Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal Binnenhof4 Den Haag Ministerie van Buitenlandse Zaken Directie Azië en Oceanië Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 2500 EB Den Haag
Datum 18 juni 2002 Behandeld H.J. Kouwen

Kenmerk DAO-0560-02 Telefoon 070-348 6394

Blad /8 Fax 070-348 5323

Bijlage(n) E-Mail jetty.kouwen@minbuza.nl

Betreft Beantwoording vragen van de leden Wagenaar, Van Oven, Koenders, Van Middelkoop en Hoekema over een Nederlandse propagandafilm en Nieuw-Guinea

Zeer geachte Voorzitter,

Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister-President, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Wagenaar, Van Oven en Koenders (ingezonden op 3 mei 2002 met kenmerk 2010210050) alsmede Van Middelkoop en Hoekema (ingezonden op 7 mei 2002 met kenmerk 2010210200) over een Nederlandse propagandafilm en Nieuw-Guinea.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Antwoord van de Minister-President en de Minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van de leden Wagenaar, Van Oven en Koenders over een Nederlandse propaganda-film en Nieuw-Guinea

Vraag 1

Heeft u kennis genomen van het programma "Andere Tijden" waarin wordt gesteld dat de opnames van een Nederlandse propagandafilm zouden hebben geleid tot een bloedbad?

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Wie waren er op politiek en ambtelijk niveau verantwoordelijk voor het laten vervaardigen van deze film?

Antwoord

Ambtelijk betrokken waren de betrokken diensten van het ministerie van Overzeese Rijksdelen, het Gouvernement te Hollandia (Nieuw-Guinea), de Nederlandse ambassade te Washington, de directie Voorlichting Buitenland en de directie Oosten van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De laatste drie waren slechts verantwoordelijk voor zover het de beleidsmatige aspecten van de Nederlandse voorlichting over Nieuw-Guinea in het buitenland betrof, de eerste twee waren tevens direct ambtelijk verantwoordelijk voor het laten vervaardigen van de film. In eerste instantie was derhalve de minister voor Overzeese Rijksdelen politiek verantwoordelijk.

Vraag 3

Onderschrijft u de conclusies van o.a. pater Welling dat het naspelen van het koppensnellen op verzoek van de RVD heeft geleid tot het weer in ere herstellen van dit gebruik op Nieuw-Guinea met mogelijkerwijs tientallen doden ten gevolge? Is het waar dat van Nederlandse militaire zijde daarop een strafexpeditie is uitgevoerd?

Antwoord

Gouverneur Van Baal (Hollandia, Nieuw-Guinea) spreekt in zijn rapportage aan de Minister voor Overzeese Rijksdelen van een 'ongelukkige coïncidentie' en legt geen verband tussen de filmopnames en het incident. Als gevolg van het incident zijn door het bestuur op Nieuw-Guinea maatregelen genomen voor arrestaties van de schuldigen en het opleggen van sancties aan het dorp, o.a. ter genoegdoening van de getroffen Jipaj-stam.

Vraag 4

Is het waar dat de toenmalige gouverneur van Nieuw-Guinea Van Baal naar Den Haag heeft getelegrafeerd dat de zaak in de doofpot moest worden gestopt? Welke politiek en ambtelijk verantwoordelijken waren van deze zaak op de hoogte? Bent u bereid de complete communicatie over dit onderwerp tussen Van Baal en Den Haag aan de Kamer toe te zenden?

Antwoord

Gouverneur Van Baal besloot zijn rapportage met betrekking tot het incident met: "Ik moge u verzoeken press release uit te geven en mij telegrafisch te berichten, aangezien het niet mogelijk is de zaak geheim te houden waarin 2 Amerikaanse zendelingen en een pastoor ooggetuigen zijn. In het press release ware geen melding te maken van mogelijk verband met filmopnamen van Denninghoff Stelling".

Vraag 5

In hoeverre paste het maken van een propagandafilm over de buitenlandse markt in de toenmalige taakopdracht van de RVD, te weten "verklaren en toelichten"?

Antwoord

De film is niet door de RVD gemaakt.

Vraag 6

Hoe vaak en aan welk publiek is de film in de Verenigde Staten vertoond? Is de film door de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken Luns ook gebruikt bij zijn pogingen om de Amerikaanse regering ervan te overtuigen Nieuw-Guinea niet onafhankelijk te laten worden?

Antwoord

Niet bekend is hoe vaak de film is vertoond. De film was bedoeld voor een breed Amerikaans publiek. Het is derhalve onwaarschijnlijk dat minister Luns bij zijn pogingen de Amerikaanse regering te winnen voor het Nederlandse Nieuw-Guinea-standpunt specifiek gebruik heeft gemaakt van de film.

Vraag 7

Bent u bereid een onafhankelijke historische reconstructie te laten verrichten naar deze gebeurtenissen, mogelijk als onderdeel van het reeds in gang gezette onderzoek naar de rol van de Nederlandse regering bij de totstandkoming van de dekolonisatie van Nieuw-Guinea?

Antwoord

De in het archief aangetroffen documentatie is zeer beperkt. Echter, aan het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis zal worden gevraagd of dit instituut additionele aanknopingspunten ziet om een dergelijk onderzoek mee te nemen in het reeds lopende onderzoek.

Antwoord van de Minister-President en de Minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van de leden Van Middelkoop en Hoekema over een Nederlandse propagandafilm en Nieuw-Guinea

Vraag 1

Heeft de Nederlandse ambassadeur in de Verenigde Staten op 20 juni 1955 geadviseerd om voor het Amerikaanse publiek een propagandafilm te maken over de Nederlandse beschavingsactiviteiten op Nieuw-Guinea?

Antwoord

De Nederlandse ambassadeur heeft in een brief van 20 juni 1955 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorstellen gedaan voor een beleidswijziging inzake de Nederlandse voorlichting over Nieuw-Guinea in de Verenigde Staten. Deze was tot dusverre vooral gericht geweest op opinieleiders in de Verenigde Staten.Voorgesteld werd de voorlichting een meer publiek karakter te geven. Een van de methodes betrof de aanwending van het medium film.

Vraag 2

Wat was de rol van de Rijks Voorlichtings Dienst bij het vervolgens vervaardigen van deze film?

Antwoord

Uit archiefonderzoek is gebleken dat de RVD niet is ingeschakeld bij de productie van de film.

Vraag 3

Op welke wijze zijn de leden van de Ajamstam betrokken bij het in scene zetten van een zogenaamde koppensneltocht met de desastreuze afloop van een herleven van het koppensnellen en kannibalisme leidend tot de dood van 29 leden van de stam van de Jipajers?

Antwoord

Gouverneur Van Baal spreekt in zijn rapportage aan de minister van Overzeese Rijksdelen van een 'ongelukkige coïncidentie' en legt geen verband tussen de filmopnames en het incident.

Vraag 4

Is het waar dat waarschuwingen vooraf van de missie zijn genegeerd?

Antwoord

Naar de mening van gouverneur Van Baal ontbrak grond aan de voorspellingen van de missie. De voor Ajam verantwoordelijke bestuursambtenaar was ervan overtuigd dat men de bedoeling van filmopnames begreep en had persoonlijk ervaren dat de inwoners van Ajam vertrouwd waren met het begrip 'spel'.

Vraag 5

Heeft het koloniaal bestuur pogingen gedaan om de zaak vervolgens in de doofpot te stoppen?

Antwoord

Gouverneur Van Baal besloot zijn rapportage met betrekking tot het incident met "Ik moge u verzoeken press release uit te geven en mij telegrafisch te berichten, aangezien het niet mogelijk is de zaak geheim te houden waarin 2 Amerikaanse zendelingen en een pastoor ooggetuigen zijn. In het press release ware geen melding te maken van mogelijk verband met filmopnamen van Denninghoff Stelling"

Vraag 6

Zijn represaillemaatregelen genomen door het Nederlands bestuur met het marinefregatschip Hr. Ms. Jan van Brakel in de vorm een willekeurige arrestatie van 29 leden van de Ajamstam?

Antwoord

De door het bestuur betroffen maatregelen hielden in: d.d. 4-5-1956: "Boendermaker zal maatregelen treffen voor de nodige arrestaties en de kampong Ajam wordt opgelegd alle ijzerwaren in te leveren, benevens varkens, goede prauwen, kleren etc. als eerste betaling aan Jipaj. Er komt een politiepost". d.d. 14-5-1956: "Op 10 mei j.l. telegrafeerde Boendermaker, aan boord van de Snellius, dat de actie Asmat zeer bevredigend was verlopen en dat door de marine 28 gevangenen naar Merauke worden vervoerd".

Deze maatregelen moeten worden gezien in het licht van de wijze waarop het toenmalige koloniale bestuur over Nieuw-Guinea functioneerde. Geheel willekeurig was de arrestatie van leden van de Ajamstam gezien het incident niet.

Vraag 7

Wat is uw oordeel over deze affaire, in het bijzonder de betrokkenheid bij en verantwoordelijkheid voor het in de doofpot houden van deze beschamende feiten door Nederlandse bestuursfunctionarissen?

Antwoord

Zie laatste alinea vraag 6.


Kenmerk

Blad /8
VPRO-televisieprogramma 'Andere Tijden' d.d. 30 april 2002.

===