, de klankbordgroep had een reflecterende
rol en de werkgroep zorgde voor de aanlevering van de
onderzoeksgegevens.
Tijd en energie
Thomas Faber, regionaal commandant Groningen, werd gevraagd om de
stuurgroep voor te zitten. "Ik vond het leuk om te doen, hoewel ik
nooit eerder iets dergelijks had gedaan." Faber kijkt met een goed
gevoel terug op het onderzoek. "Het Nibra is er, denk ik, redelijk in
geslaagd om boven water te halen hoe de diverse organisaties hebben
geopereerd ten tijde van de brand en welke planvorming hieraan ten
grondslag heeft gelegen."
Het verzamelen van het feitenmateriaal was de taak van onder andere de
werkgroep. "Het heeft heel veel tijd en energie gekost om alle
gegevens, zoals plannen en geluidsbanden van de dag van de brand,
bijeen te krijgen. Gelukkig werkten alle betrokkenen goed mee, zodat
dit aardig is gelukt", aldus Martin Cuperus, voorzitter van de
werkgroep. Faber: "Tijdens deze fase van het evaluatieonderzoek is de
stuurgroep een aantal keren bij elkaar gekomen om te beoordelen of het
materiaal klopte, of er geen feitelijke onjuistheden in zaten. Van
belang was namelijk dat de conclusies werden getrokken op basis van de
juiste gegevens. En dat is uiteindelijk ook gebeurd."
Faber benadrukt dat de evaluatie er niet op gericht was om schuldigen aan te wijzen: "We hebben geen top tien van fouten opgesteld. Het belangrijkste doel van het onderzoek was dat we leren van een grote brand en inzicht krijgen in het functioneren van de hulpdiensten hierbij." De Groningse brandweercommandant heeft er zelf ook veel van geleerd. "Tijdens het onderzoek heb ik me een aantal keren afgevraagd 'hoe hebben wij dit in Groningen eigenlijk geregeld, hebben wij bijvoorbeeld een goed dossier over rampenbestrijding.' Ik hoop dat mensen elders in het land dit soort punten ook willen oppakken, dat ze nog eens kijken hoe bepaalde zaken in hun organisatie zijn geregeld."
Preventiecontroleur
De gemeente en brandweer van Hardenberg en de regionale brandweer
IJssel-Vecht zullen naar aanleiding van het rapport actie ondernemen.
Cuperus: "Binnen de gemeente zal er nog meer aandacht komen voor
proactie en preventie. In maart 2001, dus vóór de Bonte Weverbrand, is
de gemeente al gestart met een traject 'Fysieke veiligheid,
vergunningverlening, controle en handhaving'. Ook zal een aantal
gemeentelijke processen beter voorbereid worden. En het rapport heeft
aangetoond dat er na een gemeentelijke herindeling een
opleidingsprogramma rampenbestrijding voor nieuwe werknemers moet
komen." Bij de brandweer zullen twintig medewerkers worden opgeleid
tot preventiecontroleur. "De preventiecontroleur krijgt niet alleen de
taak om een pand te controleren op brandveiligheid, maar ook om een
vorm van samenwerking met de eigenaar te ontwikkelen. Het doel hiervan
is dat de eigenaar overtuigd raakt van het belang van veiligheid en
zelf ook een idee krijgt van wat veiligheid inhoudt. Uiteraard moet,
als dit nodig is, ook worden gehandhaafd. Dus niet meer alleen
blaffen, maar nu ook bijten", aldus de commandant van brandweer
Hardenberg.
Teleurstellend
Sinds de gebeurtenissen in Enschede en Volendam heeft de pers de
neiging om elk incident meteen te vergelijken met deze rampen.
Cuperus: "Het is lastig om daarvan los te komen en het is zeker niet
altijd reëel." Vlak voor de verschijning van het rapport heeft de
commandant de groep Slagharen (die na de brandmelding als eerste bij
De Bonte Wever arriveerde) en de teamleiders en bevelvoerders van zijn
korps al ingelicht over de conclusies en hen gewaarschuwd voor de
reactie van de pers. "De media leggen meestal de nadruk op het
negatieve, op wat er mis is gegaan. Bij dit onderzoek ging het om een
evaluatie in brede zin: wat ging goed, wat ging niet goed en wat leer
je ervan. Maar over wat goed ging, hoor je de pers niet. Ook wordt het
rapport niet altijd doorgelezen, waardoor de berichtgeving soms
ongenuanceerd lijkt. Dit is teleurstellend, maar je doet er niets
aan."
Volgens Faber is de berichtgeving tijdens het onderzoek op een paar
incidenten na goed verlopen. "Ook de perspresentatie heeft niet veel
stof doen opwaaien. Het rapport is nog niet (op het moment van het
interview, red.) in de gemeenteraad van Hardenberg aan de orde
geweest, maar ook daar verwacht ik geen gekke dingen. Het leerproces
heeft vanaf het begin voorop gestaan. Niemand hoeft zich dus te gaan
verdedigen."
De evaluatie van de brand bij De Bonte Wever is verschenen in de Nibra
publicatiereeks (nr. 13). Het rapport is voor 14,50 te bestellen bij
de uitgeverij van het Nibra via faxnummer (026) 355 24 27.
Nieuw: Nibra Catalogus
Het Nibra publiceert behalve de leerstof van de modulaire
brandweeropleidingsstructuur een groot aantal andere uitgaven op het
gebied van brandweer en rampenbestrijding. Zo verschijnen in de Nibra
publicatiereeks regelmatig uitgaven die de weerslag zijn van
onderzoeken en scripties. Verder geven wij diverse leidraden,
handboeken en naslagwerken uit. Ook kunt u bij ons voorlichtings- en
promotiemateriaal over en ten behoeve van het werk van de brandweer
bestellen.
Om u een beter overzicht te bieden van alle producten die wij
uitgeven, vindt u deze nu bij elkaar in één catalogus. Elke uitgave
wordt kort toegelicht, zodat u snel weet welk(e) onderwerp(en) in de
publicatie aan de orde komen. Met behulp van de index achterin kunt u
gemakkelijk op trefwoord zoeken.
Als lezer van NibraNieuws krijgt u deze zomer automatisch een
exemplaar van de catalogus toegestuurd. Andere geïnteresseerden kunnen
de gratis catalogus aanvragen bij onze uitgeverij: telefoon (026) 355
24 61 of (026) 355 24 53. Het e-mailadres is i.bouwens@nibra.nl.
De inzetploeg aan de slag in Doetinchem. Bij overdrukventilatie wordt
de rook vanaf de brandhaard naar de uitstroomopening geblazen
De inzetploeg aan de slag in Doetinchem. Bij overdrukventilatie wordt
de rook vanaf de brandhaard naar de uitstroomopening geblazen
Repressieve ventilatie kan binnenaanval veiliger maken
De veiligheid en effectiviteit van de binnenaanval staan de laatste
jaren geregeld ter discussie. En terecht, want er zijn al verscheidene
brandweermensen omgekomen tijdens een binnenaanval. Door op de juiste
wijze repressieve ventilatie toe te passen, kan een binnenaanval vaak
veiliger en effectiever plaatsvinden. Onder repressieve ventilatie
wordt verstaan overdrukventilatie, onderdrukventilatie, maar ook
natuurlijke ventilatie.
Landen als Engeland, Zweden en de Verenigde Staten passen ventilatie
al jaren met veel succes toe tijdens de binnenaanval. In Nederland
ventileert de brandweer tot nu toe vooral tijdens het nablussen, om de
rook te verdrijven. Toch wordt repressieve ventilatie ook in ons land
de laatste jaren steeds vaker als onderdeel van de brandbestrijding
toegepast. Dit doen de betreffende korpsen echter wel op verschillende
manieren, afhankelijk van de ervaring die ze zelf met ventilatie
hebben.
Het Nibra heeft een landelijke projectgroep opgericht om een
aanvullende module over repressieve ventilatie te ontwikkelen. Het
doel van deze module is het uniformeren van bestaande werkwijzen en
het leveren van praktische tips om tot een verantwoorde inzet van
repressieve ventilatie te komen. In de module staat daarom niet alleen
wanneer er kan worden geventileerd, maar ook wanneer dit uit
veiligheidsoverwegingen beter niet kan gebeuren.
Best practices
Centraal in de nieuwe module staat een inzetprocedure voor de
toepassing van repressieve ventilatie. Deze inzetprocedure betreft
geen nieuwe methode van brandbestrijding, maar is bedoeld om
bevelvoerders te leren hoe zij op een veilige en effectieve manier
repressieve ventilatie kunnen inzetten. De inzetprocedure is gebaseerd
op 'best practices', die de projectgroep met behulp van internationale
vakliteratuur en ervaringen uit het veld heeft verzameld.
Ter ondersteuning van de schriftelijke module zal een instructievideo
worden ontwikkeld. Verder komt er een instructeurshandleiding, waarmee
instructeurs een cursus repressieve ventilatie kunnen opzetten. De
module repressieve ventilatie is een aanvullende publicatie die nog
geen onderdeel uitmaakt van de opleiding voor onderbrandmeester.
Slooppand
Rijk Hofman maakt als onderwijskundig redacteur van het Nibra deel uit
van de landelijke projectgroep. Hij vertelt: "Bij repressieve
ventilatie worden hete lucht en brandgassen al tijdens de binnenaanval
uit een gebouw afgevoerd en vervangen door verse lucht van buiten. Het
risico op flashover en backdraft wordt hierdoor sterk verminderd. Voor
de brandbestrijding heeft ventilatie ook een aantal grote voordelen.
Het belangrijkste is wel de verbetering van de veiligheid in een pand:
door te ventileren wordt de temperatuur in een ruimte lager en wordt
de rook afgevoerd. Hierdoor kunnen eventuele slachtoffers het langer
volhouden en kunnen brandweermensen op een veiliger manier de redding
of binnenaanval uitvoeren. Zo verbetert door de rookafvoer het zicht
aanzienlijk.
Om na te gaan of de ontwikkelde procedure voor de inzet van
ventilatoren in de praktijk werkt, is deze begin april onder
realistische omstandigheden getest in een slooppand in Doetinchem. Uit
de proeven bleek dat het effect van repressieve ventilatie groter was
dan verwacht. Edward Huizer, lid van de projectgroep en bevelvoerder
bij brandweer Doetinchem, was als trainer van de inzetploeg bij de
test betrokken: "Het is een geweldige ervaring om te zien en te voelen
hoe hete en gevaarlijke brandgassen binnen enkele seconden
gecontroleerd kunnen worden afgevoerd. Een belangrijke voorwaarde is
wel dat de leden van de inzetploeg getraind zijn en goed op elkaar
zijn ingespeeld."
Vakkennis
Gerard van Gelder, bevelvoerder bij brandweer Velsen, heeft dezelfde
ervaring. Hij was vorig jaar aanwezig bij een proef met
overdrukventilatie in Bloemendaal: "De test in een sloopgebouw met
meerdere verdiepingen was volledig geslaagd. Brandweercollega's
reageerden enthousiast op de effectiviteit van het gebruik van
overdrukventilatie. Een belangrijk leermoment was wel dat de deuren
door de drukopbouw dichtsloegen. Dit was ook meteen te zien aan de
rookuitstoot. Daarom wordt in de leerstof opgenomen dat deuren moeten
worden vastgezet."
Projectgroeplid Henk Timmermans, hoofd Opleiding bij de regionale
brandweer Achterhoek, benadrukt dat het belangrijk is om veel
praktisch te oefenen met ventilatie. "Als je repressieve ventilatie op
de juiste wijze wilt toepassen, betekent dit dat je sommige oude
gewoonten overboord moet durven te zetten. We weten allemaal dat de
inzet van ventilatie veel voordelen oplevert, maar dit wordt pas
duidelijk als je het in de praktijk uitprobeert. Uiteraard is voor een
verantwoord gebruik van ventilatie wel een gedegen vakkennis - dus
opleiding - noodzakelijk."
De module, instructievideo en instructeurshandleiding zijn vanaf medio
september te bestellen bij de uitgeverij van het Nibra. Voor die tijd
worden alle brandweerkorpsen hierover schriftelijk geïnformeerd. In
het najaar wordt er een symposium over repressieve ventilatie
gehouden. Bevelvoerders en andere geïnteresseerden kunnen dan in een
aantal presentaties kennismaken met de werking van de verschillende
ventilatiemethoden.
Wanneer u meer wilt weten over het project repressieve ventilatie kunt
u contact opnemen met Rijk Hofman, telefonisch bereikbaar via (026)
355 24 37, of Jaap Molenaar, telefoon (026) 376 41 08. De
e-mailadressen zijn r.hofman@nibra.nl en j.molenaar@nibra.nl.
Special Course Crisis and Disaster Management voor regionale
brandweercommandanten
Donderdagavond 24 januari is de zogenoemde Special Course Crisis and
Disaster Management van start gegaan. Deelnemers zijn de regionale
brandweercommandanten, enkele plaatsvervangers en één commandant
werkzaam bij de krijgsmacht. Prof. Uri Rosenthal beet het spits af en
besprak met de aanwezigen de kabinetsformatie, politieke
ontwikkelingen van de afgelopen twintig jaar en de rol en betekenis
van de regionale brandweertop in relatie tot deze politiek
interessante periode. Daarbij bleek dat alleen al het regelmatig bij
elkaar komen van deze groep van belang kan zijn voor de gezamenlijk te
bewandelen wegen richting kabinetsformatie.
In de groep participeren niet alleen de commandanten van de drie grote
steden en de daarbij behorende regio's, maar is ook de rest van
Nederland, van het noorden (Groningen) tot het zuiden (Limburg), goed
vertegenwoordigd. Een groot aantal van deze mannen (er is helaas nog
geen vrouwelijke regionaal commandant!) heeft de afgelopen jaren
medewerkers gestuurd naar de masteropleiding Crisis and
Disastermanagement. Zij hoorden enthousiaste verhalen van deze
medewerkers en kregen steeds meer het idee dat zij zelf ook wel eens
iets dergelijks wilden.
Daarop is nu ingespeeld met deze special course die in belangrijke
mate dezelfde thema's bevat - met grotendeels dezelfde kerndocenten -
als de reguliere masteropleiding. Het belangrijkste verschil is de
totale belasting die voor de regionale commandanten binnen de perken
moest blijven. Dat heeft geleid tot een twaalftal sessies van drie
dagdelen (donderdagavond en vrijdag). De komende anderhalf jaar zijn
de regionale commandanten dus eens per maand een dagje van huis om
nieuwe ideeën op te snuiven.
Eerste officiersopleiding op Curaçao en Aruba
In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties (BZK) verzorgt het Nibra voor de eerste keer een
officiersopleiding op Curaçao en Aruba. Aan de opleiding op het niveau
van Adjunct- hoofdbrandmeester nemen vijf personen van het
brandweerkorps van Curaçao en vijf van het Arubaanse korps deel. Het
Nibra heeft de lesstof, die is aangepast aan de lokale situatie, in
overleg met de commandanten van beide korpsen en het Nbbe
samengesteld. Het Nbbe levert voor deze opleiding maatwerk en heeft
een aparte examenhandleiding gemaakt.
De officiersopleiding bestaat uit de verplichte modules Organisatie,
Operationeel management en Repressie. Omdat bij aanvang van de
opleiding nog onbekend was welke functies de deelnemers na afloop gaan
vervullen, is niet gekozen voor een bestaande keuzemodule, maar is een
nieuwe module samengesteld: Officier Algemene Dienst. Deze module
bestaat uit de onderdelen Preparatie en Preventie.
De dagopleiding is op 4 maart van start gegaan en eindigt op 16 augustus. De brandweermensen krijgen les van zowel lokale als Nederlandse docenten. Ze volgen de lessen zo veel mogelijk samen op één locatie, maar omdat de regelgeving op beide eilanden niet volledig gelijk is, vinden er ook lessen en examens per locatie plaats.
In juli gaan de aspirant-OVD'en twee weken naar het Fire Service
College in Engeland voor een operationele training. Aansluitend is een
stage in Nederland gepland. De Curaçaose studenten zullen hun stage
doorbrengen bij het korps Rotterdam- Rijnmond, terwijl de Arubaanse
deelnemers twee weken zullen meelopen met het brandweerkorps
Eindhoven. De officiersopleiding wordt afgesloten met een
praktijkexamen Repressie op Curaçao.
Krachten bundelen voor veiligheid
Eind 2001 heeft de VNG een commissie ingesteld om naar een
effectievere organisatievorm van brandweer, politie en geneeskundige
hulpverlening te kijken, mede vanuit het perspectief van de
rampenbestrijding. Deze commissie onder voorzitterschap van mevrouw
Brouwer, burgemeester van Utrecht, heeft eind mei haar eindrapportage
gepubliceerd onder de titel 'Krachten bundelen voor veiligheid'. Dit
advies is gebaseerd op een studie van het Nibra die als aparte
uitgave, maar onder dezelfde titel, bij het advies hoort.
Colofon
NibraNieuws is een uitgave van het Nederlands Instituut voor Brandweer
en Rampenbestrijding, Postbus 7010, 6801 HA Arnhem
Redactie: Ira Helsloot (hoofdredacteur), Lex Schruijer
(projectleider), Yvonne Stassen (eindredacteur)
Aan dit nummer werkten mee: Ellen Bonnema, Lenny van Broekhoven, Loes
Dockheer, Rene Hagen, Annemieke Hendriks, Rijk Hofman, Maya Hoogveld,
Mireille Knibbeler, Nico Kroon, Rob Kruitwagen, Gerard Lettinga,
Astrid Scholtens en Marco van Wijngaarden