NU'91
Is loon een zorg?
Een vergelijkend onderzoek naar de beloning
van verpleegkundigen en verzorgenden
Eindrapport
Opdrachtgever: Nieuwe Unie '91
ECORYS-NEI
Arbeid & Sociaal Beleid
Wouter Koolmees
Jens-Leendert Waaijers
Dimitry Patoir
Rotterdam, 13 juni 2002
RG/E6644.1rap
ECORYS-NEI
Postbus 4175
3006 AD Rotterdam
K.P. van der Mandelelaan 11
3062 MB Rotterdam
T 010 453 88 00
F 010 453 36 80
E info@ecorys.com
W www.ecorys.com
K.v.K. nr. 24316726
RG/E6644.1rap
RG/E6644.1rap
Inhoudsopgave
Voorwoord
Samenvatting
1 Inleiding 11
1.1 Achtergrond 11
1.2 Doel- en vraagstelling 12
1.3 Leeswijzer 13
2 Uitwerking van de onderzoeksvraag 15
2.1 Gebruikte gegevens; het AVO-bestand 15
2.2 Selectie van werknemers 17
2.3 Selectie van sectoren 18
2.4 Operationalisatie van beloningscomponenten 18
2.5 Samenvattend 20
3 Theorie en methode van vergelijken 21
3.1 Theoretisch kader 21
3.1.1 Factoren van invloed op beloning 21
3.1.2 Verschillen in beloning 22
3.1.3 Beloning als onderdeel van de totale kwaliteit van de arbeid 23
3.2 Methode van berekening 24
3.3 Samenvattend 25
4 Resultaten 27
4.1 Beloning naar achtergrondkenmerken 27
4.1.1 Beloning naar functieniveau en sector 27
4.1.2 Beloning naar functieniveau, sector en leeftijd 28
4.1.3 Beloning naar functieniveau, sector, leeftijd en dienstverband 31
4.2 Multivariate analyse 32
5 Conclusies 35
5.1 Resultaten 35
5.1.1 Beloning naar functieniveau 35
5.1.2 Beloning naar leeftijd 36
5.1.3 Ontwikkelingen na oktober 2000 36
5.2 Wat betekenen de resultaten? 36
RG/E6644.1rap
Bijlagen 39
Bijlage 1 Functieniveaus 41
Bijlage 2 Opleidingsniveaus 43
Bijlage 3 Omschrijving looncomponenten in het onderzoek 45
Bijlage 4 Verdeling van werknemers naar functieniveau en opleidingsniveau
in vier onderscheiden sectoren 47
Bijlage 5 Het model 49
Bijlage 6 Spreiding gemiddelden 51
Bijlage 7 Schattingsresultaten multivariate analyse 55
RG/E6644.1rap
Voorwoord
In opdracht van Nieuwe Unie '91, de beroepsorganisatie van de verpleging en verzorging,
heeft ECORYS-NEI een onderzoek uitgevoerd naar de beloning van verpleegkundigen en
verzorgenden in de vergelijking tot de beloning van werknemers in andere sectoren van
de Nederlandse economie.
Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van het zogenaamde AVO-bestand van de
Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Wij willen
de Arbeidsinspectie, en in het bijzonder mevrouw I. Pieters, bedanken voor het
beschikbaar stellen van het AVO-bestand voor het jaar 2000 en het geven van toelichting
bij het gebruik van het bestand.
Vanuit ECORYS-NEI is aan het onderzoek meegewerkt door Jens-Leendert Waaijers,
Dimitry Patoir en ondergetekende. Jos Blank heeft als intern adviseur opgetreden.
Het onderzoek is vanuit Nieuwe Unie '91 begeleid door de heer P. ten Kate. De
onderzoekers willen hem bedanken voor het commentaar op eerdere versies van het
rapport. De onderzoekers zijn echter verantwoordelijk voor de rapportage.
Wouter Koolmees
ECORYS-NEI
Arbeid & Sociaal Beleid
Rotterdam, 13 juni 2002
Is het loon een zorg? 5
Is loon een zorg?
Samenvatting
Achtergrond
Nieuwe Unie (NU)'91 signaleert in de laatste jaren problemen rond de werving van
voldoende gekwalificeerd personeel in de zorgsector. NU '91 is van mening dat de
beloning voor verpleegkundigen en verzorgenden hier een grote rol in speelt. Om na te
gaan of werknemers in de zorgsector daadwerkelijk minder verdienen dan werknemers in
andere sectoren van de Nederlandse economie heeft NU'91 aan ECORYS-NEI gevraagd
een vergelijkend onderzoek uit te voeren naar de beloning van werknemers in
verschillende sectoren. De vergelijking dient plaats te vinden met sectoren waarmee de
gezondheidszorg concurreert op de arbeidsmarkt en dient gericht te zijn op werknemers
met een opleiding op mbo- of hbo-niveau.
De centrale vraag van dit onderzoek is:
In hoeverre is er sprake van een verschil in de bruto-uurlonen van werknemers met een bepaald
functieniveau in de zorgsector in vergelijking tot werknemers werkzaam op hetzelfde functieniveau in
overige sectoren van de Nederlandse economie?
Gebruikte gegevens
Voor het beantwoorden van de centrale vraag maken wij gebruik van het AVO-bestand
uit het jaar 2000 van de Arbeidsinspectie, een onderdeel van het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid. Het unieke aan het AVO-bestand is dat voor een groot aantal
werknemers uit verschillende sectoren zowel beloningsgegevens als verschillende
achtergrondkenmerken (leeftijd, geslacht, functieniveau e.d.) van de werknemers zijn
verzameld door inspecteurs van de Arbeidsinspectie. Bijkomend voordeel is dat de
gegevens direct uit de salarisadministratie van de deelnemende bedrijven komen.
Hierdoor kan worden gesteld dat de gegevens zeer betrouwbaar zijn.
Selectie van werknemers
Zoals gezegd richten wij ons in dit onderzoek op werknemers met een mbo- of hbo-
opleidingsniveau. Omdat echter vooral de zwaarte van de functie (het functieniveau) van
invloed is op de hoogte van de beloning, hebben wij een aantal functieniveaus
geselecteerd waarop wij de vergelijking uitvoeren. De indeling van werknemers in
functieniveaus is gebaseerd op een waardering van verschillende functies door de
toenmalige LoonTechnischeDienst van het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid.
Na bestudering van het opleidings- en functieniveau van de werknemers in de
gezondheids- en welzijnszorg is gebleken dat de werknemers waar dit onderzoek op is
gericht werkzaam zijn op de functieniveaus 3-hoog (voornamelijk werknemers met lbo-
en mbo-opleidingsniveau), 4 (voornamelijk werknemers op mbo-opleidingsniveau) en 5
Is het loon een zorg? 7
(voornamelijk werknemers op hbo-niveau). Deze functieniveaus vormen de basis voor de
verdere vergelijking
Selectie van sectoren
Naast de selectie van functieniveaus hebben wij een aantal sectoren geselecteerd waarmee
de vergelijking wordt uitgevoerd. De overweging om een aantal specifieke sectoren te
selecteren en niet een vergelijking uit te voeren met de `marktsector' is dat er tussen
sectoren verschillen kunnen bestaan in de beloning van de werknemers. Als gekozen
wordt voor een vergelijking met de gehele marktsector wordt geen recht gedaan aan deze
verschillen. De vergelijkende sectoren die in dit onderzoek zijn opgenomen zijn: handel,
financiële dienstverlening, zakelijke dienstverlening en overige dienstverlening. De
selectie van deze sectoren is gebaseerd op het uitgangspunt dat de sectoren een
soortgelijke verdeling moeten hebben van werknemers over de verschillende
functieniveaus als de gezondheids- en welzijnszorg.
Operationalisatie van beloning
Bij het vergelijken van de beloning zijn wij uitgegaan van bruto-uurlonen. Het bruto-
uurloon van de werknemers is opgebouwd uit een aantal maandelijkse (functieloon,
toeslagen voor onregelmatige diensten e.d.) en jaarlijkse beloningscomponenten
(eenmalige uitkeringen, 13e maand e.d.). Door de som van de beloningscomponenten te
delen door het aantal gewerkte uren per werknemer wordt op deze manier een bruto-
uurloon per werknemer berekend.
Resultaten
De resultaten van de beloningsvergelijking op de verschillende functieniveaus zijn:
Werknemers werkzaam op functieniveau 3-hoog in de gezondheids- en welzijnszorg
verdienen een gemiddeld hoger bruto-uurloon dan werknemers in de sectoren handel,
zakelijke dienstverlening en overige dienstverlening. De verschillen bedragen
respectievelijk 11,1 procent, 12,1 procent en 8,7 procent. In vergelijking tot
werknemers in de financiële dienstverlening hebben de werknemers in de
gezondheids- en welzijnszorg circa 10 procent lager gemiddeld bruto-uurloon.
Voor werknemers op functieniveau 4 geldt dat de werknemers in de gezondheids- en
welzijnszorg een lager bruto uurloon hebben dan de werknemers in de overige
geanalyseerde sectoren. De verschillen met de werknemers in de sectoren handel,
zakelijke dienstverlening en overige dienstverlening bedragen respectievelijk circa
3,0 procent, 2,6 procent en 3,2 procent. Het verschil met het gemiddelde bruto
uurloon voor werknemers met de sector financiële dienstverlening loopt op tot circa
15 procent.
Werknemers op functieniveau 5 in de gezondheids- en welzijnszorg hebben een lager
bruto uurloon dan werknemers in functieniveau 5 in de overige sectoren. Het verschil
is wederom het grootst met de werknemers in de sector financiële dienstverlening (34
procent) en het kleinst met de sectoren zakelijke- (13 procent) en overige
dienstverlening (12 procent).
Conclusies
Op basis van de resultaten van onze beloningsvergelijking kan worden gesteld dat
werknemers in de gezondheids- en welzijnszorg op functieniveau 5 duidelijk lager
gemiddeld bruto uurloon hebben dan de werknemers in de andere geselecteerde sectoren.
Is loon een zorg?
Voor de werknemers op functieniveau 4 zijn de gemiddelde bruto uurlonen gemiddeld
iets lager in de gezondheids- en welzijnszorg dan in de andere sectoren. Voor de
werknemers op functieniveau 3-hoog geldt dat de gemiddelde bruto uurlonen in de
gezondheids- en welzijnszorg over het algemeen hoger liggen dan in de overige
geselecteerde sectoren met uitzondering van de sector financiële dienstverlening.
Is het loon een zorg? 9
1 Inleiding
1.1 Achtergrond
Nieuwe Unie '91 (NU'91), de beroepsorganisatie van de verpleging en verzorging,
signaleert in de laatste jaren problemen rond de werving van voldoende gekwalificeerd
personeel in de zorgsector. Nu'91 is van mening dat de beloning voor verplegende
beroepen hier een grote rol in speelt. De organisatie gaat er namelijk van uit dat de
werknemers in de verpleging een salarisachterstand hebben ten opzichte van beroepen die
qua kwalificaties vergelijkbaar zijn. Deze salarisachterstand zou naar de mening van
NU'91 een reden zijn voor werknemers en scholieren om niet te kiezen voor een baan in
de zorgsector. Bovendien zijn de zittende werknemers volgens NU'91 door de lage
beloning eerder geneigd de sector te verlaten.
Dat werknemers in de zorg inderdaad een beloningsachterstand lijken te hebben met
werknemers in de "marktsector" blijkt uit verscheidende onderzoeken. Zo signaleren
onderzoekers van CentER Applied Research (1999) dat werknemers met een hbo- of wo-
opleiding in de zorg en welzijn, als wordt gecorrigeerd voor verschillende
achtergrondkenmerken van werknemers als geslacht en deeltijd, een circa zeven procent
lager bruto-uurloon hebben dan werknemers in de marktsector1. Werknemers met een
lager- en/of middelbaar onderwijsniveau verdienen echter gemiddeld iets meer dan in de
marktsector. Indien deze uurlonen niet worden gecorrigeerd voor geslacht en deeltijd
komen de uurlonen in zorg en welzijn over de gehele linie onder het niveau van de
marktsector te liggen. Voor hbo-ers loopt het verschil dan zelfs op tot circa 16 procent.
Ook Van Opstal en Stegeman (2000) van het Centraal Plan Bureau (CPB) stellen vast dat
de beloning van werknemers in de gezondheidszorg over het algemeen achterblijft bij de
beloning in de marktsector. Uitzondering hierop vinden zij bij de beloning van
werknemers met een hbo- en wo-opleiding in de ziekenhuizen, die relatief meer
verdienen dan werknemers in de marktsector2.
Het hierboven aangehaalde onderzoek van CentER komt ook terug in het rapport De
arbeidsmarkt in de collectieve sector, investeren in mensen en kwaliteit van de
interdepartementale Commissie Van Rijn (2001)3. In dit rapport wordt gesteld dat in de
bestaande beloningsvergelijkingen weliswaar rekening wordt gehouden met verschillen in
opleidingsniveau, maar niet met verschillen in het functie- of beroepsniveau van een
individuele werknemer. De voor deze onderzoeken gebruikte gegevens staan dit niet toe.
1 CentER Applied Research (1999), Een vergelijking van de lonen bij de overheid met de lonen in de marktsector, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Den Haag. 2 Van Opstal, R. en H. Stegeman (2000), Beloning in de collectieve sector, ESB, pp. 183-185. 3 Commissie Van Rijn (2001), De arbeidsmarkt in de collectieve sector, investeren in mensen en kwaliteit, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Den Haag.
Is het loon een zorg? 11
Het niet (kunnen) opnemen van verschillen in functieniveaus tussen werknemers heeft tot
gevolg dat in de bestaande beloningsvergelijkingen niet altijd "appels met appels worden
vergeleken". Zo kan bijvoorbeeld worden gesteld dat in grote delen van zorg, welzijn en
onderwijs sprake is van een platte structuur met veel werknemers in min of meer
identieke functies. In de marktsector is daarentegen veel meer sprake van differentiatie in
functies. Dit betekent dat werknemers met een gelijke opleidingsachtergrond in de
marktsector waarschijnlijk meer mogelijkheden hebben om hogere functies te bezetten
dan werknemers in grote delen van zorg en onderwijs4. Het vergelijken van werknemers
op basis van opleidingsniveau kan dan ook een vertekend beeld opleveren als niet wordt
gekeken naar de zwaarte van de functie die werknemers vervullen. In dit onderzoek wordt
dan ook gekeken naar het functieniveau waarop werknemers werkzaam zijn.
1.2 Doel-
en
vraagstelling
Het doel van dit onderzoek is een vergelijking te maken van de beloning van
verpleegkundigen en verzorgenden met de beloning van werknemers uit andere sectoren
van de Nederlandse economie. De vergelijking dient plaats te vinden met sectoren
waarmee de gezondheidszorg concurreert op de arbeidsmarkt. Bij de vergelijking dient
verder rekening te worden gehouden met verschillen in functieniveaus van de
werknemers. Speciale aandacht gaat uit naar werknemers in de functieniveaus met een
opleidingsachtergrond op mbo- of hbo-niveau. De vergelijking dient helder en inzichtelijk
te worden uitgevoerd.
De centrale vraag van dit onderzoek kan als volgt worden omschreven:
In hoeverre is er sprake van een verschil in de bruto-uurlonen van werknemers met een bepaald functieniveau in de zorgsector in vergelijking tot werknemers werkzaam op hetzelfde functieniveau in overige sectoren van de Nederlandse economie? Voor het beantwoorden van de centrale vraag van dit onderzoek maken wij gebruik van gegevens van de Arbeidsinspectie, een onderdeel van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De gegevens hebben betrekking op het jaar 2000. Het ministerie verzamelt deze gegevens voor de jaarlijkse publicaties over de ontwikkelingen in de arbeidsvoorwaarden (zogenaamde AVO-bestand)5. In totaal zijn voor deze publicaties jaarlijks voor circa 50.000 werknemers uit zowel de marktsector als de gepremieerde en gesubsidieerde sectoren (zorg, welzijn en onderwijs) gegevens verzameld over zowel beloning van deze werknemers als een aantal achtergrondkenmerken van deze werknemers (geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, functieniveau e.d.). In hoofdstuk twee wordt verder ingegaan op de gebruikte gegevens voor dit onderzoek.
4 Commissie Van Rijn (2001), De arbeidsmarkt in de collectieve sector, investeren in mensen en kwaliteit, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Den Haag. 5 Erdem, O., I.M.J. Pieters en P.M. Venema (2001), Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2000, Arbeidsinspectie, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag.
Is loon een zorg? 12
In dit onderzoek worden de bruto-uurlonen van werknemers vergeleken die qua
achtergrondkenmerken (opleiding, functieniveau, leeftijd e.d.) vergelijkbaar zijn maar in
verschillende sectoren werkzaam zijn. In dit onderzoek wordt derhalve niet ingegaan op
de verklaring voor het bestaan van loonverschillen tussen verschillende sectoren van de
Nederlandse economie.
1.3 Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk wordt de hierboven gestelde onderzoeksvraag verder
uitgewerkt. Tevens wordt ingegaan op de selectie van werknemers en sectoren die in dit
onderzoek zijn meegenomen. In de laatste plaats wordt in het tweede hoofdstuk
stilgestaan bij de operationalisatie van het loonbegrip. In het derde hoofdstuk wordt
vervolgens een theoretisch kader gepresenteerd en wordt ingegaan op de gehanteerde
methodiek voor het in kaart brengen van (eventuele) beloningsverschillen tussen
werknemers. In het vierde hoofdstuk worden de resultaten van verschillende analyses
gepresenteerd. Het rapport rondt af met de conclusies in hoofdstuk vijf.
Is het loon een zorg? 13
2 Uitwerking van de onderzoeksvraag
In dit hoofdstuk wordt een uitwerking gegeven van de centrale vraag in dit onderzoek. Dit
gebeurt aan de hand van de voor dit onderzoek gebruikte gegevens. In de eerste plaats
wordt een selectie gemaakt van werknemers, sectoren en functieniveaus die in dit
onderzoek worden meegenomen. In de laatste plaats wordt ingegaan op het in dit
onderzoek gehanteerde loonbegrip.
2.1 Gebruikte gegevens; het AVO-bestand
Voor het vergelijken van de beloning van verpleegkundigen en verzorgenden met de
beloning van werknemers in andere sectoren, maken we gebruik van het zogeheten AVO-
bestand van Arbeidsinspectie. Dit bestand bevat op twee meetmomenten, namelijk
oktober 1999 en oktober 2000, gegevens van in totaal 49.203 werknemers uit
verschillende sectoren van de Nederlandse economie. In dit onderzoek maken wij gebruik
van de meest recente gegevens, namelijk die van oktober 2000. De reden hiervoor is dat
wij een zo recent mogelijk beeld willen geven van de beloning in verschillende sectoren.
Aangezien niet voor alle werknemers voor beide meetmomenten waarnemingen
beschikbaar zijn, moeten de werknemers waarvan geen gegevens beschikbaar zijn in
oktober 2000 worden verwijderd uit het bestand. Na deze stap blijven nog 41.066
waarnemingen over voor de vergelijking.
Achtergrondkenmerken van werknemers
Voor alle in de steekproef meegenomen werknemers is een aantal achtergrondkenmerken
zoals de omvang van het bedrijf waarin de werknemer werkzaam is, het geslacht van de
werknemers, de leeftijd en het dienstverbandpercentage van de werknemer opgenomen
(aantal gewerkte uren per week). Daarnaast is voor iedere werknemer bekend in welke
sector hij of zij werkzaam is. De onderverdeling van werknemers naar sectoren is
gebaseerd op de Standaard BedrijfsIndeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de
Statistiek (CBS).
Aangezien in de steekproef helaas geen onderscheid wordt gemaakt tussen de zorg- en
welzijnssector (SBI code 85), worden werknemers uit beide sectoren meegenomen in de
vergelijking. Dit betekent dat niet alleen de werknemers in de sector zorg (ziekenhuizen,
verpleging en verzorging, geestelijke gezondheidszorg e.d.) worden meegenomen in de
vergelijking, maar ook de werknemers in de sector welzijn (welzijn, jeugdhulpverlening
e.d.).
Is het loon een zorg? 15
Het unieke van het AVO-bestand is dat het, naast de bovengenoemde
achtergrondkenmerken, het functieniveau en het opleidingsniveau van de individuele
werknemers onderscheidt. Het functieniveau geeft aan op welk niveau de werkzaamheden
worden uitgevoerd. De indeling in functieniveaus is gebaseerd op een `waardering' van
de zwaarte van functies door de toenmalige LoonTechnischeDienst (LTD) van het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De indeling in niveaus loopt op van
het uitvoeren van simpele taken tot het leiding geven aan grote organisaties. In bijlage 1
is een omschrijving opgenomen van de verschillende onderscheiden functieniveaus. Het
opleidingsniveau van werknemers tenslotte geeft aan welke vooropleiding de werknemer
heeft genoten. De indeling van opleidingsniveaus loopt op van enkel basisonderwijs tot
een wetenschappelijke opleiding. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de
verschillende onderscheiden opleidingsniveaus.
Beloningscomponenten van werknemers
Naast de achtergrondkenmerken van individuele werknemers zijn verschillende
componenten van de beloning van de werknemers verzameld door inspecteurs van de
Arbeidsinspectie. Tabel 2.1 geeft een overzicht van de looncomponenten die zijn
opgenomen in het AVO-bestand, onderverdeeld naar maandelijkse en jaarlijkse
componenten. In bijlage 3 is een overzicht opgenomen van de gehanteerde definities van
de verschillende looncomponenten.
Tabel 2.1 Looncomponenten van werknemers in onderzoek
Looncomponenten Maandbasis Jaarbasis
Functie- c.q. basisloon X
Persoonlijke toeslag X
Tarief/provisie X
Ploegentoeslag/toeslag onregelmatige diensten X
Inconveniententoeslag X
Bijdrage particuliere ziektekostenverzekering X
Loon in natura X
Overwerk X
Overig loon (excl. Loon in natura en overwerk) X
Eenmalige uitkering (veelal volgens CAO) X
Winstafhankelijke uitkering X
Overige niet-winstafhankelijke uitkering X
Bron: Erdem, O., I.M.J. Pieters en P.M. Venema (2001), Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2000, Arbeidsinspectie,
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag.
De gegevens over de beloning van werknemers zijn zogezegd verzameld door inspecteurs
van de Arbeidsinspectie en komen direct uit de salarisadministraties van de in de
steekproef opgenomen bedrijven. Gezien het feit dat bij alle bedrijven dezelfde gegevens
zijn verzameld en dat deze gegevens afkomstig zijn uit de salaris- en
personeelsadministraties van de bezochte bedrijven, kan worden gesteld dat de gegevens
betrouwbaar zijn en goed kunnen worden gebruikt voor een loonvergelijking tussen
werknemers uit verschillende sectoren.
Is loon een zorg? 16
2.2 Selectie van werknemers
In de vergelijking van de beloning tussen werknemers in zorg en welzijn en overige
sectoren richten wij ons, zoals gesteld in de doelstelling in het eerste hoofdstuk,
voornamelijk op werknemers met een mbo- en hbo-opleidingsniveau. Omdat echter niet
alleen de opleiding maar ook de zwaarte van de functie die de werknemer vervult van
invloed is op de hoogte van de beloning, is het naar ons idee goed om te kijken naar het
niveau van de functie die de werknemer vervult. Voor een juiste selectie van werknemers
die meegenomen kunnen worden in het onderzoek is het dan ook zaak om zowel het
opleidingsniveau als het functieniveau van de werknemers tegen elkaar af te zetten. In
tabel 2.2 is voor de sector gezondheids- en welzijnszorg een kruistabel weergegeven met
op de ene as het opleidingsniveau van de werknemers en op de andere as het
functieniveau van de werknemer. Door deze kruistabel kan relatief makkelijk worden
gezien in welke functieniveaus de werknemers met een mbo- en hbo-opleiding werkzaam
is.
Tabel 2.2 Verdeling van functieniveau naar opleidingsniveau in de Gezondheids- en welzijnszorg in percentages,
gebaseerd op 3730 werknemers
Functieniveau
Opleidingsniveau
1 2
3-laag
3-hoog
4 5 6
Basisonderwijs
39,1 29,5 4,3 0,5 0,0 0,0 0,0
Voortg. alg. ond. 32,5 32,3 26,7 5,0 1,3 0,0 0,0
Lbo 25,4 31,5 44,0 46,1 6,5 0,7 0,0
Middelb.
alg.
ond.
2,4 4,4 8,0 7,9 12,8 1,5 0,0
Mbo 0,6 1,5 16,2 38,3 62,5 9,2 2,7
Hbo 0,0 0,5 0,8 2,1 16,3 81,2 32,1
Wo 0,0 0,3 0,0 0,1 0,6 7,4 65,2
Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
Bron: Erdem, O., I.M.J. Pieters en P.M. Venema (2001), Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2000, Arbeidsinspectie,
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag; Analyses uitgevoerd door ECORYS-NEI.
Uit tabel 2.2 blijkt dat de werknemers met een mbo- en hbo-opleiding voornamelijk zijn
te vinden in de functieniveaus 3-hoog, 4 en 5. Deze functieniveaus worden dan ook
meegenomen in de vergelijking in dit onderzoek. Opgemerkt moet worden dat in
functieniveau 3-hoog relatief meer werknemers werkzaam zijn met een lbo-opleiding
(46,1%), maar dat het aandeel mbo-ers toch dermate groot is (38,3%) dat wij besloten
hebben dit functieniveau toch mee te nemen in de vergelijkingen. Voor de functieniveaus
4 en 5 wordt uit tabel 2.2 duidelijk dat het overgrote deel van de werknemers een
opleiding heeft op mbo-niveau in functieniveau 4 (62,5%) en hbo-niveau in functieniveau
5 (81,2%).
Is het loon een zorg? 17
2.3 Selectie van sectoren
Naast de selectie van werknemers in verschillende functie- en opleidingsniveaus, moeten
voor de vergelijking van de beloning van werknemers in zorg en welzijn een aantal
sectoren worden geselecteerd waarmee de beloning wordt vergeleken. De overweging om
een aantal specifieke sectoren te selecteren is dat er tussen sectoren grote verschillen
kunnen bestaan in de beloning. Als slechts wordt gekozen voor een vergelijking met de
beloning in alle overige sectoren van de Nederlandse economie wordt geen recht gedaan
aan de verschillen tussen afzonderlijke sectoren.
Op basis van de gegevens uit het AVO-bestand hebben wij bekeken welke sectoren
geschikt zijn om deze werknemers mee te vergelijken. Bij de selectie zijn wij uitgegaan
van de sectoren die een soortgelijke verdeling hebben van werknemers over de
verschillende functieniveaus als de sectoren zorg en welzijn en bovendien voldoende
waarnemingen bevatten om betrouwbare uitspraken te doen. Na deze selectie blijven vier
sectoren over voor de beloningsvergelijking. Dit zijn de sectoren handel, financiële
dienstverlening, zakelijke dienstverlening en overige dienstverlening. In tabel 2.3 wordt
een overzicht van het aantal werknemers per functieniveau in deze sectoren en in de
gezondheids- en welzijnszorg gegeven. De werknemers in deze tabel vormen de basis van
de beloningsvergelijking in dit onderzoek. In totaal is deze vergelijking dus gebaseerd op
11.060 werknemers.
Tabel 2.3 Aantal werknemers die meegenomen worden bij de beloningsvergelijking, uitgesplitst naar functieniveau en
sector
Functieniveau
Sector 3-hoog
---
---
Totaal
Gezondheids en welzijnszorg 669 938 375 1.982
Handel 1.409
1.606
611
3.626
Financiële dienstverlening 319 550 325 1.194
Zakelijke dienstverlening 815 1.435 1.070 3.320
Overige dienstverlening 247 504 187 938
Totaal 4.370 5.990 2.865 11.060
Bron: Erdem, O., I.M.J. Pieters en P.M. Venema (2001), Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2000, Arbeidsinspectie,
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag; Analyses uitgevoerd door ECORYS-NEI.
Voor de volledigheid is in bijlage 4 een overzicht opgenomen van de verdeling van
werknemers naar opleidingsniveau en functieniveau (zie tabel 2.2) voor de vier overig
geselecteerde sectoren.
2.4 Operationalisatie
van
beloningscomponenten
Na de selectie van functieniveau en sectoren moet in de laatste plaats duidelijk worden gemaakt op welke wijze de beloning van werknemers wordt geoperationaliseerd. In dit onderzoek gaan wij uit van een vergelijking van bruto-uurlonen. De gedachte hierachter
Is loon een zorg? 18
is dat werknemers met elkaar vergeleken moeten worden ongeacht het dienstverband dat
de werknemer heeft. Daar komt bij dat in een aantal sectoren de standaard werkweek 40
uur is bij een voltijds dienstverband, terwijl in andere sectoren de standaard werkweek 36
uur bedraagt. Door het uurloon te nemen wordt voor dergelijke zaken gecorrigeerd.
Om de bruto uurlonen per werknemer te berekenen dient enerzijds het loon op het
peilmoment (oktober 2000) te worden genomen en anderzijds het aantal gewerkte uur op
het peilmoment te worden berekend. Het bruto loon is opgebouwd uit de
beloningscomponenten die beschreven zijn in tabel 2.1.
De bijdrage aan de particuliere ziektekostenverzekering en de overwerkvergoedingen
worden hierbij buiten beschouwing gelaten. De reden voor het niet opnemen van
overwerkvergoedingen is dat in het AVO-bestand niet bekend is hoeveel uren een
werknemer heeft overgewerkt. Het omrekenen naar het bruto-uurloon voor deze
looncomponent is niet mogelijk. Ook de bijdrage aan de particuliere
ziektekostenverzekering voor de werknemer is in dit onderzoek buiten beschouwing
gelaten. De reden hiervoor is dat de vergoeding voor ziekenfonds-verzekerden niet in het
bestand zijn opgenomen, zodat het meenemen van de bijdrage aan de particuliere
ziektekostenverzekering een scheef beeld geeft.
Een ander aandachtspunt bij de operationalisatie van het bruto-uurloon is dat enkele
beloningscomponenten geen maandelijks maar een jaarlijks karakter hebben. Slechts
1/12e van deze componenten dient te worden meegenomen in de berekening van het bruto
maandloon. De berekening van het bruto maandloon is dan als volgt:
Bruto loon = functieloon + persoonlijke toeslag + provisie + ploegentoeslag +
inconveniëntentoeslag + loon in natura + overig loon + (1/12)*eenmalige uitkering +
(1/12)*winstafhankelijke uitkering + (1/12)*overige niet-winstafhankelijke uitkering
Over de winstafhankelijke uitkeringen moet worden opgemerkt dat deze looncomponent
geen structureel karakter heeft. Dit betekent dat jaarlijks, al naar gelang de economische
omstandigheden, de beloning voor werknemers kan fluctueren. De reden voor het
meenemen van de winstafhankelijke uitkering is dat dergelijke uitkeringen wel onderdeel
uitmaken van de beloning van werknemers.
In het AVO-bestand zijn helaas geen gegevens opgenomen over het aantal vrije dagen.
Wel is er informatie over het aantal daadwerkelijk gewerkte uren per week in oktober
2000 en het jaarlijkse aantal roostervrije dagen. Om dit te vertalen naar het aantal
gewerkte uur in oktober, moet dit aantal vermenigvuldigd worden met het aantal weken
in een jaar (52) en vervolgens gedeeld door het aantal maanden in een jaar (12).
In het AVO-bestand is er alleen informatie aanwezig over het aantal ADV dagen per jaar.
Om het aandeel van deze dagen om te rekenen naar maandbasis is de volgende
berekening uitgevoerd. Als eerste stap is de gebruikelijke arbeidstijd per week gedeeld
door het aantal gewerkte dagen per week (5). Hierdoor wordt de gebruikelijke arbeidstijd
per dag verkregen. Vervolgens is deze gebruikelijke arbeidstijd per dag vermenigvuldigd
met het aantal ADV dagen per jaar. Door deze berekening wordt het aantal ADV uren per
Is het loon een zorg? 19
jaar verkregen. Als laatste stap in de berekening is dit aantal gedeeld door het aantal
maanden (12).
De berekening van het aantal gewerkte uur gedurende een maand komt dan neer op
Aantal gewerkte uren per maand = (52/12)*aantal gewerkte uren per week
(Gebruikelijke aantal uren per week/5*12)*Aantal ADV dagen per jaar
Door het totale brutoloon te delen door het aantal gewerkte uur, verkrijgen we het bruto
uurloon:
Bruto uurloon = bruto loon per maand / aantal gewerkte uren per maand
De berekening van het bruto uurloon is gelijk aan de berekening die de Arbeidsinspectie
hanteert voor het in kaart brengen van de arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in
verschillende jaren, met dien verstande dat de Arbeidsinspectie de jaarlijkse uitkeringen
niet meeneemt in de bepaling van het bruto uurloon6. Het bruto uurloon inclusief
jaarlijkse uitkeringen vormt de basis voor de analyses in het volgende hoofdstuk.
2.5 Samenvattend
In het AVO-bestand is het niet mogelijk om een onderscheid te maken tussen de
gezondheids- en welzijnszorg. Beide sectoren worden in de vergelijking
meegenomen.
Bij de vergelijking van de beloning van werknemers in de sector gezondheids- en
welzijnszorg met andere sectoren van de Nederlandse economie, worden de
werknemers meegenomen die werkzaam zijn in de functieniveaus 3-hoog, 4 en 5.
De werknemers in functieniveaus 3-hoog, 4 en 5 uit de sector gezondheids- en
welzijnszorg worden vergeleken met werknemers uit de sectoren handel, financiële
dienstverlening, zakelijke dienstverlening en overige dienstverlening.
Voor de vergelijking wordt gebruik gemaakt van het bruto-uurloon van individuele
werknemers. Dit bruto-uurloon wordt bepaald door het totaal van verschillende
maandelijkse en jaarlijkse beloningscomponenten bij elkaar op te tellen en dit te
delen door het aantal gewerkte uren.
6 Erdem, O., I.M.J. Pieters en P.M. Venema (2001), Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2000, Arbeidsinspectie, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag.
Is loon een zorg? 20
3 Theorie en methode van vergelijken
In het vorige hoofdstuk is uitgebreid ingegaan op de gegevens die beschikbaar zijn voor
de beloningsvergelijking. In dit hoofdstuk wordt vanuit een theoretische invalshoek
gekeken naar verklaringen voor het voorkomen van beloningsverschillen tussen
werknemers. Aan de hand van deze theoretische noties wordt vervolgens in paragraaf 3.2
ingegaan op het rekenmodel dat wordt gebruikt voor het in kaart brengen van
beloningsverschillen.
3.1 Theoretisch kader
3.1.1 Factoren van invloed op beloning
In de economische literatuur wordt verondersteld dat de beloning van werknemers direct
gekoppeld is aan de productiviteit van de werknemer. Deze productiviteit wordt
gerealiseerd door het benutten van het in werknemers opgeslagen `menselijk kapitaal'.
Werkgevers huren dit menselijk kapitaal in om toegevoegde waarde te genereren. De
omvang van het menselijk kapitaal van een individuele werknemer wordt grotendeels
bepaald door de gevolgde scholing van de werknemer en de ervaring die de werknemer
heeft in de uitoefening van de werkzaamheden7:
Scholing: opleidingsniveau en training
De door een werknemer gevolgde scholing is van invloed op menselijk kapitaal aange-
zien scholing een werknemer beter toerust op de uitvoering van werkzaamheden.
Hierdoor wordt een werknemer productiever voor de werkgever, die hem of haar zal
compenseren door een hoger loon aan te bieden (of te moeten geven indien de
arbeidsmarkt dit eist). Het niveau waarop de taken worden uitgevoerd vertaalt zich in het
functieniveau van een individuele werknemer. Zoals uit het vorige hoofdstuk is gebleken
houden wij rekening met dit verschijnsel door alleen werknemers te vergelijken op
hetzelfde functieniveau.
Ervaring: leeftijd en baanduur
Naast de toegevoegde waarde van scholing, is ervaring een belangrijke variabele voor de
waardering van het menselijk kapitaal. De gedachte hierachter is dat, naarmate iemand
langer werkzaam is en/of een functie uitoefent, de opgedane ervaring een positieve
invloed heeft op de productiviteit van de werknemer. In de praktijk stijgt de beloning dan
ook per jaar (meestal structureel in de vorm van een periodiek). Aangezien ervaring over
het algemeen sterk correleert met leeftijd en/of baanduur, worden deze variabelen in
7 Filer, R, D.S.Hamermesh en D. Rees (1996), Economics of Work and Pay, 5th edition, Addison Wesley, New York.
Is het loon een zorg? 21
empirisch onderzoek naar beloning veelvuldig opgenomen als verklarende variabelen
voor verschillen in beloning tussen werknemers. In het bestand van de Arbeidsinspectie is
de variabele leeftijd ook opgenomen. In onze analyses wordt deze variabele dan ook
meegenomen.
3.1.2 Verschillen in beloning
Op basis van het bovenstaande kan verwacht worden dat werknemers met hetzelfde
menselijk kapitaal (verondersteld als werknemers met hetzelfde functieniveau en leeftijd)
dezelfde beloning krijgen voor dezelfde werkzaamheden. Deze karakteristieken zijn
immers van invloed op de productiviteit, de productiviteit is vervolgens weer van invloed
op de beloning van de werknemer.
In de praktijk bestaan er echter verschillen in de beloning van werknemers die niet direct
verklaarbaar zijn uit verschillen in de karakteristieken die het menselijk kapitaal
beïnvloeden, bijvoorbeeld omgevingsfactoren, geslacht en individuele voorkeuren van
werknemers. Op deze zaken wordt hieronder kort ingegaan.
Omgevingsfactoren
Uit een befaamd onderzoek van Krueger en Summers (1988) blijkt dat verschillen in de
beloning, naast verschillen in achtergrondkenmerken, onder andere worden veroorzaakt
door zaken als de sector waarbinnen een werknemer werkzaam is en de grootte van de
onderneming waarbinnen iemand werkzaam is8. De verklaring voor het bestaan van
loonverschillen tussen sectoren ligt in het feit dat de ene sector een hogere toegevoegde
waarde creëert dan de andere sector. Dit betekent dat werknemers in deze sectoren of
bedrijven een hoger loon kunnen afdwingen zonder dat dit ten koste gaat van de
werkgelegenheid. Dit verschijnsel staat ook wel bekend onder de benaming "rent
sharing". Door dit verschijnsel kan het in de praktijk voorkomen dat werknemers met
dezelfde achtergrondkenmerken qua opleiding en ervaring toch een andere beloning
ontvangen voor de geleverde arbeid. In dit onderzoek houden wij hier rekening mee door
de verschillen in kaart te brengen tussen vergelijkbare werknemers die werkzaam zijn in
verschillende sectoren van de Nederlandse economie.
Naast de sector is ook de omvang van de onderneming waar de werknemer werkzaam is
van invloed op de hoogte van het loon. Volgens onderzoekers van het AIAS (2001) wordt
dit veroorzaakt door het feit dat grotere organisaties over het algemeen beschikken over
een uitgesproken human resources beleid9. Daar komt bij dat uit ander onderzoek blijkt
dat grotere ondernemingen over het algemeen eerder overgaan tot het betalen van
zogenaamde "efficiency-wages". Hiermee wordt bedoeld dat werkgevers met opzet een
hoger loon aan de werknemers betalen dan "het marktloon". De gedachte hierachter is dat
werknemers die meer beloond worden behouden kunnen worden voor de werkgever, deze
werknemers meer geneigd zijn zich extra in te spannen en dat werkgevers die deze
8 Krueger, A.B. en L.H. Summers (1988), Efficiency wages and the inter-industry wage structure, Econometrica, 56, 259-293.
9 AIAS (2001), Beloningsvergelijking tussen markt en publieke sector: methodische kanttekeningen, AIAS research report
nr.9, Amsterdam.
Is loon een zorg? 22
efficiency-wages betalen "beter" personeel aantrekken dan de concurrenten10. Door dit
mechanisme kan een loonvergelijking tussen grote en kleine bedrijven in het nadeel van
de kleine bedrijven uitpakken. In onze analyses houden we dan ook rekening met de
omvang van de bedrijven in de analyse als mogelijke verklarende variabele voor het
bestaan van beloningsverschillen tussen werknemers in verschillende sectoren van de
Nederlandse economie.
Loonverschillen naar geslacht en etniciteit
In empirisch onderzoek komen ook het geslacht en de etniciteit naar voren als variabelen
die van invloed zijn de hoogte van de beloning. Over het algemeen kan worden gezegd
dat mannen een hoger loon krijgen dan vrouwen en dat autochtonen een hoger loon
krijgen dan allochtonen11. De verschillen in de beloning tussen mannen en vrouwen en
allochtonen en autochtonen zijn gedeeltelijk te verklaren uit verschillen in
achtergrondkenmerken maar worden ook gedeeltelijk veroorzaakt door discriminatie op
de arbeidsmarkt12. In onze analyses houden wij rekening met verschillen in de beloning
tussen mannen en vrouwen en allochtonen en autochtonen door deze als
achtergrondkenmerken van individuele werknemers mee te nemen.
Individuele voorkeuren en talenten van invloed op de beloning
Naast verschillen in achtergrond- en omgevingskenmerken bestaan er natuurlijk ook
verschillen in de voorkeuren van individuele werknemers. Zo zijn aanleg, talent en
preferenties waarschijnlijk van grote invloed op de arbeidsmarktkeuzes die mensen
maken. In het arbeidsmarktgedrag van werknemers kunnen dan ook selectie-effecten
verborgen zitten die samenhangen met de individuele werknemers. Deze selectie-effecten
kunnen simpel worden omschreven door bijvoorbeeld te stellen dat rationele werknemers
daar gaan werken waar zij als individu, uitgaande van bepaalde preferenties, het meeste
kunnen verdienen. Hartog en Oosterbeek (1993) vinden een bewijs voor het bestaan van
dergelijke selectie-effecten in het feit dat werknemers werkzaam in de publieke sector
meer verdienen in de publieke sector dan zij gedaan zouden hebben als zij in de private
sector werkzaam zouden geweest en vice versa13. Deze conclusie lijkt aan te geven dat er
weliswaar verschillen kunnen bestaan in de beloning tussen sectoren, maar dat dit niet
automatisch betekent dat werknemers die in deze sectoren werkzaam zijn elders meer
zouden kunnen verdienen. Omdat voor de selectie-effecten niet kan worden gecorrigeerd
in dit onderzoek, moet hiermee bij de interpretatie van de resultaten rekening worden
gehouden.
3.1.3 Beloning als onderdeel van de totale kwaliteit van de arbeid
Naast de verklaringen voor het bestaan van beloningsverschillen tussen individuele werknemers moet ook worden opgemerkt dat niet alleen de hoogte van de beloning van
10 Krueger, A.B. en L.H. Summers (1988), Efficiency wages and the inter-industry wage structure, Econometrica, 56, 259-293.
11 Schattingen van de Arbeidsinspectie geven aan dat deze verschillen in Nederland tussen mannen en vrouwen circa 7%
bedragen en tussen autochtonen en allochtonen circa 3%. Zie ook Spijkerman, R.(2000), De positie van mannen en
vrouwen in het bedrijfsleven en de overheid 1998, Arbeidsinspectie, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
12 Filer, R.K., D.S. Hamermesh en A.E. Rees (1996), The Economics of Work and Pay, sixth edition, Harper Collins, New
York.
13 Hartog, J. en H. Oosterbeek (1993), Public and private sector wages in the Netherlands, European Economic Review, 37,
pp. 97-114, North-Holland.
Is het loon een zorg? 23
invloed is op de arbeidsmarktkeuze van werknemers, ook zaken als de
arbeidsomstandigheden en de arbeidsinhoud zijn van belang voor werknemers. In
hoeverre werknemers belang hechten aan de verschillende aspecten van de zogenaamde
kwaliteit van de arbeid is subjectief en niet altijd even makkelijk te bepalen. De ene
werknemer hecht meer belang aan goede arbeidsvoorwaarden terwijl de andere
werknemer leuke collega's een belangrijke voorwaarde vindt om bij een bepaalde
werkgever in dienst te blijven. In dit onderzoek wordt alleen ingegaan op beloning.
Verschillen in overige arbeidsvoorwaarden en/of zaken als arbeidsomstandigheden en
arbeidsinhoud van de werkzaamheden worden niet meegenomen in het onderzoek. In
hoeverre eventuele verschillen in de beloning van werknemers bijdragen aan het bestaan
van personeelsproblematiek in de gezondheids- en welzijnszorg is in het kader van dit
onderzoek dan ook niet te beantwoorden.
Hoe te vergelijken?
Uit het bovenstaande wordt duidelijk dat bij het vergelijken van de beloning van
werknemers terdege rekening moet worden gehouden met factoren als opleiding, leeftijd,
sector en geslacht en etniciteit. Verschillen in dergelijke kenmerken kunnen een
verklaring zijn voor het bestaan van beloningsverschillen tussen werknemers in
verschillende sectoren. In de analyses wordt hiermee rekening gehouden.
In deze paragraaf is tevens duidelijk geworden dat, naast verschillen in
achtergrondkenmerken van werknemers, ook verschillen in aanleg en interesse van
individuele werknemers van invloed kunnen zijn op de beloning. Daar komt bij dat ook
verschillen in secundaire arbeidsvoorwaarden en verschillen in de kwaliteit van de arbeid
van invloed kunnen zijn op de beloning van werknemers. Voor deze aspecten kan in de
analyses in dit onderzoek niet worden gecorrigeerd. Bij de interpretatie van de resultaten
moet hier echter wel rekening mee worden gehouden.
In het vervolg van dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij het gehanteerde model voor het in
kaart brengen van beloningsverschillen tussen werknemers die werkzaam zijn in
verschillende sectoren van de Nederlandse economie.
3.2 Methode
van
berekening
Bij de berekeningen in dit rapport wordt een onderscheid gemaakt tussen het simpelweg
vergelijken van de gemiddelde bruto uurlonen tussen sectoren (zogenaamde partiele
analyses) en de meer geavanceerde multivariate analyses. In partiële analyses wordt het
bruto-uurloon van werknemers afgezet tegen één andere achtergrondkenmerk van
werknemers, zoals bijvoorbeeld functieniveau, leeftijd of geslacht. Het voordeel aan deze
analyse-methode is dat snel inzichtelijk wordt in hoeverre het bruto uurloon afhankelijk is
van een bepaald kenmerk van een individuele werknemer. Bij de presentatie van de
resultaten in het volgende hoofdstuk worden een aantal van dergelijke analyses
gepresenteerd.
Het nadeel aan de partiele analyses is dat telkens slechts één kenmerk wordt meegenomen
en dat niet duidelijk is wat de combinatie van twee achtergrondkenmerken voor effect
heeft op de bruto-uurlonen van werknemers. Het bovenstaande is relatief makkelijk te
Is loon een zorg? 24
verduidelijken met een voorbeeld: oudere werknemers verdienen over het algemeen meer
dan jongere werknemers. Tegelijkertijd is uit onderzoek bekend dat voltijdwerknemers
over het algemeen meer verdienen dat deeltijdwerknemers. De verwachting is dan ook dat
een oudere werknemer die voltijd werkt meer verdient dan een jonge werknemer die in
deeltijd werkt. Als in een ene sector veel meer oudere werknemers zitten die voltijd
werken dan in de andere sector, kan dit van invloed zijn op hoogte van de beloning van
werknemers in die sectoren. Als vervolgens in de berekeningen niet wordt gecorrigeerd
voor deze twee factoren, worden verkeerde conclusies getrokken over de hoogte van de
beloning in verschillende sectoren.
Om met het bovenstaande rekening te kunnen houden, hebben wij, naast de partiele
analyses, ook zogenaamde multivariate analyses uitgevoerd. In de multivariate analyse
worden verschillen in de bruto-uurlonen van werknemers verklaard door verschillen in
meerdere achtergrondkenmerken van de werknemers. Uit de vorige paragraaf is gebleken
dat verschillende variabelen van invloed kunnen zijn op het bruto-uurloon van een
individuele werknemer. Door al deze variabelen mee te nemen in de multivariate analyse
wordt voor al de achtergrondkenmerken gecorrigeerd. Dit geeft meer betrouwbare
uitkomsten dan wanneer alleen wordt gekeken naar de bruto-uurlonen van werknemers.
In ons model hebben wij rekening gehouden met de volgende achtergrondkenmerken van
individuele werknemers: geslacht, leeftijd, etniciteit en dienstverbandpercentage. Tevens
hebben wij de sector waarin de werknemer werkzaam is en het functieniveau waarin
iemand werkzaam is opgenomen als achtergrondkenmerken. In de laatste plaats hebben
wij meegenomen of een werknemer in een groot of klein bedrijf werkzaam is. In bijlage 5
is een beschrijving gegeven van het in dit onderzoek gebruikte model.
3.3 Samenvattend
In de bovenstaande paragrafen is in eerste instantie ingegaan op theoretische verklaringen
voor het bestaan van loonverschillen. Hieruit bleek dat verschillen in
achtergrondkenmerken van werknemers als de leeftijd, opleidings- en functieniveau,
ervaring en geslacht van invloed zijn op de hoogte van de beloning van individuele
werknemers. Daar komt bij dat, naast de individuele achtergrondkenmerken, ook
verschillen bestaan in de beloning van werknemers tussen verschillende sectoren van de
Nederlandse economie. Vervolgens zijn we ingegaan op methoden om deze verschillen in
kaart te brengen. Hierbij maken wij een onderscheid tussen partiele en multivariate
analyses. In het volgende hoofdstuk worden de resultaten van deze analyses besproken.
Is het loon een zorg? 25
4 Resultaten
In de voorgaande hoofdstukken hebben wij de theoretische kaders van dit onderzoek
geformuleerd en hebben wij de gebruikte gegevens en analysemethoden toegelicht. In dit
hoofdstuk worden de resultaten van onze analyses gepresenteerd. Allereerst wordt
ingegaan op een aantal partiele analyses, onder andere de beloning van werknemers naar
functieniveau en sector en de beloning naar leeftijd en sector. Vervolgens worden deze
analyses verder uitgebreid door steeds meer variabelen toe te voegen aan de analyse. Aan
het einde van dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten kort onder elkaar gezet.
4.1 Beloning naar achtergrondkenmerken
4.1.1 Beloning
naar
functieniveau
en
sector
Voor een eerste indruk van de beloning van werknemers naar functieniveau en sector
hebben wij in figuur 4.1 een overzicht gegeven van de procentuele verschillen in de
beloning van werknemers naar sector. Hiertoe hebben wij, per onderscheiden
functieniveau, de gemiddeld bruto-uurloon voor alle werknemers in de vijf geselecteerde
sectoren berekend. Vervolgens zijn de gemiddelde bruto-uurlonen in de verschillende
sectoren tegen dit gemiddelde afgezet en is de afwijking ten opzichte van dit gemiddelde
berekend.
Uit figuur 4.1 wordt duidelijk dat werknemers in zorg en welzijn in functieniveau 3-hoog
iets boven het gemiddelde van de vijf sectoren zit. Voor de functieniveaus 4 en 5 wijken
de gemiddelde bruto-uurlonen duidelijk negatief af van het gemiddelde van de vijf
geselecteerde sectoren. Uit het figuur wordt tevens duidelijk dat de sector financiële
dienstverlening over de gehele linie boven het gemiddelde van de zes sectoren zitten.
Is het loon een zorg? 27
Figuur 4.1 Procentuele afwijking van gemiddelde bruto-uurlonen ten opzichte van gemiddelde voor alle sectoren voor
verschillende functieniveaus in de vijf onderzochte sectoren
30
25
20
15
10
5
0
3-hoog 4 5
-5
-10
-15
-20
Gezondheids en welzijnszorg Handel Financiële dienstverlening Zakelijke dienstverlening Overige dienstverlening
Bron: Erdem, O., I.M.J. Pieters en P.M. Venema (2001), Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2000, Arbeidsinspectie,
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag. Analyses uitgevoerd door ECORYS-NEI
Alleen op het functieniveau 3-hoog wijkt de beloning van werknemers in de
Gezondheids- en welzijnszorg positief af van de sectoren handel, zakelijke
dienstverlening en overige dienstverlening. Voor de werknemers in functieniveaus 4 en 5
wijken de gevonden waarden negatief af van de waarden in de overige geselecteerde
sectoren. In bijlage 6 is een verdere analyse gegeven van de bovenstaande cijfers. In deze
bijlage is de spreiding van de gevonden gemiddelden per functieniveau weergegeven voor
de vijf onderzochte sectoren.
4.1.2 Beloning naar functieniveau, sector en leeftijd
De gevonden resultaten uit figuur 4.1 zijn gebaseerd op een grove analyse van de bruto-
uurlonen van werknemers werkzaam in verschillende sectoren en op verschillende
functieniveaus. In figuur 4.1 is geen rekening gehouden met het feit dat de samenstelling
van de werknemers naar leeftijd in de sectoren van elkaar kunnen verschillen. Verschillen
in de samenstelling kunnen van invloed zijn op de gemiddelde bruto uurlonen in een
sector.
Om een indruk te geven van de beloningsverschillen tussen de sectoren naar
leeftijdscategorie, hebben wij daarom ook gekeken naar de beloningsverschillen tussen
sectoren waarbij we de werknemers opdelen in leeftijdsklassen. Per leeftijdscategorie is
een gemiddeld bruto-uurloon berekend voor de drie onderscheiden functieniveaus in de
vijf geselecteerde sectoren. Een probleem hierbij is dat in de eerste leeftijdscategorie voor
de hogere functieniveaus te weinig waarnemingen aanwezig zijn. Dit komt door het feit
dat hbo'ers pas op latere leeftijd, na de afronding van de studie, gaan werken. Om dit
Is loon een zorg? 28
probleem op te lossen zijn de eerste twee leeftijdcategorieën bij elkaar genomen. In de
figuren 4.2 tot en met 4.4 is per functieniveau weergegeven wat het gemiddelde bruto-
uurloon is per leeftijdscategorie in de vijf verschillende sectoren.
Uit figuur 4.2 blijkt dat de beloning van werknemers in de gezondheids- en welzijnszorg
voor de werknemers op functieniveau 3-hoog de gemiddelde bruto uurlonen over de
gehele linie tussen de overige sectoren in ligt. Opvallend is dat alle sectoren een
soortgelijk beeld laten zien in de ontwikkeling van de bruto-uurlonen naar
leeftijdscategorieën.
Figuur 4.2 Gemiddeld bruto uurloon per leeftijdscategorie uitgesplitst naar de verschillende sectoren voor functieniveau
3-hoog
34
32
30
28
26
24
22
20
50
Gezondheids en welzijnszorg Handel Financiele dienstverlening Zakelijke dienstverlening Overige dienstverlening
Bron: Erdem, O., I.M.J. Pieters en P.M. Venema (2001), Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2000, Arbeidsinspectie,
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag. Analyses uitgevoerd door ECORYS-NEI.
In figuur 4.3 is hetzelfde figuur weergegeven voor werknemers in functieniveau 4. Uit
figuur 4.3 blijkt dat de gemiddelde bruto-uurlonen voor de werknemers in de
gezondheids- en welzijnszorg over alle leeftijdscategorieën vergeleken met de overige
sectoren laag ligt.
Opvallend is echter wel dat de verschillen tussen de gezondheids- en welzijnszorg en de
sectoren handel en zakelijke dienstverlening groter lijken te worden naarmate de
werknemers ouder worden. Dit zou betekenen dat de werknemers in de sectoren
gezondheids- en welzijnszorg, handel en zakelijke dienstverlening ongeveer op hetzelfde
beloningsniveau starten, maar dat de beloning in de sectoren handel en zakelijke
dienstverlening langer stijgt dan in de gezondheids- en welzijnszorg.
Is het loon een zorg? 29
Figuur 4.3 Gemiddeld bruto uurloon per leeftijdscategorie uitgesplitst naar de verschillende sectoren voor functieniveau 4.
40
38
36
34
32
30
28
26
24
22
20
50
Gezondheids en welzijnszorg Handel Financiële dienstverlening Zakelijke dienstverlening Overige dienstverlening
Bron: Erdem, O., I.M.J. Pieters en P.M. Venema (2001), Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2000, Arbeidsinspectie,
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag. Analyses uitgevoerd door ECORYS-NEI.
Evenals bij de gemiddelde bruto-uurlonen voor functieniveau 4 geldt dat de beloning van
werknemers in de gezondheids- en welzijnszorg op functieniveau 5 achterblijft bij de
beloning in de overige geselecteerde sectoren. Dit wordt duidelijk in figuur 3.5. Net als
bij de werknemers op functieniveau 4 blijkt uit figuur 3.5 dat de verschillen in de
beloning tussen de sectoren oplopen met leeftijd.
Overigens moet opgemerkt worden dat het grillige verloop van de beloning van
werknemers in de sector overige dienstverlening wordt veroorzaakt door het lage aantal
werknemers dat meegenomen wordt voor deze sectoren. Hierdoor is het gevonden
gemiddelde bruto-uurloon minder robuust dan voor de overige sectoren (zie ook tabel 2.3
voor de aantallen werknemers).
Is loon een zorg? 30
Figuur 4.4 Gemiddeld bruto uurloon per leeftijdscategorie uitgesplitst naar de verschillende sectoren voor functieniveau 5
65
60
55
50
45
40
35
30
25
50
Gezondheids en welzijnszorg Handel Financiële dienstverlening Zakelijke dienstverlening Overige dienstverlening
Bron: Erdem, O., I.M.J. Pieters en P.M. Venema (2001), Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2000, Arbeidsinspectie,
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag. Analyses uitgevoerd door ECORYS-NEI.
Uit de bovenstaande figuren komt duidelijk naar voren dat het verschil in gemiddeld
bruto uurloon niet alleen afhankelijk is van de leeftijd van de werknemer, maar ook zeker
van het functieniveau waar hij in werkt. Dit is in lijn met de eerdere bevindingen uit
paragraaf 4.1.1.
4.1.3 Beloning naar functieniveau, sector, leeftijd en dienstverband
Als laatste partiële analyse hebben wij ook de gemiddelde bruto uurlonen van de deeltijd
medewerkers in verschillende sectoren met elkaar vergeleken. Uit deze analyse komt niet
duidelijk naar voren dat er verschillen bestaan in het gemiddelde bruto uurloon van
werknemers die deeltijd en voltijd werken in de geselecteerde sectoren. Dit komt
waarschijnlijk door het feit dat we in dit onderzoek kijken naar het functieniveau van
werknemers.
In de analyse is de zorgsector vergeleken met alle overige sectoren aangezien in de
andere sectoren onvoldoende waarnemingen beschikbaar zijn voor nadere analyse. Dit
wordt veroorzaakt door het feit dat in de overige sectoren veel werknemers voltijd
werken, zeker op de hogere functieniveaus. De verdeling van het aantal voltijd- en
deeltijdwerknemers is weergegeven in figuur 4.5. Figuur 4.5 toont aan dat in de sectoren
handel, financiële dienstverlening, zakelijke dienstverlening en overige dienstverlening
nauwelijks werknemers werkzaam zijn in deeltijd. Dit lijkt te betekenen dat werknemers
in de gezondheids- en welzijnszorg vaker in deeltijd werken op hogere functieniveaus.
Anders gezegd, niet zozeer de beloning tussen voltijd- en deeltijdwerknemers verschilt
Is het loon een zorg? 31
tussen sectoren alswel de mogelijkheden/wensen om op hogere functieniveaus in deeltijd
te werken.
Figuur 4.5 Verdeling voltijd- en deeltijdwerknemers naar functieniveau en sector
100%
80%
60%
40%
20%
0%
3 4 5 3 4 5 3 4 5 3 4 5 3 4 5
hoog hoog hoog hoog hoog
Gezondheids- en Handel Financiele Dienstverlening Zakelijke dienstverlening Overige Welzijnszorg dienstverlening
Percentage Fulltimers Percentage Deeltijdmedewerkers (dienstverband Bron: Erdem, O., I.M.J. Pieters en P.M. Venema (2001), Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2000, Arbeidsinspectie, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag. Analyses uitgevoerd door ECORYS-NEI.
4.2 Multivariate
analyse
In de vorige paragraaf is een beeld gegeven van de gemiddelde bruto uurlonen van
werknemers in de gezondheids- en welzijnszorg in vergelijking tot de bruto uurlonen van
werknemers in andere sectoren. In de analyses is een uitsplitsing gemaakt naar
verschillende functieniveaus en de verschillende sectoren. Bij de analyses in de vorige
paragraaf is echter geen rekening gehouden met gecombineerde effecten van variabelen
die gelijktijdig van invloed kunnen zijn op de bruto-uurlonen van werknemers. Om de
effecten van meerdere variabelen op het gemiddelde bruto uurloon te onderzoeken maken
wij in deze paragraaf dan ook gebruik van zogenaamde multivariate analyses waarbij dit
wel mogelijk is. In bijlage 5 is een beschrijving opgenomen van het gehanteerde model.
Uit de multivariate analyses is duidelijk geworden dat de leeftijd van werknemers,
conform de verwachting, een positieve invloed heeft op het bruto uurloon. Tevens is naar
voren gekomen dat vrouwelijke werknemers over het algemeen een lager bruto uurloon
hebben dan mannelijke werknemers en dat allochtone werknemers een lager bruto
uurloon hebben dan autochtone werknemers. Ook dit is in lijn met eerder onderzoek naar
beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen en allochtonen en autochtonen door de
Arbeidsinspectie.
Is loon een zorg? 32
Met betrekking tot de bruto uurlonen van werknemers in de verschillende sectoren kan
worden opgemerkt dat de gevonden resultaten uit de multivariate analyse sterk
overeenkomen met de resultaten uit paragraaf 4.1.1. Over het algemeen kan worden
gesteld dat werknemers in de gezondheids- en welzijnszorg op functieniveau 3-hoog een
hoger bruto uurloon ontvangen dan de werknemers in de sectoren handel, overige
dienstverlening en zakelijke dienstverlening op functieniveau 3-hoog. De verschillen
bedragen respectievelijk 11 procent, 5,4 procent en 12,4 procent. Werknemers op
functieniveau 3-hoog werkzaam in de financiële dienstverlening ontvangen een duidelijk
hoger bruto uurloon dan werknemers in de gezondheids- en welzijnszorg. Dit verschil
bedraagt circa 10 procent. In de multivariate analyse zijn alle variabelen statistisch
significant.
In figuur 4.6 zijn de resultaten uit de multivariate analyse weergegeven in een
staafdiagram. In het staafdiagram is het procentuele verschil in het bruto uurloon
weergegeven van werknemers in verschillende sectoren van de Nederlandse economie
met correctie voor verschillende achtergrondkenmerken als de leeftijd, geslacht en
dienstverband. De geschatte coëfficiënten met de bijbehorende standaardfouten zijn
opgenomen in bijlage 7.
Figuur 4.6 Geschatte procentuele beloningsverschillen werknemers in gezondheids- en welzijnszorg met werknemers in
de sectoren handel, financiële dienstverlening, zakelijke dienstverlening en overige dienstverlening
45,0%
35,0%
25,0%
15,0%
5,0%
3-hoog 4 5
-5,0%
-15,0%
Handel Financiele dienstverlening Overige dienstverlening Zakelijke dienstverlening
Bron: Erdem, O., I.M.J. Pieters en P.M. Venema (2001), Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2000, Arbeidsinspectie,
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag. Analyses uitgevoerd door ECORYS-NEI.
Met betrekking tot de werknemers werkzaam op functieniveau 4 kan worden opgemerkt
dat de beloningsverschillen tussen werknemers in de gezondheids- en welzijnszorg en de
Is het loon een zorg? 33
overige sectoren over het algemeen klein zijn. Alleen de werknemers in de financiële
dienstverlening verdienen wederom een hoger bruto uurloon dan werknemers in de
andere onderscheiden sectoren. De verschillen tussen de werknemers in de gezondheids-
en welzijnszorg met de werknemers in de sectoren handel, overige dienstverlening en
zakelijke dienstverlening bedragen respectievelijk circa 3,0 procent, 2,6 procent en 3,2
procent. In bijlage 7 zijn de gevonden coëfficiënten en de standaardfouten weergegeven.
Voor de werknemers werkzaam in functieniveau 5 geldt dat de werknemers in de
gezondheids- en welzijnszorg in vergelijking tot de overige sectoren een lager bruto
uurloon hebben. De verschillen lopen sterk op tot meer dan 30 procent met de
werknemers in de financiële dienstverlening. In vergelijking tot de resultaten op de
functieniveaus 3-hoog en 4 valt op dat de sectoren handel, zakelijke dienstverlening en
overige dienstverlening op functieniveau een hoger bruto uurloon hebben dan de
werknemers in de gezondheids- en welzijnszorg. De verschillen bedragen respectievelijk
13 procent en 12 procent voor de sectoren zakelijke- en overige dienstverlening. In
bijlage 7 zijn de gevonden coëfficiënten en de standaardfouten weergegeven.
Is loon een zorg? 34
5 Conclusies
In dit onderzoek hebben wij, met behulp van het AVO-bestand van de Arbeidsinspectie,
beloningsverschillen in kaart gebracht tussen werknemers werkzaam in de gezondheids-
en welzijnszorg en werknemers werkzaam in de sectoren handel, zakelijke
dienstverlening, overige dienstverlening en de financiële dienstverlening.
Voor de beloningsvergelijking zijn de bruto uurlonen van werknemers vergeleken die
werkzaam zijn in de bovengenoemde sectoren en tevens werkzaam zijn op de
functieniveaus 3-hoog, 4 en 5. Het tijdstip waarop de gegevens betrekking hebben is
oktober 2000. Dit betekent dat veranderingen sinds dit tijdstip niet zijn verwerkt in de
gegevens
In de onderstaande paragraaf wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste resultaten
en conclusies uit het onderzoek.
5.1 Resultaten
5.1.1 Beloning
naar
functieniveau
Uit de analyses zijn de volgende resultaten naar voren gekomen:
Werknemers op functieniveau 3-hoog in de gezondheids- en welzijnszorg hebben een
gemiddeld hoger bruto uurloon dan de werknemers in de sectoren handel, zakelijke
dienstverlening en overige dienstverlening. Alleen de werknemers op functieniveau
3-hoog in de sector financiële dienstverlening hebben een hoger gemiddeld bruto
uurloon dan de werknemers in de gezondheids- en welzijnszorg. De verschillen
tussen de werknemers in de gezondheids- en welzijnszorg met de werknemers in de
sectoren handel, zakelijke dienstverlening en overige dienstverlening in het bruto
uurloon bedragen respectievelijk 11 procent, 12,4 procent en 5,4 procent.
Voor werknemers op functieniveau 4 geldt dat de werknemers in de gezondheids- en
welzijnszorg een lager bruto uurloon hebben dan de werknemers in de overige
geanalyseerde sectoren. De verschillen met de werknemers in de sectoren handel,
zakelijke dienstverlening en overige dienstverlening bedragen respectievelijk circa
3,0 procent, 2,6 procent en 3,2 procent. Het verschil met het gemiddelde bruto
uurloon voor werknemers met de sector financiële dienstverlening loopt op tot circa
15 procent.
Werknemers op functieniveau 5 in de gezondheids- en welzijnszorg hebben een lager
bruto uurloon dan werknemers in functieniveau 5 in de overige sectoren. Het verschil
is wederom het grootst met de werknemers in de sector financiële dienstverlening
Is het loon een zorg? 35
(34%) en het kleinst met de sectoren zakelijke- (12%) en overige dienstverlening
(11,9%).
5.1.2 Beloning
naar
leeftijd
Uit de analyses van de hoogte van de bruto uurlonen in de zes geselecteerde sectoren naar
de verschillende leeftijdscategorieën komt een zelfde beeld naar voren als bij de
vergelijking van de gemiddelde bruto uurlonen. De werknemers op functieniveau 3-hoog
komen in de vergelijking op een gemiddeld niveau uit van de beloning in de zes
geselecteerde sectoren. Wederom geldt dat hoe hoger het functieniveau, hoe groter het
negatieve verschil van de beloning van werknemers in de gezondheids- en welzijnszorg
met de werknemers in overige sectoren.
Uit de partiele analyses lijkt bovendien op te vallen dat de verschillen iets groter worden
naarmate de werknemers ouder worden. Dit is echter niet in alle onderzochte sectoren het
geval.
5.1.3 Ontwikkelingen na oktober 2000
Zoals hierboven is opgemerkt zijn de berekeningen gebaseerd op gegevens over oktober
2000. Sinds dit tijdstip heeft de beloning van werknemers in de gezondheids- en
welzijnszorg sterk in de belangstelling gestaan. Aangezien het in kaart brengen van de
ontwikkelingen in de bruto uurlonen sinds oktober 2000 geen onderdeel is van dit
onderzoek, kunnen we slechts in grote lijnen aangeven welke factoren van invloed
kunnen zijn op de hoogte van de beloning van werknemers in de gezondheids- en
welzijnszorg. De belangrijkste ontwikkelingen zijn:
Sinds oktober 2000 zijn een aantal nieuwe Collectieve Arbeidsovereenkomsten
(CAO's) afgesloten voor de werknemers in de gezondheids- en welzijnszorg.
Onduidelijk is echter of dit de beloningsverschillen heeft veranderd.
De invoering van het nieuwe functiewaarderingssysteem in de gezondheidszorg,
FWG 3.0, heeft in een aantal gevallen geleidt tot een nieuwe inschaling van de
werknemers.
5.2 Wat
betekenen
de resultaten?
In de vorige paragraaf zijn de belangrijkste uitkomsten van ons onderzoek opgesomd. De bevindingen uit het onderzoek is dat vooral op functieniveau 5 duidelijke verschillen bestaan in het gemiddelde bruto uurloon van werknemers in de gezondheids- en welzijnszorg in vergelijking tot de sectoren handel, financiële dienstverlening, zakelijke dienstverlening en overige dienstverlening. Naarmate het functieniveau afneemt, verdwijnt dit verschil. Dit betekent dat werknemers op functieniveau 3-hoog een gemiddeld hoger bruto uurloon hebben dan werknemers in de sectoren handel, zakelijke dienstverlening en overige dienstverlening. De belangrijkste conclusie van het rapport is dan ook dat geldt, hoe hoger het functieniveau van de werknemer, hoe groter het verschil
Is loon een zorg? 36
tussen werknemers in de gezondheids- en welzijnszorg met werknemers in de overige
geanalyseerde sectoren.
Alhoewel de conclusie duidelijk is, staat de vraag open in hoeverre de gevonden
verschillen `belangrijk' zijn voor de positie van werknemers en werkgevers in de
zorgsector. Voor een beantwoording van deze vraag is het noodzakelijk om onderscheid
te maken tussen twee invalshoeken die bij het bestuderen van beloningsverschillen
kunnen worden onderscheiden14. In de eerste plaats kan worden uitgegaan van de
gedachte dat de beloning van werknemers in de zorgsector vergelijkbaar moet zijn met de
beloning van werknemers in de overige sectoren van de Nederlandse economie. Dit
uitgangspunt kan worden ingegeven uit gelijkheids- en rechtvaardigheidsovertuigingen.
Op basis van de gevonden verschillen kan worden gesteld dat er, vooral voor werknemers
in hogere functieniveaus, duidelijke verschillen zijn waar te nemen tussen de
geselecteerde sectoren. Vanuit gelijkheidsovertuigingen kan er dus een argument zijn
voor het rechttrekken van dergelijke beloningsverschillen tussen sectoren.
In de tweede plaats kan echter ook worden gesteld dat de arbeidsvoorwaarden van
werknemers aantrekkelijk genoeg moet zijn om voldoende personeel aan te trekken voor
de uitvoering van de werkzaamheden. In hoeverre de hoogte van de beloning van
werknemers in de sector zorg afwijkt van andere sectoren is in deze zienswijze niet van
belang. De rationele werkgever hoeft immers niet meer te betalen dan noodzakelijk voor
het opvullen van de vacatures. In welke mate de gevonden verschillen bijdragen aan een
hoge mobiliteit van werknemers of een lagere instroom van leerlingen uit de opleidingen
kan op basis van deze gegevens niets worden gezegd. Wat echter wel kan worden gesteld
is dat de hoogte van het loon dat de werkgever bereid is te betalen van belang is voor de
concurrentiepositie van de werkgever. Immers, andere werkgevers concurreren met elkaar
om het schaars beschikbare personeel. Werkgevers die niet bereid zijn een loon te betalen
dat concurrerend is met het loon dat andere werkgevers betalen, krijgt
hoogstwaarschijnlijk te maken met personeelsproblemen, zowel op de korte (door
waarschijnlijk een hoger verloop) als op de middenlange en lange termijn (door
onvoldoende instroom van scholieren in het initiële beroepsonderwijs). De resultaten van
dit onderzoek geven aan dat de beloning in de gezondheids- en welzijnszorg in dit opzicht
een punt van aandacht is voor met name de hoge functieniveaus.
14 Hartog, J. en H. Oosterbeek (1993), Public and private sector wages in the Netherlands, European Economic Review, 37,
pp. 97-114, North-Holland.
Is het loon een zorg? 37
Bijlagen
Is het loon een zorg? 39
Is loon een zorg? 40
Bijlage 1 Functieniveaus
Voor de indeling in functie-niveaus maakt de Arbeidsinspectie gebruik van de indeling
van de LoonTechnischeDienst (LTD). Deze indeling staat in onderstaande tabel.
Tabel b1.1 indeling naar functie-niveau
LTD-functieniveau Omschrijving
I Zeer eenvoudige werkzaamheden die zich steeds herhalen, waarvoor geen scholing en
slechts een geringe ervaring is vereist en die onder directe leiding worden verricht.
II Eenvoudige tot vrij eenvoudige werkzaamheden, die zich als regel herhalen, waarvoor
(enige) lagere administratieve of technische kennis en enige ervaring vereist is, die enige
zelfstandigheid vereisen en die doorgaans onder leiding worden verricht.
III-laag Minder eenvoudige werkzaamheden met een overwegend herhalend karakter, waarvoor
een legere administratieve of technische kennis en ervaring is vereist en die tot op zekere
hoogte zelfstandig worden verricht.
III-hoog Minder eenvoudige werkzaamheden met een overwegend afwisselend karakter, waarvoor
een lagere administratieve of technische kennis, gecompleteerd met een aanvullende
beroepsopleiding in een specifieke procedure en/of techniek, en ervaring is vereist en die
tot op zekere hoogte zelfstandig worden verricht.
IV Moeilijke werkzaamheden van wisselende aard waarvoor een middelbaar administratief of
technisch kennisniveau en daarbij behorende ervaring is vereist en die in beginsel
zelfstandig worden verricht.
V Samengestelde werkzaamheden binnen een bepaald vakgebied die een hoger
kennisniveau en./of de nodige aanzienlijke ervaring vereisen en die zelfstandig worden
verricht.
VI Leidinggevende of beleidsvoorbereidende werkzaamheden van analyserende, creatieve of
contactuele aard, die op grond van een onafhankelijk oordeelsvorming worden verricht en
die een academisch of gelijkwaardig kennisniveau vereisen.
VII Leiding geven aan middelgrote ondernemingen of gelijkwaardige eenheden, diensten of
staforganen, gepaard aan deelneming aan de beleidsvoorbereiding of beleidsvorming.
VIII Leiding geven aan grote ondernemingen of gelijkwaardige concerndelen of instellingen.
I Zeer eenvoudige werkzaamheden die zich steeds herhalen, waarvoor geen scholing en
slechts een geringe ervaring is vereist en die onder directe leiding worden verricht.
Bron: Erdem, O., I.M.J. Pieters en P.M. Venema (2001), Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2000, Arbeidsinspectie
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag.
Is het loon een zorg? 41
Bijlage 2 Opleidingsniveaus
Tabel b2.1 Onderscheiden opleidingsniveaus in onderzoek
Typering opleiding Voorbeelden van opleidingen
Basisonderwijs Basisonderwijs, Buitengewoon Lager Onderwijs
Voortgezet algemeen onderwijs Mavo, lavo, ivo, buitengewoon voortgezet onderwijs, middenschool,
onderbouw havo/vwo, ulo en mulo
Lager beroepsonderwijs (lbo) Lts, lhno, leao, lmo, lds, vbo, lagere land- en tuinbouwschool, school
voor visserij en scheepvaart en lagere beroeps opleidingen
Middelbaar algemeen onderwijs Volledig havo/vwo, atheneum, gymnasium, vhbo, hbs en mms
Middelbaar beroepsonderwijs Mbo, mts, meao, mlo, mmo, mdgo
Hoger beroepsonderwijs Hbo, hts, heao, spd-2, akte mo-a etc.
(en kandidaatsexamen
wetenschappelijk onderwijs)
Wetenschappelijk onderwijs Wetenschappelijke opleiding aan (technische) universiteit in een van
de vele studierichtingen en akte mo-b
Bron: Erdem, O., I.M.J. Pieters en P.M. Venema (2001), Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2000, Arbeidsinspectie,
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag, interne notitie Arbeidsinspectie.
Is het loon een zorg? 43
Bijlage 3 Omschrijving looncomponenten in het onderzoek
Looncomponenten op maandbasis
Functie/basisloon: bedongen standaardbeloning, veelal in vorm van maand of
wekelijks salaris.
Persoonlijke toeslag: het salaris dat uitgaat boven de normale schaal zoals een
bindingspremie. Een toeslag wegens bijzondere bekwaamheden valt hier ook onder.
Tarief of provisie: beloning naar prestatie, bijvoorbeeld afhankelijk van de omzet.
Belangrijke categorie werknemers die voor deze component in aanmerking komen
zijn de handelsvertegenwoordigers.
Ploegentoeslag: extra betaling boven het functieloon als gevolg van wisselende
arbeidstijden. De onregelmatigheidstoeslagen vallen ook onder deze looncomponent.
Inconveniënten: vergoedingen voor vuil en onaangenaam werk
Loon in natura: waarde van niet in geld uitgekeerd loon dat op de loonspecificatie als
fiscale bijtelling staat vermeld (bijvoorbeeld kost en inwoning).
Overwerkuren: inkomen uit extra uren werk, worden niet tot het brutoloon gerekend.
Overig loon: worden de niet eerder genoemde periodiek uitbetaalde loonbestanddelen
gerekend (met uitzondering van vakantiebijslag en eenmalige uitkeringen).
Voorbeelden zijn reisurenvergoedingen en waarnemingstoeslagen.
Looncomponenten op jaarbasis
Eenmalige uitkeringen: meestal bij CAO geregeld en hebben daardoor een algemeen
geldend karakter. In CAO's worden vaak afspraken over eenmalige uitkeringen
vastgelegd ter compensatie van een lager, structureel op het beloningsniveau
doorwerkende, generieke (initiële loonsverhoging). Alle werknemers in een bedrijf
komen er voor in aanmerking.
Winstafhankelijke uitkeringen: eenmalige extra uitkering gebonden aan het
bedrijfsresultaat.
Overige niet-winstafhankelijke uitkeringen: hebben een niet-algemeen geldend
karakter en zijn niet afhankelijk van het bedrijfsresultaat. Hiertoe worden de aan de
individuele werknemer toegekende arbeidsmarkttoeslagen, functioneringstoeslagen
en een 13e maand. Belangrijkste verschil met de eenmalige uitkeringen is dat niet alle
werknemers voor een dergelijke uitkering in aanmerking komen.
Is het loon een zorg? 45
Bijlage 4 Verdeling van werknemers naar functieniveau en
opleidingsniveau in vier onderscheiden sectoren
Tabel b4.1 Verdeling van functieniveau naar opleidingsniveau in de sector handel in percentages
Functieniveau
Opleidingsniveau
1 2
3-laag
3-hoog
4 5 6 7
Basisonderwijs 26.6 18.1 3.0 1.6 0.7 0.2 0.9 0.0
Voortg.
alg.
ond. 36.1 28.3 36.2 14.1 5.4 1.2 2.8 0.0
Lbo 24.1 42.4 43.2 52.8 15.8 4.0 1.9 0.0
Middelb.
alg.
ond.
11.4 9.0 9.9 8.7 17.6 8.2 3.7 0.0
Mbo 1.9 2.1 6.7 20.7 50.4 25.9 12.0 0.0
Hbo 0.0 0.1 0.8 1.9 9.2 54.3 44.4
100.0
Wo 0.0 0.0 0.1 0.1 0.9 6.1 34.3 0.0
Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
Bron: Erdem, O., I.M.J. Pieters en P.M. Venema (2001), Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2000, Arbeidsinspectie,
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag. Analyses uitgevoerd door ECORYS-NEI.
Tabel b4.2 Verdeling van functieniveau naar opleidingsniveau in de financiële dienstverlening in percentages
Functieniveau
Opleidingsniveau
1 2
3-laag
3-hoog
4 5 6 7
Basisonderwijs 25.0 12.5 7.0 0.7 0.2 0.0 0.0 0.0
Voortg.
alg.
ond. 25.0 45.8 30.7 14.5 3.9 1.6 0.9 0.0
Lbo 50.0 33.3 23.2 20.5 3.3 0.7 0.0 0.0
Middelb. alg. ond. 0.0 0.0 28.9 28.3 30.1 8.5 9.3 0.0
Mbo 0.0 8.3 8.3 32.5 47.3 11.7 2.8 0.0
Hbo 0.0 0.0 1.3 3.5 13.5 71.3 25.0 16.7
Wo 0.0 0.0 0.4 0.0 1.8 6.2 62.0 83.3
Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
Bron: Erdem, O., I.M.J. Pieters en P.M. Venema (2001), Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2000, Arbeidsinspectie,
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag. Analyses uitgevoerd door ECORYS-NEI.
Is het loon een zorg? 47
Tabel b4.3 Verdeling van functieniveau naar opleidingsniveau in de zakelijke dienstverlening in percentages
Functieniveau
Opleidingsniveau
1 2
3-laag
3-hoog
4 5 6 7
Basisonderwijs 17.9 39.2 1.8 0.1 0.2 0.0 0.0 0.0
Voortg.
alg.
ond.
38.8 33.0 29.4 8.5 1.2 0.6 0.6 0.0
Lbo 40.3 23.2 38.1 42.3 7.5 1.2 0.0 0.0
Middelb.
alg.
ond.
3.0 2.1 15.2 13.4 14.4 2.6 0.6 0.0
Mbo 0.0 2.1 13.1 32.7 55.2 14.3 6.0 38.5
Hbo 0.0 0.5 1.8 2.6 18.6 64.9 28.6 30.8
Wo 0.0 0.0 0.7 0.2 2.9 16.4 64.3 30.8
Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
Bron: Erdem, O., I.M.J. Pieters en P.M. Venema (2001), Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2000, Arbeidsinspectie,
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag. Analyses uitgevoerd door ECORYS-NEI
Tabel b4.4 Verdeling van functieniveau naar opleidingsniveau in overige dienstverlening in percentages
Opleidingsniveau
1 2
3-laag
3-hoog
4 5 6 7
Basisonderwijs 81.7 34.1 3.9 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
Voortg.
alg.
ond. 6.7 35.3 25.9 12.8 5.2 0.5 0.0 0.0
Lbo 11.7 20.6 49.2 49.0 10.3 0.5 0.0 0.0
Middelb.
alg.
ond. 0.0 6.3 10.2 9.9 26.2 7.5 0.0 0.0
Mbo 0.0 1.6 9.7 25.5 44.0 14.4 4.8 0.0
Hbo 0.0 1.2 1.2 2.5 11.7 62.0 24.1
100.0
Wo 0.0 0.8 0.0 0.4 2.6 15.0 71.1 0.0
Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
Bron: Erdem, O., I.M.J. Pieters en P.M. Venema (2001), Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2000, Arbeidsinspectie,
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag. Analyses uitgevoerd door ECORYS-NEI.
Is loon een zorg? 48
Bijlage 5 Het model
Om inzicht te verkrijgen in de effecten van de variabelen op de gemiddelde bruto
uurlonen hebben we enkele regressie-analyses uitgevoerd. De te verklaren variabele van
deze regressies is steeds het logaritme van het bruto uurloon van een individuele
werknemer. De variabelen die van invloed kunnen zijn op de hoogte van de beloning zijn
vervolgens als zogenaamde verklarende variabelen gebruikt in het model. De gedachte
achter een dergelijke analyse is dat een combinatie van verschillende
achtergrondkenmerken van een werknemer, bijvoorbeeld de leeftijd, het geslacht en het
dienstverbandpercentage van een werknemer, van invloed kunnen zijn op de hoogte van
de beloning. Door middel van een regressie-analyse worden deze achtergrondkenmerken
als het ware aan elkaar gelijk gesteld, waardoor kan worden bepaald wat het uiteindelijke
beloningsverschil is tussen bijvoorbeeld verschillende sectoren.
De volgende verklarende variabelen zijn in het model gebruikt:
constante; leeftijd; dummy-variabele15 die aangeeft of geslacht werknemer vrouw is; dummy-variabele die aangeeft of werknemer werkzaam is in een bedrijf groter dan 100 werknemers; dienstverbandpercentage; dummy-variabele die aangeeft of werknemer werkzaam is in functieniveau 4; dummy-variabele die aangeeft of werknemer werkzaam is in functieniveau 5; dummy-variabele die aangeeft of werknemer van allochtone afkomst is; dummy-variabele die aangeeft of werknemer in de zorg werkt; dummy-variabele die aangeeft of werknemer werkzaam is in de handel; dummy-variabele die aangeeft of werknemer werkzaam is in de vervoer; dummy-variabele die aangeeft of werknemer werkzaam is in de financiële dienstverlening; dummy-variabele die aangeeft of werknemer werkzaam is in de zakelijke dienstverlening; dummy-variabele die aangeeft of werknemer werkzaam is in de overige dienstverlening. Het gebruik van een dummy-variabele in het model heeft als voordeel dat de invloed op het bruto-uurloon bekeken kan worden door bijvoorbeeld de sectoren of de functieniveaus afhankelijk van elkaar. Als alle dummy voor de sectoren gelijk zijn aan nul dan is de werknemer werkzaam in de gezondheids- en welzijnssector. Dit geldt ook voor de andere dummy-variabelen. Als de dummy-variabelen voor functieniveau 4 en 5 gelijk zijn aan nul dan is de werknemer werkzaam in functieniveau 3. Als de logaritme van het bruto uurloon afgezet wordt tegen de leeftijd blijkt deze lijn een afvlakkend verloop te hebben. Daarom is er besloten om in het model ook het logaritme
15 Een dummy-variabele is een variabele die slechts twee waarden kan aannemen: 0 en 1. In dit geval is de variabele 0 als de werknemer een man is, en 1 als de werknemer in kwestie van het vrouwelijk geslacht is. Op deze manier kan worden bepaald wat de invloed van een dergelijke variabele is op de beloning van werknemers.
Is het loon een zorg? 49
van de variabele leeftijd mee te nemen om dit afvlakkende effect beter op te kunnen
vangen in het model. Omdat de variabele opleiding sterk gecorreleerd is met de variabele
functieniveau is besloten de variabele opleiding uit het model weg te laten.
Verder is in het model nog gebruik gemaakt van kruistermen. Kruistermen zijn
samenstellingen van variabelen. In dit model is bijvoorbeeld de volgende kruisterm
gebruikt:
Dummy functieniveau 4* Dummy zorgsector
Deze kruisterm is een samenstelling van twee dummy's, namelijk de dummy of iemand
in functieniveau 4 werkzaam is en de dummy die aangeeft of iemand in de zorgsector
werkzaam is. Het resultaat van deze samenstelling is dat deze kruisterm de waarde één
aanneemt als iemand in functieniveau 4 in de zorgsector werkzaam is.
Het model ziet er dan als volgt uit:
Log(brutolooni) = c1i + c2i *Log(Leeftijdi) + c3i * Geslachti + c4i
*Dienstverbandpercentagei +
c5i *Dummy Grootte Bedrijfi + c6i *Dummy Allochtooni +
c7i *Dummy Functieniveau 4i*Dummy Zorgsectori +
c8i *Dummy Functieniveau 5i*Dummy Zorgsectori +
c9i *Dummy Functieniveau 3i*Dummy Zakelijke sectori +
c10i *Dummy Functieniveau 4i*Dummy Zakelijke sectori+
c11i *Dummy Functieniveau 5i*Dummy Zakelijke sectori +
c12i *Dummy Functieniveau 3i*Dummy Handelssectori +
c13i *Dummy Functieniveau 4i*Dummy Handelssectori+
c14i *Dummy Functieniveau 5i*Dummy Handelssectori +
c15i *Dummy Functieniveau 3i*Dummy Financiële sectori +
c16i *Dummy Functieniveau 4i*Dummy Financiële sectori+
c17i *Dummy Functieniveau 5i*Dummy Financiële sectori +
c18i *Dummy Functieniveau 3i*Dummy Overige sectori +
c19i *Dummy Functieniveau 4i*Dummy Overige sectori+
c20i *Dummy Functieniveau 5i*Dummy Overige sectori + i
Is loon een zorg? 50
Bijlage 6 Spreiding gemiddelden
Om te kijken of de in figuur 4.1 uit het hoofdrapport weergegeven gemiddelden een
betrouwbaar beeld geven, hebben wij de 95 procent-betrouwbaarheidsintervallen voor het
gemiddelde bruto uurloon in een bepaald functieniveau per sector wordt vergeleken. Een
dergelijk betrouwbaarheidsinterval bevat alle geloofwaardige waarden die de hoogte
kunnen aannemen van het werkelijke gemiddelde bruto-uurloon16. In de onderstaande
figuren wordt per onderscheiden functieniveau een beeld gegeven van het gemiddelde
bruto-uurloon van de werknemers naar sector met daarbij de spreiding rond dit
gemiddelde.
Figuur b6.1 Gemiddelde bruto-uurlonen en spreiding per sector in functieniveau 3-hoog
Functieniveau 3 hoog
31
30
29
28
27
26
25
24
Gem. br. uurloon met betr. interval 23N = 669 1409 319 815 247
Gezondheids en welzi Financiële dienstver Overige dienstverlen
Handel Zakelijke dienstverl
SELECTIE Uit figuur b6.1 wordt duidelijk dat de hoogte van de beloning van werknemers op functieniveau 3-hoog in de gezondheids- en welzijnszorg hoger ligt dan in de sectoren handel, zakelijke dienstverlening en overige dienstverlening. Dit beeld komt overeen met de resultaten uit figuur 4.1 in hoofdstuk 4. In figuur b6.2 is een zelfde figuur weergegeven voor werknemers op functieniveau 4. Uit figuur b6.2 wordt duidelijk dat de werknemers in de gezondheids- en welzijnszorg op
16 Voor meer informatie over betrouwbaarheidsintervallen zie Wackerly/Mendelhall/Schaeffer, Mathematical Statistics with Applications 5th Edition, Hoofdstuk 8, Duxbury Press, 1995.
Is het loon een zorg? 51
functieniveau 4 een lager gemiddeld bruto-uurloon hebben dan de werknemers in de
overige sectoren. Het verschil is het grootst met werknemers uit de sectoren vervoer en
financiële dienstverlening. In vergelijking tot de sectoren zakelijke dienstverlening en
overige dienstverlening is het verschil in gemiddelde bruto-uurlonen beperkt.
Figuur b6.2 Gemiddelde bruto-uurlonen en spreiding per sector in functieniveau 4
Functieniveau 4
36
34
32
30
28
Gem. br. uurloon met betr. interval 26N = 938 1606 550 1435 504
Gezondheids en welzi Financiële dienstver Overige dienstverlen
Handel Zakelijke dienstverl
SELECTIE
In figuur b6.3 is tenslotte het beeld weergegeven voor functieniveau 5. Uit het figuur
blijkt duidelijk dat de werknemers in de sector gezondheids- en welzijnszorg een lager
gemiddeld bruto-uurloon hebben dan de werknemers in de overige geselecteerde
sectoren. Dit beeld komt wederom overeen met de resultaten uit figuur 4.1 uit hoofdstuk
4.
Is loon een zorg? 52
Figuur b6.3 Gemiddelde bruto-uurlonen en spreiding per sector in functieniveau 5
Functieniveau 5
60
50
40
Gem. br. uurloon met betr. interval 30N = 375 611 325 1070 187
Gezondheids en welzi Financiële dienstver Overige dienstverlen
Handel Zakelijke dienstverl
SELECTIE
Uit de bovenstaande figuren komt het beeld naar voren dat geldt dat hoe hoger het
functieniveau van een werknemer is, hoe lager het gemiddelde bruto-uurloon in de
gezondheids- en welzijnszorg is in vergelijking tot de overige sectoren. Wederom moet
hierbij opgemerkt worden dat in de bovenstaande analyse geen rekening wordt gehouden
met de overige achtergrondkenmerken als leeftijd. Dit kan een ander beeld tot gevolg
hebben.
Is het loon een zorg? 53
Bijlage 7 Schattingsresultaten multivariate analyse
Tabel b7.1 Schattingsresultaten multivariate regressieanalyse
Verklarende variabele Coëfficiënt Standaardfout Overschrijvings-
kans
Constante 1.876
0.034
0.000
Log(Leeftijd) 0.395
0.008
0.000
Geslacht (vrouw =1) -0.072 0.005 0.000
Log(Dienstverbandpercentage) 0.040
0.006
0.000
Dummy Grootte Bedrijf (>100 werknemers =1) 0.046 0.005 0.000
Dummy Allochtoon (allochtoon =1) -0.063 0.011 0.000
Dummy Functieniveau4* Dummy Zorgsector 0.068 0.012 0.000
Dummy Functieniveau5* Dummy Zorgsector 0.237 0.015 0.000
Dummy Functieniveau3* Dummy Zakelijke sector -0.124 0.012 0.000
Dummy Functieniveau4* Dummy Zakelijke sector 0.094 0.011 0.000
Dummy Functieniveau5* Dummy Zakelijke sector 0.357 0.012 0.000
Dummy Functieniveau3* Dummy Handelssector -0.110 0.011 0.000
Dummy Functieniveau4* Dummy Handelssector 0.095 0.011 0.000
Dummy Functieniveau5* Dummy Handelssector 0.433 0.014 0.000
Dummy Functieniveau3* Dummy Financiële sector 0.097 0.016 0.000
Dummy Functieniveau4* Dummy Financiële sector 0.212 0.014 0.000
Dummy Functieniveau5* Dummy Financiële sector 0.581 0.016 0.000
Dummy Functieniveau3* Dummy Overige sector -0.054 0.017 0.004
Dummy Functieniveau4* Dummy Overige sector 0.081 0.014 0.000
Dummy Functieniveau5* Dummy Overige sector 0.356 0.019 0.000
Nobs 11.060
Adjusted R-squared 0.512
Bron: Erdem, O., I.M.J. Pieters en P.M. Venema (2001), Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2000, Arbeidsinspectie,
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag. Analyses uitgevoerd door ECORYS-NEI.
Is het loon een zorg? 55
Is loon een zorg? 56