European Commission

DOC/02/13

Bruxelles, le 22 juin 2002

COMMISSION DES COMMUNAUTÉS EUROPÉENNES

SECRETARIAT GENERAL

CONSEIL EUROPEEN SEVILLE 21 & 22 juin 2002 CONCLUSIONS DE LA PRÉSIDENCE

CONCLUSIES VAN HET VOORZITTERSCHAP

EUROPESE RAAD VAN SEVILLA

21 EN 22 JUNI 2002

1. De Europese Raad is op 21 en 22 juni 2002 te Sevilla bijeengekomen. Voorafgaand aan de bijeenkomst hield de voorzitter van het Europees Parlement, de heer Pat Cox, een uiteenzetting, waarna een gedachtewisseling over de voornaamste agendapunten volgde. De Europese Raad is verheugd over de krachtige impuls die de dialoog tussen het Parlement, de Raad en de Commissie heeft gekregen in het kader van het nieuwe partnerschap waarvan sprake is in de conclusies van de Europese Raad van Barcelona, en is ingenomen met de instelling van een technische groep op hoog niveau voor de interinstitutionele samenwerking. I. DE TOEKOMST VAN DE UNIE
Verslag van de voorzitter van de Conventie over de toekomst van de Unie

2. De Europese Raad hoorde een verslag van voorzitter Valéry Giscard d'Estaing over de stand van de besprekingen in de Conventie en in de verschillende fora waar de civiele samenleving haar opvattingen kenbaar maakt. In het licht van dit verslag hield de Europese Raad een gedachtewisseling over het verloop van de discussie die thans, na een luisterfase, een debatfase ingaat, waarin de punten die tot dusverre als kernvraagstukken zijn aangemerkt, diepgaand zullen worden bestudeerd. De Europese Raad steunt de algemene aanpak van de Conventie. Hij wenst dat de Conventie op de ingeslagen weg voortgaat en binnen de gestelde termijnen een positief resultaat kan bereiken ten behoeve van de Intergouvernementele Conferentie waartoe in Laken is besloten met het oog op de herziening van de verdragen.
Hervorming van de Raad

3. De Europese Raad heeft in december 1999 in Helsinki, waar hij een reeks aanbevelingen heeft aangenomen, een hervormingsproces op gang gebracht, dat hij heeft voortgezet in Göteborg en Barcelona, waar hij kennis heeft genomen van verslagen van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger waarin vier thema's centraal staan: de Europese Raad, de Raad Algemene Zaken, het voorzitterschap van de Raad, alsmede de wetgevingsactiviteit van de Raad en de transparantie.

4. In het licht van een door het voorzitterschap in Sevilla gepresenteerd syntheseverslag dat vergezeld gaat van gedetailleerde voorstellen, heeft de Europese Raad dit onderwerp uitvoerig besproken en zijn instemming betuigd met een reeks concrete maatregelen die zonder wijziging van de verdragen kunnen worden toegepast op de organisatie en de werking van de Europese Raad (zie bijlage I) en van de Raad (zie bijlage II). Deze hervorming houdt in dat de huidige praktijken ingrijpend worden gewijzigd om de doeltreffendheid van de instelling te versterken aan de vooravond van een ongekend grote uitbreiding van het aantal lidstaten van de Unie.

5. De Europese Raad heeft voorts kennis genomen van het verslag van het voorzitterschap over het lopende debat over het voorzitterschap van de Unie. Hij stelde vast dat er een algemene bereidheid is om dit vraagstuk nader te bestuderen, mits de aanpassingen van het huidige systeem van halfjaarlijkse roulering in geen geval afbreuk doen aan het beginsel van gelijkheid tussen lidstaten. De Europese Raad heeft het komende Deense voorzitterschap daarom verzocht passende voorzieningen te treffen om de beraadslagingen voort te zetten en een eerste verslag aan de Europese Raad uit te brengen in december 2002.
6. Ten slotte herinnert de Europese Raad aan het belang dat hij hecht aan een effectieve uitvoering van alle richtsnoeren en operationele aanbevelingen die de Europese Raad op 10 en 11 december 1999 in Helsinki heeft aangenomen. Met name wordt de Raad verzocht de kwestie van de talenregeling te bestuderen in het vooruitzicht van een uitgebreide Unie, en na te gaan met welke praktische middelen de huidige situatie kan worden verbeterd zonder aan de basisbeginselen te tornen. In dit verband zou te gelegener tijd een voorstel moeten worden ingediend en zou in ieder geval in december 2002 een eerste verslag aan de Europese Raad moeten worden uitgebracht.

7. De nieuwe regels bedoeld in punt 3 hierboven zullen, tenzij anders wordt besloten, onder het volgende voorzitterschap in werking treden. Derhalve zullen de daartoe in het reglement van orde van de Raad aan te brengen formele wijzigingen vóór 31 juli 2002 worden vastgesteld. De uitvoering van al deze bepalingen zal door de Europese Raad in december 2003 worden geëvalueerd. Verdrag van Nice

8. De minister-president van Ierland heeft aangekondigd dat zijn regering voornemens is in het najaar van 2002 een referendum te organiseren om Ierland in staat te stellen het Verdrag van Nice te bekrachtigen. Hij legde de "Nationale verklaring van Ierland" voor, waarin bevestigd wordt dat de bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake het buitenlands en veiligheidsbeleid het traditionele Ierse beleid van militaire neutraliteit onverlet laat en dat dit na de bekrachtiging van het Verdrag van Nice zo blijft (zie bijlage III). De Europese Raad nam een verklaring aan waarin kennis wordt genomen van de nationale verklaring van Ierland (zie bijlage IV). De Europese Raad was verheugd dat de Ierse regering vastbesloten is het Verdrag van Nice te doen goedkeuren, omdat de uitbreiding anders niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden.
Betere wetgeving

9. De Europese Raad heeft met voldoening kennis genomen van de Commissiemededelingen over een betere wetgeving en met name van het actieplan ter vereenvoudiging en verbetering van de regelgeving. Hij verzoekt de drie betrokken instellingen (Parlement, Raad en Commissie) om op basis van de besprekingen van de technische groep op hoog niveau voor eind 2002 een interinstitutioneel akkoord aan te nemen met het oog op de verbetering van de kwaliteit van de communautaire wetgeving en van de voorwaarden voor de omzetting - inclusief de termijnen ervoor - in nationale wetgeving.
EVDB

10. De Europese Raad heeft het verslag van het voorzitterschap over het veiligheids- en defensiebeleid goedgekeurd.
11. De Europese Raad is vastbesloten de rol van de Europese Unie in de strijd tegen het terrorisme te versterken en heeft daartoe, onder erkenning van het belang van de bijdrage van het GBVB, met inbegrip van het EVDB, een verklaring aangenomen (zie bijlage V) die bedoeld is om meer rekening te houden met de benodigde vermogens voor terrorismebestrijding.

12. Naar aanleiding van de in Laken aangenomen verklaring over het operationaliseren van het EVDB is aanmerkelijke vooruitgang geboekt bij de ontwikkeling van civiele en militaire vermogens, de uitvoering van het actieplan waarmee bestaande lacunes moeten worden opgevuld, en de vooruitzichten voor samenwerking op het gebied van bewapening. De Europese Raad verzoekt de ministers van Defensie in de Raad Algemene Zaken richting te blijven geven aan de besprekingen over deze vermogens.

13. De Europese Unie heeft bevestigd in staat te zijn crisisbeheersingsoperaties op zich te nemen en met name besloten leiding te geven aan de politiële missie in Bosnië en Herzegovina (EUPM) die vanaf 1 januari 2003 het vervolg van de huidige VN-operatie zal verzorgen.

14. De Europese Raad heeft uiting gegeven aan de wens van de Europese Unie om de taak van de NAVO in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië over te nemen. Hij heeft de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en de bevoegde instanties van de Europese Unie opgedragen de nodige contacten te leggen met de autoriteiten van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en de leiders van de NAVO en de getroffen planningmaatregelen voort te zetten en te intensiveren teneinde de operatie van de NAVO na afloop van haar huidige mandaat te kunnen overnemen met dien verstande dat de permanente regelingen tussen de Europese Unie en de NAVO (Berlijn+) dan tot stand zijn gekomen.
15. De Europese Raad is ingenomen met de tot nu toe door het Spaanse voorzitterschap bereikte vooruitgang inzake de uitvoering van de bepalingen van Nice over de betrokkenheid van de Europese bondgenoten die geen lidstaten van de Europese Unie zijn, en verzoekt het komende voorzitterschap om tezamen met de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger op de ingeslagen weg voort te gaan.

16. Op civiel gebied is in de vier prioritaire sectoren (politie, rechtsstaat, civiel bestuur en civiele bescherming) verder gewerkt aan zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve aspecten van de capaciteiten. De besluitvormingsstructuren en -procedures van het EVDB zijn met goed gevolg beproefd tijdens de eerste crisisbeheersingsoefening die door de Unie is uitgevoerd.
17. Een verslag over deze hele problematiek zal worden voorgelegd aan de Europese Raad van Kopenhagen.
II. UITBREIDING

18. In het eerste halfjaar van 2002 is in de toetredingsonderhandelingen beslissende vooruitgang geboekt. De onderhandelingen gaan thans hun slotfase in.
19. Het in Nice vastgestelde draaiboek is gerespecteerd, met de vaststelling van gemeenschappelijke standpunten betreffende de hoofdstukken landbouw, regionaal beleid en coördinatie van de structurele middelen, financiële en budgettaire bepalingen en instellingen. De financiële en andere vraagstukken die bij het bepalen van de gemeenschappelijke standpunten over die hoofdstukken niet zijn behandeld, moeten zo spoedig mogelijk worden geregeld met inachtneming van de conclusies van de Raad Algemene Zaken van 17 juni.

20. Wat betreft het voldoen aan de toetredingscriteria, onderstreept de Europese Raad dat de kandidaat-lidstaten verder moeten werken aan de uitvoering en effectieve toepassing van het acquis. De kandidaat-lidstaten moeten alle nodige maatregelen nemen om hun administratieve en justitiële capaciteiten op het vereiste niveau te brengen. In dit verband is de Europese Raad verheugd over het verslag van de Commissie over de specifieke actieplannen terzake en over het nakomen van de bij de onderhandelingen gedane toezeggingen; hij wijst daarbij met name op de conclusies van de Raad van 10 juni op het gebied van justitie en binnenlandse zaken en het acquis op veterinair en fytosanitair gebied.

21. In het licht van al deze elementen en teneinde de Europese Raad in het najaar de mogelijkheid te bieden vast te stellen met welke kandidaat-lidstaten de onderhandelingen eind 2002 kunnen worden afgesloten,

a) moet de Raad de passende besluiten nemen om de kandidaat-lidstaten in de eerste dagen van november op de hoogte te stellen van alles wat nog ontbreekt voor het financieel pakket en b) moet de Commissie in het licht van de periodieke verslagen passende aanbevelingen formuleren.


22. De Europese Raad bevestigt dat indien het huidige tempo van de onderhandelingen en de hervormingen wordt aangehouden, de Europese Unie vastbesloten is de onderhandelingen met Cyprus, Malta, Hongarije, Polen, Slowakije, Litouwen, Letland, Estland, Tsjechië en Slovenië voor eind 2002 af te sluiten, indien deze landen daarvoor klaar zijn. Het beginsel van differentiatie moet tot het eind van de onderhandelingen ten volle worden nageleefd. De opstelling van het toetredingsverdrag moet worden voortgezet zodat zij zo spoedig mogelijk na de afsluiting van de onderhandelingen zal zijn voltooid. De verwachting lijkt gewettigd dat het toetredingsverdrag in het voorjaar van 2003 kan worden ondertekend. Doel blijft dat deze landen in 2004 als volwaardige leden deelnemen aan de verkiezingen voor het Europees Parlement. Dit gemeenschappelijk doel kan echter alleen binnen de gestelde termijnen worden verwezenlijkt indien elke kandidaat-lidstaat zich realistisch en constructief opstelt.


23. Bulgarije en Roemenië hebben de afgelopen maanden aanmerkelijke vooruitgang geboekt. De Europese Raad moedigt hen aan hun inspanningen voort te zetten en bevestigt zijn voornemen hen bij de voorbereiding op de toetreding alle steun te verlenen. In Kopenhagen moeten een geactualiseerd draaiboek en een herziene en versterkte pretoetredingsstrategie worden aangenomen voor de kandidaat-lidstaten waarmee nog wordt onderhandeld. Ook valt te denken aan een verhoging van de financiële pretoetredingssteun. Voorts zou, indien het huidige tempo wordt aangehouden, voor het eind van het jaar een nauwkeuriger tijdschema kunnen worden bepaald voor het toetredingsproces van deze landen.


24. Wat de toetreding van Cyprus betreft, is het standpunt van de Europese Unie gebaseerd op de conclusies van Helsinki. De Europese Unie blijft de voorkeur geven aan de toetreding van een herenigd eiland. De Europese Raad steunt de door de secretaris-generaal van de Verenigde Naties verrichte inspanningen onvoorwaardelijk en doet een beroep op de leiders van de Griekse en de Turkse gemeenschap op Cyprus om hun besprekingen te intensiveren en te bespoedigen teneinde deze unieke kans om te komen tot een integrale regeling conform de desbetreffende resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, niet voorbij te laten gaan, en hij hoopt dat deze regeling voor het eind van de onderhandelingen tot stand zal komen. De Europese Unie zal in het toetredingsverdrag rekening houden met de voorwaarden voor een integrale regeling, overeenkomstig de beginselen waarop de Europese Unie is gegrondvest: als lidstaat moet Cyprus met één stem spreken en zorg dragen voor de correcte toepassing van het recht van de Europese Unie. De Europese Unie zal een forse financiële bijdrage leveren om de ontwikkeling van het noordelijk deel van het herenigde eiland te steunen.


25. De Europese Raad is verheugd over de onlangs in Turkije goedgekeurde hervormingen. Hij bemoedigt en steunt dit land ten volle in zijn inspanningen om zich te voegen naar de prioriteiten die in zijn toetredingspartnerschap zijn bepaald. De uitvoering van de vereiste politieke en economische hervormingen zal de toetredingsperspectieven van Turkije verbeteren, zulks overeenkomstig dezelfde beginselen en criteria als die welke gelden voor de overige kandidaat-lidstaten. Nieuwe besluiten zouden in Kopenhagen kunnen worden genomen ten aanzien van de volgende fase in de kandidaatstelling van Turkije, rekening houdend met de ontwikkeling van de situatie tussen de bijeenkomsten van de Europese Raad in Sevilla en Kopenhagen en op basis van het periodieke verslag dat de Commissie in oktober 2002 zal voorleggen overeenkomstig de conclusies van Helsinki en Laken.

III. ASIEL EN IMMIGRATIE

26. De Europese Raad is vastbesloten de uitvoering van het in Tampere aangenomen programma voor de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid in de Europese Unie, in alle opzichten te versnellen. In dit verband herinnert de Europese Raad eraan dat er een gemeenschappelijk beleid van de Europese Unie moet komen over de verschillende, maar onderling nauw verweven vraagstukken asiel en immigratie.

27. Voor de EU en haar lidstaten is het van kapitaal belang dat het reguleren van de migratiestromen binnen de grenzen van het recht gebeurt, in samenwerking met de landen van oorsprong en doorreis. De Europese Raad is dan ook ingenomen met de resultaten van het voorgaande halfjaar, met name met het algemeen actieplan ter bestrijding van illegale immigratie, het plan voor het beheer van de buitengrenzen en de richtlijn tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten, en verzoekt de volgende voorzitterschappen aan de migratieproblematiek een speciale plaats op de werkagenda's te blijven toekennen.

28. De korte- en middellangetermijnmaatregelen voor een gezamenlijk beheer van de migratiestromen moeten een goed evenwicht bewaren tussen, enerzijds, een beleid gericht op de integratie van wettig gevestigde immigranten en een asielbeleid dat de internationale overeenkomsten respecteert, in de eerste plaats het Verdrag van Genève van 1951 en, anderzijds, een krachtige aanpak van de illegale immigratie en de mensenhandel.
29. Het optreden van de Unie op dit gebied moet gebaseerd zijn op de volgende beginselen:

? het legitieme verlangen naar een beter leven moet verenigbaar zijn met de opvangcapaciteit van de Unie en haar lidstaten, en de immigratie dient gekanaliseerd te worden binnen de wettelijke voorzieningen die daartoe zijn getroffen; de integratie van de immigranten die wettig in de Unie verblijven brengt zowel rechten als plichten mee ten aanzien van de in de Unie erkende grondrechten; in dit verband is de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat van essentieel belang;
? overeenkomstig het Verdrag van Genève van 1951 moet aan vluchtelingen snelle en effectieve hulp worden geboden door maatregelen te treffen die misbruik beletten en ervoor te zorgen dat personen wier asielverzoek is afgewezen, sneller terugkeren naar hun land van oorsprong.

Maatregelen tegen illegale immigratie

30. Met het algemeen actieplan ter bestrijding van illegale immigratie heeft de Europese Unie een doeltreffend instrument in handen om de immigratiestromen beheersbaar te maken en de illegale immigratie te bestrijden. De Europese Raad roept de Raad en de Commissie op om binnen hun respectieve bevoegdheden absolute prioriteit te geven aan de volgende maatregelen die onderdeel uitmaken van het plan:

? voor het einde van het jaar opnieuw de lijst bezien van derde landen waarvan de onderdanen al dan niet visumplichtig zijn; ? zo spoedig mogelijk een gemeenschappelijk identificatiesysteem voor visa opzetten, in het licht van een haalbaarheidsstudie die in maart 2003 zal worden voorgelegd en op basis van de richtsnoeren van de Raad; vóór eind 2002 zal een voorlopig verslag worden gepresenteerd;
? de sluiting van de overnameovereenkomsten waarover onderhandelingen gaande zijn versnellen, en nieuwe onderhandelingsrichtsnoeren goedkeuren voor overnameovereenkomsten met de landen die de Raad reeds geselecteerd heeft; ? op het vlak van het verwijderings- en repatriëringsbeleid, nog voor het einde van het jaar de elementen aannemen van een repatriëringsprogramma op basis van het Groenboek van de Commissie; een van die elementen is de optimalisering van snelle terugkeer naar Afghanistan;
? in de volgende Raad Justitie en Binnenlandse Zaken formeel het kaderbesluit inzake de bestrijding van mensenhandel, het kaderbesluit tot versterking van het strafrechtelijk kader voor de bestrijding van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf alsmede de richtlijn tot omschrijving van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf aannemen.

Geleidelijke invoering van een gecoördineerd en geïntegreerd beheer van de buitengrenzen

31. De Europese Raad is ingenomen met de verschillende initiatieven die onlangs op dit gebied genomen zijn en met name met de mededeling van de Commissie getiteld "Naar een geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie", de onder leiding van Italië verrichte haalbaarheidsstudie naar de oprichting van een Europese grenspolitie - gelet op de door de Commissie geuite bereidheid om de wenselijkheid en de haalbaarheid van een dergelijke Europese politie verder te bestuderen - evenals met de door drie lidstaten in het kader van de OISIN-samenwerking verrichte studie naar "grenspolitie en veiligheid aan de grenzen".
32. De Europese Raad is verheugd over de recente goedkeuring van het plan voor het beheer van de buitengrenzen van de lidstaten, dat op de drie voornoemde initiatieven stoelt en onder meer moet bijdragen tot een betere beheersing van de migratiestromen. Hij verzoekt om in het kader van de Raad onverwijld een gemeenschappelijke instantie van buitengrensdeskundigen, samengesteld uit de hoofden van de controlediensten aan de grenzen van de lidstaten, op te richten die belast wordt met het coördineren van de maatregelen die in het plan staan. Voorts verzoekt hij de Raad, de Commissie en de lidstaten om elk binnen hun eigen bevoegdheden de volgende maatregelen uit te voeren:

- voor eind 2002,

? totstandbrenging van gezamenlijke operaties aan de buitengrenzen,

? onmiddellijk starten van proefprojecten waar alle belangstellende lidstaten aan kunnen deelnemen,

? oprichting van een netwerk van immigratieverbindingsofficieren van de lidstaten,


- voor juni 2003,
? opstelling van een gemeenschappelijk risicoanalysemodel om tot een gemeenschappelijke en geïntegreerde risicobeoordeling te komen, ? definitie van een gemeenschappelijke basisinhoud voor de opleiding van grenswachten, en aanscherping van de Europese regelgeving inzake grenzen,
? verrichting van een studie door de Commissie betreffende de lastenverdeling tussen de lidstaten van de Unie met betrekking tot het beheer van de buitengrenzen.

Integratie van het immigratiebeleid in de betrekkingen van de Unie met derde landen


33. De Europese Raad is van oordeel dat de bestrijding van de illegale immigratie een extra inspanning van de Europese Unie vergt, alsmede een doelgerichte aanpak van het verschijnsel, waarbij alle passende instrumenten in het kader van de externe betrekkingen van de Europese Unie moeten worden ingezet. Daartoe moet de Europese Unie, overeenkomstig de conclusies van de Raad van Tampere, op de lange termijn blijven vasthouden aan haar doelstelling van een geïntegreerde, integrale en evenwichtige aanpak, gericht op de diepere oorzaken van de illegale immigratie. Vanuit deze optiek herinnert de Europese Raad eraan dat intensivering van de economische samenwerking, ontwikkeling van de handel, ontwikkelingshulp en conflictpreventie evenzovele middelen zijn om de economische welvaart van de betrokken landen te bevorderen en aldus de oorzaken van de migratiestromen te verminderen. De Europese Raad verzoekt dan ook met nadruk dat in elke toekomstige samenwerkings- of associatieovereenkomst of daarmee gelijk te stellen overeenkomst die de Europese Unie of de Europese Gemeenschap met welk land dan ook sluit, een clausule wordt opgenomen over het gezamenlijk beheer van de migratiestromen, en over de verplichte overname in het geval van illegale immigratie.


34. De Europese Raad onderstreept dat het belangrijk is om ervoor te zorgen dat de landen van oorsprong en doorreis meewerken aan het gezamenlijk beheer en de gezamenlijke controle van de buitengrenzen, en aan overname. Onder die overname door derde landen valt ook de overname van hun eigen onderdanen die illegaal in een lidstaat verblijven, alsmede, onder dezelfde voorwaarden, de overname van onderdanen van derde landen waarvan kan worden vastgesteld dat zij het betrokken land als doorreisland hebben gebruikt. De samenwerking moet op korte en middellange termijn tot resultaten leiden. De Unie is bereid de nodige technische en financiële bijstand te verlenen om dit te verwezenlijken, waartoe de Europese Gemeenschap dan in het kader van de financiële vooruitzichten de nodige middelen toegewezen moet krijgen.


35. De Europese Raad is van mening dat de betrekkingen met de derde landen die niet meewerken aan de bestrijding van de illegale immigratie systematisch moeten worden geëvalueerd. Met die evaluatie zal in de betrekkingen tussen de Europese Unie en haar lidstaten en de betrokken landen op alle dienstige gebieden rekening worden gehouden. Onvoldoende medewerking van een land kan het verdiepen van de betrekkingen tussen het land in kwestie en de Unie bemoeilijken.


36. Als de bestaande communautaire regelingen niets hebben opgeleverd, kan de Raad met eenparigheid van stemmen constateren dat een derde land ten onrechte te weinig medewerking heeft verleend bij het gemeenschappelijk beheer van de migratiestromen. In dat geval kan de Raad, overeenkomstig de bepalingen van de verdragen, in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en op andere beleidsterreinen van de Europese Unie maatregelen of standpunten vaststellen, met inachtneming van de door de Unie aangegane verbintenissen en zonder dat de doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking daarbij in het gedrang komen.

Bespoediging van de lopende wetgevingsprocedures met betrekking tot de vaststelling van een gemeenschappelijk asiel- en immigratiebeleid
37. Om de illegale immigratie te bestrijden moet niet alleen de samenwerking worden versterkt, maar moeten ook de besprekingen betreffende de in behandeling zijnde voorstellen bespoedigd worden. De Europese Raad verzoekt de Raad dringend:

? voor december 2002 de Dublin II-verordening aan te nemen; ? voor juni 2003 zijn goedkeuring te hechten aan de normen voor het verkrijgen van de vluchtelingenstatus en de inhoud van die status, alsmede aan de bepalingen inzake gezinshereniging en de status van langdurig ingezetenen;
? voor eind 2003 zijn goedkeuring te hechten aan de gemeenschappelijke normen voor asielprocedures.


38. De Commissie zal eind oktober aan de Raad verslag uitbrengen over de doeltreffendheid van de financiële middelen die op communautair niveau beschikbaar zijn voor de repatriëring van afgewezen immigranten en asielzoekers, voor het beheer van de buitengrenzen en voor asiel- en migratieprojecten in derde landen.

39. De Europese Raad verzoekt de Raad hem voor zijn bijeenkomst in juni 2003 in samenwerking met de Commissie een verslag voor te leggen over de praktische uitvoering van de in dit hoofdstuk gegeven richtsnoeren.

IV. JOHANNESBURG

40. De Europese Raad herinnert aan de Raadsconclusies over de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling (WDO), en met name aan de conclusies van 4 maart, van 30 mei en van 4 en 17 juni, en betuigt zijn instemming met de in dat verband door de Europese Unie ingenomen algemene standpunten. Hij benadrukt dat de Europese Unie zich zal inzetten voor het welslagen van de WDO en dat zij voornemens is een belangrijke rol te blijven spelen bij de voorbereiding van de Wereldtop, om zo op basis van de successen van Monterrey en Doha tot een algemeen akkoord te komen.
41. De Europese Unie streeft vastberaden naar een volledige verwezenlijking van de ontwikkelingsagenda van Doha binnen de gestelde termijnen, zodat meer profijt kan worden getrokken van de vrijmaking van de handel als motor voor de duurzame ontwikkeling van ontwikkelingslanden en zij moedigt de inspanningen aan die erop gericht zijn tussen deze landen regionale vrijhandelszones tot stand te brengen.

42. De Europese Raad is ingenomen met de in Monterrey door de lidstaten en overige donoren gedane toezegging om de ODA-uitgaven te verhogen; hiermee zal in belangrijke mate worden bijgedragen tot de vermindering van de armoede en de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Hij onderstreept de noodzaak om de toegezegde middelen beschikbaar te stellen. De Europese Raad beklemtoont tevens dat het Wereldmilieufonds naar behoren moet worden aangevuld zodat kan worden voorzien in de financieringsbehoeften van nieuwe en bestaande concentratiegebieden.

43. De Europese Unie zal andere ontwikkelde landen verzoeken zich aan te sluiten bij haar programma inzake mondialisering, handel en financiën, teneinde de ontwikkelingslanden te laten profiteren van de toegang tot de markten van de ontwikkelde landen zodat de mondialisering alle partijen ten goede komt. De Europese Unie zegt toe haar actie op al deze gebieden concreet te zullen versterken.
44. De Europese Unie onderstreept dat goed bestuur op nationaal niveau ook in de toekomst van wezenlijk belang is voor duurzame ontwikkeling en dat alle landen hun overheidsinstellingen moeten versterken waarbij de aandacht met name moet uitgaan naar de rechtsstaat, de verbetering van de juridische structuren en de toegang tot informatie.

45. De Europese Unie zal, in een geest van partnerschap en verantwoordelijkheid, initiatieven aanmoedigen vooral ten behoeve van drinkwater en hygiëne, energie met inbegrip van hernieuwbare energiebronnen, en gezondheid. Bij de uitvoering van deze initiatieven zal de Europese Unie in het bijzonder aandacht besteden aan Afrika, waar zij nauw zal samenwerken met haar partners om zo een impuls te geven aan het NEPAD-initiatief. De Europese Raad benadrukt dat de Europese Unie wenst dat in Johannesburg duidelijke en concrete politieke verbintenissen worden aangegaan met een precies tijdschema; de verwezenlijking ervan moet gebaseerd zijn op een daadwerkelijk partnerschap.
46. De Europese Raad wijst er op dat het in het kader van de duurzame ontwikkeling belangrijk is dat voedselzekerheid een essentieel onderdeel blijft vormen van de armoedebestrijding, zoals recentelijk tijdens de Wereldvoedseltop te Rome nog is onderstreept.
V. GROEI EN CONCURRENTIEVERMOGEN TEN BEHOEVE VAN VOLLEDIGE WERKGELEGENHEID
Economische vooruitzichten en globale richtsnoeren voor het economisch beleid

47. Er is een eind gekomen aan de recente vertraging van de economische activiteit. De Europese economie zal de vruchten kunnen plukken van het gezonde macro-economische beleid en de ambitieuze economische hervormingen, die het reeds ingezette herstel van de groei en het scheppen van werkgelegenheid zullen ondersteunen en het mogelijk zullen maken beter het hoofd te bieden aan de economische onzekerheden.

48. De Europese Raad onderschrijft de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die gericht zijn op macro-economische stabiliteit, groei en hervorming van de arbeidsmarkt en de markten voor goederen en diensten, en beveelt de Raad aan deze richtsnoeren goed te keuren. Hij blijft belang hechten aan het stabiliteits- en groeipact en aan de sanering van de overheidsfinanciën en roept de lidstaten op een begrotingsbeleid te volgen in overeenstemming met de aanbevelingen in de globale richtsnoeren voor het economisch beleid. De lidstaten wordt verzocht alle baten van de groei als gevolg van het economisch herstel te benutten om de sanering van hun overheidsfinanciën voort te zetten.
Financiële diensten

49. De Europese Raad is ingenomen met de vaststelling van de verordening inzake internationale standaarden voor jaarrekeningen en de politieke akkoorden die recentelijk zijn bereikt over de richtlijnen inzake financiële conglomeraten, marktmisbruik en bedrijfspensioenfondsen, en bevestigt dat hij veel belang hecht aan een snelle en integrale uitvoering van het actieplan inzake financiële diensten.
Belasting van energie

50. De Europese Raad neemt nota van het verslag van het voorzitterschap over de stand van de werkzaamheden met betrekking tot de richtlijn inzake belasting van energieproducten en bevestigt het tijdschema dat in Barcelona is overeengekomen voor de aanneming ervan, gelijktijdig met het akkoord over de openingstelling van de energiemarkten.
Belastingpakket

51. De Europese Raad:


- neemt met tevredenheid nota van het voortgangsverslag van de Raad over het belastingpakket en van het feit dat de Raad vastbesloten is er voor te zorgen dat dit pakket voor het einde van dit jaar definitief wordt aangenomen;

- verwacht dat de onderhandelingen met Zwitserland over de belasting op rente van spaargelden, ook al zijn die nog maar onlangs begonnen, in een versneld tempo kunnen verlopen en zo snel mogelijk in de tweede helft van 2002 tot resultaat kunnen leiden.

Administratieve samenwerking op het gebied van belastingen
52. De Europese Raad is ingenomen met het voortgangsverslag van de Raad over de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen en hecht zijn goedkeuring aan de initiatieven die in dat verslag worden gepresenteerd met het oog op de voortzetting van de werkzaamheden terzake.

Ondernemingsbestuur

53. Recente gebeurtenissen hebben de aandacht gevestigd op het belang van goed ondernemingsbestuur, en met name voor ondernemingen die actief zijn op kapitaalmarkten. In het licht van het mandaat dat de Europese Raad in Barcelona had verleend, is in april 2002 het mandaat van de EU-groep op hoog niveau deskundigen inzake vennootschapsrecht uitgebreid tot vraagstukken in verband met beste praktijken op het vlak van ondernemingsbestuur en accountancy, vooral wat betreft de rol van niet bij de dagelijkse leiding betrokken bestuurders en van met toezicht belaste vennootschapsorganen, de beloning van het management, de verantwoordelijkheid van het management voor de opstelling van financiële informatie, en accountancypraktijken. In juni 2002 heeft de Raad (ECOFIN) nota genomen van een eerste mondeling verslag van de voorzitter van de groep op hoog niveau. De Europese Raad verzoekt de Raad (ECOFIN en Interne markt) een politiek debat te houden over het eindverslag van de groep op hoog niveau om de Commissie te helpen zo spoedig mogelijk met specifieke voorstellen te komen.

Economische hervormingen, innovatie en concurrentievermogen
54. De Europese Raad van Barcelona heeft erop gewezen dat resoluut moet worden gekozen voor de weg van hervormingen en hij heeft daarvoor verschillende prioritaire terreinen aangewezen. Zoals uit het verslag van het voorzitterschap blijkt, zijn reeds belangrijke vorderingen gemaakt. Het economisch hervormingsprogramma waartoe de Top van Lissabon de aanzet heeft gegeven, moet vastberaden worden voortgezet om de strategische doelen te bereiken die de Unie zich gesteld heeft. In dit verband:


- verzoekt de Europese Raad dat de toepassingsbesluiten van het zesde kaderprogramma voor onderzoek (deelnemingsregels en specifieke programma's) zo spoedig mogelijk worden aangenomen;
- bevestigt het in Barcelona overeengekomen tijdschema voor de openstelling van de elektriciteits- en de gasmarkt;
- verzoekt de Europese Raad dat voortvarend verder wordt gewerkt zodat de herziening van de communautaire richtsnoeren voor trans-Europese vervoersnetwerken en de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim binnen de gestelde termijnen kunnen plaatsvinden;

- betuigt de Europese Raad zijn instemming met de doelstellingen van het actieplan eEuropa 2005 van de Commissie, dat een belangrijke bijdrage levert aan de inspanningen van de Unie om te komen tot een concurrerende kenniseconomie; hij verzoekt alle instellingen erop toe te zien dat dit plan vóór eind 2005 volledig wordt uitgevoerd, en verzoekt tevens de Commissie tijdig voor de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2004 een tussentijdse evaluatie voor te leggen waarin de vorderingen worden beoordeeld en zo nodig voorstellen worden gedaan ter aanpassing van het actieplan;

- neemt de Europese Raad nota van het verslag van de Commissie over de resterende belemmeringen voor de invoering van mobiele communicatienetwerken en -diensten van de derde generatie en roept hij alle betrokken overheidsdiensten op zich in te zetten voor het oplossen van de problemen die zich voordoen bij de materiële totstandbrenging van de netwerken; voorts verzoekt hij de Commissie aan de Europese Raad van Kopenhagen verslag uit te brengen over deze kwestie en over de belemmeringen die er nog zijn voor de openstelling van platformen voor digitale televisie en mobiele communicatie van de derde generatie, over de ontwikkeling van de elektronische handel en e-overheid, en over de rol die de elektronische identificatie- en authentificatiesystemen in dit verband zouden kunnen spelen;

- neemt de Europese Raad akte van de Commissiemededeling over een evaluatiemethode in verband met diensten van algemeen economisch belang en verzoekt hij de Commissie aan de Europese Raad in Kopenhagen verslag uit te brengen van de stand van de besprekingen over de richtsnoeren voor staatssteun, en zo nodig een verordening aan te nemen voor groepsvrijstellingen op dit gebied;
- verzoekt de Europese Raad de Raad om de door de Commissie voorgestelde strategie inzake biotechnologie uit te voeren;
- verzoekt de Europese Raad de Raad om voor het einde van het jaar de aanneming van het maatregelenpakket overheidsopdrachten af te ronden.

VI. EXTERNE BETREKKINGEN

Kaliningrad


55. De Europese Raad verzoekt de Commissie tijdig vóór zijn bijeenkomst in Brussel een aanvullende studie voor te leggen over de opties voor een doeltreffende, flexibele oplossing van de kwestie van de doorreis/doorvoer van personen/goederen vanuit en naar de oblast Kaliningrad met inachtneming van het acquis en in overeenstemming met de betrokken kandidaat-lidstaten.

Midden-Oosten


56. De Europese Raad heeft de verklaring over het Midden-Oosten in bijlage VI aangenomen.

India/Pakistan


57. De Europese Raad heeft de verklaring over India en Pakistan in bijlage VII aangenomen.

VII. DIVERSEN

Ultraperifere gebieden

58. De Europese Raad verzoekt de Raad en de Commissie zich nader te beraden op de uitvoering van artikel 299, lid 2, van het Verdrag waarin de bijzondere kenmerken van de ultraperifere gebieden worden erkend, en om adequate voorstellen in te dienen die rekening houden met de specifieke behoeften van deze gebieden bij het gemeenschappelijk beleid in de verschillende sectoren, met name vervoer, en ook in het kader van de hervorming van een aantal van deze beleidssectoren, met name het regionaal beleid. De Europese Raad neemt in dit verband nota van het voornemen van de Commissie om een nieuw verslag in te dienen over deze gebieden, waarin een integrale, coherente aanpak van hun bijzondere situatie en van de manier waarop daarop moet worden ingespeeld, centraal staat.

59. De Europese Raad verzoekt de Raad en de Commissie bepaalde prioritaire werkzaamheden met betrekking tot met name de kwestie van het "octroi de mer" in de overzeese departementen tot een goed einde te brengen.

BIJLAGE I

REGELS VOOR DE ORGANISATIE VAN DE WERKZAAMHEDEN VAN DE EUROPESE RAAD

De Europese Raad heeft overeenstemming bereikt over de volgende regels voor de voorbereiding, het verloop en de conclusies van zijn werkzaamheden om ten volle de rol te kunnen vervullen die hij krachtens artikel 4 van het Verdrag betreffende de Europese Unie heeft, namelijk de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de Unie geven en algemene politieke beleidslijnen vaststellen.

Voorbereiding

1. De Europese Raad komt in beginsel vier keer per jaar bijeen, en wel twee keer per halfjaar. In uitzonderlijke omstandigheden kan de Europese Raad in bijzondere zitting bijeenkomen.
2. De bijeenkomsten van de Europese Raad worden voorbereid door de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen die de voorbereidende werkzaamheden in hun geheel coördineert en de agenda opstelt. De bijdragen van de andere Raadsformaties aan de werkzaamheden van de Europese Raad worden uiterlijk twee weken vóór de bijeenkomst van de Europese Raad aan de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen toegezonden.

3. Tijdens een zitting die ten minste vier weken vóór de Europese Raad wordt gehouden, stelt de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen op voorstel van het voorzitterschap een geannoteerde ontwerp-agenda op, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen:


- punten die worden voorgelegd ter aanneming of goedkeuring zonder debat;


- punten die ter bespreking worden voorgelegd voor de vaststelling van algemene politieke beleidslijnen;

- punten die ter bespreking worden voorgelegd met het oog op het nemen van een besluit op de in punt 9 beschreven wijze;
- punten die ter bespreking worden voorgelegd, maar waarover geen conclusies behoeven te worden aangenomen.


4. Het voorzitterschap stelt voor elk van de in punt 3, tweede en derde streepje, bedoelde punten een korte synthesenota op waarin het belang, de te bespreken aangelegenheden en de belangrijkste opties zijn vermeld.


5. Aan de vooravond van de bijeenkomst van de Europese Raad stelt de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen tijdens een laatste voorbereidende zitting de definitieve agenda vast. Daarna is toevoeging van een agendapunt uitsluitend met instemming van alle delegaties mogelijk.

Behalve om dringende of onvoorziene redenen, bijvoorbeeld in verband met de internationale actualiteit, mag er geen Raadszitting of vergadering van een comité plaatsvinden tussen de laatste voorbereidende zitting van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen en de bijeenkomst van de Europese Raad.

Verloop

6. De werkzaamheden van de Europese Raad duren in beginsel één dag; aan de vooravond daarvan vindt volgens de heersende praktijk een vergadering plaats van uitsluitend de staatshoofden en regeringsleiders en de voorzitter van de Commissie. De bijeenkomst van de Europese Raad van de volgende dag duurt tot het einde van de namiddag; de bijeenkomst wordt voorafgegaan door een gedachtewisseling met de voorzitter van het Europees Parlement. Er kunnen bijzondere regelingen worden getroffen, indien de agenda zulks rechtvaardigt.

7. Ontmoetingen in de marge van de Europese Raad met vertegenwoordigers van derde landen of organisaties kunnen slechts bij uitzondering plaatsvinden. Zij mogen het normale verloop van de bijeenkomst van de Europese Raad niet verstoren en moeten tegelijk met de door de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen opgestelde ontwerp-agenda worden goedgekeurd.
8. Het voorzitterschap ziet toe op het goede verloop van de debatten. Hij kan daartoe alle passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de beschikbare tijd optimaal wordt besteed, zoals het bepalen van de volgorde waarin de punten worden behandeld, het beperken van de spreektijd of het bepalen van de volgorde van de sprekers.

9. Met het oog op de uitbreiding en in uitzonderlijke gevallen, wanneer een punt op de agenda van de Europese Raad wordt geplaatst met het oog op het nemen van een besluit, beraadslaagt de Europese Raad over dat punt; de politieke balans van de ingenomen standpunten die uit de beraadslagingen voortkomt wordt onder de aandacht van de Raad gebracht, die daaruit passende conclusies dient te trekken voor het vervolg van de procedure overeenkomstig de in het Verdrag vastgelegde regels terzake.
10. Naarmate de werkzaamheden vorderen, krijgen de delegaties beknopte informatie over de resultaten en de wezenlijke elementen van de besprekingen over elk punt. De informatieverstrekking wordt zodanig georganiseerd dat de vertrouwelijkheid van de debatten verzekerd is.

11. Elke delegatie beschikt over twee plaatsen in de vergaderzaal. De totale omvang van de delegaties wordt beperkt tot 20 personen per lidstaat en voor de Commissie; in dat aantal is het technisch personeel met specifieke taken inzake veiligheid of logistieke ondersteuning niet inbegrepen.
Conclusies

12. De conclusies, die zo beknopt mogelijk dienen te zijn, geven de politieke beleidslijnen en besluiten van de Europese Raad weer, met een korte aanduiding van de context en de verdere procedure.
13. Op de dag van de bijeenkomst van de Europese Raad wordt te gelegener tijd vóór het begin van de werkzaamheden een overzicht van de conclusies verspreid. In dit overzicht wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de delen van de tekst waarover vooraf overeenstemming is bereikt, die in beginsel niet meer worden besproken, en de delen waarover de Europese Raad moet debatteren om tijdens zijn bijeenkomst tot definitieve conclusies te komen.

BIJLAGE II

MAATREGELEN BETREFFENDE DE STRUCTUUR EN DE WERKING VAN DE RAAD


1. Teneinde de werking van de Raad te verbeteren in het vooruitzicht van de uitbreiding heeft de Europese Raad de volgende conclusies aangenomen, die voorzover nodig zullen worden omgezet in overeenkomstige, vóór 31 juli 2002 aan te brengen wijzigingen in het reglement van orde van de Raad.
A. Instelling van een nieuwe Raadsformatie Algemene Zaken en Externe Betrekkingen

2. De Raad Algemene Zaken wordt omgedoopt tot Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen. Om de werkzaamheden optimaal te kunnen organiseren op de twee terreinen die de hoofdactiviteit van deze formatie uitmaken, houdt deze Raad twee afzonderlijke zittingen (met afzonderlijke agenda's en eventueel op verschillende dagen) die gewijd zijn aan:

a) de voorbereiding en follow-up van de Europese Raad (met inbegrip van de daartoe vereiste coördinatie-activiteiten), institutionele en administratieve vraagstukken, horizontale dossiers met een weerslag op verschillende beleidsterreinen van de Unie, alsmede elk dossier dat door de Europese Raad wordt voorgelegd met inachtneming van de EMU-mechanismen, respectievelijk b) het toezicht op het gehele externe optreden van de Unie, namelijk het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, het Europees veiligheids- en defensiebeleid, de buitenlandse handel, alsmede ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp.

B. Lijst van Raadsformaties (1)


3. De aan het reglement van orde van de Raad te hechten lijst van Raadsformaties is als volgt:

1. Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (2) ;

2. Economische en Financiële Zaken (3)
;

3. Justitie en Binnenlandse Zaken (4)
;

4. Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken;

5. Concurrentievermogen (Interne Markt, Industrie en Onderzoek) (5)
;

6. Vervoer, Telecommunicatie en Energie;
7. Landbouw en Visserij;

8. Milieu;

9. Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur (6) .

Verscheidene ministers kunnen als lid aan eenzelfde Raadsformatie deelnemen; de agenda en het vergaderrooster worden daarop afgestemd.

Wat de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen betreft, laat elke regering zich in de verschillende zittingen van deze nieuwe formatie naar keuze vertegenwoordigen door een minister of een staatssecretaris.

C. Programmering van de activiteiten van de Raad


4. Overeenkomstig de rol die het Verdrag aan de Europese Raad toekent wat betreft de vaststelling van algemene politieke beleidslijnen van de Unie, neemt de Europese Raad op basis van een gezamenlijk voorstel van de betrokken voorzitterschappen dat in overleg met de Commissie wordt opgesteld, en op aanbeveling van de Raad "Algemene Zaken", een strategisch meerjarenprogramma voor de drie volgende jaren aan. Het eerste strategisch programma zal in december 2003 worden aangenomen.


5. In het licht van het bovengenoemde strategisch meerjarenprogramma wordt in december van ieder jaar aan de Raad "Algemene Zaken" een operationeel jaarprogramma van de werkzaamheden van de Raad voorgelegd. Dit programma wordt gezamenlijk voorgesteld door de twee komende voorzitterschappen en houdt rekening met onder andere de relevante elementen van de dialoog over de jaarlijkse beleidsprioriteiten die op initiatief van de Commissie wordt aangegaan. De definitieve versie van het jaarprogramma wordt opgesteld in het licht van de besprekingen in de Raad "Algemene Zaken".

Teneinde zo snel mogelijk uitvoering aan deze bepaling te geven, zal het eerste operationele jaarprogramma van de werkzaamheden van de Raad in afwijking van de eerste alinea in december 2002 worden opgesteld.
6. Aan dit programma is een lijst gehecht van de indicatieve agenda's van de verschillende Raadsformaties voor het eerste halfjaar. De lijst van indicatieve agenda's voor het tweede halfjaar wordt door het betrokken voorzitterschap vóór 1 juli voorgelegd na passend overleg, met name met het volgende voorzitterschap.

D. Maatregelen met betrekking tot het voorzitterschap Samenwerking tussen voorzitterschappen

7. Wanneer duidelijk is dat een dossier hoofdzakelijk tijdens het volgende halfjaar zal worden behandeld, kan de vertegenwoordiger van de lidstaat die het voorzitterschap tijdens dat halfjaar zal bekleden ook tijdens het lopende halfjaar bij de behandeling van dat dossier de vergaderingen van de comités (behalve het Coreper) en de groepen voorzitten. De twee betrokken voorzitterschappen sluiten een akkoord over de praktische toepassing van deze regel. Zo worden in het specifieke geval van de behandeling van de begroting voor een bepaald begrotingsjaar, de vergaderingen van de voorbereidende instanties van de Raad (behalve het Coreper) voorgezeten door een afgevaardigde van de lidstaat die het voorzitterschap zal bekleden in het tweede halfjaar van het jaar dat aan het betrokken begrotingsjaar voorafgaat. Hetzelfde geldt, op voorwaarde dat het andere voorzitterschap daarmee instemt, voor de uitoefening van het voorzitterschap van de zittingen van de Raad op het moment waarop de punten in kwestie worden behandeld.
8. Voor de voorbereiding van de in de eerste helft van het halfjaar vallende zittingen van Raadsformaties die één keer per halfjaar vergaderen, worden de vergaderingen van de comités (behalve het Coreper) en de groepen in het voorafgaande halfjaar, voorgezeten door een vertegenwoordiger van de lidstaat die het voorzitterschap van voornoemde zittingen van de Raad zal bekleden.

Het secretariaat-generaal van de Raad als voorzitter van bepaalde groepen


9. Naast het geval waarin het voorzitterschap reeds wordt bekleed door het secretariaat-generaal van de Raad, zullen de volgende groepen voortaan worden voorgezeten door een lid van het secretariaat-generaal van de Raad:

- Groep elektronische communicatie;

- Groep juridische informatica;

- Groep codificatie;

- Groep voorlichting;

- Groep nieuwe gebouwen.

E. Openbaarheid van de zittingen van de Raad wanneer de medebeslissingsprocedure met het Europees Parlement van toepassing is


10. De debatten van de Raad over besluiten die via de medebeslissingsprocedure met het Europees Parlement worden aangenomen, zijn openbaar onder de volgende voorwaarden:

- in de beginfase van de procedure: de presentatie door de Commissie van haar voornaamste wetgevingsvoorstellen in het kader van de medebeslissingsprocedure en het daaropvolgende debat zijn openbaar; de lijst van betrokken voorstellen wordt aan het begin van ieder halfjaar door de Raad vastgesteld;


- in de slotfase van de procedure: openbaarheid van de stemming en de stemverklaringen.


11. De openbaarheid van de debatten wordt bewerkstelligd door een luisterzaal ter beschikking van het publiek te stellen waarin de beraadslagingen van de Raad rechtstreeks worden uitgezonden en het resultaat van de stemming visueel wordt weergegeven. Het publiek zal met de passende middelen (bijvoorbeeld via de website van de Raad) vooraf op de hoogte worden gebracht van de dagen en de tijdstippen waarop deze uitzendingen plaatsvinden.

F. Leiding van de debatten


12. Het voorzitterschap draagt zorg voor het goede verloop van de debatten. Het voorzitterschap kan alle passende maatregelen nemen om te bevorderen dat de beschikbare tijd tijdens de zittingen optimaal wordt besteed, bijvoorbeeld door:

- de spreektijd van de sprekers te beperken;
- de volgorde van de sprekers te bepalen;
- de delegaties te verzoeken hun voorstellen tot wijziging van de te bespreken tekst vóór een bepaalde datum schriftelijk in te dienen, in voorkomend geval met een beknopte toelichting;
- de delegaties die op een bepaald punt een identiek of verwant standpunt innemen, te verzoeken een woordvoerder aan te wijzen die namens hen tijdens de zitting of vooraf schriftelijk een gezamenlijk standpunt presenteert.

BIJLAGE III

NATIONALE VERKLARING VAN IERLAND

1. Ierland bevestigt opnieuw zijn gehechtheid aan de doelstellingen en beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, waarmee de verantwoordelijkheid voor de handhaving van de internationale vrede en veiligheid in de eerste plaats aan de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties wordt opgedragen.

2. Ierland memoreert zijn gehechtheid aan het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie zoals vastgelegd in het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat in Maastricht is aangenomen, in Amsterdam is gewijzigd en telkenmale door het Ierse volk bij referendum is goedgekeurd.
3. Ierland bevestigt dat zijn deelname aan het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie zijn traditioneel beleid van militaire neutraliteit onverlet laat. Het Verdrag betreffende de Europese Unie stelt duidelijk dat het veiligheids- en defensiebeleid van de Unie het specifieke karakter van het veiligheids- en defensiebeleid van bepaalde lidstaten onverlet laat.


4. Overeenkomstig zijn traditioneel beleid van militaire neutraliteit is Ierland niet gebonden door wederzijdse defensieverplichtingen. Ierland neemt evenmin deel aan plannen voor de ontwikkeling van een Europees leger. De Europese Raad van Nice heeft immers erkend dat de ontwikkeling van het vermogen van de Unie tot uitvoering van humanitaire opdrachten en opdrachten op het gebied van crisisbeheersing niet betekent dat er een Europees leger wordt opgericht.

5. Het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt dat besluiten van de Unie tot instelling van een gemeenschappelijke defensie met eenparigheid van stemmen van de lidstaten worden genomen en overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen worden aangenomen. De regering van Ierland heeft zich er ten aanzien van het Ierse volk vast toe verbonden, dat in Ierland een referendum zal worden gehouden over het nemen van een dergelijk besluit en over de goedkeuring van een toekomstig verdrag waardoor Ierland van zijn traditioneel beleid van militaire neutraliteit zou moeten afwijken, hetgeen in deze verklaring bekrachtigd wordt.


6. Ierland herhaalt dat voor de deelname van contingenten van de Ierse defensiemachten aan overzeese operaties, met inbegrip van operaties in het kader van het Europees veiligheids- en defensiebeleid, aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan: a) de Veiligheidsraad of de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties moet de operatie toestaan, b) de Ierse regering moet ermee akkoord gaan en c) de Dáil Éireann moet de operatie goedkeuren, overeenkomstig de Ierse wet.


7. De in deze verklaring uiteengezette situatie blijft ook na de inwerkingtreding van het Verdrag van Nice onverkort geldig. Indien Ierland het Verdrag van Nice bekrachtigt, zal deze verklaring gehecht worden aan de akte van bekrachtiging van Ierland.

BIJLAGE IV

VERKLARING VAN DE EUROPESE RAAD

1. De Europese Raad neemt kennis van de nationale verklaring van Ierland die tijdens zijn bijeenkomst op 21-22 juni 2002 in Sevilla is afgelegd. Hij neemt nota van het voornemen van Ierland om zijn nationale verklaring te hechten aan zijn akte van bekrachtiging van het Verdrag van Nice, indien het Ierse volk bij referendum besluit dit Verdrag te aanvaarden.

2. De Europese Raad neemt er nota van dat het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt dat besluiten tot instelling van een gemeenschappelijke defensie overeenkomstig de onderscheiden grondwettelijke bepalingen van de lidstaten worden genomen.
3. De Europese Unie herinnert eraan dat overeenkomstig het Verdrag betreffende de Europese Unie het beleid van de Unie het specifieke karakter van het veiligheids- en defensiebeleid van bepaalde lidstaten onverlet laat. In dit verband heeft Ierland de aandacht gevestigd op zijn traditioneel beleid van militaire neutraliteit.
4. De Europese Raad erkent dat het Verdrag betreffende de Europese Unie geen bindende wederzijdse defensieverplichtingen oplegt. Evenmin betekent de ontwikkeling van het vermogen van de Unie tot uitvoering van humanitaire opdrachten en opdrachten op het gebied van crisisbeheersing dat er een Europees leger wordt opgericht.
5. De Europese Raad bevestigt dat de inwerkingtreding van het Verdrag van Nice niets aan de in de punten 2, 3 en 4 omschreven situatie zal veranderen.

6. De Europese Raad erkent dat Ierland, zoals alle lidstaten van de Unie, na de inwerkingtreding van het Verdrag van Nice, het recht behoudt om overeenkomstig zijn grondwet en zijn wetten een soevereine beslissing te nemen over de deelname van militair personeel aan operaties in het kader van het Europees veiligheids- en defensiebeleid. In zijn nationale verklaring heeft Ierland zijn standpunt hieromtrent duidelijk uiteengezet.

BIJLAGE V

ONTWERP-VERKLARING VAN DE EUROPESE RAAD

BETREFFENDE DE BIJDRAGE VAN HET GBVB, MET INBEGRIP VAN HET EVDB, AAN DE BESTRIJDING VAN HET TERRORISME

1. De Europese Raad verklaart opnieuw dat het terrorisme een ware uitdaging is voor Europa en voor de wereld, en een bedreiging vormt van onze veiligheid en stabiliteit. In dit verband heeft de buitengewone Europese Raad van 21 september 2001 besloten de strijd van de Europese Unie tegen het terrorisme te intensiveren door middel van een gecoördineerde en interdisciplinaire aanpak die alle beleidssectoren van de Unie omvat, mede door het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) uit te bouwen en het Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB) operationeel te maken.

2. De Europese Raad heeft nota genomen van de grote vorderingen die geboekt zijn bij de uitvoering van het actieplan voor de strijd tegen het terrorisme en herhaalt dat de bestrijding van het terrorisme ook in de toekomst een prioritaire doelstelling van de Europese Unie zal zijn en een van de hoofdelementen van haar beleid op het gebied van externe betrekkingen. Solidariteit en internationale samenwerking vormen essentiële instrumenten bij de bestrijding van deze gesel. De Unie zal ook in de toekomst haar optreden zo nauw mogelijk coördineren met dat van de Verenigde Staten en van andere partners. De Unie is voornemens een verdere bijdrage te leveren aan deze internationale inspanningen, zowel intern als in haar betrekkingen met derde landen en internationale organisaties zoals de Verenigde Naties, de NAVO en de OVSE.
3. Het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid, met inbegrip van het Europese veiligheids- en defensiebeleid, kan een belangrijke rol spelen bij de bestrijding van deze bedreiging van onze veiligheid en bij de bevordering van vrede en stabiliteit. Er wordt momenteel, naar aanleiding van de internationale situatie na de terroristische aanslagen van 11 september, nauwer samengewerkt tussen de lidstaten.

4. De Europese Raad is ingenomen met de vooruitgang die sedert 11 september geboekt is bij de integratie van terrorismebestrijding in alle aspecten van het beleid van de Unie op het gebied van de externe betrekkingen. De strijd tegen het terrorisme vergt een wereldwijde aanpak teneinde de internationale coalitie te versterken en regionale conflicten te voorkomen en in te perken. De Unie is doende


- de instrumenten van de Europese Unie voor conflictpreventie op lange termijn te versterken;

- de politieke dialoog met derde landen te richten op de bestrijding van het terrorisme, op non-proliferatie en op wapenbeheersing;

- aan derde landen bijstand te verlenen teneinde hun vermogen om doeltreffend te reageren op de internationale bedreiging van het terrorisme te vergroten;

- anti-terrorismeclausules op te nemen in de overeenkomsten van de Europese Unie met derde landen;

- de betrekkingen met derde landen te herijken in het licht van hun opstelling tegenover het terrorisme en dienovereenkomstig passende maatregelen te nemen, alsmede

- uitvoering te geven aan specifieke maatregelen in het kader van de strijd tegen het terrorisme, overeenkomstig Resolutie 1373 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, die voorziet in een breed scala van alomvattende stappen en strategieën ter bestrijding van het terrorisme, met inbegrip van financiële maatregelen.


5. Ook is de Europese Raad verheugd over de vooruitgang die geboekt is bij de tenuitvoerlegging van het EVDB na de verklaring over het operationaliseren van het Europees veiligheids- en defensiebeleid. Dankzij deze vooruitgang heeft de Unie haar eerste besluit kunnen nemen tot uitvoering van een crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie - de politiemissie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina (EUPM). De EUPM is een voorbeeld van de wijze waarop de Europese Unie zich inzet voor het stabiliseren van regio's na de beëindiging van een conflict en van de wijze waarop zij bijdraagt aan de totstandbrenging van de rechtsstaat. Door de bevordering van stabiliteit, mede via de versterking van de plaatselijke wetshandhavingsvermogens, normen en standaarden, draagt de Europese Unie ertoe bij dat terroristische organisaties geen voet aan de grond krijgen. Zoals verklaard tijdens de Europese Raad van Laken zal het GBVB dankzij de militaire en civiele vermogens die de Europese Unie ten behoeve van de crisisbeheersing ontwikkelt, krachtiger worden en beter bijdragen tot de bestrijding van het terrorisme, hetgeen alle betrokken volkeren ten goede zal komen.


6. Het EVDB zal verder worden versterkt naarmate de lidstaten hun militaire en civiele vermogens voor crisisbeheersing vergroten. Daartoe onderstreept de Europese Raad andermaal hoeveel belang hij hecht aan de tijdige verwezenlijking van de doelstellingen in het kader van het hoofddoel. In dit verband moet bij de uitwerking van het EVDB meer rekening gehouden worden met de eventueel benodigde vermogens voor terrorismebestrijding, zulks in overeenstemming met de Petersbergtaken en de bepalingen van het Verdrag.


7. In het kader van de bestrijding van het terrorisme dient de Europese Unie, ook op het gebied van het GBVB en het EVDB, bij voorrang maatregelen te nemen die gericht zijn op:


- grotere inspanningen ten behoeve van conflictpreventie;
- een intensievere politieke dialoog met derde landen om de strijd tegen het terrorisme te bevorderen, mede door middel van de bevordering van de mensenrechten en de democratie, alsmede via non-proliferatie en wapenbeheersing, en door het verlenen van passende internationale bijstand aan die landen;
- de uitbreiding van regelingen voor informatieuitwisseling en het bevorderen van de opstelling van situatiebeoordelingsverslagen en verslagen in het kader van vroegtijdige waarschuwing, met gebruikmaking van een zo breed mogelijk scala van bronnen;
- de uitwerking van onze gemeenschappelijke evaluatie van de terroristische bedreiging voor de lidstaten alsmede het in het kader van het EVDB buiten de Unie bij crisisbeheersingsoperaties ingezette militaire personeel, met inbegrip van de bedreiging die wordt gevormd door het gebruik van massavernietigingswapens door terroristen;

- de bepaling van de militaire vermogens die nodig zijn om militairen die worden ingezet in het kader van crisisbeheersingsoperaties van de Europese Unie tegen terroristische aanslagen te beschermen;

- nader onderzoek hoe militaire en civiele vermogens ingezet kunnen worden ter bescherming van de burgerbevolking tegen de gevolgen van terroristische aanslagen.


8. De Europese Raad verzoekt het voorzitterschap en de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, alsmede waar passend de Commissie, hun inspanningen op deze prioritaire gebieden te intensiveren door het bevorderen van coördinerende werkzaamheden binnen de Raadsinstanties en met de betrokken internationale organisaties, met name de Verenigde Naties en de NAVO, teneinde de doeltreffendheid van de bijdrage van het GBVB, met inbegrip van het EVDB, aan de strijd tegen het terrorisme te vergroten, en hierover verslag uit te brengen aan de Raad Algemene Zaken.

BIJLAGE VI

VERKLARING OVER HET MIDDEN-OOSTEN

De crisis in het Midden-Oosten is op een kritiek keerpunt aanbeland. Verdere escalatie zal de situatie onbeheersbaar maken. De partijen kunnen op eigen kracht geen oplossing vinden. Politieke actie van de hele internationale gemeenschap is dringend geboden. Het Kwartet zal daarbij een sleutelrol moeten spelen door een vredesproces in gang te zetten.

De Europese Raad steunt het spoedige bijeenroepen van een internationale conferentie. Deze conferentie dient zowel politieke en economische als veiligheidsaspecten te bespreken. Zij moet de verschillende onderdelen van de politieke oplossing bekrachtigen en een realistisch en nauwkeurig tijdschema vaststellen.

De Europese Raad veroordeelt met klem alle terroristische aanslagen tegen Israëlische burgers. Het vredesproces en de stabiliteit van de regio mogen niet door terrorisme gegijzeld worden. De strijd tegen het terrorisme moet worden voortgezet, maar tegelijkertijd moeten ook de onderhandelingen over een politieke oplossing worden voortgezet.

Een regeling kan enkel en alleen door onderhandelingen tot stand komen. De doelstelling is dat een eind wordt gemaakt aan de bezetting en spoedig een democratische, levensvatbare, vreedzame en soevereine staat Palestina tot stand wordt gebracht, op basis van de grenzen van 1967, zo nodig met kleine door de partijen overeengekomen aanpassingen. Het eindresultaat dienen twee staten te zijn die naast elkaar bestaan binnen veilige en erkende grenzen en normale betrekkingen met hun buurlanden onderhouden. In dit verband moet een billijke oplossing worden gevonden voor het complexe vraagstuk van Jeruzalem alsmede een rechtvaardige, levensvatbare en gezamenlijk overeengekomen oplossing voor het probleem van de Palestijnse vluchtelingen.

Hervorming van de Palestijnse autoriteit is van essentieel belang. De Europese Raad verwacht van de Palestijnse autoriteit dat zij werk maakt van haar toezeggingen inzake de hervorming van de veiligheidsdiensten, spoedige verkiezingen en politieke en bestuurlijke hervormingen. De Europese Unie bevestigt bereid te zijn deze hervormingen te blijven steunen.

Aan de militaire operaties in de bezette gebieden moet een eind komen. Beperkingen op de vrijheid van verplaatsing moeten worden opgeheven. Muren zullen geen vrede brengen.

De Europese Unie staat klaar om ten volle bij te dragen aan de wederopbouw, alsmede aan de wederopbouw van de Palestijnse economie als integraal onderdeel van de ontwikkeling van de regio.

De Europese Unie zal zich samen met de partijen en met haar partners in de internationale gemeenschap, met name met de Verenigde Staten in het kader van het Kwartet, inzetten om elke kans op vrede en op een behoorlijke toekomst voor de hele bevolking van de regio te grijpen.

BIJLAGE VII

VERKLARING VAN DE EUROPESE UNIE BETREFFENDE INDIA EN PAKISTAN

De Europese Raad heeft zich beraden over de spanningen tussen India en Pakistan. Hij juicht de stappen toe die Pakistan onlangs heeft gezet om het grensoverschrijdende terrorisme aan te pakken, en de maatregelen die India vervolgens heeft aangekondigd om de escalatie te keren. De Europese Raad merkt op dat de toestand niettemin zorgen blijft baren en dat het uitbreken van een oorlog catastrofale gevolgen kan hebben voor de regio en daarbuiten.

Derhalve roept de Europese Raad Pakistan op om overeenkomstig de reeds gedane toezeggingen en conform de internationale verbintenissen, met name die welke voortvloeien uit Resolutie 1373 (2001) van de VN-Veiligheidsraad, verder concrete actie te ondernemen om een einde te maken aan infiltraties over de demarcatielijn en te verhinderen dat terroristische groeperingen vanuit door Pakistan gecontroleerd grondgebied opereren, met name door opleidingskampen te sluiten. De Europese Raad spoort India en Pakistan ertoe aan een doeltreffend en voor beide partijen aanvaardbaar controlesysteem in te stellen om een einde te maken aan de infiltraties. De Europese Raad onderstreept het gemeenschappelijk belang van alle landen bij het bestrijden van terrorisme.

De Europese Raad moedigt India aan klaar te staan met verdere maatregelen om de escalatie te keren zodra Pakistan laat zien dat het stappen zet om zijn verbintenissen na te komen. De Europese Raad onderstreept het belang van vrije, eerlijke en algemene verkiezingen dit najaar in Jammu en Kashmir.

De Europese Raad roept beide partijen op toe te treden tot het NPV, en het CTBT te ondertekenen en te bekrachtigen.

De Europese Raad bevestigt dat de Europese Unie vastbesloten is met India en Pakistan en met andere leden van de internationale gemeenschap samen te werken om te zoeken naar mogelijke vertrouwenwekkende maatregelen om de acute crisis af te wenden, en beide partijen te blijven aanmoedigen om via bilaterale dialoog tot een permanente oplossing van de geschillen tussen beide landen te komen. Een spoedig bezoek van de hoge vertegenwoordiger aan de regio is gepland.

BIJLAGE VIII

LIJST VAN BASISVERSLAGEN/VERSLAGEN VOOR DE EUROPESE RAAD Maatregelen om de Raad voor te bereiden op de uitbreiding: verslag van het voorzitterschap aan de Europese Raad

Mededeling van de Commissie over de actieplannen voor bestuurlijke en gerechtelijke capaciteit en de monitoring van toezeggingen van de landen waarmee toetredingsonderhandelingen worden gevoerd

Verslag van de Commissie aan de Raad: De Europese uitbreiding toegelicht

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Naar een geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie

Nota van het voorzitterschap over de uitbreiding

Verslag van het voorzitterschap over de vorderingen bij de bestrijding van illegale immigratie

Nota van het voorzitterschap over de samenwerking met derde landen van oorsprong en doorreis teneinde te komen tot een gezamenlijke bestrijding van de illegale immigratie

Conclusies van de Raad JBZ betreffende maatregelen ter voorkoming en bestrijding van illegale immigratie en van mensensmokkel en mensenhandel over zee

Plan voor het beheer van de buitengrenzen

Ontwerp-conclusies van de Raad over de voorbereiding van de Wereldtop over duurzame ontwikkeling

Verslag van het voorzitterschap: Een nieuwe impuls geven aan de strategie van Lissabon: Voortgang bij de uitvoering van de door de Europese Raad van Barcelona goedgekeurde opdrachten

Mededeling van de Commissie - Europese governance: Een betere wetgeving

Mededeling van de Commissie - Actieplan "Vereenvoudiging en verbetering van de regelgeving"

Mededeling van de Commissie - Raadplegingsdocument: Naar een krachtiger cultuur van raadpleging en dialoog

Mededeling van de Commissie over effectbeoordeling

Mededeling van de Commissie: "Naar de volledige uitrol van het mobiele communicatiesysteem van de derde generatie"

Verslag van de Commissie aan de Raad over het gebruik van internet bij de ontwikkeling van samenwerkingsverbanden tussen instellingen voor voortgezet onderwijs in Europa

Mededeling van de Commissie: "eEuropa 2005": een informatiemaatschappij voor iedereen

Verslag van de Commissie over de stand van de werkzaamheden betreffende de richtsnoeren inzake steunmaatregelen van de staten in verband met diensten van algemeen economisch belang

Aanbeveling van de Raad betreffende de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap

Verslag van de Raad ECOFIN: Administratieve samenwerking op het gebied van belastingen

Verslag van de Raad ECOFIN: Belastingpakket

Energiebelasting - voortgangsverslag

Verslag van het voorzitterschap over het Europees veiligheids- en defensiebeleid

Verslag van het voorzitterschap over de uitvoering van het Europees programma voor de preventie van gewelddadige conflicten

Conclusies van de Raad inzake Kaliningrad

Verslag van de Raad over de uitvoering van de gemeenschappelijke strategie van de Europese Unie ten aanzien van Rusland

Artikel 299, lid 2. Tenuitvoerlegging van de strategie voor de duurzame ontwikkeling van de ultraperifere regio's - Balans van de geboekte vooruitgang en werkprogramma, met indicatief tijdschema

(1)
De nieuwe bepalingen inzake de Raadsformaties zullen door het Deense voorzitterschap worden toegepast voorzover het reeds geplande vergaderrooster dit toelaat.
(2)
Met inbegrip van EVDB en ontwikkelingssamenwerking. (3)
Met inbegrip van begroting.
(4)
Met inbegrip van civiele bescherming.
(5)
Met inbegrip van toerisme.
(6)
Met inbegrip van de audiovisuele sector.