Ministerie van Economische Zaken Berichtnaam: Vragen kamerleden van dijke en van den berg Nummer: 98 Datum: 20-06-2002
De leden Van Dijke (ChristenUnie) en Van den Berg (SGP) hebben aan de ministers van Economische Zaken en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op 09-04-2002 de volgende schriftelijke vragen gesteld.
1 Kent u het bericht Gasexpansieturbine: stroom maken uit de druk op het aardgasnet 1), alsmede het artikel Optimaal profijt van aardgasdruk? 2) Bent u op de hoogte van de op 26 maart jl. te Leusden gehouden workshop Nieuwe ontwikkelingen in de gasexpansie en de evaluatie en enquête die naar aanleiding hiervan zijn gepubliceerd op www.gasexpansie.nl?
2 Hoeveel vermogen staat momenteel opgesteld in Nederland aan gasexpansieturbines, de techniek waarbij de reductie van de aardgasdruk in gasinkoopstations wordt gebruikt voor aandrijving van turbines waarmee elektriciteit kan worden opgewekt?
3 Is het waar dat de belangstelling voor gasexpansieprojecten is weggeëbd als gevolg van de liberalisering van de energiesector? Bent u het eens met de conclusie uit de evaluatie van de workshop over gasexpansie, dat deze optie meer aandacht van de overheid verdient? 3)
4 Is het potentieel voor elektriciteit uit gasexpansie bij gasinkoopstations, waar de gasdruk wordt teruggebracht van 40 naar 8 bar en ook van 8 bar naar 2 bar, circa 150 MW? Bent u bereid nader onderzoek te doen naar het landelijk potentieel?
5 Is de potentiële reductie van broeikasgasemissies en verzurende stoffen door toepassing van gasexpansie vergelijkbaar met die van een groot windpark op zee (0,3 á 0,4 Mton CO2)? Bent u bereid nader onderzoek te doen naar het landelijk reductiepotentieel?
6 Bent u betrokken bij onderzoek en ontwikkeling naar deze veelbelovende techniek? Zo ja, met welke middelen en via welke (onderzoeks-)instellingen? Zo neen, waarom niet?
7 Is elektriciteit uit gasexpansie (mits de aardgasstroom voor drukreductie wordt opgewarmd met gebruikmaking van industriële afvalwarmte, warmte uit biomassa of een warmtepomp) emissievrij? Is elektriciteit uit gasexpansie daarmee schoner dan opwekking van elektriciteit uit WKK-centrales, aangezien daarbij aardgas wordt verstookt en NOx wordt uitgestoten?
8 Levert het gebruik van gasexpansie met opwarming van het aardgas door een conventionele WKK of een gasgestookte ketel een aanzienlijke energiebesparing op ten opzichte van de Eemscentrale, die door EZ als norm voor besparing wordt gehanteerd?
9 Is elektriciteit uit gasexpansieturbines een vorm van op duurzame wijze geproduceerde energie, gezien het feit dat benutting van aardgasdruk gedurende de komende eeuw een beschikbare energieoptie kan blijven en het hier voorts om emissievrije elektriciteitsopwekking gaat (mits opwarming van de aardgasstroom voor drukreductie plaatsvindt met behulp van industriële afvalwarmte, warmte uit biomassa of een warmtepomp)?
10 Geeft het antwoord op de vorige vraag u aanleiding om energie opgewekt met een gasexpansieturbine alsnog te kwalificeren als vorm van duurzame energie en op grond van artikel 36o lid 7 van de Wet belastingen op milieugrondslag geheel of gedeeltelijk vrij te stellen van de Regulerende Energiebelasting?
11 Waarom neemt Gasunie Gastransport Services het aardgasverbruik voor het voorverwarmen van aardgas in reduceerstations wel voor haar rekening bij conventionele drukreductie door een smoorklep, maar niet wanneer er een gasexpansieturbine wordt toegepast door een energiebedrijf of industriële gebruiker? Ziet u aanleiding om deze situatie via regelgeving door de DTe te laten wijzigen?
---
1 Trouw, 21 maart jl.
2 Energietechniek 3, maart jl., p.30-33 (uitgave Stichting Energietechniek)
3 zie www.gasexpansie.nl
De Minister van Economische Zaken, A. Jorritsma-Lebbink, heeft deze vragen mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer deze vragen als volgt beantwoord.
Ministerie van Economische Zaken
1 Ja.
2 Thans staat er in Nederland globaal 36 MWe aan gasexpansieturbines en gasexpansiemotoren opgesteld waarbij gebruik wordt gemaakt van de reductie van de aardgasdruk in gasontvangstations.
3 Naar ik van de energiebedrijven heb begrepen, hebben de liberalisering en de daarmee samenhangende fusies van energiebedrijven inderdaad de aandacht voor gasexpansieprojecten verminderd. Ook de dalende kWh-prijzen en goedkope import zijn hier mede debet aan geweest. Via generieke regelingen is ondersteuning mogelijk. Over de aandacht van de overheid voor deze optie verwijs ik u verder naar het antwoord op vraag 10.
4 In de jaren negentig is onderzoek gedaan naar het technisch potentieel aan gasexpansievermogen, gebruikmakend van de drukreductie in gasontvangstations van 40 naar 8 bar. Dit potentieel werd geraamd op 125 MWe, waarvan circa 55 MWe bij de gasontvangstations van de energiedistributiebedrijven. Zoals boven aangegeven, is inmiddels 36 MWe gerealiseerd, waarvan 26 MWe bij de gasontvangstations van de energiedistributiebedrijven; de rest bij industrieën en elektriciteitscentrales.
Eind jaren negentig hebben Gasunie, EnergieNed en NOVEM aan het toenmalige Projectbureau Warmte/Kracht (nu COGEN-Nederland) een studieopdracht verleend om in het kader van het CO2-reductieplan een nieuwe inventarisatie te maken van het resterende gasexpansiepotentieel bij de gasontvangstations van energiedistributiebedrijven. Deze inventarisatie, waarbij veel informatie is aangedragen door de betreffende energiebedrijven, leverde een technisch potentieel op van ruim 18 MWe. Het technisch potentieel aan gasexpansievermogen bij drukreductie van 8 naar 2 bar in de netten van de energiedistributiebedrijven is niet bekend. Volgens een ruwe schatting van Gasunie zou hier nog een technisch potentieel in de orde van 100 MWe aanwezig kunnen zijn.
Gegeven deze beschikbare informatie acht ik het nader onderzoeken van het potentieel aan gasexpansie niet noodzakelijk.
5 Ruwweg kan worden gerekend met een CO2-reductie bij gasexpansie van 1,25 Kton/MWe. Bij realisatie van 100 MWe wordt derhalve een reductie van 0,125 Mton CO2 per jaar bereikt, vergelijkbaar met genoemde reductie bij toepassing van een windpark. Deze ruwe cijfers geven voldoende inzicht in het landelijk reductiepotentieel zodat onderzoek niet nodig is.
6 De energiebesparing bij gasexpansie wordt vooral bereikt door een combinatie van bestaande technieken. Deze behoeven geen nader onderzoek.
7 Elektriciteit uit gasexpansie is inderdaad schoner dan opwekking van elektriciteit uit WKK-centrales. Afhankelijk van de warmtebron is elektriciteitsopwekking uit gasexpansie emissievrij. Dit is bijvoorbeeld het geval bij benutting van afvalwarmte. Er is dan wel een duidelijke definiëring van afvalwarmte noodzakelijk. Indien er geen emissie wordt toegerekend aan biomassa, is dit ook het geval bij warmte uit biomassa. In werkelijkheid is er bij warmteopwekking uit biomassa wel sprake van een rookgasemissie. Bij toepassing van een warmtepomp is er geen sprake van een emissie, maar zal het totale opwekkingsrendement lager zijn.
8 Indien de opwarming van het aardgas geschiedt met warmte uit een conventionele WKK-installatie, is het rendement van elektriciteitsopwekking door gasexpansie groter dan 75% en daarmee efficiënter dan de Eemscentrale (ca. 55%). Bij gebruik van een CV-ketel voor de opwarming van het aardgas is het rendement groter dan 70%.
9 Energie uit aardgasdruk kan niet worden gekwalificeerd als duurzame energie. Aardgas en daarmee aardgasdruk zijn immers geen onuitputtelijke energiebronnen zoals wind, water en zon. Er is ten dele sprake van duurzame energie indien en voor zover een gedeelte van de benodigde warmte voor de aardgasexpansie afkomstig is uit een duurzame energiebron. De benutting van aardgasdruk moet gezien worden als een efficiencyverhogende maatregel, dus een vorm van energiebesparing. Door toepassing van deze techniek is het mogelijk CO2-reductie te realiseren.
10 Aangezien aardgas, dus ook aardgasdruk, geen vorm van duurzame energie is, zie ik geen reden aardgasdruk vrij te stellen van de Regulerende Energiebelasting. Volledigheidshalve wijs ik er op dat voor gasexpansie-installaties diverse vormen van ondersteuning mogelijk zijn. Ondersteuning is mogelijk via de Energie-investeringsaftrek (EIA), het CO2-reductieplan en het EZ-programma Energiebesparing door Innovatie (EDI), mits het project aan de criteria voldoet die voor de genoemde instrumenten gelden. Al deze programmas worden uitgevoerd door Senter. Aanvullend op de EIA kan bovendien gebruik worden gemaakt van de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL). Om een indruk van het gebruik van deze regelingen te geven:
In de periode 1996-1998 heeft Senter in opdracht van het ministerie van Economische Zaken de subsidieregeling NEWS (Nieuwe energie-efficiënte combinaties van Warmtekrachtsystemen) uitgevoerd. In deze voorloper van het EDI-programma zijn 7 projecten ondersteund, waarvan 5 zijn gerealiseerd. In het kader van het EDI-programma heeft recent een kennisoverdrachtproject over gasexpansie plaatsgevonden.
Vanuit het CO2-reductieplan heeft het Projectbureau, een samenwerkingsverband van Senter en Novem, 2 projecten met gasexpansie gehonoreerd, waarvan 1 is gerealiseerd.
Via de EIA/VAMIL hebben in de periode 1997-1999 in totaal drie gasexpansie-installaties ondersteuning gekregen.
11 Ik zie geen aanleiding om deze situatie via regelgeving door de DTe te laten wijzigen. Opwarming van het aardgas voorafgaand aan drukreductie met een smoorklep is een noodzakelijk onderdeel van het bedrijfsproces van Gastransport Services om het gas bij de contractueel afgesproken temperatuur en druk af te leveren. Voor levering aan een gasexpansie-installatie wordt contractueel bij de heersende temperatuur en druk gas afgeleverd. De kosten die afnemers vervolgens moeten maken voor het gebruik van dit gas - bijvoorbeeld voor gasexpansie - komen voor eigen rekening.