Productschap Margarine


ATO: biodiesel alternatief voor reststromen

Met AVEBE als grote voorbeeld werd op het symposium Organische reststromen uit de voedingsmiddelenindustrie op 13 juni jl. in Bunnik aangetoond dat bedrijven de verwerking van reststromen uit de voedingsmiddelenindustrie van een bedreiging kunnen ombuigen naar een mogelijkheid.

Een goede scheiding van de diverse componenten waaruit een grondstofstroom bestaat is voor het verwaarden ervan essentieel. Door de componenten die slechts in kleine hoeveelheden aanwezig zijn op hun potentiële marktwaarde te schatten, kunnen nieuwe producten worden gecreëerd. Zo haalt het bedrijf AVEBE het kleine beetje eiwit dat in aardappelen zit nu uit het afvalwater om het succesvol te verkopen.

Hieronder wordt een beknopt overzicht gegeven van de bijdragen van de diverse sprekers tijdens dit symposium. Dagvoorzitter de heer ir. A.J. van den Briel, directeur operations van Romi Smilfood had de handen vol aan de vele vragen die de zaal had voor de sprekers.

Biodiesel
De heer dr. ir. J. W. Veldsink van ATO bood in zijn presentatie een overzicht van de huidige mogelijkheden. Met name biodiesel uit gebruikt frituurvet is wat hem betreft een haalbare optie. De technologie om biodiesel te maken en te gebruiken in motoren is al bewezen. ATO is daarom naarstig op zoek naar gebruikers die de biodiesel willen toepassen in hun wagenpark.

Hoogwaardiger toepassingen
De heer ir. A.J.M. van Winden van het expertisecentrum LNV trachtte op basis van een rapport van de Keuringsdienst van Waren een sluier op te lichten over de logistiek van de reststromen. De reststromen van vetten blijken inmiddels het best in kaart te zijn gebracht. Bij andere stromen lijkt die helderheid nog te ontbreken. De heer Van Winden stond op het standpunt dat niet te snel genoegen genomen moet worden met de mogelijkheden van verbranding, maar dat moest worden gezocht naar hoogwaardiger toepassingen. Daarbij rijst de vraag welke criteria bepalen of een toepassing hoogwaardig kan worden genoemd. Een vraag die tijdens dit symposium overigens niet werd beantwoord.

Diervoeding / GMP+
De heer ir. M.J.W. Traa van het Ministerie van LNV wees erop dat eerst moet worden vastgesteld of bijproducten geschikt zijn voor (dier)voeding. Als dat het geval is moet vervolgens de kwaliteit worden geborgd. De GMP+ is daarvoor een goed hulpmiddel. De heer Traa pleitte ook voor het verhogen van het bewustzijn op de werkvloer. Het gaat immers om producten die in (dier)voeding gebruikt worden. De heer ir. M.M.J.A. Rijnen, manager diervoeding en kwaliteitsborging van Beuker vochtrijke diervoeders constateerde een daling van het aantal rundvee- en varkenshouderijen terwijl het gemiddelde aantal dieren toeneemt. De schaalvergroting die daarvan het gevolg is, leidt tot een groter aantal bedrijven dat kan investeren in installaties om van vochtrijke bijproducten uit de voedingsmiddelenindustrie vochtrijke diervoeders te maken. Naast restproducten van vis, zuivel en eieren verwerkt Beuker plantaardige producten. Bovendien wordt alleen ingekocht bij bedrijven die HACCP of GMP+ gecertificeerd zijn. Het bedrijf Dumeco greep het symposium aan om partijen te zoeken die samen met het bedrijf nieuwe en betere toepassingen willen zoeken voor de dierlijke bijproducten zoals vetten en eiwitten die het bedrijf produceert. Volgens de heer ir. W.H.J.M. Aarsen gaat het daarbij om een totale kostenpost van 15 miljoen euro per jaar.

Definitie afvalstoffen
De heer dr. ir. J. Hiddink van Arcadis stuitte bij zijn onderzoek naar de reststromen, uitgevoerd in opdracht van LNV, op het ontbreken van eenduidige definitie van wat afvalstoffen nu zijn. De overheid hanteert graag een brede definitie om zo goed grip te houden op de stromen. Het bedrijfsleven prefereert een nauwe definitie om onnodige administratieve rompslomp te voorkomen. Uiteindelijk zijn zowel maatschappij als bedrijfsleven gebaat bij een hoogwaardige verwerking van alle agrarische producten en een veilige verwerking van de bijproducten.

Groene energie
De heer ir. G. de Man van Essent Energie ziet in de reststromen van de voedingsmiddelenindustrie een bron van energie. Essent kent twee typen energie uit biomassa. Het bedrijf levert groene energie (in eerste instantie elektriciteit, maar later ook duurzame warmte en gas) opgewekt uit zonne-energie, waterkracht of schone biomassa (plantaardige herkomst). Voorts wordt ook kringloopstroom geleverd dat geproduceerd wordt uit duurzame energie. Ook producten van dierlijke herkomst komen in aanmerking voor de term duurzame energie. Voor zakelijke klanten biedt de inkoop van kringloopstroom de mogelijkheid om te voldoen aan de verplichtingen uit de meerjarenafspraken energiebesparing.

Vetvangputten
De dag werd afgesloten door de heer ing. J.P.M. de Grauw. Als bedrijfsleider van Van der Velden Rioleringsbeheer benadrukte hij de noodzaak van een goede vetvangput bij levensmiddelen- en horecabedrijven, om verstopping van het riool te voorkomen. Verwerkingsmogelijkheden na ontwatering zijn compostering, vergisting en verbranding. De restproducten kunnen in een aantal gevallen als meststof dienen in de landbouw.

Een andere wijze van verwerking is compostering en vergisting zoals de heer ing. W. Elsinga van Organoworld het publiek uit de doeken deed. Oplossing is het produceren van een kwalitatief hoogwaardige compost waarmee de bodem kan worden verbeterd. De energieopbrengst uit vergisting levert zonder Regulerende Energie Belasting (REB) of subsidie echter onvoldoende economisch rendement. Aangezien bij vergisting de volumevermindering gering is, blijft altijd een nabewerking nodig. Een deel van het Nederlandse materiaal dat geschikt is voor vergisting verdwijnt momenteel naar Duitsland vanwege de overheidssubsidie aldaar. Dit roept de discussie op in hoeverre de overheid bepaalde ontwikkelingen moet stimuleren en in hoeverre zaken aan de markt moeten worden overgelaten. Het ontwikkelen van innovatieve toepassingen is echter risicovol en vergt aanzienlijke investeringen in onderzoek en ontwikkeling. Een deelnemer uit de zaal sprak de wens uit dat de overheid in elk geval onderzoek en ontwikkeling in eigen land zal stimuleren.

Voor meer informatie over de presentaties kunt u terecht bij Frank Bergmans, bergmans@mvo.agro.nl of tel 070-3195150.