Vlaamse overheid
Vlaamse regering
PERSMEDEDELING VAN DE VLAAMSE REGERING VERGADERING VAN 21 JUNI 2002
Synthesenota leefmilieu en ruimtelijke ordening
Inleiding
Om de uitvoering van het regeerakkoord verder te
verwezenlijken, heeft de Vlaamse Regering een consensus
bereikt rond de volgende dossiers inzake leefmilieu en
ruimtelijke ordening. Zij zullen binnen de vastgelegde
timing prioritair worden behandeld.
De goedkeuring van deze synthesenota geeft het belang aan
dat de Vlaamse Regering hecht aan deze programmapunten
uit het regeerakkoord. Met deze beslissing geeft ze de
functioneel bevoegde ministers de nodige ruggensteun bij
de uitvoering van de hierna volgende projecten.
Voor alle duidelijkheid stelt de Vlaamse Regering dat op
geen enkele wijze afstand wordt genomen van het bestaande
regeerakkoord, noch van de principes die eraan ten
grondslag liggen.
Naar een nieuw RSV
De Vlaamse regering bevestigt de principes van het
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) als
uitgangspunt van het regeringsbeleid.
Zij stelt vast dat de uitvoering van het RSV geen
gemakkelijke klus is. Ze wenst daarom maatregelen te
nemen die een versnelde uitvoering op het vlak van wonen
en werken mogelijk maken. En ze wil zich tevens nu reeds
beraden over de voorbereiding van een tweede RSV.
De meeste afbakeningsprocessen van het RSV zijn opgestart. Zij vergen echter meer tijd en gespecialiseerde mankracht dan verwacht.
Voor de versnelde afbakening van de grootstedelijke en
regionaalstedelijke gebieden, de Vlaamse zeehavens en het
economisch netwerk Albertkanaal en voor de opmaak van
ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP's) voor historisch
gegroeide zonevreemde bedrijven en diverse strategische
projecten zullen bij de Afdeling Ruimtelijke Planning van
AROHM tien extra statutaire krachten worden aangeworven,
naast de 10 extra krachten voor de RUP's voor de VEN-
gebieden (zie verder).
Om het huidige RSV versneld uit te voeren en het tweede
RSV voor te bereiden zijn volgende fasen noodzakelijk:
-In een eerste fase worden enkele specifieke knelpunten
inzake wonen en werken, snel weggewerkt.
Het betreft met name een eensluidende interpretatie van
de cijfermatige gegevens over de woonbehoeften en de
behoefte aan bedrijventerreinen.
-De tweede fase betreft een meer algemene evaluatie van
het RSV. Dit kan resulteren in een bijstelling van het
bestaande document. Het gaat hier veeleer om een verdere
concrete uitwerking van de fundamentele uitgangspunten
van het RSV en niet om de concepten op zich.
-Het derde spoor betreft tenslotte de opmaak van een
volledig hernieuwd RSV II in 2007.
Dit RSV II wordt voorbereid op basis van een
wetenschappelijke evaluatie. Die dient onder meer de
uitgangspunten voor het nieuwe RSV te verkennen, zodat
tegen 2007 een beslissing over het aangepaste RSV kan
genomen worden. Tegen eind dit jaar wordt de Vlaamse
regering een plan van aanpak over de herziening van het
RSV voorgelegd. Dit plan houdt rekening met zowel de
inhoudelijke, procedurele als conceptuele evaluatie van
het huidig RSV.
Wonen en bouwen betaalbaar houden
Ca. 55% van de woonuitbreidingsgebeiden (WUG), of 16.343
ha, was eind 2000 nog onbebouwd. Dit is een potentieel
van 300.000 bouwkavels. Een lineaire extrapolatie op
basis van een 100-tal inventarissen van onbebouwde
percelen levert naar schatting nog eens 200.000
onbebouwde percelen op. Deze reserve is wellicht niet
volledig geschikt of beschikbaar. Verdichting mag niet
leiden tot onleefbaarheid.
Zoals eerder bepaald, vertrekt de Vlaamse Regering van de
woonbehoeftestudie op basis van een gesloten
bevolkingsprognose ter vrijwaring van het buitengebied en
de 60-40 verdeling van bijkomende woningen tussen het
stedelijk gebied en het buitengebied.
Ook de versnelde uitvoering van het RSV en het 'a priori'
op de markt brengen van de onbebouwde percelen binnen de
woongebieden blijven als basisdoelstelling behouden.
Om renovatie en vernieuwbouwprojecten te stimuleren, om de kwaliteit en de verdichting van de woongebieden in de steden te verbeteren en om de stadsvlucht tegen te gaan, worden flankerende maatregelen uitgewerkt. Vóór het einde van het jaar zal een woonbeleidsplan aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd. Dit zal de instrumenten aanwijzen, zowel in ontradende als in stimulerende zin, om dit beleid te verwezenlijken.
Binnen de grootstedelijke, regionaalstedelijke en
kleinstedelijke gebieden en binnen de kernen van de
hoofddorpen kunnen, in functie van bovenvermelde
doelstellingen en uitgangspunten, de WUG gefaseerd worden
aangesneden. Zij moeten in dat geval voldoen aan de
volgende criteria:
-ze sluiten aan bij de woonkernen en zijn
inbreidingsgericht;
-ze kaderen in het algemeen mobiliteitsbeleid;
-ze zijn gemakkelijk en goed ontsluitbaar;
-er is geen interferentie met andere regelgeving (bv.
overstromingsgebied);
-ze geven geen aanleiding tot lintbebouwing;
-ze worden effectief gerealiseerd met de vereiste
minimale woningdichtheden;
-enkel in gemeenten die ontradend optreden tegen
speculatieve doeleinden
-de gemeentebesturen krijgen de toelating kavels aan niet
marktconforme prijzen ter beschikking te stellen van een
te bepalen sociale doelgroep voor wie kavels aan
marktconforme prijs te hoog gegrepen zijn, door
voorwaarden op te leggen aan de eigenaar.
De huidige woonbehoeftestudies worden aangewend als
basismateriaal om de noden te onderkennen. Er wordt
evenwel afgestapt van de gesloten woonbehoefte per
gemeente en er wordt eerder gewerkt met een woonbehoefte
per bestuurlijk arrondissement. In het kader van de
uitvoering van de provinciale structuurplannen,
rapporteren de provinciebesturen hierover tweejaarlijks
aan de Vlaamse Regering.
In sommige grensstreken en aan de kust zal voor de
buitengebieden rekening worden gehouden met specifieke
dynamieken, zoals de grensimmigratie en de
pensioenmigratie, door welomlijnde grendels in te bouwen.
Op voorwaarde dat de totale oppervlakte aan woongebied niet toeneemt, kunnen, conform het regeerakkoord, bepaalde niet centraal gelegen WUG (en zelfs in beperkte mate woongebieden) omgeruild worden tegen meer centraal gelegen gebieden. Deze operaties dienen voorzien te worden in het gemeentelijk structuurplan.
De nodige maatregelen worden genomen opdat de gronden
betaalbaar blijven en/of worden voor de gemiddelde
bouwheer.
De nood aan meer sociale woningen is evident. De
beleidsintentie in het Vlaams regeerakkoord om 15.000
sociale woningen te realiseren, dient onverkort te worden
uitgevoerd.
Bijkomende sociale huurwoningen moeten bij voorkeur
kaderen in een 'kernenbeleid'. En er moet over gewaakt
worden dat de bijkomende sociale huurwoningen vooral daar
komen waar er (het meest) nood aan is.
Conform het regeerakkoord dient de voorkeur uit te gaan
naar kleinschalige invulprojecten. Dit is de beste manier
ook om een sociale mix te realiseren. In die zin kan er
geen vrijgeleide zijn om opnieuw voor grootschalige
projecten te kiezen. In een aantal gevallen waar wat
grotere projecten wel verantwoord zijn - zowel ruimtelijk
als inspelend op een sociale behoefte - kan een betere
sociale mix worden gerealiseerd door een evenredig deel
te voorzien voor sociale huurwoningen, sociale
koopwoningen/kavels en private zelfbouwers. Het deel dat
op die manier verloren gaat voor sociale huisvesting
dient dan gecompenseerd te worden bij private
verkavelingen.
Daarnaast moet het mogelijk zijn voor de stedelijke
sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM's) om bijkomende
sociale huurwoningen te realiseren. Het is immers
duidelijk dat de nood aan bijkomende sociale huurwoningen
zeker in steden groot is. Opdat de stedelijke SHM's hun
rol zouden kunnen spelen in het bijbouwen van sociale
woningen moet op korte termijn een oplossing gevonden
worden voor hun precaire financiële situatie.
Ruimte voor welvaartsopbouw
De afbakening van prioritaire bedrijventerreinen, conform
de bindende bepalingen van het RSV (gefaseerde
invulling), wordt versneld maar gefaseerd uitgevoerd via
deelprocessen (gewestelijke ruimtelijke
uitvoeringsplannen). Deze afbakening is evenwel
afhankelijk van economisch onderbouwde noden op het
terrein. De afbakening van het economisch netwerk van het
Albertkanaal, waarvan de studie nog maar recent is
opgestart, krijgt alleszins een prioritaire behandeling.
Voor bedrijventerreinen, waarvoor een dringende noodzaak
bestaat binnen de afbakening van de stedelijke gebieden
en in de economische knooppunten, kunnen deelprocessen
worden opgestart voordat de resultaten van de totale
afbakening bekend zijn.
Deze deelprocessen omvatten de terreinen zelf en hun
naaste omgeving. Voor die terreinen waarvoor op Vlaams
niveau een akkoord kan gevonden worden, dient niet eerst
het totale afbakeningsproces afgerond te worden.
De knelpunten inzake de op de gewestplannen reeds
voorziene bedrijvenzones, gesignaleerd binnen het SPRE,
dienen bij voorrang opgelost te worden.
Bij het opstellen van de RUP's zal aandacht geschonken
worden aan het saneren en opnieuw ontwikkelen van
brownfields in de betrokken regio, de multimodale
ontsluiting van de terreinen, de optimale benutting van
de gronden in het kader van het zuinig ruimtegebruik en
de leegstand van bestaande bedrijven.
Deze flankerende maatregelen worden vooraf of tenminste
gelijktijdig genomen met de voornoemde gefaseerde
invulling.
Tevens zal de noodzaak onderzocht worden of terreinen al
dan niet integraal door de overheid dienen ontwikkeld te
worden. PPS structuren moeten in ieder geval mogelijk
zijn.
De Vlaamse Regering bevestigt dat alles in het werk wordt
gesteld om de in het RSV voorziene 7.000 ha aan
bedrijventerreinen te realiseren tegen 2007.
Zonevreemde bedrijven
De Vlaamse regering heeft zich akkoord verklaard met
bijgaande principes. Zij heeft de minister van
Ruimtelijke Ordening opgedragen dit standpunt te
verwoorden tijdens de bespreking van de voorstellen van
decreet in het Vlaams Parlement.
De behandeling van de zonevreemde bedrijven zal uitgaan
van volgende krachtlijnen:
-verbouwen: het basisrecht om een bestaand, hoofdzakelijk
vergund zonevreemd gebouw te mogen verbouwen binnen het
bestaande bouwvolume geldt in alle bestemmingsgebieden
zonder dat daartoe planbaten aan de overheid zijn
verschuldigd. Indien dit basisrecht miskend wordt (door
het weigeren van de bouwvergunning) geldt een
aankoopverplichting voor de overheid;
-herbouwen: het basisrecht om een bestaand, hoofdzakelijk
vergund zonevreemd bedrijf te mogen herbouwen, conform
het bestaand bouwvolume, geldt in de ruimtelijk niet
kwetsbare gebieden zonder dat daartoe aan de overheid
planbaten verschuldigd zijn. Dit basisrecht geldt
eveneens in de niet kwetsbare gebieden in geval van
heirkracht, d.w.z. bij vernieling buiten de wil van het
bedrijf. In de kwetsbare gebieden geldt in dit geval een
aankoopverplichting door de overheid;
-uitbreiden: voor de uitbreiding van bedrijven wordt
gebruik gemaakt van het instrument planologisch attest.
Dit instrument wordt omgevormd tot een dynamisch bindend
document dat op vraag van het bedrijf door de bevoegde
overheid afgeleverd wordt. Het bedrijf zal zijn
ruimtelijke behoeften op korte termijn (minder dan 2
jaar) en zijn ruimtelijke behoeften op lange termijn (15
jaar) moeten voorleggen. Het attest vervalt indien de
uitbreidingsaanvraag voor de korte termijn niet binnen de
2 jaar na aflevering van het attest ingediend wordt.
Meer natuur en bos
Het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) wordt uitgebouwd door
in de eerste en de tweede fase samen 125.000 ha GEN
(Grote Eenheden Natuur) en GENO (Grote Eenheden Natuur in
Ontwikkeling) af te bakenen. In de tweede fase wordt
150.000 ha natuurverwevingsgebied en 750.000 ha agrarisch
gebied afgebakend, zoals het RSV bepaalt.
De ontwerpkaarten voor de 1e fase van de afbakening van het Vlaams Ecologisch Netwerk (87.000 ha) worden voor het zomerreces door de Vlaamse regering vastgesteld. Het openbaar onderzoek gaat in september van start.
Voor fase 2 van de afbakening zal in september 2002 een
administratie-overschrijdend project worden aangevat.
Vlaanderen wordt daarbij ingedeeld in 15 buitengebied-
regio's (3 per provincie).
De Vlaamse regering zal deze regeerperiode ontwerpen van
gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan inzake de
afbakening van de Agrarische Structuur en de Natuurlijke
Structuur voorlopig goedkeuren.
Bij de Afdeling Ruimtelijke Planning van AHROM zullen
hiervoor 10 extra personeelsleden worden aangeworven.
Binnen de andere betrokken administraties worden hiervoor
de nodige mensen vrijgesteld. Indien nodig zullen extra
aanwervingen mogelijk gemaakt worden.
Een decreet inzake de grondbank zal dit najaar ter
goedkeuring aan de Vlaamse regering worden voorgelegd.
Een van de kerntaken van de grondbank betreft de
organisatie van de uitruil van gronden tussen landbouw en
natuur.
De RUP's voor de VEN-gebieden 1ste fase worden voor het
jaareinde voorlopig door de Vlaamse Regering vastgesteld.
De RUP's voor de VEN-gebieden 2de fase worden eind dit
jaar via een administratie-overschrijdend project
aangevat.
De vervuiler betaalt
Vlaanderen zal nog zware financiële inspanningen moeten
leveren om de vervuiling uit het verleden weg te werken
en op milieuvlak een inhaaloperatie door te voeren. Een
nota die de financiering van het milieubeleid op een
nieuwe en doorzichtige leest schoeit, zal ter bespreking
voorgelegd worden aan het Vlaams Parlement. Deze nota
bevat volgende uitgangspunten:
Waar vervuiling niet kan voorkomen worden, dient het
principe "de vervuiler betaalt" te worden toegepast. Met
vervuiler wordt zowel de producent als de consument
bedoeld.
Indien de overheidsuitgaven voor collectieve
dienstverlening toe te wijzen zijn aan de veroorzaker,
wordt een retributie ingesteld. De opbrengst ervan gaat
integraal naar de financiering van de geleverde dienst.
Indien gemikt wordt op gedragsverandering worden regulerende heffingen ingesteld. De opbrengsten worden dan niet beschouwd als vaste inkomst voor de overheid. De grondslag en hoogte van deze heffingen worden dus niet afhankelijk gemaakt van de nood aan inkomsten.
Indien courante overheidsuitgaven niet toewijsbaar zijn worden ze betaald vanuit de algemene middelen.
Bij de hervorming van het heffingenstelsel wordt voor
elke heffing aangegeven welke de precieze doelstelling is
en hoe de heffing in de tijd zal evolueren. Die moet de
nodige rechtszekerheid bieden. Deze hervorming zal
rekening houden met de gangbare milieuheffingen in de
buurlanden.
Inzake de gemeentelijke riolering blijven de gemeenten
verantwoordelijk voor de aanleg en financiering,
desgevallend aangevuld met een verhoogde subsidie-
inspanning vanuit het Vlaams Gewest.
Bij het afkoppelingsbeleid voor bedrijven wordt uitgegaan
van meer zelfzuivering bij de bedrijven én een betere
werking van de collectieve waterzuivering. Bedrijven die
blijven gebruik maken van de riolering, betalen de reële
kostprijs voor de zuivering van hun afvalwater.
Heffingsprocedures worden op elkaar afgestemd via een
decretaal initiatief.
De aanwending van de eenmalige inkomsten uit de verkoop
van VMH-participaties zal mee in rekening worden
gebracht.
In het parlementair debat zal het principe van de
internalisering meegenomen worden als onderdeel van een
lange termijnvisie.
In het kader van het begrotingsdebat zullen deze
principes cijfermatig afgetoetst worden.
Milieuregelgeving vereenvoudigen
De Vlaamse regering keurt nog voor het zomerreces een
ontwerpdecreet integrale voorwaarden en uniek loket goed.
Met integrale voorwaarden wordt het mogelijk bepaalde
bedrijven, die vandaag vergunningsplichtig zijn, uit het
systeem van vergunningen te halen. Voor hen wordt dan een
kant en klaar pakket van milieuvoorwaarden voorzien. Dit
najaar nog wordt van start gegaan met 2 sectoren. Voor
andere bedrijfssectoren die voor deze aanpak in
aanmerking komen, wordt een tijdstabel voor deze
regeerperiode opgesteld.
Met het project 'uniek loket' wordt de informatiestroom
naar de overheid gestroomlijnd. De huidige versnipperde
en verouderde handhavingswetgeving wordt via een nieuw
handhavingsdecreet vervangen door een uniforme en actuele
wetgeving. Via een voldoende breed gamma aan instrumenten
wordt een betere afstemming mogelijk gemaakt tussen de
aard van de milieu-overtreding en de sanctie.
Er wordt in de nodige instrumenten voorzien om het Vlaams Gewest in staat te stellen over het hele grondgebied een gelijkwaardige handhaving te garanderen.
Vlaams klimaatplan
De Vlaamse regering bevestigt haar engagement om de
Kyoto-doelstelling te realiseren. Deze is voor België en
voornamelijk voor Vlaanderen vergaand en betekent een
enorme maatschappelijke en economische uitdaging.
Een goed eindresultaat veronderstelt dat ook op Federaal
en Europees niveau maatregelen worden genomen. Inzake de
inspanningen tussen de gewesten eist de Vlaamse regering
een verdeling gebaseerd op kostenefficiëntie. Dit is een
conditio sine qua non.
De Vlaamse regering zal deze maand het Vlaams klimaatplan
goedkeuren.
Nog minder restafval
In augustus 2002 gaat het openbaar onderzoek van start
over een nieuw Vlaams uitvoeringsplan huishoudelijke
afvalstoffen. Dit plan trekt offensief de kaart van de
afvalpreventie. De Vlaamse regering wil ertoe komen de
gemiddelde hoeveelheid restafval te beperken tot 150 kg
per inwoner per jaar. Er wordt voorzien in de bouw van
voorbehandelingsinstallaties en een wervelbedinstallatie
voor hoogcalorische verwerking. Het storten van
huishoudelijk en vergelijkbaar bedrijfsafval wordt
systematisch afgebouwd.
Vlaanderen is koploper in Europa wat betreft de
selectieve inzameling door de gezinnen. De inspanningen
van de bedrijven moeten op een zelfde niveau worden
gebracht. De producentenaansprakelijkheid wordt verhoogd
door de invoering van extra aanvaardingsplichten via een
uitvoeringsbesluit op het afvalstoffendecreet. Bij nieuwe
aanvaardingsplichten is er voldoende oog voor de
praktische uitwerking.
De Vlaamse regering machtigt de minister van Leefmilieu
om de onderhandelingen m.b.t. de Isvag-oven verder te
zetten ten einde een oplossing te bereiken in het kader
van het globaal afvalstoffenplan.
De privé-sector kan haar rol in de uitvoering van
afvalactiviteiten zoals de inzameling en verwerking
blijven spelen. Mogelijke instrumenten hiertoe zijn
publiek-private samenwerking (PPS), beheers- of
concessieovereenkomsten, waar resultaatsverbintenissen
worden voorgelegd. Monopolie- en oligopolievorming inzake
de verwerking van afvalstoffen worden vermeden.
De financiering van het afvalbeleid gebeurt enerzijds via
het principe 'de vervuiler betaalt' (producent en
consument), en anderzijds vanuit de algemene middelen
waardoor het principe van de inkomensgerelateerdheid
wordt gewaarborgd.
In het lopende kerntakendebat zal de Vlaamse Regering het
standpunt verdedigen dat de sturing van het afvalbeleid
een taak is van de Vlaamse overheid, de organisatie en de
coördinatie van de eindverwerking een taak is van de
provincie, en dat de ophaling, inzameling en
sensibilisering een taak is van de gemeente.
Integraal waterbeheer
De Vlaamse regering zal nog voor het zomerreces een
voorontwerp van decreet integraal waterbeleid goedkeuren.
Per watersysteem, of per hydrologische deelentiteit,
wordt gekomen tot werkbare en resultaatgerichte
structuren. Deze structuren staan in voor de
beleidsuitvoering en de afstemming van het waterbeleid
tussen besturen (horizontaal en verticaal), met inspraak
van sectoren en doelgroepen.
Het waterbeleid op deelbekkenniveau vormt de bouwsteen
voor het beleid op bekken- en stroomgebiedniveau (bottom-
up), terwijl de doelstellingen op niveau van stroomgebied
en bekken het kader vormen voor het deelbekken (top-
down).
De beleidsafstemming op deelbekkenniveau gebeurt door
planvorming in een interbestuurlijk samenwerkingsverband,
de waterschappen. Deze worden samengesteld uit
afgevaardigden van de gemeenten en de provincies. De
provincies krijgen de verantwoordelijkheid voor de
organisatie en de coördinatie van de opmaak van de
deelbekkenbeheersplannen.
De democratische vertegenwoordiging en een
vertegenwoordiging van de maatschappelijke belangen
worden gegarandeerd. Op het niveau van de bekkens is dit
gewaarborgd door het instellen van een orgaan met
mandatarissen uit de verschillende bestuurslagen, het
bekkenbestuur, en van een orgaan waarin de sectoren en
doelgroepen zetelen, de bekkenraad. Op deelbekkenniveau
blijft het primaat van de provincieraad en de betrokken
gemeenteraden gegarandeerd daar zij het beslissende
orgaan zijn voor de planvorming. De inbreng van sectoren
en doelgroepen wordt verzekerd via de adviesverlening
door de lokale MiNa-raden.
Elk bestuur blijft op deelbekkenniveau verantwoordelijk
voor de uitvoering van het beleid volgens de wettelijk
vastgelegde bevoegdheden, tenzij de betrokken besturen
opteren voor de overdracht van deze uitvoering naar het
waterschap. In dat geval verwerft het waterschap
rechtspersoonlijkheid, en wordt naast een
vertegenwoordiging van de gemeenten en provincies een
vertegenwoordiging van maatschappelijke sectoren (op
voordracht) voorzien in het bestuur. Eventuele polders en
wateringen in het deelbekken worden in het geval van een
waterschap opgeheven (overgangstermijn tot 2005), en het
personeel en patrimonium worden ingebracht in het
waterschap.
Er wordt een sterke band gecreëerd tussen integraal
waterbeleid en ruimtelijke ordening. In de mate dat
waterbeheersplannen een wijziging impliceren van
ruimtelijke structuurplannen of uitvoeringsplannen,
kunnen deze in herziening worden gesteld, zonder evenwel
in te grijpen in de autonome besluitvormingsprocedures
van de ruimtelijke ordening.
Brownfieldprojecten versnellen
De Vlaamse regering herwerkt dit najaar het
bodemsaneringsdecreet tot een bodembeschermingsdecreet.
Zij gaat daarbij uit van de principes in het
regeerakkoord en de voorbije bespreking in het Vlaams
Parlement.
Het bodembeschermingsdecreet voorziet in nieuwe
instrumenten die een betere financiële ondersteuning
toelaten van particulieren en bedrijven die
geconfronteerd worden met een bodemverontreiniging
waarvoor zij niet aansprakelijk zijn.
Het decreet wordt ook op maat gemaakt van de aanpak van
de saneringen van waterbodems, waarbij de verschillende
waterloopbeheerders meer zullen worden aangespoord en
verplicht tot onderzoeken en saneringen over te gaan. Dit
gebeurt in afstemming met het decreet Integraal
Waterbeleid.
De Vlaamse regering versnelt de brownfieldaanpak. In
2003 worden 3 brownfieldprojecten effectief gerealiseerd:
Willebroek Noord, la Floridienne en Ballmat.
Via de site-aanpak worden brownfieldprojecten in woonzones sneller gerealiseerd. Voor saneringen in woonzones worden omwille van de volksgezondheid en de omgevingskwaliteit extra financiële middelen vrijgemaakt. Om redenen van stadsvernieuwing gaat hierbij bijzondere aandacht naar de steden Gent en Antwerpen.
Een bodemsaneringsfonds wordt opgericht. De
bedrijfssectoren worden gevraagd hierin samen met de
overheid te participeren.
Landschap erkennen in ruimtelijke ordening
De Vlaamse regering zal via een decreet
erfgoedlandschappen de landschapszorg integreren in de
ruimtelijke ordening. Dit wordt mogelijk door de
ankerplaatsen, namelijk de meest waardevolle landschappen
zoals weergegeven in de Landschapsatlas (2001), aan te
duiden (maar niet af te bakenen) als erfgoedlandschap.
Deze aanduiding kan geschieden via een of meerdere
besluiten van de Vlaamse Regering, na bestuurlijke
advisering en zonder openbaar onderzoek. Na de aanduiding
als erfgoedlandschap kunnen de kenmerken en kwaliteiten
van het betrokken landschap worden meegenomen als element
in het afwegingskader bij de opmaak van RUP's op de
diverse bestuurlijke niveaus.
Het decreet zal enkele algemene voorschriften bevatten
inzake het behoud van de erfgoedlandschappen. Het creërt
ook de mogelijkheid om het landschapsbeheer in de
aangeduide erfgoedlandschappen te ondersteunen.
Voor het zomerreces wordt een voorontwerp aan de Vlaamse
regering voorgelegd.
Vinger aan de Europese pols
Het beleid van de Vlaamse Gemeenschap wordt in toenemende
mate aangestuurd door de Europese Unie. Inzake milieu is
dat zeker het geval. Daarom werden al in het Vlaams
regeerakkoord initiatieven aangekondigd om de Europese
beleidscoördinatie op Vlaams niveau te verbeteren, de
betrokkenheid van het Vlaams Parlement bij het EU-beleid
te verhogen, en de Vlaamse vertegenwoordiging bij de EU
te versterken. Bovendien heeft de Vlaamse Regering de
Vlaamse bijdrage tot het Belgisch EU-voorzitterschap
geëvalueerd.
Op grond van die evaluatie en van het regeerakkoord,
worden nog dit jaar maatregelen genomen om de Vlaamse
overheid proactiever te laten optreden in Europa. De
Vlaamse overheid wil in een zo vroeg mogelijk stadium
aansluiten op het Europese besluitvormingsproces, en de
dossiers doorheen hun verdere traject zo intens mogelijk
behartigen.
Vanuit de Vlaamse vertegenwoordiging bij de EU dienen zo
vroeg mogelijk de knipperlichten aan te gaan, als een
soort "early warning system", wanneer de Europese
Commissie initiatieven plant die gevolgen hebben voor de
Vlaamse bevoegdheidserreinen. Het verdient aanbeveling
dat de voornaamste Vlaamse departementen een
verbindingspersoon onderbrengen in deze Vlaamse
vertegenwoordiging bij de EU.
Vervolgens moet in een veel vroeger stadium - en
alleszins voor de besluitvorming wordt afgerond - de
verwachte impact (administratief, budgettair, legistiek)
van Europese voorstellen worden ingeschat.
De Vlaamse overheid zal tegelijk via een soepele,
horizontale, gemengde overlegstructuur haar standpunten
en strategie aangaande een Europees dossier voorbereiden
en formuleren. Deze werkwijze geldt niet enkel voor
(voorgenomen) voorstellen van Europese regelgeving, maar
ook voor (voorgenomen) voorstellen van beslissingen,
zoals bvb. in inbreukdossiers.
In welomschreven gevallen is het aangewezen dat dit
overleg uitmondt in een standpunt van de Vlaamse
regering.
Deze inspanningen moeten leiden tot de volgende
resultaten: een beter gedocumenteerde en gemandateerde
deelname aan en opvolging van de EU-comités en
werkgroepen; een sterkere onderhandelingspositie bij de
intern-Belgische standpuntbepaling; en de mogelijkheid om
een rol te spelen in de alliantievorming tussen de
lidstaten.
Deze pro-actievere benadering van de EU-besluitvorming
zal trouwens ook positieve gevolgen hebben voor de
tijdige omzetting en toepassing van EU-richtlijnen.
De versterking van de betrokkenheid van Vlaanderen bij de
EU kan ook via detachering van ambtenaren uit de
betrokken sectoren naar de diensten van de Europese
Commissie. In de eerstvolgende bijsturing van het Vlaams
Personeelsstatuut zijn de nodige maatregelen voorzien om
detacheringen te versoepelen. Het spreekt voor zich dat
gedetacheerde ambtenaren bij hun terugkeer hun kennis en
ervaring ruim ten dienste zullen kunnen stellen van het
betrokken departement.
persinfo : Bart Tommelein, woordvoerder van
de minister-president - tel. 02 553 29 11
e-mail: persdienst.dewael@vlaanderen.be