Centrale Raad van Beroep Utrecht
Geen strijd met rechtszekerheid; brief gericht op rechtsgevolg en
derhalve als besluit aangemerkt.
Bron: Centrale Raad van Beroep Utrecht
Datum actualiteit: 20-06-2002
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat de correspondentie tussen
betrokkene en het bestuursorgaan over de duur van de vervolguitkering
niet in die mate aan duidelijkheid te wensen heeft overgelaten dat
betrokkene daaruit niet tijdig de conclusie heeft kunnen trekken dat
de duur met een jaar werd bekort. Gelet op het overgangsrecht ten
aanzien van de gewijzigde uitkeringsduur is de bekorting van de
vervolguitkering in beginsel niet in strijd met de rechtszekerheid. In
hetgeen betrokkene heeft aangevoerd met betrekking tot de door hem
gedane uitgaven wordt geen reden gezien om te concluderen dat het
besluit in strijd met de rechtszekerheid is. De Raad is ook van
oordeel dat de brief van het bestuursorgaan van 16 mei 1997 gericht is
op rechtsgevolg, namelijk dat de einddatum van de uitkering, in
afwijking van de eerdere vaststelling daarvan, op 2 november 1997 komt
te liggen. Die brief voldoet dan ook aan de omschrijving van art. 1:3,
eerste lid, van de Awb en is derhalve terecht door het orgaan als
besluit aangemerkt, waaraan niet afdoet dat niet aan alle overigens
ingevolge de Awb voor het nemen en bekendmaken van besluiten geldende
eisen is voldaan. Het feit dat het orgaan de termijnoverschrijding
tegen het besluit van 16 mei 1997 heeft verontschuldigd in verband met
het ontbreken van een bezwaarclausule in samenhang met de
onduidelijkheid die als gevolg van de eerdere correspondentie kan zijn
ontstaan over de reikwijdte van die brief, acht de Raad niet in strijd
met art. 6:11 van de Awb.
Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AE4017
(Zie het originele bericht)