IWI

Arbeidsdeskundige inbreng bij WAO-beoordeling onvoldoende

De inbreng van arbeidsdeskundigen bij de WAO-beoordeling is onvoldoende. De arbeidsdeskundige, die de mate van arbeidsongeschiktheid van zieke werknemers moet vaststellen, maakt bij zijn beslissingen onvoldoende gebruik van beschikbare informatie. Bovendien heeft hij onvoldoende oog voor de unieke situatie van elke cliënt. Hierdoor is onzeker of een juiste mate van arbeidsongeschiktheid en daarmee een juiste uit-kering wordt vastgesteld. De Inspectie Werk en Inkomen (IWI) pleit in het vandaag gepubliceerde rapport Geschikt of ongeschikt voor verbetering van de kwaliteit van de uitvoering van de WAO-beoordeling op dit punt.

Jaarlijks worden ruim 60.000 zieke werknemers beoordeeld door een arbeidsdeskundige. Werknemers die bijna een jaar ziek zijn, zien bij hun WAO-beoordeling eerst een verzekeringsarts. Als die vindt dat de werknemer inderdaad ziek is of een gebrek heeft, maar nog wel kan werken, stuurt hij de werknemer door naar de arbeidsdeskundige. De arbeidsdeskundige beoordeelt met behulp van een computersysteem, welke functies een werknemer nog kan uitoefenen en hoeveel hij daarmee kan verdienen. Hoe minder dat is, hoe groter de mate van arbeidsongeschiktheid en hoe hoger de WAO-uitkering.

De Inspectie Werk en Inkomen constateert drie soorten tekortkomingen in de werkwijze van de arbeidsdeskundige. Bij het zoeken naar een geschikte functie in het computersysteem maakt de arbeidsdeskundige alleen gebruik van de informatie die standaard door het systeem wordt aangeboden. De arbeidsdeskundige vraagt geen extra informatie over functies op, ook niet als de arbeidsdeskundige zelf aangeeft te weinig over de functie te weten om die goed te kunnen beoordelen. Ten tweede hanteren arbeidsdeskundigen eigen vaste regels voor het beoordelen van functies. Ze houden daarbij te weinig rekening met de specifieke situatie van de zieke werknemer. Ten derde letten arbeidsdeskundigen tijdens het beoordelen van functies voor zieke werknemers onvoldoende op de combinatie van het loon en het aantal werkuren van geselecteerde functies. Deze aspecten zijn bepalend voor de mate van arbeidsongeschiktheid. Dit alles leidt ertoe dat niet altijd wordt voldaan aan de twee belangrijkste voor-waarden van de wetgever, namelijk dat de uitkering alleen gebaseerd wordt op voor de werknemer geschikte functies en dat de WAO-uitkering zo laag mogelijk wordt.

Het feit dat het arbeidskundige deel van de WAO-beoordeling tekortschiet, is zeker niet alleen de arbeidsdeskundigen zelf aan te rekenen. Zo gaan de instructies voor arbeidsdeskundigen onvoldoende in op de samenhang van alle aspecten die relevant zijn voor het berekenen van een uitkering. Verder vraagt de inspectie zich af of er wel voldoende geïnvesteerd is in de ontwikkeling van arbeidskundige kennis. Ook worden er wellicht te hoge eisen aan arbeidsdeskundigen gesteld. Het computersysteem waarmee ze moeten werken is complex en ondoorzichtig. Het inmiddels ingevoerde nieuwe systeem kan waarschijnlijk niet alle geconstateerde problemen oplossen. Met dit nieuwe systeem lijkt overigens het beroep op de eigen inbreng van de arbeidsdeskundige nog groter te worden.

Uitvoering Werknemersverzekeringen (UWV), verantwoordelijk voor de uitvoering van de WAO-beoordeling, is van mening dat het rapport veel aanknopingspunten biedt voor verbetering. UWV heeft inmiddels het initiatief genomen tot een inventarisatie van maatregelen ter verbetering. Daarnaast heeft UWV ook kritiek geuit op het rapport. UWV is onder andere van mening dat de onderzoeksbevindingen geen algemene geldigheid hebben.

Onderzoeksgegevens
Voor het onderzoek zijn in de eerste helft van 2001 negen arbeidsdeskundigen geobserveerd bij het beoordelen van bijna 1600 functies ten behoeve van in totaal 39 dossiers van zieke werknemers. De onderzoeksgegevens bestaan uit aantekeningen van de observaties, monde-linge toelichtingen van arbeidsdeskundigen en dossiers. Daarnaast zijn tussentijds en aan het eind van het functieselectieproces diverse prints gemaakt. Met name deze prints vormen een belangrijke en unieke informatiebron; het computersysteem houdt namelijk zelf geen regi-stratie bij van het verloop van het proces. Verder zijn in diverse fasen van het onderzoek ge-sprekken gevoerd met arbeidsdeskundigen, hun managers en met medewerkers van het voormalige Landelijke instituut sociale verzekeringen (Lisv).

Voor nadere toelichting kunt u contact opnemen met Linda Hulshof (tel.
079 329 18 08 of 06 204 104 31) of Geeske Wildeman (tel. 079 329 18 93 of 06 109 171 34). Het rapport Geschikt of ongeschikt kunt u opvragen bij de afdeling Communicatie, tel. 079 - 329 17 63.

19 jun 02 09:59