Ministerie van Financiën
Samenvatting:
Staatssecretaris Bos is voornemens een passage in de Leidraad Invordering 1990 te wijzigen. Hieruit blijkt dat de ontvanger in beginsel eerder op een bezwaarschrift tegen aansprakelijkstelling zal beslissen dan de wettelijke eenjaarstermijn.
Aan de Voorzitter van de vaste Commissie
voor Financiën uit de Tweede Kamer der
Staten-Generaal
Binnenhof 1a
2513 AA 'S-GRAVENHAGE
26 juni 2002 WDB 2002-0395 M
Onderwerp
wetsvoorstel tot wijziging van de Invorderingswet 1990 (Herziening
procesrecht inzake aansprakelijkstelling) (28 183)
Mevrouw Giskes heeft gevraagd of de ontvanger op een bezwaarschrift
tegen een aansprakelijkstelling eerder zou kunnen beslissen dan de
wettelijke termijn van één jaar (artikel 25 van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen). In reactie daarop kan ik u meedelen dat ik
voornemens ben zo spoedig mogelijk na aanvaarding van
bovengenoemd wetsvoorstel de volgende passage op te nemen in de
Leidraad Invordering 1990.
"Voor de afdoening van bezwaarschriften tegen aansprakelijkstellingen
geldt, dat deze in beginsel binnen de termijnen van de Algemene wet
bestuursrecht (artikel 7:10 Awb) worden afgehandeld. De hoofdregel
daarbij is dat de ontvanger binnen zes weken na ontvangst van het
bezwaarschrift uitspraak doet. Voldoet het bezwaarschrift niet aan de
minimumeisen dan stelt de ontvanger de belanghebbende in de
gelegenheid het bezwaarschrift binnen een redelijke termijn aan te vullen.
De termijn die de belanghebbende nodig heeft om het bezwaarschrift
aan te vullen dan wel ongebruikt verstrijkt, schort de beslistermijn van
de ontvanger op. Kan de ontvanger niet binnen zes weken, (of binnen
zes weken verlengd met de periode gedurende welke de beslistermijn is
opgeschort) op het bezwaarschrift beslissen dan kan hij de termijn met
ten hoogste vier weken verlengen.
Hij doet hiervan schriftelijk mededeling aan de belanghebbende. In overleg met de belanghebbende is verder uitstel mogelijk.
De wet (artikel 49, derde lid, van de Invorderingswet 1990) geeft de
ontvanger formeel een beslistermijn van één jaar met de mogelijkheid
deze termijn - met schriftelijke toestemming van of vanwege de minister
- met maximaal één jaar te verlengen. Van deze mogelijkheid maakt de
Belastingdienst alleen in uitzonderingsgevallen gebruik. Hierbij kan
gedacht worden aan de situatie waarin de belanghebbende weigert mee
te werken aan een voortvarende afhandeling van het bezwaarschrift.
Omdat de beslistermijn voor bezwaarschriften formeel is bepaald op één jaar kan een belanghebbende geen beroep instellen wegens het niet-tijdige beslissen op het bezwaarschrift als de ontvanger de termijn(en) van artikel 7:10 Awb niet realiseert."
De Staatssecretaris van Financiën,