European Commission
IP/02/890
Brussel, 19 juni 2002
Deutsche Post moet 572 miljoen EUR terugbetalen die is gebruikt voor
de financiering van prijsonderbieding bij commerciële pakketdiensten
Na een zorgvuldige analyse heeft de Europese Commissie geconcludeerd
dat Deutsche Post AG (DPAG) 572 miljoen EUR, geld dat van de staat
werd ontvangen om de openbare dienstverleningstaak te financieren,
heeft gebruikt om een agressief prijsbeleid te financieren dat erop
gericht was particuliere concurrenten in de pakketsector te
onderbieden in de periode 1994-1998. Dit gedrag is in strijd met het
basisbeginsel dat ondernemingen die staatssteun ontvangen voor
diensten van algemeen belang, deze steun niet mogen gebruiken om voor
concurrentie opengestelde activiteiten te subsidiëren. De Duitse
regering heeft twee maanden de tijd om de Commissie mede te delen hoe
zij het bedrag wil terugvorderen dat door Deutsche Post onrechtmatig
is gebruikt in de commerciële sector.
Het vandaag genomen besluit herinnert er nogmaals aan dat
ondernemingen die staatssteun ontvangen voor diensten van algemeen
belang, deze steun niet mogen gebruiken voor de financiering van
sectoren die voor concurrentie openstaan. Wanneer strikt wordt
toegezien op de naleving van deze regel, krijgen de consumenten een
gezond concurrentieniveau met een gediversifieerd aanbod en
concurrerende prijzen en worden gelijke voorwaarden geschapen voor de
ondernemingen, hetgeen zorgt voor duurzame arbeidsplaatsen en
economische groei, aldus Mario Monti, lid van de Commissie en belast
met concurrentie.
In 1994 diende United Parcel Service (UPS), een particuliere
onderneming die gespecialiseerd is in deur-tot-deur-pakketdiensten
voor zakelijke klanten, een klacht in waarin DPAG ervan werd
beschuldigd haar eigen pakketdiensten onder de kostprijs te verkopen.
In 1997 heeft de Duitse vereniging van particuliere koeriersdiensten,
BIEK, zich bij deze klacht aangesloten en verklaard dat DPAG zonder de
staatssteun niet had kunnen overleven in de sector commerciële
pakketdiensten.
In tegenstelling tot de gewone briefpost staat de bezorging van
pakketten in Duitsland diensten open voor concurrentie. Sinds de jaren
70 zijn particuliere ondernemingen op deze markt actief, waarbij zij
zich in de zogenaamde "deur-tot-deur-diensten" voor zakelijke klanten
specialiseren. Sindsdien is een aantal particuliere koeriersbedrijven
ontstaan die nieuwe arbeidsplaatsen hebben geschapen en die bedrijven
en consumenten voor het eerst een keuze van aanbieders hebben gegeven,
hetgeen heeft geleid tot verbeterde dienstverlening en
prijsconcurrentie. In de jaren 90 deden snellere en veiligere
pakketdiensten hun intrede op de markt, zoals de 24-uurs
deur-tot-deur-diensten die door verschillende particuliere
koeriersbedrijven werden aangeboden. Naast Deutsche Post en UPS zijn
er vele andere aanbieders van deur-tot-deur-pakketdiensten, zoals
Deutscher Paket Dienst, German Parcel en Hermes Versand Service.
Voor Deutsche Post bracht deze nieuwe concurrentiesituatie nieuwe
uitdagingen mee. Deutsche Post, wier prijzen aanvankelijk waren
onderworpen aan door de regelgevende instantie opgelegde beperkingen,
kreeg in 1994 de vrijheid om kortingen aan te bieden aan de afnemers
van deur-tot-deur-pakketdiensten.
Deur-tot-deur-pakketdiensten worden geleverd aan zakelijke klanten die
grote volumes verzenden en er daarom de voorkeur aan geven de
pakketten rechtstreeks door DPAG bij hun bedrijf te laten ophalen, in
plaats van deze naar het plaatselijke postkantoor te brengen. DPAG
biedt alleen aan afnemers die geen gebruik maken van het postloket,
speciale prijzen aan. Afnemers van de traditionele loketdienst betalen
het algemeen toepasbare uniforme tarief.
In de periode 1994-1998 heeft DPAG een agressief kortingsbeleid
gevoerd ten aanzien van commerciële deur-tot-deur-pakketdiensten.
Gedurende de gehele periode betaalden bepaalde zakelijke afnemers
aanzienlijk minder dan het uniforme tarief dat voor alle andere
afnemers betaalbaar werd geacht. Dit veroorzaakte in de periode
1994-1998 in de sector pakketdiensten verliezen van in totaal 572
miljoen EUR, die werden gedekt door staatssteun die DPAG ontving voor
haar openbare dienstverleningstaak. Aan deze situatie kwam in 1999 een
einde, toen de ontvangsten in de sector deur-tot-deur-pakketdiensten
de kosten dekten.
Naar aanleiding van een kartelzaak op grond van artikel 82 van het
EG-Verdrag (misbruik van machtspositie), eveneens als gevolg van een
klacht van UPS, heeft Deutsche Post vorig jaar besloten een apart
zakelijk pakketbedrijf op te richten om te voorkomen dat een
dergelijke kruissubsidiëring zich opnieuw voordoet.
Er zij op gewezen dat het gedrag van Deutsche Post niet kan worden verklaard met door de regelgevende instantie opgelegde beperkingen of met verplichtingen in verband met de openbare dienstverlening. De openbare dienstverleningstaak verplichtte DPAG er niet toe afnemers van deur-tot-deur-diensten prijzen aan te bieden die aanzienlijk onder het betaalbare uniforme tarief lagen. Er is dan ook geen verband tussen de als gevolg van het kortingsbeleid geleden verliezen en de openbare dienstverleningstaak waarmee DPAG is belast.
Hoewel er geen oorzakelijk verband bestond met de openbare
dienstverleningstaak, werd het verlies van 572 miljoen EUR
uiteindelijk gefinancierd met staatsmiddelen, hetgeen in strijd was
met de wet. Hierdoor werd de concurrentie op de markt voor
pakketdiensten vervalst ten nadele van de particuliere bedrijven. Om
deze concurrentievervalsing te verhelpen, moeten de Duitse
autoriteiten de staatssteun terugvorderen die werd gebruikt om
concurrenten te onderbieden.
De Duitse regering heeft twee maanden de tijd om de Commissie mede te
delen hoe zij het bedrag wil terugvorderen dat door Deutsche Post
onrechtmatig is gebruikt in de commerciële sector.
Toepassing van de regels inzake staatssteun in de postsector in het
verleden en nu
Dit is niet de eerste keer dat de Commissie een onderzoek heeft
verricht in verband met staatssteun in de sector postdiensten. In
maart van dit jaar heeft de Commissie subsidies aan de Italiaanse Post
(Poste Italiane) goedgekeurd, maar dit was een heel ander geval,
waarin het niet ging om subsidiëring van voor concurrentie openstaande
activiteiten uit winsten die met het monopolie waren behaald, maar om
de financiering van de openbare dienstverleningstaak zelf.
Voorts bleek uit het onderzoek in de zaak Poste Italiane niet dat
sprake was van een agressief kortingbeleid op een postmarkt die voor
concurrentie openstaat. In tegenstelling tot de onderhavige zaak was
er geen significante aanwezigheid van Poste Italiane op postmarkten
die voor concurrentie openstaan en waren er geen concurrenten die
beweerden dat hun concurrentiemogelijkheden werden belemmerd door een
bepaald prijsbeleid van Poste Italiane.
Voorts was de Commissie in 1997 van oordeel dat staatssteun geen rol
speelde in de relatie tussen de Franse Post, La Poste, en haar
dochteronderneming Chronopost, een expresse-koeriersdienst. Dit
besluit werd echter in december 2000 door het Gerecht van eerste
aanleg vernietigd omdat de Commissie niet heeft geverifieerd of La
Poste voor het verlenen van logistieke bijstand aan Chronopost een
vergoeding ontving die een onderneming die onder normale
marktomstandigheden werkt, voor deze logistieke bijstand in rekening
zou hebben gebracht. Volgens het Gerecht van eerste aanleg moet de
Commissie nu nagaan of La Poste, dankzij haar monopolie, aan
Chronopost logistieke diensten heeft verleend tegen een lagere prijs
dan een onder normale marktomstandigheden werkende onderneming.